Twee Schildersknechts.
BEGRAFENISFONDS,
ADVERTENTIE N.
C. BIEL, voorheen de Heer IHNEN,
Weerkundige Waarnemingen te Helder,
Marktberigten.
KLAAS BARK,
Eene knappe Dienstbode of Noodhulp.
HANDEL EX XIJVERHEID,
LOGEMENT en RESTAURATIE.
Hoofdgracht, aan het Havenplein, te Helder.
NOORD-BRABANTSCH
gevestigd te WAALWIJK in 1843.
MARINEHAVEN NIEUWEDIEP.
waarmede hij zich niet kon vereenigen, maar die ter appreciatie
van het Hof stond, en over de onwettige gevangenhouding van
mevrouw W. in hare eigene woniug. De president verzocht hem
niet af te dwalen en alleen te antwoorden op de vraag, of hij op
verzoek van mevrouw W. zich met de zaak had bemoeid. Hij
verklaarde nu, ongeroepen en uit vrije beweging aan mevrouw Elders
zijne hulp te hebben aangeboden, na een advies van een voornaam
regtsgeleerde te Amsterdam te hebben ingewonnen. „Mevrouw heelt
die aangenomen, zoodat ik haar dan ook van een geschikt regts-
geleerd raadsman heb voorzien.Hij deelde verder mede, dat hij,
op verzoek van mevrouw Elders, haar broeder, den minister van
Koloniën, is gaan spreken, doch dezen toen te 's Gravenhage niet
vindende, zich een paar uren met den minister van Justitie aan
diens woning heeft onderhouden, welke hem zeer vriendelijk heeft
te woord gestaan. In Febr. heeft hij den heer Wiersma gesproken
en dezen beduid, dat de zaak Elders hem niet kon benadeelen, en
gewaarschuwd op zijn hoede te zijn tegen het publiek ministerie.
Eerst op 6 Maart had mevrouw Wiersma door de nicht van den
heer Elders ook zijne hulp gevraagd, op grond dat zij werd opge
sloten. Sedert had hij haar nu en dan van raad en bijstand gediend.
Hij gaf van zijne verschillende hierop gevolgde bemoeijingen uit
voerig verslag. Vermits de heer W. hem echter den toegang
belette, had hij haar eerst op 8 Maart gesproken. Men herinnere
zich de scène op de buitenplaats tusschen mevrouw, uit het geo
pend raam liggende, en getuige voornoemd. Hij ontkende de scène
van het koffijdrinken op of voor de buitenplaatshet was op het
terrein van den kastelein Zonneveld. Hij sprak ook tegen, dat hij
eenig rumoer had aangelegd en in iets aau den eerbied voor de
justitie en de veldwachters zou zijn te kort gekomen. Hij ontkende
den hëèr Haakman te hebben beleedigd, maar zeide, dat deze op 8
Maart verkeerd had gehandeld bij het opmaken van het proces-verbaal.
Vervolgens zijn nog als getuigen gehoord: 1. de vrouw van
Zonneveld, die verklaart gehoord te hebben, dat de dienstbode
Cornelia Nieuwenhuis, bij het verlaten van haar dienst, den heer
W. uitgescholden heeft; 2. dr. P. Kok Ankersmit, geneesheer op
Meerenberg, die een relaas heeft gegeven, van de positie van den
heer W. tijc\ens diens verblijf in het gesticht. De president deelt
dezen getuige de verschillende omstandigheden mede, die den be
schuldigde, volgens diens opgaaf, hebben doen besluiten tot het
afgeven van het certificaat. De getuige verklaart daarop, dat
betrekkelijk geringe verschijnselen soms groote gevolgen kunnen
hebben; dat hij echter, met het oog op den heer W., uit de opge
geven verschijnselen geen heftigen aanval van mania zou voorzien
hebben.
Nadat nog een langdurige woordenwisseling tusschen den getuige
en den beschuldigde was gevoerd en de advocaat-generaal van den
getuige nog vele informatiën had ingewonnen, is de laatste getuige
gehoord, te weten J. M. Bitter, postbode, die verklaart van het
beweerde rumoer in de woning van den heer W. op 12 Mei jl.
niets gehoord te hebben.
