1870. N°. 50.
Woensdag 27 April.
28 Jaargang.
Een voorbeeld uit den vreemde.
EN
HELDERSCHE
MIEVWEDIEPER COURANT
,,W ij huldigen het goede.'1
Verschijnt Dingsdaq-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
bonaementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
ïïnreau: MOLENPLEIN. N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Zoowel in ons vaderland als daar buiten, begint in de
laatste jaren weder levendig te worden een zekeren afkeer
tegen de nationale militie, eene instelling uit de dagen van
Napoleon's overbeersching, doch waarmede men in het
tijdsverloop van 1815 tot nu, als wanneer zij eene nationale
instelling geworden is, zich langzamerhand was beginnen
te verzoenen. De tegenstanders der loting voor de krijgs
dienst wijzen op de nationale militie als eene door de wet
voorgeschreven belasting in menschenbloed; zij hangen een
aandoenlijk tafereel op van de droefheid der moeders, die
hunne zonen, aan handwerk en bedrijf zoo wel als aan het
moederhart ontrukt, naar de kazerne zien gaan, om daar
maanden lang in slecht gezelschap door te brengen; zij
klagen over het verlies in arbeidskrachten, daar, te midden
van den druksten tijd des jaars, duizende jongelingen aan
de bezigheden des bedrijvigen levens worden onttrokken,
ten dienste van het „nutteloos" soldaatje-spelen zij betuigen
hunnen innigen afkeer van de instandhouding der staande
legers, en tengevolge daarvan van de groote sommen op de
Staatsbegrooting, weggeworpen aan oorlogs-materiëel en
legermagtzij betreuren het, dat in onze eeuw, eene eeuw
van toenadering tusschen de natiën der wereld, eene eeuw
waarin de meest verwijderde volken met elkaêr in gemeen
schap worden gebragt door spoorwegen en telegraphen, en
waarin handel en nijverheid bij het genot van vrede en
rust en nooit te voren gekende vlugt nemen, dat in deze
eeuw vele duizenden van bajonetten en naaldgeweren
worden noodig geacht tot verzekering van den vrede tusschen
de volken der aarde. Men wil daarom niets minder dan
afschaffing der gehate opschrijving voor de krijgsdienst en
aanmerkelijke verlaging van het cijfer, dat 's jaarlijks voor
uitgaven aan levende en niet levende strijdkrachten wordt
ten koste gelegd.
Het valt echter niet te ontkennen, dat, zoo lang het
gevaar voor het ontstaan van oorlogen blijft duren, de
instandhouding van een leger, zij liet dan ook met eenige
vermindering in sterkte, noodzakelijk is. Wenschelijk echter
zoude het zijn, als bij het volk van Nederland meer zelf
vertrouwen en krijgsmansgeest ontwaakte, opdat 's lands
weerbaarheid met der tijd de lastige bijdragen onnoodig
maakte, die thans door de nationale militie van onze
jongelingschap gevorderd wordt. Vele voorstanders van de
opheffing der militie hebben daarom, sedert de oprigting
van den Nederlandschen Weerbaarheids-Bond het oog
gevestigd op eene goed georganiseerde weerbaarheid van
ons volk, even als in Zwitserland. Zij vergelijken onze
natuurlijke hulpmiddelen ter verdediging, de rivieren, met
de kracht die Zwitserland in zijne bergen bezit, en hebben
de beste verwachting van de pogingen om den lust bij 't
volk op te wekken in het zich bekwamen voor de ver
dediging van haardsteden en altaren. Men herinnert zich
het oordeel van onzen geachten volksvertegenwoordiger,
den luitenant-generaal Knoop,als hij zegt„DeNederlauder is
meer dan ieder ander bereid om dure offers te brengen
aan zijne vrijheid, aan zijn onafhankelijk volksbestaan,
en, goed aangevoerd, weet hij de wapens te voeren, zoo
goed als de beste krijgsman van het beste leger der
wereld."
Nederland is, als Zwitserland, klein, maar groot door de
energie, eensgezindheid, vaderlandsliefde en moed des volks.
