1870. N°. 48.
Vrijdag 22 April.
28 Jaargang.
A. A. BAKKER Cz.
PROVINCIAAL BLAD
TC O II B II L L A TC II.
1870,
/%'o O'? Besluit van den 1 3<kn April 1870, n°. 52,
V* betreffende den herijk der maten, gewigten
Madeleines Geheim.
II. het gemeentebestuur van Petten uit te noodigen,
gelijk geschiedt bij deze, zijne ingezetenen met het bepaalde
sub I bekend te maken en te zorgen dat zij aan bet tijd-
GEMEENTERAAD.
Madeleine.
IIELDERSCHE
E\ VIElWEDIEPER COURANT.
Verschijnt Dengsdag-, Doneerdag- en Zaturdag namiddag.
bonnementaprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever
Bureau:
MOL EN PEE IX, M°. 163.
„WIj huldigen het goede."
1 Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
j Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
van
en weegwerktuigen.
.Gedeputeerde Staten der Provincie
Nooudholland,
Gelet op art. 15 der wet van 7 April 1869 Staats
blad n°. 57) en op het Koninklijk besluit van 9 Januarij
1870 n". 5;
Gelet op hun besluit van 9 Maart 11. n°. 62 (prov.
blad 11°. 16);
Hebben goedgevonden
I. te bepalen, dat de herijk voor de ingezetenen der
gemeente Petten zal plaats hebben te Schagerbrug (gemeente
Zijpe) op Maandag 25 April e. k., van 's morgens 9 tot
's namiddags 5 ure, wordende dé gemeente Petten voor den
herijk met de gemeente Zijpe zamengevoegd
stip van den herijk en de plaats waar daartoe gelegenheid
zal zijn, tijdig worden herinnerd en zij alzoo aan hunne
verpligtingen behoorlijk kunnen voldoen.
Gegeven te Haarlem, den 13den A pril 1870.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
RöELL, Voorzitter.
VAN VLADERACKEN, Griffier.
Zitting van Dingsdag den 19 April 1870.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 13 leden; afwezig de heeren van Kelck-
hoven, Janzen en Berghuijs.
XVIII.
Het bal heeft een einde genomen, mijn genoodigden zijn ver
trokken, de lichten uitgedaan. Het is vijf uur. De bedienden zijn
naar bed gegaan. Ik heb alleen willen blijven in mijn kamer;
ik heb de diamanten, die mijn armen en hals versier .en, nog niet
afgedaan, zij schijnen mij ijskoud toe, zoo brandt mijn ligchaam.
Ik wacht; mijnheer de Haut-Val zal komen, ik weet het; ik hoor
een tred, het is de zijne; men opent mijn kamerdeur, dat is hij
Hij was bleek en zijn trekken verloren hun schoonheid, zqo had
de woede ze verwrongen.
Hijkwam regt op mij af.
Waaraan denkt ge, gij zotte en dwaze vrouw! gij speelt met
mijn toorn, hoewel ik u met één slag zou kunnen verbrijzelen.
Hij schudde mij zoo hevig bij den arm, dat de nagels van zijn
fijne handen in mijn vleesch drukten; maar ik voelde het niet,
ligchaamssmart had geen vat op mij.
Heb ik zoo'n toorn verdiend, zei ik zacht. Als ik tegen u mis
daan heb dan is het tegen mijn wil, vergeef mij.
Hij zag mij aan en zijn gelaat liet de uitdrukking van onrust
varen.
Dat is dwaasheid! waarom hebt ge mijnheer Dauvray uitgenoodigd
tegen mijn wil?
Ik heb onregt, ik beken liet, maar vergeef het mij, Lodewijk, als
ge mij nog eenigzins lief hebt.
Liefhebben! hernam hij, met. een beweging van ongeduld.
Gij hebt mij toch bemind, zei ik, hem naderende en mijn hand
op zijn arm leggende, is het niet zoo! Gij hebt mij, die leelijk,
verlaten en arm was, immers gekozen?
Ondanks mij zelve, legde ik zulken nadruk op die laatste woorden,
dat Lodewijk mij verbaasd aanzag.