Een ampele memorie van den beschuldigde werd nog voorgelezen,
terwijl de heer Wiersma en zijne dienstboden de verklaring afleg
den, dat hij niet van de avondwandeling van den beschuldigde
met mevrouw W. had geweten voor den avond van 16 Febr. jl.,
den avond, waarop hij dat ontdekte en hij haar had opgesloten.
De zitting werd hierop geschorst tot Woensdag morgen ten 10
ure, wanneer de advocaat-generaal jhr. mr. C. H. Backer zijn
requisitoir zou nemen.
In een door een talrijk publiek bijgewoonde zitting van het
provinciaal geregtshof van jl. Woensdag heeft de advocaat-gene
raal, in een zeer uitvoerige en belangrijke rede, de schuld van
dr. F. S. Elders, aan de hem volgens arrest van teregtstelling ten
laste gelegde feiten, volgehouden. Vooraf veroorloofde hij zich een
korte uitwijding over de z. i., niet op zeer loijale wijze daaraan
voor de behandeling gegeven publiciteit, met beoordeeling, zelfs
veroordeeling der handelingen van de justitie in deze. Spreker
betreurde die, omdat daardoor het publiek is gebragt op een weg
om zonder voldoende kennis van feiten en omstandigheden een
oordeel te vellen, terwijl daardoor de schijn is gegeven van het
uitoëfenen van pressie op den regter door intimidatie. Z. E. G. A.
hoopte dat het publiek thans beter in staat was en zou worden
gesteld een meer billijk en regtvaardig oordeel daarover te vellen.
Spreker trad alsnu in eene zeer geleidelijke en duidelijke uiteen
zetting der hoofdpunten, die van invloed zijn op de beoordeeling
dezer zaak.
Hij constateerde, dat de twee hoofdfeiten: het afgeven van het
certificaat en het gebruikmaken daarvan ten volle zijn bewezen.
Dit toch vloeit voort uit de bekentenis van beschuldigde ten dien
aanzien, bevestigd door het ten processe aanwezig declaratoir en een
vergelijking van het geschrift met andere ten processe aanwezige,
van den beschuldigde afkomstige schrifturen. Beschuldigde erkende
ook het gebruik maken daarvan door de afgifte van mevr. Wiersma
van dit declaratoir, door zijüe begeleiding van mevr. Wiersma naar
den president, het laten registreren van dat declaratoir, enz. Volgens
spreker zijn reeds aanvankelijk uit de instructie voldoende bezwaren
gerezen,' om hier strafbare valschheid aan te nemen. Op de
tereglzitting zijn nog nieuwe bezwaren gezien. Spreker trachtte nu
aan te toonen, dat de drie elementen daartoe vereischt, hier aan
wezig zijn, namelijk verkorting der waarheid, bedriegelijk oogmerk
en mogelijkheid van nadeel voor een ander, om eindelijk over te
gaan tot het betoog, dat de strafwet op de hier geconstateerde
feiten van toepassing is.
De verklaring van den besch. is in strijd met de waarheid, omdat door
den beschuldigde daarbij is verklaard dat de heer Wiersma zich op
17 Februarij in zulk een toestand van krankzinnigheid bevond, dat
zijne voorloopige opname in het gesticht Meerenberg noodzakelijk
was, ten einde ongelukken te voorkomen. Uit den inhoud dier
verklaring volgde de urgentie der plaatsing.
En nu weet spreker wel dat de a décharge gedagvaarde deskun
digen, als zij tegenwoordig waren, hem zouden toeroepen: „hoe
wilt gij, uit een onderzoek van slechts zes dagen, bewijzen dat de
heer Wiersma toen niet in zulk een toestand was? Maar spreker
wil echter bewijs leveren, door den heer Wiersma gedurende een
periode van circa 3 jaren na te gaan. Hij bleef nu uitvoerig stil
staan bij den toestand van den heer Wiersma voor den 16 Februarij,
den gewigtigen dag der stellige ontdekking voor hem van de ver
houding zijner vrouw tot den beschuldigde, op den 16 Februarij
voornoemd en daarna, dus gedurende drie perioden. Tot dat einde
onderzocht hij een aantal uit verschillende afgelegde getuigenissen
gebleken omstandigheden.