Wat zou het dan weerhouden, om, even als Zwitserland, zich
voor te bereiden om in tijd van nood den dierbaren geboorte
grond met de wapens in de vuist te kunnen verdedigen?
Eene kennismaking met de wijze van iurigting van het
grootendeels uit burgers bestaande Zwitsersche leger is dan
ook zeker niet ongepast te achten. Het volgende strekke
om ten onzent eenige meerdere kennis te doen dragen van
de organisatie, die in het vrije en onafhankelijke Zwitserland
zulke goede resultaten oplevert.
De Zwitsersche jongelingschap wordt, zoodra zij de school
betreedt, geoefend in alles, wat geest en ligchaamskracht
ontwikkelt. Het militaire onderwijs behoort onder de
verpligte leervakken; de jongelingen dragen uniforme
kleeding; het gouvernement zorgt voor ledergoed en wa
pens. Jaarlijks komen de jongelieden van hetzelfde of
van naburige kantons bij elkander en men moet getuige
zijn geweest van de opgewondenheid, de ambitie, de orde,
de tucht, de eenheid in willen en werken, om het heilzame van
de opvoeding der jeugd aldaar ten volle te beseffen. Hier
ziet men met de meeste juistheid verschillende militaire
evolutiën uitvoeren; ginds wordt met succès op de schijf
geschoten en beloven die oefeningen menig flink schutter;
elders worden blijken gegeven van gymnastische bedre
venheid, van krachts-ontwikkeling en vlugheid, terwijl op
de vlakte, zoowel als in de bergen, het grof geschut wordt
behandeld, waartoe door het gouvernement stukken van
klein kaliber (twee- en vierponders) disponibel worden
gesteld.
De voor artillerie en genie bestemde officieren ontvangen
te Thun het meer wetenschappelijk onderrigt, voor hun
wapen benoodigd. De goede inrigting dier school, waar
het onderwijs in militaire en wetenschappelijke zaken als
hand aan hand gaat, even als op iedere inrigting van onderwijs
aan het wetenschappelijke het militaire onderwijs verbonden
is, ontwikkelt een gevoel van zelfstandigheid, kracht en
zelfvertrouwen, dat inderdaad benijdbaar is. De uitmun
tende inrigtingen van onderwijs, gevoegd bij het degelijke
en mannelijke opvoedings-systeem in het schoone land, waar
eens Pestalozzi leefde, werkte en zich een onsterfelijken
roem verwierf, behoeven hier niet te worden in herinnering
gebragt.
Elk Zwitser, den ouderdom van 20 jaren bereikt hebbende,
is dienstpligtig; zijne dienstpligtigheid eindigt eerst op
44jarigen ouderdom. Remplaceren is verboden. De onge-
schikten worden in oorlogstijd gebezigd voor de dienst der
ambulance en der hospitalen.
In de statuten der Zwitsersche schiet-vereenigingen luidt
artikel 1 als volgt: „De strekking dezer vereenigingen is:
algemeene verbroedering der vaderlandsgezindenvol
making in het scherpschietenstrijdvaardigheid voor 't
vaderland." Om lid dezer vereenigingen te worden moet
men de behandeling van 't geweer kennen en zich ver
binden om in tijd van nood het land te dienen. De ver
eenigingen vormen zich, op zichzelve of in verbinding met
anderen, tot compagniën van 100 man en stellen zich ter
beschikking van het Bondsleger; zij verkiezen hunne offi
cieren en deze benoemen onderofficieren en korporaals.
Hebben zich vier compagniën gevormd, dan kiezen deze
een bat.aillons-kommandant, die zijnen staf benoemt.
Eindelijk verbinden zich de schutters in artikel 13 om,
zoo lang ze actief zijn, zich aan de militaire discipline te
onderwerpen. Meerendeels bestaan deze vereenigingen uit
mannen, die door ouderdom of vervulden diensttijd niet
meer tot het leger behooren. In den jare 1866 heeft de
Zwitsersche Bondsraad eene nieuwe ordonnantie uitgevaardigd,
waarin het militaire karakter der vrijwillige yereenigingén
wordt gehandhaafd of uitgebreid.
