1870. N°. 43.
Zondag 10 April.
28 Jaargang.
A. A. BAKKER Cz.
MOLENPLEIN, N°. 163.
De COMMISSARIS des KONINGS
BINNENLAND.
Madeleines Geheim.
vin.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
,wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
bonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever
Bureau:
Prijs der Advertentïën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Woensdag den 13 dezer vertrekt, per laatsten
trein van den Melder, de Mail over Marseille
naar Oost-Indië, China en Japan.
in de provincie NOORDHOLLAND,
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat de scheep
vaart door de schutsluis in het Nieuwewerk te Nieuwecliep
wegens daaraan uit te voeren belangrijke herstellingen,
ingaande met Maandag 11 April aanstaande tot nadere
aankondiging zal zijn gestremd.
Gedurende dien tijd zal de scheepvaart door de Koop-
vaardersschutsluis plaats hebben.
Haarlem, 6 April 1870.
De Commissaris des Konings voornoemd,
E L L.
HELDER en NIEUWEDIEP, 9 April.
Onlangs hoorden we een getrouw courant-lezer de op
merking maken: hwat wordt er toch door het Wetgevend
Ligchaam te Parijs uitgerigt ten nutte des lands Mij dunkt
niets. Dagelijks zijn de zittingen gewijd aan interpellatiën
en het debiteren van hatelijkheden, maar wetten vaststellen
en begrootingen bekrachtigen, daar leest men nooit van,
dat zulks door de Frausche wetgevers geschiedt.De zit
tingen van jl. Maandag en Dingsdag, gewijd aan eene
interpellatie, ter zake van 's Keizers brief over het Senatus-
consult, doen duidelijk uitkomen, dat de gemaakte opmerking
niet zoo geheel onjuist is. Toen aan het einde der zitting
Mijnh. Dauvray aan Madeleine.
Neen, mejufvrouw, gij rigt u niet te vroeg of te spoedig tot mij
ik heb u altijd mijn raad beloofd, mijn steun voor zoover het mij
mogelijk zal zijn; gij moest u dus natuurlijk tot mij wenden.
Een beetje minder opgewondenheid in uw laatste onderhoud met
de Dalbris zou misschien voorzigtiger geweest zijn, maar gij hadt
u dan niet de vele kwellingen moeten herinneren, die uwe zelfzuch
tige bloedverwanten u hebben aangedaan. Goddank, ik behoor niet
tot die menschen, die edele onstuimigheid van de jeugd veroordeelen,
en in uwe plaats had ik ook zoo gedaan.
Gij hebt gelijk; als ge uw tante verlaat dan kunt ge niet alleen
dat huis, de erfenis van een grijsaard, die slechts uw vriend w.as,
gaan bewonen. Behalve dat de eenzaamheid te hart voor u zou
zjjn, kunt ge toch niet, ik herhaal het, alleen leven. Om uw voor
deel er meê te doen door het te verkoopen is onmogelijk, want het
staat uitdrukkelijk in het testament dat ge het huis of hetgeen het
bevat niet moogt verkoopen, met uitzondering van eenige schilderijen.
Maar gij moet evenwel leven.
Let op hetgeen ik zal zeggen:
Ik heb twee dochtersde een is weldra twaalf jaar, de ander
niet veel ouder dan acht; hare moeder en ik zijn overeengekomen
om ze niet naar een kostschool te zenden, maar er is dan veel te
doen en daarom zoekt mijn vrouw een helpster.
Wilt gij die rol vervullen? Wij schatten u reeds hoog en zullen
u ook wel gaan liefhebbenge zult bij ons nog iets anders vinden
dan voedsel, dan de geringe acht honderd francs die ik u kan
geven voor uwe benoodigdheden. Mijnheer de Haut-Val heeft mij
dikwijls dat ééne genoemd, dat men u geweigerd heeft, arm kind!
Als ge het aanneemt, zullen wij ons gelukkig gevoelen en gij
zult niet langer ongelukkig zijn; kom heden avond bij ons thee
drinken, ge zult mijn vrouw ontmoeten en ik ben zeker dat gij
blijven zult.
Uw toegenegene,
P. Dauvray.
Het was op een Maandag morgen, dat ik dezen brief in antwoord
ontving op dengeen, dien ik aan mijnheer Dauvray had geschreven;
ik ging 's avonds er naar toe zooals hij gezegd had en ik bleef
er ook.