Wordt nu (vervolgde de adv.-gen.) hetgeen uit al die verklaringen
voortvloeit, weggenomen door het getuigenis van mevrouw W.?
Haar verschijnen had op hem een treurigen indruk gemaakt; zij
plaatste zich tusschen haren ongelukkigen, van krankzinnigheid
betichten echtgenoot en haren minnaar, den beschuldigde. Hoe
was hare houding? was zij aangedaan? openbaarde zij gevoel?
Neen; koud als marmer kwam zij verklaren, dat haar man niet
wel bij 't hoofd en gevaarlijk was. Zij was, volgens spreker, eene
zeer partijdige getuige; hetgeen zij mededeelde, was later gedeeltelijk
gebleken onjuist te zijn, zoo als b. v. het koopen van het zjlver
en andere omstandigheden. Omtrent de intieme verhouding tusschen
mevrouw W. en den beschuldigde, eene verhouding, ongeoorloofd
voor eene gehuwde vrouw achtte de adv.-gen. het niet noodig
nader terug te komen op de afgelegde verklaringen. Zij was meer
dan duidelijk ten processe gebleken. En toen die verhouding eerst
laat, en wel in den avond van 16 Febr., den heer W. duidelijk
gebleken was, toen hij zijne vrouw en den beschuldigde voor 't
eerst te zamen zag uitgaan, heeft hij andere maatregelen genomen.
Van d^ oogenblik dagteekent de strijd tusschen mevrouw W. en
den beschuldigde als bondgenooten tegen den ongelukkigen, maar
zelfs toen nog kalmen en bedaarden W., die toen blijken gaf van
groote zelfbeheersching,. waaraan menigeen zich zou kunnen spiegelen.
En wat het declaratoir van de heeren v. d. Willigen en v. Reijsen
betreft, al mogt het waar zijn, dat dit stuk weinig weten
schappelijke waarde heeft, hetgeen de spreker niet wilde beslissen,
dit stond toch volgens hem vast, dat het eene gewigtige bevestiging
is van hetgeen de spreker trachtte te bewijzen, dat de heer W.
toen ter tijde niet in zoodanige positie was, dat zijne onmiddelijke
plaatsing in een krankzinnigengesticht noodzakelijk wasen dit
was de vraag, waarop het aankwam en die ter beantwoording aan
de deskundigen was voorgelegd.
Eindelijk behandelde spreker de vraag: Kan de beschuldigde
het certificaat ook ter goeder trouw hebben afgegeven? Spreker
antwoordde echter ontkennend, en wel omdat de beschuldigde niet
over den heer W. practiseerde en hem in den laatsten tijd zelfs
niet gezien had, en dus alleen op de mededeeling van mevrouw W.
is afgegaan, zonder zelfs de dienstboden te raadplegen. De spreker
wees daarbij op de verhouding tusschen den beschuldigde en
mevrouw W., als kenmerk der kwade trouw; ook op de telkens
verschillende motieven, die de beschuldigde heeft opgegeven en die
eerst later met nieuwe zijn aangevuld. Een gemoedelijk medicus
zou al die motieven terstond hebben kunnen opgeven. Bovendien
kon de beschuldigde den heer W. niet in gemoede voor krankzinnig
houden; een medicus toch schrijft geene briefjes aan een krank
zinnigen patiënt, en dreigt hem niet met te nemen maatregelenzoo
als de beschuldigde dit gedaan heeft in zijn briefje aan den heer W.,
hetwelk in de acte van beschuldiging is medegedeeld.
Ten slotte requireerde de adv.-gen. schuldigverklaring aan het
bij het slot der acte van beschuldiging den beschuldigde te last
gelegde, en veroordeeling tot eene tuchthuisstraf van acht jaren en
twee geldboeten ieder groot 50.
Te half 4 ure werd de zitting geschorst tot heden ochtend.
(Landskeet).
1 'ftunf
Uren.
