1870. N°. 49. Zondag 24 April. 28 Jaargang. BEKENDMAKING. BEKENDMAKING. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. HELDERSCHE EN 1VIEUWED1EPER COURAN „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. bonaementaprijs per kwartaal1.30. franco per poat - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der AdverteritiënVan 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters uf vignetten worden naar plaatsruimte berekend. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen in herinnering, dat de vorderingen ten laste der gemeente over 1869, welke niet vóór of uiterlijk op den laatsten Junij dezes jaars ingeleverd zijn, overeenkomstig de Wet, worden gehouden voor VERJAARD of VERNIETIGD. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. 22 April 1870. L. VERHEY, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER verwittigen bij deze de daarbij belanghebbenden, dat de KERMIS of JAARMARKT in deze gemeente, dit jaar zal aanvangen op Maandag den 4 Julij aanstaande en dat de loting voor de Kramers des Zaturdags avonds te voren aan het Raadhuis gehouden zal worden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. 22 April 1870. L. VERHEY, Secretaris. HELDER en NIEUWEDIEP, 23 April. De aandacht is in deze dagen weder in groote mate op Frankrijk gevestigd; Parijs, de stad der omwentelingen en der modes, ziet thans pogingen aanwenden door Keizer Napoleon, om de nieuwe orde van zaken op staatkundig gebied langs den keizerlijken weg van algemeene volks stemming te doen bepalen. Allerlei beschouwingen knoopen zich vast aan dezen wensch des Keizers, om boer, burger en adelijk heer te zamen te doen beslissen wat goed en nuttig is voor het gemeenschappelijk vaderland. Van de eene zijde is men beducht, dat de Keizer een nieuwe staatsgreep op het oog heeft en, steunende op het hem verkleefde leger, des noods, als het blijkt dat de vrijzinnige staatsregeling aan de meerderheid der bevolking mishaagt, van plan is de tengels van het hoogste gezag te hernemen. Van den anderen kant is men voor de thans heerschende crisis niet beducht bij de overweging, dat de vrijzinnige beginselen, in de gewijzigde grondwet nedergelegd, onder de vleugelen der keizerlijke magt uitgevoerd, door verre weg het grootste deel des volks zeer wenschelijk wordt geacht, terwijl men in Ollivier, ook ondanks zijne inconse quentie wèl dat vertrouwen stelt, dat hij bij den Keizer de regten en vrijheden des volks voorstaat en voor de handhaving der orde zich borg stelt. De groote onmagt der revolutionaire partij, bij de jongste onlusten zoo zonne klaar gebleken, haar belagchelijk geschreeuw, haar gemis aan energie, aan moed en aan zedelijken steun bij de natie, een en ander spreekt luide voor de handhaving van 's Keizers tegenwoordige staatkunde, waarvan Ollivier de vertegenwoordiger kan genoemd worden. Maar toch, men weet vooral bij het Fransche volk niet wat de dag van morgen zal barenzoo menigmaal werd de wereld verrast door het gebeuren van dat, wat men aan den voor avond dier gebeurtenis als haast onmogelijk had geacht. Het onverwachte, het onvoorziene, het onberekenbare heeft steeds grooten invloed op het lot der Fransche natie gehad. Moge de tijd in dezen ten goede beslissen In de jongste vergadering van den Franschen senaat heeft de minister Ollivier de verzekering afgelegd, dat de regering, behaalt zij bij de aanstaande volksstemming de zege, zonder aarzeling den weg van den vooruitgang zal blijven betreden. Verder heeft de minister aan de liberale gevoelens des Keizers hulde gebragt en als zijne meening gezegd, dat, bij de zege der constitutionele vrijheid in Frankrijk, het keizerrijk en de natie gelukkig zullen zijn. Het nieuwe ministerie in Oostenrijk bevindt zich bij zijn op treden in geen benijdbaren toestand. De omstandigheid, dat de opdragt van sommige portefeuilles slechts voorloopig geschied is, de onvoltalligheid dus van het kabinet, voldoet op het oogenblik niet en doet aandringen op eene spoedige aan vulling. Het bewind van zijne zijde ziet met verlangen uit naar herleving van het gezonken vertrouwen in de hande lingen der regering, en wil gaarne al het mogelijk aanwenden om de vrijheid te grondvesten en welvaart en eensgezindheid te doen heerschen. De Zuid-Duitsche staten Baden en Wurtemberg zijn tegenwoordig als muggen en kevers, die om de brandende kaars vliegen. Die kaars is de Noord-Duitsche Bond; het streven van eene zekere partij in die staten is om in steeds naauwere betrekking te komen met den grooten noordelijken nabuur. De bedoelde partij wordt in het groot hertogdom Baden krachtig geleid door den Vorst zeiven, die geene gelegenheid laat voorbij gaan om van