Het normale leger wordt door deze vrijwilliger-corpsen
aanmerkelijk versterkt en, terwijl Oostenrijk 2( percent,
Frankrijk en Noord-Duitschland 3 percent der bevolking
onder de wapenen brengt, kan zulks in Zwitserland 7( pCt.
bedragen.
In het ontwerp der militaire organisatie wordt voorge
schreven, dat de besturen der onderscheidene kantons verpligt
zijn om op de scholen militair- en gymnastisch onderwijs
te doen geven, en van de onderwijzers worden ook militaire
bekwaamheden gevorderd. In andere landen wordt over het
algemeen bij 't onderwijs, dat steeds de vorming tol mensch
en Christen ten doel heeft, het oog ten eenenmale gesloten
gehouden voor de vorming van den burger; van eene der
eerste pligten van elk ingezetene, de weerbaarheid, is geen
sprake. De burgerlijke en militaire opvoeding gaan in
Zwitserland hand aan hand; een goed burger is in den regel
ook een goed soldaat; want wie als zoodanig getrouw zijn
post vervult en zijne pligten kent, zal ook in de dienst voor
't vaderland zijnen man staan. De Zwitser is vooreerst
burger en dan soldaat.
Wij plaatsen boven dit opstel het opschrift„Een voor
beeld uit den vreemde." Niet alles echter wat in Zwitserland
ten deze geschiedt, achten we aanbevelenswaardig voor ons
vaderland. Maar toch is er welligt een en ander, dat ter
toepassing of navolging wel overweging verdient; en in
ieder geval zal hij, die zich een voorstander betoont van
de opheffiing der nationale militie, uit het hierboven geleverde
zien, hoe in Zwitserland de inrigting der weerbaarheid het
mogelijk maakt in tijd van nood en gevaar een geoefend
leger van vrijwilligers tegenover den vijand te kunnen stellen.
Onzes inziens is bezuiniging op het oorlogs-budget, door
veien zoo vurig verlangd, niet anders mogelijk, dan op den
weg, dien men in Zwitserland bewandelt. Is men echter
ongezind om dien weg op te gaan, voor als nog valt er
dan zeker niet aan belangrijke bezuinigingen of aan opheffing
der nationale militie te denken. (Ingezonden.)
0 I X K X L A X D.
HELDER en NIEUWEDIEP, 26 April.
In België zijn in Junij warme dagen te wachten. Niet
slechts in de natuur, maar ook op staatkundig gebied zal
het er naar alle gedachten warm toegaan. De verkiezings
strijd staat er voor de deur, want de helft der leden van
de Kamer van Vertegenwoordigers zien hun 4jarig mandaat
met dat tijdstip eindigen. Naar het voorschrift der kieswet
treden te dezer gelegenheid al de afgevaardigden van Oost-
Vlaanderen, Henegouwen, Luik en Limburg af. Van de
- j-ï.'-'j.'u.jnaaja
61 aftredende leden behooren 43 tot de liberale en 18 tot
de clericale jiartij. Onder de eersten telt men 4 ministers
benevens den voorzitter en een der onder-voorzitters van de
Kamer. De andere helft der Kamer bestaat uit 30 liberalen
en 33 clericalen. Wat hier te lande zeker niet het
geval zou zijn, het betrekken van het kam'p te Beverloo zal
later dan gewoonlijk geschieden. Dit is om de militairen,
die kiezers zijn, in de gelegenheid te stellen huil burgerpligt
te vervullen. Met het oog op de scherpe afscheiding der
beide staats-partijen bij onze naburen, is er voorzeker een
warme strijd te wachten.
