1870. N°. 76.
28 Jaargang.
Zondag 26 Jnnij.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
BINNENLAND.
en
heldersche
nieuwedieper courant.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingbdag-, Donderdag- en Zatürdag namiddag.
bonuementsprijB per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters ei vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Per laataten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den <9 Junij over Triest en Donderdag
den 30 Jnnij over Marseille de Hall naar Oost-Indië,
China en Japan.
Donderdag den 30 Junij vertrekt, per lnatsten
trein van den Helder, de West-Indische mail over
Southampton.
In den loop van het volgende kwartaal zullen
we o. a. als Feuilleton opnemen eene interessante
novelle van de zoo gunstig bekende Duitsche
schrijfster Lotjise Mühj.bach.
HELDER en NIEUWEDIEP, 25 Junij.
Sedert de laatste onlusten in Italië schijnt het alsof men
zich vooreerst niet meer behoeft te verontrusten over nieuwe
woelingen, Althans Mazzini, het bekende hoofd der Itali-
aansche republikeinen, heeft in eene circulaire te kennen
gegeven, dat men vooreerst geene nieuwe onlusten moet
verwekken. Hij acht dat niet noodig. Het doel, waarmede
tot dusverre die onlusten werden verwekt, is, volgens zijne
verzekering, bereikt. Men heeft de proef genomen, of men
bij voorkomende gelegenheden op het volk zou kunnen
rekenen, of dat daarentegen de regering door het volk
wordt gesteund. Het is gebleken, dat de bevolking geen
hand uitsteekt om de Italiaansche regering te verdedigen
en dat is het juist wat hij weten wilde. Zoodra het uur
slaat, zegt Mazzini, waarin Italië hem nitnoodigt de repu
bliek te komen stichten, zal de regering alleen staan. Het
is echter heel wel mogelijk, dat de heer Mazzini zich vergist;
want zoo als hij het voorstelt is de toestand van Italië niet.
oos
LATUDE,
de geschiedenis eener 35jarige gevangenschap.
Slot
Vijf maanden bragt hij door in ziekte en ellende, en zoo
onmenschelijk was de behandeling daar, dat de Chirurgijn-Majoor
zich eindelijk verwonderde, dat 's mans ijzersterk gestel tegen zoo
wreede folteringen bestand was. Langzaam herstellende, gevoelde
hij al te zeer, dat de vreeselijke ziekte hem veel leed en smart
bezorgde, 't Verblijf op de ziekenzaal zocht hij te ontwijken hij
verzocht overgebragt te worden naar zijn cachot, liever dan daar
langer te vertoeven. In plaats daarvan werd hij gebragt naar een
betere, goedverlichte kamer, die bovendien een aangenaam uitzigt
had. Niet lang echter vertoefde hij daar. De plaats waar hij nu
zijn verblijf had, was gelegen nabij den ingang der gevangenis.
In navolging van vele anderen, ondernam ook hij een poging ter
zijner bevrijding, door een smeekschrift voor de voeten te werpen
van eene dame, die de gevangenis kwam bezoeken. De controleur
nam het op en spoedig daarna was hij weer in een akelig hol, in
de nabuurschap van- de grootste schelmen opgesloten. Het neer
geworpen smeekschrift had echter geen anderen inhoud, dan het
verhaal der jaren lang verduurde jammeren. In dien tijd echter
kwam de bekende en om zijne vele goede hoedanigheden beroemde
minister Necker aan het bestuur in Frankrijk en van dat oogen-
blik af dagteekent ook het uitzigt van den gevangene op bevrijding.
Nog altijd verkeerde Latude in zijn ellendig kerkerhol in een
hoogst beklagenswaardigen toestand. Kleschheid verbiedt ons mede
te deelen, hoe zijn ligchaam gefolterd werd, tengevolge van de
onmenschelijke behandeling en de slechte verzorging. In dien ver-
ichrikkelijken staat verkeerde hij, toen men hem den 15 Sept. 1781,
des avonds omtrent 6 ure, uit de naburige cellen toeriep„Vader
Jedor! daar is de president de Gourgue op het plein aanwezig;
voorwaar een goed nieuws!" Op aandrang der gevangenen bragt
de evengenoemde president een bezoek aan het hol, waarin men Latude
gekerkerd hield. Hij deed den gevangene onderscheidene vragen en
op het verhaal der jammeren, dat hij hier vernam, stortte de deel
nemende man tranen. Hij beval dat Latude zijn levensgeschiedenis
hem zou mededeelen en wel schriftelijk, belovende hem niet te
vergeten, maar zoo 't kon, voor hem te zorgen.