Windrigting
en
Kracht.
Barometer
mm.
Thermometer
C.
Vochtigh.
procent, j
Toestand
van
de
zee.
Stand. Afw.
Stand.
Afw.
i
12
zw. 5.8k.
755.88 - 4.94
13.7
- 1.8
0.78
wein.golv
2
8
wnw. 6 n
758.79 2.09
10.0
- 3.5
0.89
2
12
nwtw. 7 h
760.29 - 0.59
11.5
- 4.3
0.87
Weersgesteldheid1 Juuij 12 u. Digtbewolkt, goedweer.
2 Junij 8 u. Digtbewolkt, winderig, koel.
2 Junij 12 u. Digtbewolkt, winderig, koel.
AMSTERDAM, 31 Mei.
Rogge. Per 2100 kilogram op levering iets vaster; Oct. f200,
201, 202.
1 Junij.
Tarwe. Zonder handel.
Rogge. Per 2100 kilogr. stil; Galatz f 200; Petersb. 164;
beide c. z. k. Op levering eerder iets flaauwer; Julij f 194; Oct.
f 200, 201.
Koolzaad. 1 lager. Op 9 heetoliters Olie in Sept., OöT en
Nov. 77.
Vee. Vette Kalveren 1ste kw. f 40 a 60, 2de kw. f 30 a 60,
3de kw. f 20 a 40. Schapen f 24 a 32. "Varkens 56 a 60 c. per kilogr.
PÜRMERENDE, 31 Mei.
Vee. 21 Paarden. 447 Runderen; vette Koeijen iets minder in
prijs; gelde Koeijen mede minder in prijs; Melk-Koeijen minder
duur, handel traag. 120 vette Kalveren f0,75 a 1 per kilogr, en
77 nuchtere Kalveren f 6 a 16; handeDlevendig en vlug. 1426
Schapen en Lammeren; vette Schapen'duur, handel vlug; Over-
houders minder duur, handel stug; Lammeren prijshoudend. 40
vette Varkens 48 a 65 c. per kilogr.; handel matig vlug. 54 ma
gere Varkens f 17 a 27 en 520 Biggen f8 a 12; handel stug.
249 stapels Kaas; Kleine {30 en Middelbare f 26,50 per 50 kilogr.
Boter f 1 a 1,15 per kilogr. Kip-Eijeren f 2,50 en Eend-
Eijeren f 3 per 100 stuks.
HAARLEM, 1 Junij.
Kaas. Aangevoerd 134 stapels. Hoogste prijs f 29,
ROTTERDAM, 31 Mei.
Vee. Aan de markt waren gisteren en heden aangevoerd: 724
Runderen, 240 vette en gras-Kalveren, 70 nuchtere Kalveren, 821
Schapen en Lammeren, 256 Varkens en 180 Biggen. De bestede
prijzen liepen als volgt: Runderen 1ste kw. 76 c., 2de kw. 70 c.,
3de kw. 62 c.Kalveren 1ste kw. 90 c., 2de kw. 80 c., 3de kw.
70 e.; Schapen 1ste kw. 70 c., 2de kw. 65 c., 3de kw. 55 c.;
Varkens 1ste kw. 70 c., 2de kw. 68 c., 3de kw. 66 c.alles per
kilogram schoon aan den haak. Niettegenstaande den grooten aan
voer werd allés zeer vlug verkocht en kwam er op het laatst veel
te kort, hetgeen groote stijging der prijzen doet verwachten.
Boter. 1ste kw. f 54, 2de kw. f 50, 3de kw. f 46.
SCHIEDAM, 1 Junij.
Jenever f 17.75; Amst. proef f 19,Moutwijn f 12,25 per N. vat.
SNEEK, 31 Mei.
Wol. 1ste kw. f 1,15 a 1,20, 2de kw. f 1,06 a 1,10 per kilogr.
ANTWERPEN, 31 Mei.
Wol. Gesoutineerd.
HAVRE, 28 Mei.
Wol. Gevraagd.
Bevallen van een Zoon M. H. J. JANZEN, geb.
TERWINDT.
Nieuwediep, 2 Junij 1870.