Nu zijt ge onderwijzeresse, zeide tante tot mij toen ik afscheid
van haar nam, dat is een positie die groote buigzaamheid van
karakter eischt en het uwe kan volstrekt niet buigen! Nu, zooals
ge wilt!
Ik gevoelde grooten lust om aan mijn tante te vragen, wat zij
hiermee bedoelde, maar ik zweeg om een nieuwen twist te vermijden.
Op deze wijze dan verliet ik de zuster van mijn moeder.
Mijn God! wat een verandering, toen ik bij den goeden doctor
mijn intrek nam!
Mevrouw Dauvray was omstreeks vijfendertig jaren oudhet was
een zachte beminnelijke vrouw, een beetje ernstig, maar opregt en
zeer gehecht aan haar echtgenoot en haar kinderen. Over haar lag
zoo'n waas van fatsoenlijkheid, van opregtheid en geluk, die mij
dadelijk mij op mijn gemak deed gevoelen. De twee kinderen,
geestig en leerzaam, gaven mij weinig moeite, daarenboven hielp
haar moeder mij in alle zaken, zij had genegenheid voor mij opgevat;
hetgeen zij wist van mijn verleden, had haar moederhart getroffen
en ik geloofde dat zij mij een weinig als haar derde dochter begon
van Maandag het voorstel werd gedaan om het debat te
sluiten, werd met 151 tegen 4 stemmen besloten om den
volgenden dag met nieuwen moed de discussiën voort te
zetten. Of nu al dat praten praetisch nut voor Frankrijk
oplevert, wij meeneu liet te moeten betwijfelen.Eeh der
sprekers gewaagde van het voordeel, dat algemeene volks
stemmingen teweeg brengen, ook om het gevaar van revo
lutie af te keeren. Een ander lid viel den spreker in de
rede; hij noemde de December-gebeurtenissen een schande,
een misdaad, en werd daarop door den voorzitter tot de
orde geroepen. De minister Ollivier heeft de keizerlijke
regering herhaaldelijk verdedigd, voornamelijk ook tegen
over den afgevaardigde Gambetta, die den republikeinschen
regeringsvorm als den eenigen waarborg voor de vrijheid
van Frankrijk had voorgesteld. De minister heeft de Kamer
bezworen om de regering te ondersteunen, ten einde de
dankbaarheid des lands te verwerven.
Als bij uitzondering waren de hh. wetgevers deze week
eene enkele maal aan den arbeid. De wetsvoordragt be
treffende de drukpers was aan de orde. Het nemen van
een besluit is echter nog verdaagd tot later. Het eerste
artikel is, na gehouden discussiën, aan de commissie van
onderzoek teruggezonden om nader advies. Waarlijk, onze
volksvertegenwoordigers konden nog wel eens te Parijs
een lesje nemen in bet veel praten en weinig doen. Hunne
Fransche collega's hebben bet zeer ver in die kunst
gebragt.
Spanje werd in de laatste dagen weder verontrust door
woelingen des volks. Men gelooft, dat de republikeinsche
partij die ongeregeldheden bad aangewakkerd. Ze hadden
plaats ter gelegenheid van de loting voor de nationale
militie. Het ging zoover, dat er barricades werden op-
gerigt, die echter door de manschappen vrij gemakkelijk werden
te beschouwen. En toch, niettegenstaande de gunstige positie waarin
ik mij bevond, was ik niet tevreden. Ik wenschte de wereld, die
mij vreemd was en die mij vreemd moest blijven, te zien, te leeren
kennen, te begrijpen. Wanneer die denkbeelden in mij opkwamen,
trachtte ik ze te onderdrukken, maar steeds drongen zij zich aan
mij op met een ongekende volharding.
IX.
Het was twee uren na den middagik gaf juist piano-les aan
de oudste dochter van den doctor, toen mevr. Dauvray de kamer
binnentrad.
Madeleine! een heer verlangt u te spreken.
Een heer! riep ik verwonderd uit, mijn oom misschien?....
Ik verbleekte bij dat denkbeeld.
O! neen, het is een jong mensch. Zie hier zijn visitekaartje.
Ik nam het kaartje en las:
Lodewijk de Haut-Val.