Latude stelde daarna in zijn daartoe weinig geschikt verblijf
spoedig de memorie te zamen. Om zich echter van de noodige
schrijfbehoeften te voorzien, moest hij eenige dagen hongerlijden.
De opbrengst van 't brood dat hij verkocht, moest hem eerst in
staat stellen om pen, inkt en papier te verkrijgen. Een gevangen
bewaarder nam de taak op zich om de memorie aan het adres
te bezorgen, doch, hoe 't kwam is niet bekend, de man had
het ongeluk het pakket op straat te verliezen. Eene vrouw vond
het, en daar de omslag dóór de vochtigheid was losgeraakt, werd
zij door het opschrift: „Henry Masers de Latude, gevangen sedert
82 jaren, zoo in de Bastille, als te Vincennes en thans te Bieêtre,
op brood en water, in een gat, tien voeten diep onder den grond,"
als het ware gedwongen om, te huis gekomen, het stuk in zijn
geheel te lezen. Daarna bezorgde zij het aan het adres. Deze vrouw,
het was een eenvoudige burgervrouw, maar die een edel hart
bezat, deze vrouw ondernam het reusachtig plan om den onge-
lukkigen man, zoodra zij zich vergewist had dat zijn onschuld
buiten twijfel was, uit de gevangenis te bevrijden. Mevrouw Legros
Maar als op zijn hoog bevel vooreerst rust geschonken
wordt aan het schiereiland der Apennijnen, dan bewijst hij
door het verspreiden van zoodanige circulaire aan zijn lang
en zoo wreed geschokt vaderland een wezenlijk goede
dienst.
Gisteren namiddag heeft in eene der lokalen van het
Algemeen Weeshuis alhier de jaarlijksche loting voor de
Schutterij plaats gehad.
Door den kerkeraad der Herv. gemeente van Huis
duinen is, ter vervulling van de bestaande vacature, in
zijne vergadering van Donderdag 23 dezer een zestal
geformeerd, bestaande uit de hh.A. J. Berman, predikant
te Watergang; H. Ebbinge, hulpprediker te Hellendoorn
A. J. Kloos, predikant te Hippolitushoef op Wieringen;
W. L. G. Wolterbeek Muller, predikant te Callantsoog;
M. J. Schröder, predikant te Oosterland op Wieringen, en
W. Schuurman, predikant te Petten. Uit dit zestal is een
drietal zamengesteld, bestaande uit de hh. Berman, Ebbinge
en Schröder, waaruit beroepen is de heer Alexander Johan
Berman, predikant te Watergang.
Naar men verneemt is thans bij den Raad van State
aanhangig een wetsontwerp tot groote uitbreiding van het
kiesregt. Men verzekert, dat de census in de groote
gemeenten nagenoeg gelijk gesteld zou worden met den
census die tegenwoordig voor de gemeenten ten platten lande
van kracht is, d. i. het grondwettig minimum van 20.
Aan het Departement van Binnenlandsche Zaken is
jl. Donderdag vergaderd geweest eene commissie ter beoor
deeling der plannen tot gedeeltelijke droogmaking der
Zuiderzee. Deze commissie werd gepresideerd door den heer
mr. G. de Vries Az.
Tot rector van do Latijnsche school te Schiedam is
benoemd de heer dr. W. M. Montijn te Hoorn.
was de naam dier vrouwhaar naam verdient een eereplaats in
de gedenkboeken der edele bedrijven! Zij bezocht den gevangene in
zijn verblijf; de gelegenheid daartoe wist zij zich met veel moeite te ver
schaffen, Haar echtgenoot stond haar in een en ander, wat voor den ge
vangene noodig was te doen, ijverig ter zijde. Een bezoek van dezen
laatste, aan den heer de Bourgue gebragt, had echter geen gunstig
gevolg. Deze verzekerde hem, dat Latude een gek,een dolle, een krank
zinnige was, die men, ja, beklagen en beschreijen mogt, maar wiens
invrijheidstelling onmogelijk kon plaats hebben, 't Is duidelijk, dat de
overigens zoo achtenswaardige man zich ook weêr had laten verschal
ken door de drogredenen van Latude's vijanden. De heer de Bourgue
gaf den heer Legros overigens den welmeenenden raad om het ont
werp te laten varen. Deze, te huis gekomen, vertelde zulks
aan zijne vrouw, die, in stede van de zaak op te geven, met des
te meer moed scheen gewapend om den ongelukkige te redden.