Al kan men niet in alle opzigten hulde breugeu aan het
staatkundig gedrag van den eersten minister van Frankrijk,
den heer Ollivier, zeker verdient zijn staatsmans-beleid,
en verdienen zijne redevoeringen groote belangstelling. In
eene der jongste zittingen van den Senaat, sprekende over
de eerlang te houden volksstemming, herinnerde hij, dat
het land sedert 1789 te vergeefs de verwezenlijking heeft
gezocht van eenen enkelen droom: de vestiging eener
gematigde, vooruitgaande, constitutionele vrijheid. Hij hield
zich overtuigd, dat die wensch zijne verwezenlijking thans
nabij was, en dat, ondanks alle revolutionaire manoeuvres,
het liberale gouvernement en het liberale keizerrijk over
winnaars zouden blijven. „Welk gebruik," zoo vervolgde
de minister, „welk gebruik zult gij van uwe overwinning
maken, zoo heeft de graaf de Segur gevraagd? Mijn ant
woord is: het juiste gebruik. Eu dat gebruik»is: de mid
delen niet te vergeten, die ons de overwinning bezorgd
hebben. Na de overwinning zal het gouvernement blijven,
hetgeen het vroeger geweest is: liberaal vooruitgaande,
toegankelijk, niet vervolgziek en vreemd aan eiken geest
van uitsluiting. Al ons streven zal hierheen gerigt zijn
om zelfs door hen, die ons thans bestrijden, te doen
erkennen, dat de democratie en de vrijheid van geen
gouvernement die bevrediging zouden hebben kunnen
erlangen, welke het keizerlijk gouvernement haar heeft
geschonken."
Toen daarop de nieuwe staatsregling in haar geheel met
algemeene stemmen werd aangenomen, weerklonk een drie
werf herhaald: „Leve de Keizer!"
Als men spreekt van trouw aan een beginsel, dan mag
men bij de opsomming van voorbeelden daarvan de oude
legitimisten in Frankrijk niet vergeten. Al heeft de familie
Bourbon sedert 1830 hare plaats op en rondom den
Franschen troon ook moeten missen, toch blijven de leden
dier partij getrouw i:i hunne verknochtheid aan het oude
Koningshuis. Dezer dagen kwam de hertogin van Berry,
de echtgeuoote van den beminden doch te vroeg ontslapen
troonsopvolger, ic overlijden en onderscheidene familiën te
Parijs namen over haar verscheiden den rouw aan, de aan
gekondigde feesten afzeggende. Het blad la Figaro ver
scheen met een rouwrand in liet licht en een ander blad
bragt onderscheidene voorvallen uit liet loven der over
ledene in herinnering, voorvallen, waaruit bleek, dat de
zoon dier vrouw, de graaf van Chambord, zonder de
onhandige staatkunde van zijnen grootvader, Karei X, onge
twijfeld bezitter zou zijn geworden van den troon van
Frankrijk. De trouw en verknochtheid aan deze vorstelijke
familie, die zich ook thans nog, niet slechts in betuigingen
en laffe vleijerijen, openbaart, maar die door vele leden
der legitiinistische partij door stoffelijke hulp wordt betoond,
zou zelfs bij den liefcigsten republikein opmerking en toe
juiching verdienen.
Het raderstoomschip de Valk, onder bevel van den
kapt.-luit. ter zee N. M. J. Kroef, is, volgens een bij het
Departement van Marine ingekomen telegram, den 24 dezer
te Vigo aangekomen en zou van daar naar Plymouth
stevenen.
De commissie, belast met liet afnemen der examens
voor het lager onderwijs in Noordholland, heeft jl. Zaturdag
de acte van hoofdonderwijzer toegekend aan den keer
P. B. Pastoor, hulp onderwijzer aan eene der openbare scholen
in deze gemeente.
Door den kommandant der genie in de stelling Helder
werd gisteren bij inschrijving en opbod aanbesteed1. Het
éénjarig onderhoud der aardewerken; aannemers de heeren
Gebrs. Janzen, voor de som van 2870; 2. Het éénjarig
onderhoud der metsel- en timmerwerken; aannemers de
heeren Gebrs. Moorman, voor 3430; 3. Het éénjarig
onderhoud der kazernegebouweu, enz.; aannemers de heeren
Gebrs. Moorman, voor 2490; 4. Het herstellen der
brug over de hoofdgracht van het fort Westoever; aan
nemers de heeren Gebrs. Janzen, voor 2170.
Heden nacht is in de bnitenbanken gestrand de
Noordseke brik Navigator, kapt. Tollessen, van Tonsberg
met hout naar hier bestemd. Het schip zit zeer gevaarlijk.
De sleepboot en eenige schuiten zijn derwaarts vertrokken
ter assistentie.