De Haut-Val! bestaat er een de Haut-Val! wat wil hij van mij?
wat beteekent zijn bezoek?
Mijn hemel, mijn lieve, hernam mevr. Dauvray met hare gewone
kalmte, als ge het wilt weten dan is het de kortste manier om de
persoon, die u wacht, op te zoeken. Wat zijt ge toch wonderlijk
mijn kind! ge zijt bleek als een doode!
Ik trachtte mij te herstellen.
Ge hebt gelijk, mevrouw, de kortste manier is om te gaan
vernemen
Ik stond op; twee kamers scheidden de kamer, waarin ik mij
bevond van de zaal, waarin mijnheer de Haut-Val mij opwachtte.
Ik doorliep de beide vertrekken en opende de deur....
Jaren zijn voorbijgegaan, maar ik herinner het mij nog goed;
nog weet ik den indruk van dat oogenblik; ik was op het punt
om terug te keeren en mevrouw Dauvray mijn plaats te laten ver
vullen, maar ik hield mij goed en trad binnen.
Vergeef mij, mejufvrouw.... zeide mijnheer de Haut-Val tot mij,
een buiging makende.
Mijn bezoek moet u verwonderen, mejufvrouwmisschien weet ge
niet dat er in de wereld nog iemand is, die den naam van de
Haut-Val draagt!
Ik wist het inderdaad niet, antwoordde ik eenigzins bevende;
het zou misschien juister zijn te zeggen, dat ik niets wist van hem,
die voor mij een stil vriend was, van uwen....
Het woord vader had ik op de lippen, maar ik hield het terug.
Mijnen oom, zeide hij koel.
Maar waarom dan
De volzin bleef onvoleind. Er heerschte stilte tusschen ons en
ik geloofde nooit den moed te zullen vinden om haar te verbreken
ik was niet op mijn gemak, ik, de bevoorregte vreemdelinge,
tegenover hem die volgens de menschelijke wetten en het menschelijke
gevoel, den stervende de oogen had moeten toedrukken en diens
erfenis had moeten ontvangen; ik geloofde op dat oogenblik dat
ik aan dezen jongen man de kleine erfenis ontstolen had en niettegen
staande mijn onschuld, had ik den beschaamden blik van eene
schuldige. Hij raadde mijn gedachten; misschien had hij medelijden.
Maar waarom dan zelfs geen herinnering te hebben aan den
broeder van mijn moeder? hernam hij. Waarom zich te verwijderen
van mij, die zijn eenige bloedverwant was? dat zijn uwe gedachten,
niet waar mejutvrouw?
Ik antwoordde niet.
Gij zijt zeer jong, mejufvrouw, ging hij voort en gij kunt nog
veel leeren van het leven. Ik leed voor het onregt van mijn
vermeesterd. De troepen waren vol geestdrift. Dit had
plaats te Barcelona, terwijl ook te Salamanca opschud
dingen bij de loting plaats vonden. In de overige plaatsen
des lands schijnt echter alles vrij rustig te zijn toegegaan,
dank zij de zorg der regering, die eenigermate op het
ontstaan van rustverstoringen is voorbereid geweest.
Het Britsche Lagerhuis wijdt in deze dagen zijne beraad
slagingen aan de Iersche pachtwet, een voordragt, die
in hooge mate de belangstelling opwekt van de wetgevende
magt des lands. Een amendement, door den oud-minister1
Disraeli op een der artikelen voorgesteld, werd verworpen
met 296 tegen 220 stemmen.
De 46ste verjaardag van H. K. H. Wilhelmia Maria
Sophia Louisa, zuster des Konings, gemalin van den
Groothertog Karei Alexander Augustus Jan van Saxen-
Weimar Eisenach, werd gisteren alhier op de gebruikelijke
wijze gevierd.
De geheele état-major van Zr. Ms. stoomschip de
Valk is in de orde van Nichan-Iftihar opgenomen.
Sedert jl. Donderdag avond wordt alhier vermist een
boerenknecht, P. Kok genaamd, de zoon eener weduwe.
Men vreest dat die jongeling verdronken is.
Door den minister van Marine is bekend gemaakt,
dat in dit jaar 18 jongelingen als adelborst 3de kl. voor de
zeedienst (na behoorlijk afgelegd examen) op het Koninkl.
Instituut voor de Marine alhier kunnen worden aangenomen.