Moeite werd door deze edele vrouw niet ontzien. Zij begaf zich
met hare dringende bede om bevrijding voor haren ongelukkigen
beschermeling tot de hoogstgeplaatste personen. Yreeselijk groot
waren de hinderpalen, haar hij de uitvoering harer plannen door
de boosaardigheid der vijanden in den weg gelegd. Meer dan één
maal werd haar waarschuwend toegevoegd, dat zij zich het lot van
dien man niet moest aantrekken, want dat het den gevangene niet
helpen en haar welligt schaden zou. Zij wist zich toegang te ver
schaffen tot zelfs in 't kabinet van den minister de Lamoignon,
die wel beloofde zijne hulp te verleenen, doch ook zijne beinoeijingen
kwamen in 9 maanden tijds niet verder, dan dat de heer Lenoir,
die oude vijand van Latude, verklaarde den gevangene de vrijheid niet te
willen hergeven. Bij niet minder dan 200 personen van rang en aanzien
werd door mevrouw Legros aangeklopt en altijd te vergeefs. Ieder
scheen huiverig te zijn, den naam te verkrijgen dat hij er zich mede
bemoeid had.
Wederom gingen er met vergeefsche moeite maanden voorhij.
Eensklaps daar daagt een ster van hoop. Frankrijk's Dauphin
verjaarde en de Koning schonk, naar landsgebruik, genade aan
staatsgevangenen, die voor dit koninklijk gunstbewijs wegens
hun gedrag in aanmerking konden komen. De Commissie, voor
't onderzoek daarnaar benoemd, kwam den 17 Mei 1782 te Bieêtre.
Op zijne beurt verscheen Latude ook voor haar. Hij deelde aan
zijne regters het aandoenlijk verhaal zijner rampen mede, en werd
met groote belangstelling aangehoord. De kardinaal de Rohan, die
tot de Commissie behoorde, trok zich van dien tijd af op allerlei
wijze het droevig lot van Latude met ernst aan. Door diens ver
mogende tusschenkomst werd Latude in een behoorlijke kamer
gebragt en verzorgde men hem beter dan tot nog toe. Zelfs bezocht
de kardinaal tot driemalen toe den Koning, om genade smeekende
voor den zoo wreed gefolterden man. Lodewijk XVI, anders zoo
zacht, zoo goed van aard, werd door zijne hovelingen misleid en
vooringenomen tegen den veeljarigen gevangene ten slotte kreeg
ie kardinaal van hem ten antwoord, dat het verboden was verder
meer over Latude tot Z. M. te spreken.
Mevrouw Legros liet zich echter in het geheel niet ontmoedigen
in haar menschlievend streven. Bij den minister Broehet de Saint
Prest klopte zij aan en eindelijk vond zij in den advokaat de heer
de la Croix een man die, in hare voetstappen tredende, met op
offerende liefde bezield was voor den ongelukkige. Deze regtsgeleerde
wist zich de hulp van eene veelvermogende beschermster te verschaffen:
Mevrouw Dde vrouw van een minister, terwijl ook haar vader
tot de raadslieden der kroon behoorde. Deze dame begon met het
Tot griffier bij het kantongeregt te Sliedrecht is
benoemd mr. M. A. H. Onderwater, thans griffier bij het
kantongeregt te Medetnblik.
De heer K. Ris Taunis, van Nieuwe Niedorp, is door
bestuurders der Algem. Doopsgez. Sociëteit tot proponent
bevorderd.
De heer H. Ebbinge, hulpprediker bij de Hervormde
Gemeente te Hellendoorn, beeft toezegging van beroep
gekregen naar de gemeente Zuiderwoude en op Marken.
Den bewoners van Texel wacht een wèl te waarderen
genot. Met de in de volgende week te houden kermis zal
het tooneelgezelschap, onder directie van den heer Eloy
Lemaire, en waartoe mej. Beersmans behoort, aldaar eene
reeks voorstellingen geven. Wij wenschen onze Texelsche
lezers geluk met het voorregt, dat hun door 't bezoek van
dit hoogst verdienstelijk tooneelgezelschap ten deel valt.
In den verloopen winter hadden we tweemalen achtereen
het genoegen om voorstellingen van deze artisten bij te
wonen en gaarne erkennen wij, dat de beide avonden,
daaraan toegewijd, tot de aangenaamst doorgebragte winter
avonden mogen gerekend worden. Wij twijfelen dan ook
niet, of het kunstlievend publiek te Texel zal gretig
gebruik maken van de gelegenheid om aldaar iets waarlijk
schoons te genieten.