zijne sym pathie voor Pruissen, voor KoningWilhelm en graaf v.Bismarck, te doen blijken. In de hoofdstad van Wurtemberg heeft Paasch-Maandag eene bijeenkomst van de leden der Duitsche partij plaats gehad, waarin besloten is er toe mede te werken dat Wurtemberg eene geëvenredigde krijgsmagt tot bescher ming van het Duitsche Vaderland op de been houde. Verder stelde de vergadering vast, dat slechts van algeheele aan sluiting bij Duitschland heil is te wachten en dat de band met Noord-Duitschland vaster moet worden aangeknoopt, opdat er een volledige Duitsche Bondsgemeenschap uit moge volgen. Het raderstoomschip de Valk, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee N. M. J. Kroef, is, volgens een bij het departement van Marine ingekomen telegram, den 22 dezer van Cadix naar Ferrol vertrokken. Aan boord was alles wel. Op 's Rijks werf alhier is jl. Donderdag een treffend ongeluk voorgevallen. Een werkman, A. Peereboom genaanid, die zijne bezigheden had op het hout in de balkhaven, is in het water gestort en op noodlottige wijze verdronken. Men vond zijn lijk, nadat hij reeds eenigen tijd was vermist. De middelen der kunst, aangewend om de levensgeesten zoo mogelijk op te wekken, bleven ten eenenmale vruchteloos. Gisteren morgen kwam alhier ter reede ten anker het Noordduitsche oorlogsstoomschip Grill Ratseburg, komende van Suez en bestemd naar Kiel. Heden is genoemde bodem naar zijne bestemmingsplaats vertrokken. Het Weekblad van het Regt van jl. Donderdag bevat het volgende: «Het heeft Z. M. behaagd aan Dirkje Veldhuizen, bij arrest van het Prov. geregtshof te Utrecht van 26 Julij 1869, wegens moedwillige brandstichting, veroordeeld tot de doodstraf, ingevolge kon. besluit van 21 Sept. 1869, n° 6, verwisseld in tuchthuisstraf van 10 jaren, welke laatste straf bij besluit van 10 Nov. 1869, n° 13, weder was veranderd in correctionele gevangenisstraf van gelijken duur, kwijtschelding te verleenen van het nog onvervuld gedeelte dier gevangenisstraf, met ontheffing voor de veroordeelde van de smet van eerloosheid en al de gevolgen van deze, welke geacht zouden kunnen worden op haar uit kracht of naar aanleiding van het veroordeelend arrest te kunnen kleven. //Men verneemt verder, dat het bestuur van het Genoot schap voor de zedelijke verbetering der gevangenen zich, op verzoek van den minister van Justitie, bereid heeft verklaard zich het lot van dit meisje, na haar ontslag uit de gevangenis, bijzonder aan te trekken." Men verneemt, dat de luitenant ter zee 1ste klasse J. M. Broers, in zijne betrekking als equipagemeester der marine te Hellevoetsluis, met Junij a. s. zal aftreden, en als zoodanig zal vervangen worden door den luit. ter zee lste kl. W. H. F. van Oordt. Tot kantonregter te Edam is benoemd mr. B. D. Weijland, griffier bij het kantongeregt te Maarssen. Tot hoofdonderwijzer te Enkhuizen is benoemd de heer van Es, te Delftshaven. Aan den heer P. Kool, is, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsverv. kantonregter te Beverwijk. Beroepen te Nijmegen de heer P. van Son, pred. te Warmond. Bedankt voor het beroep naar Warder door den heer A. G. Harger, pred. op Marken. Door verschillende bladen is dezer dagen weder gewezen op het ongerief en nadeel, door het in omloop breDgen van Belgische centen hier te lande teweeg gebragt; men weet toch, dat die vreemde centen minder waarde hebben dan de Nederlandsche en het bij duizenden en duizenden invoeren er van dus een schandelijke praktijk is. De Arnh. Ct. geeft thans het praktisch advies, dat de regering aan de Belgische centen wettigen koers zal geven en wel de waarde van een halve cent Nederlandsch; daardoor zou welligt het geknoei en misbruik in deze ophouden. Uit Almelo wordt intusschen geklaagd, dat daar het gebruik van Pruissisch geld zoo algemeen is, dat de arbeider er soms geheel mede wordt betaald door den fabriekant, die daardoor den werkman drie ten honderd benadeelt. De noodlottige schipbreuk van het oorlogsfregat der Yereenigde Staten Oneida, zoo meldt men o. a. in een schrijven uit Yokohama aan het Vaderland heeft aldaar gedurende eenige dagen stof geleverd tot zeer uiteenloopende beschouwingen. Die bodem is kort na het vertrek van de reede van Yokohama aangestoomd door het mail-stoomscliip Bombay, kapitein Eyre, en weinige minuten later gezonken, waarbij 127 der opvarenden den dood in de golven vonden. De collisie greep des avonds bij duisternis plaats. Het gevaar werd onmiddelijk aan boord der Oneida ten volle beseft, en de brave bemanning van dien bodem heeft een kwartier uurs van onbeschrijfelijken angst doorgebragt; slechts ongeveer 70 man zijn gered. De Oneida deed nood schoten uit het