Arm, ja! want uwe kieschheid zou niet toegelaten hebben mij te
beminnen, als gij geweten hadt dat ik rijk was. Hebt ge het mij
niet gezegd op dien avond, toen ik verheugd mijn naam onder de
akte plaatste, waarbij ik u alles afstond wat ik bezat? Zoo, heb ik
u ook bemind. Ieder uur van onze liefde weet ik mij te herinneren.
Ik heb zelfs uwe brieven, uwe dierbare brieven bewaard! Ik heb
ze allen nog! Willen wij ze zamen nog eens herlezen?
Hij zocht zich met geweld van mij los te maken, terwijl gleed
mijn hand naar den zak van mijn japon.
Lees dan, ellendige, riep ik, hem de brieven die ik bewaard had
in het gezigt werpende.
Gij zijt des doods! antwoordde hij woest, mij omverwerpende.
Ik wankelde en viel; hij drukte zijn knie op mijn borst; maar
ik voelde de pijn niet en vrees kon mij niet meer bekruipen.
Als ik om twaalf uur niet bij doctor Dauvray beu, dan zal hij
de brieven lezen, die ik hem dezen nacht gegeven heb, en die hem
alles zullen openbaren. Dood mij als gij wilt, Lodewijk de Haut-Val!
Hij sprong op zijn knie liet mijn borst los, ik stond op; wij
stonden regt tegenover elkaar: van ons beiden was hij degene die
beefde!
Wat zoudt gij willen doen zeide hij eindelijk, de hand aan zijn
voorhoofd brengende, een daad die mij onteeren zou
U onteeren!
Wat vraagt ge dan?
Niets dan mijn verloren geluk, mijn vernietigde toekomst, mijn
hart, dat verbrijzeld, mijn hoop die vervlogen, mijn liefde die door
u met de voeten vertreden is. Niets dan mijn ziel, mijn hart,
mijn leven, dat ik u gegeven heb! Geef mij dat alles terug, gij,
die slechts stelen en bedelen kondtGeef mij dat alles terugIk
ben een mooije overwinning geweest, ieder van mijn liefdebrieven
betaalde u een wisselbrief uit.
Ik viel op mijn stoel, de koorts bereikte haar toppunt. Mijnheer
de Haut-Val kwam nader bij mij.
Madeleine, begon hij, als een innig berouw over het verledene
mi ij
Hij was op zijn knieën gevallen, ik had een afschrik van hem.
Zoo laag gezonken: dacht ik.
Dat alles tusschen ons geëindigd zij, antwoordde ik, ik laat u
het fortuin, dat u toebehoord heeft volgens mijn eigen wil. Gij
zult nooit meer iets van mij hooren; ik laat u de zorg over van
omtrent onze scheiding ieder voorwendsel te gebruiken, dat ge goed
vindt, maar laat mij nu gaan.
Maar
Ik wees met den vinger naar de klok.
De tijd snelt heen, wilt ge dat doctor Dauvray op mij wachte?
Hij stond op en ging langzaam de kamer uit; alles was tusschen
ons afgeloopen.
Ik herinner mij nnauwelijks wat toen gebeurde; ik geloof dat, ik
mij kleedde en te voet uitging; wie kan zeggen hoe ik aan de
woning van den doctor kwam?
Het tweede ontbijt was juist geëindigd, toen ik binnentraddoor
een teeken zond hij de kinderen de kamer uit.
Gij hier! zeide hij angstig tot mij.
Ja, ljer ben ik, antwoordde ik, de handen van mevr. Dauvray
vattende, hier ben ik om u een dienst te vragen, grooter dan allen
die gij mij tot nog toe bewezen hebt; heeft iemand, sedert ik uw
huis verlaten heb^ mijne plaats vervangen?
Neenzeide de goede vrouw hartelijk, door die woorden bewogen,
neen Madeleine, niemand heeft uwe plaats vervangen.
Neein mij dan terug, smeek ik u; ik moet zooals vroeger weer
mijn eigen weg gaan, zooals vroeger gesteund door u beiden, ik
zal uwe lieve kinderen het weinige leeren, dat ik weet; maar nu zal
men mij niet meer van u weghalen.
Zeg, wilt ge?