De kerkeraad der Hervormde Gemeente te Winkel
heeft eenstemmig geprotesteerd tegen het voorloopig besluit
der Synode van het voorgaande jaar, om het gebruik der
doopsformule, aan Matt. 28 19 ontleent, verpligtend te
maken. Een exemplaar van het bekende Groningsche adres,
van gelijke strekking, werd mede door een aanzienlijk
aantal leden der gemeente onderteekend en verzonden.
Jl. Dingsdag heeft te Amsterdam, op uitnoodiging
van de heeren H. J. Schimmel en J. C. Zimmerman, eene
bijeenkomst plaats gehad, ten einde over de belangen van
begin en deed den tegenwoordigen toestand van den gevangene
zoo veel mogelijk verbeteren. Zij voorzag mevr. Legros ruimschoots
van het noodige geld om dadelijk hulp te verleenen.
Doch nog was het uur der vrijheid niet geslagen. Wel werden op
één dag meer dan 100 gevangenen door Lenoir uit Bieêtre ontslagen,
allen booswichten, maar Latude hield men gevangen.
De laatste pogingen van hen, die zoo sedert jaren de gevangen
houding veroorzaakt en de bevrijding verijdeld hadden, waren
krampachtig. Allerlei leugens, allerlei verdichtselen werden ver
spreid om zelfs den koning en de koningin, die haast in 't belang
van Latude zouden zijn overgehaald, te bewegen af te zien van de
bevrijding des mans, die volgens het verspreide gerucht zelfs een brutalen
brief aan den koning geschreven, die allerlei gruwelijke misdaden be
dreven had. Vooral door de bemoeijingen van den bovengenoemdep
advocaat werden die pogingen der duisterlingen ontmaskerd en toen
eindelijk mevrouw Necker, de echtgenoot des ministers, met mevrouw
Legros zamenwerkte ter bevrijding, toen brak ten langen laatsten
het uur der vrijheid aan voor den man, die daarnaar niet minder
dan 35 jaren had gesmacht. De heer Lenoir, luitenant van policie,
deed nog een laatst verzet tegen de onmiddelijke invrijheidstelling,
door den minister Necker bevolen, door de kabinets-order niet
minder dan zes weken op zijn bureau onuitgevoerd te laten liggen.
Een jaarlijksch pensioen werd aan den ontslagene toegekend,
groot 400 livres, en, het aanvankelijk bevel, om zich uitsluitend in
Languedoc te mogen ophouden, werd gelukkig gewijzigd door het
voorschrift, dat bij vrijelijk te Parijs mogt vertoeven, maar dat hij
zich niet in koffijhuizen, op openbare wandelingen of in schouw
burgen mogt laten zien.
In 't gezelschap van teedere, deelnemende vrienden en verzorgers,
aan wie hij zijne vrijheid verschuldigd was, smaakte hij een genot
en eene vreugde, te grooter naar mate hij zoo lang, zoo heel lang
en zoo wreed van 't genot der vriendschap en der zamenleving was
verstoken geweest.
Men verwondere zich, met het oog op 't allezins geloofwaardig
verhaal van Latudes jammeren niet over de woede des Fransehen volks,
dat, eenmaal tot de bewustheid van regt en vrijheid ontwaakt, in
1789 tot het verbreken van de kluisters der wreede dwingelandij van
onmenschelijke hovelingen en edellieden oversloeg. Tot de bestorming
en verwoesting der Bastille heeft zeker het toen zooveel geruchtmakend
feit van Latude's 35jarige gevangenschap niet weinig medegewerkt.
De vrees, die 's mans vijanden koesterden, als zou hij zich na
zijne bevrijding onwaardig gedragen, werd beschaamd. Latude
gedroeg zich steeds op waardige wijze. Eens in de Nationale ver
gadering te Parijs toegelaten, heeft hij 't verhaal zijner rampen aan
den president, den heer de la Fayette overhandigd, die hem, uit
naam van 't Fransche volk en zfjne vertegenwoordigers, met zijne
bevrijding geluk wenschte.
De president sprak o. a. deze woorden: „Uwe banden, o Latude!
hebben het eerst de grondslagen ondermijnd dier verschrikkelijke
kerkers, welken gij het geluk gehad hebt ontvlugt te ziju en te
overleven; en het herdenken uwer jammeren heeft den ijver en de
krachten gesterkt van hen, die 't overblijfsel der tyrannie tot den
grond toe hebben gesloopt.
„Dat de Hemel uwe dagen verlenge en dat gij, doorluchtig
slagtoffer der heerschzucht, nog lang een gelukkig getuige der vrij
heid moogt zijn!"