zwaar geschut en heesch de noodsignalen, maar op de Bombay is daarvan, volgens de verklaring van den kapitein, niets gehoord of niets gezien. Er werden dus van wege de Bombay geene pogingen aangewend om hulp en redding aan te brengen. Kapitein Eyre heeft - zich te Yokohama voor den zee krijgsraad moeten verantwoorden en is na eea zeer langdurig verhoor vrijgesprokenevenwel heeft die krijgsraad hem voor 6 maanden als gezagvoerder gesuspendeerd, op grond dat hij geen genoegzame poging tot redding heeft beproefd. Men betwijfelt zeer of hij daarna wel weder het bevel zal krijgen over een der P. en O. Steamers. De Oneida was sedert 1867 in de wateren van Japan gestationeerd en had bevel ontvangen om te repatriëeren de officieren van het état-majoor waren hier zeer bemind en algemeen geacht, zoodat menig onzer bij dit ongeluk een goed vriend betreurt, terwijl de slag voor de bloed verwanten onherstelbaar is. Tot 25 Febr. 11. is alleen het lijk van den kommandant aangespoeld en met militaire eer- bewijzingen ter aarde besteld. Men schrijft ons uit de Zijpe dd. 20 dezer. i/Door hoofdingelanden vaii de Zijpe en Hazepolder zijn benoemd: tot dijkgraaf de heer J. Schrieken, tot heemraad de heer C. J. de Wit Sr., tot secretaris de heer A. P. Burger, wonende te Alkmaar, en tot penningmeester de heer W. van Os." De toestand van het Zeemanshuis te Amsterdam is in 1869 achteruitgegaan, vergeleken bij '68. In '69 bedroeg het aantal ingekomenen namelijk slechts 672, terwijl in het vorige jaar niet minder dan 788 van de instelling gebruik maakten. Een groot deel der ingekomenen (de helft) waren buitenlanders. De zeevaartkundige school werd bezocht door 90 leerlingen, waarvan 12 als eerste, 13 als tweede en 11 als derde stuurman een diploma kregen. Even als vorige jaren sluit de rekening met een tekort. Voor '69 bedraagt dit 2432.42. Jl. Donderdag is de algemeene vergadering gehouden der aandeelhouders in het Paleis voor Volksvlijt. Uit het verslag door commissarissen uitgebragt blijkt o. a., dat de financiën gunstig staan. De exploitatie levert een netto winst op van 20,000, ook na aftrek van 39,500 voor verbeteringen reeds gedaan of nog te doen. Uit de exploitatierekening over 1869 blijkt, dat de gewone onkosten bedroegen ƒ105,504.10, do buitengewone/55,337.69, dat aan contributiën is ontvangen ruim 60,000, aan entree gelden 86,369 87, aan huur voor de internationale ten toonstelling 40,000, aan het buffet 20,798.51. Het getal leden bedraagt thans 5055, d. i. 2641 meer dan op 15 April 1869. Het Algem. Dbl. van Ned. haast zich hare lezers ineê te deelen, dat de hippopotamus in de diergaarde van het genootschap Natura Artis Magistra te Amsterdam, jl. Woensdag namiddag twee levende jongen ter wereld bragt. Dit op zoölogisch gebied geheel nieuw verschijnsel zal zonder twijfel de aandacht van vakgeleerden en leeken in hooge mate waardig worden gekeurd. Mogt het ook ditmaal aan de ijverige verzorgers gelukken, dit paar dieren tot ontwikkeling te brengen, eenmaal toch is reeds bewezen, dat hiertoe de mogelijkheid bestaat, zoo mag deze geboorte ais de kostbaarste aanwinst worden beschouwd, welke der diergaarde immer ten deel viel. De beroemde Amerikaansche prestidigitateur, de heer Hermann, gaf jl. Woensdag in den Stads-Schoawburg te Amsterdam zijne laatste voorstelling. De heer Hermann voerde inderdaad fraaije toeren uit, o. a. stelde hij aan zes toeschouwers ieder een looden kogeltje ter hand. dat zij met een mesje merkten. Een daar aanwezig militair laadde ze in een pistool, dat eveneens door een der aanwezigen onderzocht werd en loste het op de borst van den heer Hermann, die de kogeltjes tot ieders verwondering en geruststelling op een bord opving. Bij nader onderzoek bleek het, dat het dezelfde kogeltjes waren, die door zes der toeschouwers waren gemerkt. Men leest in de Rott. Crt. omtrent mevrouw Storm van der Chijs, die van tijd tot tijd brieven over hare reizen in dat blad plaatste, dat de redactie niets meer van haar vernomen heeft, na haar laatste schrijven dat in de nommers van 2, 3 en 4 Maart werd opgenomen en gedateerd was van 23 Febr. uit Girgenti. Zij schreef daarin o. a.: //Om geen acht dagen op een boot te wachten, vertrek ik heden per post naar Salerno. Niemand van mijn reisgezelschap durfde dit te doen uit vrees voor de roovers, die in Jan. 1!. driemaal posten en diligences aanrandden; maar uwe corres pondent heeft moed genoeg om den belangrijken togt door Licosa te wagen." De redactie deelt dus in de ongerust heid, die nopens het lot van de onverschrokken reizigster bestaat. Het Utrechtsch Dagblad verneemt, dat zich te Utrecht

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1