Heden overleed ons eenigst geliefd Zoontje JOHAN
CAREL HARTSINCK, in den jeugdigen leeftijd van
slechts. 3 jaren en 3 maanden, diep betreurd door zijne
Ouders en verdere Betrekkingen.
Nieuwediep, 30 Mei 1870.
L. A. HARTSINCK.
J. C. HARTSINCK,
geb. Mölleb.
Mr. SCHILDER te KOEDIJK, vraagt
Tast werk tot 1 Januarij 1871.
Brieven franco, Joch liefst dadelijk in persoon.
ER WORDT GEVRAAGD OM DADELIJK IN
DIENST TE TREDEN
Adres bij den Boek- en Papierhandelaar W. P. KOOIJ,
Binnenhaven, No. 29.
De Directie van bovengenoemd Fonds heeft de eer te
berigten, dat in plaats van den Heer J. H. de Meijer
als haren AGE Hf T zal werkzaam zijn de Heer
J. P. BERKHOUT, onder dankzegging aan eerst
genoemde voor de vele en goede diensten onze inrigting
bewezen.
Staat der voor de Groote Taart zeilklaar liggende en vertrokken Koopvaardijschepen.
Datum
Datum
van
van
aankomst.
vertrek.
26 Mei.
27
28 Mei.
28
2 Junij.
29
30
30
30
1 Junij.
2
NAAM
van het Schip.
NAAM
van den Gezagvoerder.
Bestemming.
05 03
2 C6 Jn
£3 Pm
ft
£-3
Dordrecht II.
Sirius.
Nicolaas Witsen.
Elisabeth.
Soerabaija Paeket.
Aurora.
Gouverneur de Rouville.
Vice-Admiraal May.
Professor van der Boon Meseh.
C. J.
L. M. Wiïlemse.
C. de Groot.
T. Feenstra.
S. C. J. Olivier.
H. Visser.
P. A. Wolking.
N. M. O. de Groot Stiffry.
J. A. Vrijman.
Batavia.
Padang.
Samarang.
Batavia.
Soerabaija.
Batavia.
Curaqao. (ter reede)
Batavia.
Tjilatjap via Glasgow.
1)
1) De heeren: E. Mathijsen, kapitein, detachements-kommandantJ. Mulder en J. G. Kerlen, 2de luitenants; W. Smith, officier
van gezondheid; benevens een detachement suppletie-troepen, sterk 125 man, waaronder 6 onderofficieren.
2) De heeren: ten Have en echtgenoot; C. Bhimer; mejufvrouwen Borel en Sassen; jongeheer d'Arlon.
3) De heeren: van Ewijk, bisschop; Schrauwer en Bergmans, pastoors; H. Schotborgh en L. A. Rijf kogel.
Staat der binnengekomen Koopvaardijschepen (Groote Taart).
Datum
van
binnenkomst
NAAM
van het Schip.
NAAM
van den Gezagvoerder.
NAAM
van den Cargadoor.
Van
waar
gekomen.
a p. ,<s
-
31 Mei.
1 Junij.
1 ii
1
Cornelia.
Hilja.
Elmina.
Joseph Brown.
R. Ritehie.
K. W. Blomberg.
B. Rijnders.
J. Richardson.
H. J. Tweehuijs.
van Vliet Co.
Duinker Goedkoop.
Soerabaija.
Banjoewangie.
Suriname.
Taganrog.
1)
1) De heer B. T. de Boer, kapitein der artillerie, echtgenoot en 3 kinderen; mevrouw Köningloo en 3 kinderen.
Staat der Schepen bestemd hunne lading in de Binnenhaven te lossen.
NAAM
van het Schip.
NAAM
van den Gezagvoerder.
Van waar gekomen.
Geladen met
NAAM
van den Cargadoor.
Sarah Jane.
As ia.
Vivid.
St. Matthew.
G. Painter.
T. Bruce.
W. Bedingfield.
J. Watson.
Seaham.
Newcastle.
Sunderland.
Seaham.
Steenkolen.
u
ii
Duinker Goedkoop.
Zur Mühlen Co.
Duinker Goedkoop.
H