Maar droom ik, riep mevr. Dauvray uit; gij arm, terwijl er
gisteren avond bij u zoo'n feest gegeven werd!
Madeleine, kom tot je zelve!
Ondervraag niet verder! hernam de doctortusschenbeide komende,
en ga de kinderen halen, om Madeleine te komen omhelzen.
Zij begreep de waarheid, geloof ik, want haar oogen vulden zich
met tranen.
Gij hebt gelijk, zeide zij, de kamer verlatende.
Ik bleef alleen met mijnheer Dauvray; ik voelde mijn hoofd bousen.
Doctor, riep ik met. bevende stem, gelooft ge aan voorgevoel? ik
voor mij geloof' er aan. Hij snelde naar mij toe en ving mij in
zijn armen, toen de deur open ging en zijn vrouw met hare
dochtertjes binnentrad.
XIX.
Er blijft mij nu nog weinig over te zeggen; een zware ziekte
deed mij zes weken tusschen leven en dood zweven; eindelijk,
dank des doctors zorgen, kwam ik het te boven. Gedurende tien
jaren heb ik op zijn kinderen gepast.. Die jaren van mijn leven
kan ik niet zeggen dat ik geleefd heb. Nooit heb ik mij zelve
uit de gevoelloosheid, waarin ik vervallen was, wakker geschud.
Door geruchten van buiten heb ik gehoord van het verkwistende
leven van mijnh. de Haut-Val eu van zijne ongeoorloofde betrekking
tot mevrouw Chef de Bois. Verder vernam ik ook nog hoe mijn
oom Dalbris door draaijerijen den ouden heer de Haut-Val, bij wien hij
rentmeester was, voor een aanzienlijke som bedrogen had en dat
deze hem zonder eenig opzien had weggezonden, liern den tijd
gevende om langzaam zijne schuld te vereffenen. Van daar de vreugde
van mijne bloedverwanten toen mijnheer Bernard stierf.
Sints drie jaren is Alice, de jongste dochter van den doctor,
getrouwd en haar zuster heeft haar voorbeeld gevolgd. Beiden, te
erkentelijk voor mijne zorgen jegens haar, hebben mij een kleine
som gegeven. Die som, gevoegd bij de spaarpenningen, hebben mij
bijna rijk gemaakt: ik heb zoo weinig noodig!
De doctor heeft zijn practijk laten varen; hij en zijn vrouw
wonen bij hunne oudste dochter in; niets heeft mij te Parijs terug
gehouden.. Ik heb ze verlaten om hier onbekend te leven; hier is
het dat ik u heb leeren kennen
Gij weet nu alles van mij, mijn vriend, als ik u niet eerder het
geheim van mijn leven heb toevertrouwd, dan is het omdat het mij
pijn doet er over te spreken en ik ben bang voor die pijn, ik ken
haar te goed
Mij te vergeten zal voor u gemakkelijk zijn. Wat gij voor
De aanteekeningen van het verhandelde in de vorige
zitting worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter leest voor een ingekomen brief van Mevr.
de Wed. C. Bakker Bz., houdende kennisgeving van het
overlijden van haren echtgenoot, in leven lid van den Raad
en Wethouder, den 27sten der vorige maand.
Na de lezing van dezen brief, houdt de Voorzitter de
volgende toespraak
//In onze laatst gehoudene vergadering, Mijne Heeren!
was een waardig lid tegenwoordig, wiens overlijden wij
allen betreuren.
In den heer C. Bakker Bz. verliest de Gemeenteraad
een getrouw en kundig lid, liet Dagelijksch Bestuur een
ijverigen en wel willenden medewerker, de gemeente een
ingezeten, die met hart en ziel aan de belangen der gemeente
Helder gehecht was.
Drie-en-twintig jaren was hij lid van den Raad, en ge
durende de laatste 19 jaren Wethouder.
Vele belangrijke zaken hebben met zijne medewerking
gedurende dien tijd plaats gehad. Wij herinneren aan de
opheffing van het onvrije territoir, daarstelling van
water- en gasleiding, verbinding door spoorwegen met
Amsterdam en Rotterdam, plaatsing van liet Koninkl.