De admissie heeft plaats op 1 Sept.
Z. M. heeft, naar men meldt, dezer dagen kwijt
schelding van de doodstraf verleend, waartoe Jannetje
Vermaas wegens brandstichting is veroordeeld, welke straf
is veranderd in die van 15jarige tuchthuisstraf.
moeder jegens mijnheer de Haut-Val, ten minste als het onregt is
om het regt van te handelen en te denken naar eigen wil zich
voor te behouden. Mijn moeder huwde een van hare neven, niet
tegenstaande den tegenzin dien mijnheer de Haut-Val had tegen den
man dien mijn moeder gekozen had; mijnheer de Haut-Val zag
mijn moeder nooit weer. Het onregt dat ik begaan heb, is, dat
ik uit dit huwelijk gesproten ben en mijn vader en moeder, toen
zij gestorven waren, niet heb willen negeeren! Als ik dat gedaan
had, dan zou ik de erfgenaam geweest zijn van het groote fortuin
dat nu verkwist is in dwaze speculatiën. Ik heb geweigerd mij te
buigen, ik ben vergeten geworden, dat heette billijkheid
Maar mijnheer! riep ik uit, want ik verweet mij zelve dat ik
hem, die niet meer was, liet beschuldigen wie weet wat er is
omgegaan in het gemoed van uwen oom! Wie weet of hij niet
het oogenblik afwachtte dat gij bij hem terug zoudt komen! Hij
was goed!
Gelooft ge dit? viel mijnheer de Haut-Val mij in de rede, terwijl
hij mij scherp aankeek.
Ik wilde antwoorden, ja, ik geloof het maar mijn wil werd
aan het wankelen gebragt door zijn blik, ik gevoelde dat het zijn
wil was dat ik mij gewonnen gaf en ik liet mijn hoofd zakken,
slechts binnen 's monds iets mompelende.
De pendule sloeg drie slagen.
Maar ik vergeet dat ik u ophoud! riep mijnheer de Haut-Val
met een stem even zacht als zij kort te voren onstuimig was
geweest; ik kom een gunst verzoeken, wilt ge het mij vergeven?
Voor iet9, ik wist niet wat, vergiffenis te schenken aan dengeen
die tot mij sprak scheen mij reeds zoo vreemd, dat ik niet weet
wat ik antwoordde.
De gunst die ik verzoek, is de volgende: In een van de door
mijn oom bewoonde vertrekken was een vrouwenportret, een meester
stuk, het portret van mijn moeder, wilt gij mij dit geven, mejufvr.
Madeleine?
Madeleine! voor de eerste maal vond ik dien naam mooi.
Oneem het mijnheer, neem dat portret, het behoort immers aan
u? riep ik uit. Wat was uw moeder schoon! Wat is schoonheid
toch eep goede gave
De eene gunst lokt de andere uit, zei hij met een glimlach; gij
hebt mij veel toegestaan maar ik vraag nog meer; op welken dag
kan ik dat portret komen halen?
Ik zon antwoorden, binnen een uur, als dat van mij afhing,
mijnheer, maar het is mijn lot niet vrij te zijn; wilt ge overmorgen
liet u dierbare portret komen halen?
Hij stond op.
Dank u, zei hij eenvoudig.
Hij strekte zijn hand uit, ik gaf hem de mijne; een oogenblik
nog en hij was niet meer daar; wat van mij was toch met hem
heen gegaan?
Toen ik weer de kamer bij de familie binnengetreden was, vertelde
ik de geheele geschiedenis aan mijnheer Dauvray, maar deze was
er niet mee ingenomen. Hij wantrouwde den jongen man en vond
de oorzaak van diens onterving door zijn oom vreemd.
Ook mevrouw Dauvray maakte aanmerkingen.
Ik zag hen aan zonder te antwoorden.
Toen het avond was, trok ik mij terug naar mijn kamer en wierp
mij in een fauteuil om na te denken over het gebeurde; wat ik
daar zoo bedacht, was niet de groote liefdadigheid van mijnheer en
mevrouw Dauvray, niet het vertrouwen dat zij in het verlaten
meisje gesteld hadden; ik zag en hoorde slechts de woorden van
berisping en van twijfel tegen dien. man, dien ik naauwelijks ge
durende een uur gezien had. (Wordt vervolgd.)