Instituut \oor de Marine alhier, uitbreiding der gemeente,
liefde houdt, is maar een ledige plaats in uw hart, dat zoekt lief te
hebben. Ik heb spijt over onze naauwe vriendschap van vroeger,
over het vertrouwen dat ik had in uwe genegenheid.
Nogmaals, verlies ik een droombeeld! liefde, vriendschap, alles
moest mij bedriegen.
Vaarwel! Ik zend u de beste wenschen voor uw geluk.
BESLUIT.
Het was omstreeks twee uren in den namiddag tóen een reiziger
afstapte aan een van de hotels in de kleine stad Zijn bagage
achterlatende en zonder zelfs te ontbijten, ging hij haastig naar de
rue des Vignes en hield stil voor een klein huis, hij schelde aan.
Een vrouw op leeftijd deed open en vroeg met een soort van
wantrouwen
Wat wilt ge, mijnheer? Mevrouw Madeleine de Haut-Val
Mevrouw de Haut-Val is erg ziek, zij ontvangt niemand.
Ziek, en sedert wanneer?
Sedert tien dagen en de arme damemen zegt dat iets in
haar borst gebroken is, voegde zij er zacht hij.
De vreemdeling nam een kaartje uit zijn portefeuille.
Als gij haar dit zoudt willen toonen, zeide hij met bevende stem.
Niettegenstaande de hevige koude zag men de zweetdruppeleu op
zijn voorhoofd parelen. De vrouw zag hem aan.
Geef, zeide hij zacht.
Zij nam het kaartje, waarop den naam stond van: Baron d'A...
Eenige minuten later kwam zij haastig terug.
Mevrouw Madeleine, wacht u, kom spoedig.
Mijn vriendzeide mevr. de Haut-Val, den baron haar vermagerde
handen toestekende.
Hij antwoordde niet, hij zag haar aan, overweldigd van smart.
Witter dan de kussens, waarin zij rustte, scheen Madeleine haar
schaduw zelve te z:jnhet doorschijnend gelaat, de lippen zonder
kleur, de oogen met kringen en wijd openstaande, kondigden haar
naderend einde aan.
Ik jaag u angst aan, is het niet? vroeg Madeleine met een
droevigeu lach, die bloedspuwing heeft mij geheel uitgeput. Ik ga
heen, ik weet het en gevoel het.
Het is goed van u, dat ge gekomen zijt.
Madeleine
Ja, want ik ben mijn einde genaderd; als de geneesheer hier
was, dan zou hij mij verbieden te spreken. Ge hebt mij dus niet
vergeten, mijn vriend?
U vergetenmaar de herinnering aan u heeft mij nooit verlaten
en als ik hier gekomen ben, dan is het, omdat ik vernomen heb
dat er in uwe omstandigheden eenige verandering gekomen is, die
misschien mij doet hopen
Zij werd nog bleeker; met veel moeite nam zij van onder haar oor
kussen een stuk van een courant, dat zij aan mijnheer d'A... toonde.
Het waren vier regels van een courant, die het volgende inhielden
W ij vernemen dat baron L o d e w ij k de Haut-
Val, die de hooge kringen van Parijs zoo zeer
heeft bezig gehouden, zich in den afgeloopen
nacht heeft doodgeschoten in zijn hotel. De
slechte toestand van zijn zaken schijnt de
oorzaak te zijn van dezen zelfmoord.
Mijnheer d'A... liet het papier vallen.
Dus, gij wist het, mompelde hij.
Ik wist het sinds tien dagen!
Sints tien dagen! riep plotseling mijnheer d'A... en juist sinds
dien dag....
Sterf ik, fluisterde zij zacht; want ik durf het u zeggen, ik
beminde altijd nog Lodewijk.
Mijnheer d'A... verliet D... niet dan acht dagen later, na den
dood van mevrouw de Haut-Val, die in zijne armen den laatsten
adem uitblies; hij is naar Parijs teruggekeerd, waar hij afgezonderd
leeft. Verscheidene zijner vrienden, die van niets weten, willen
hem doen trouwen, maar de meest onvermoeiden hebben het moeten
opgeven. Mijnheer d'A... is getrouw gebleven aan een herinnering.