1870. N°. 77.
28 Jaargang.
Woensdag 29 Junij.
Uitgever
bureau:
A. A. BAKKER
-VOLEM'LEI.V, r. 163.
Cz.
BINNENLAND.
Nog iets betreffende Charles Dickens.
Iets over de Negerscholen in de
Yereenigde Staten.
EN
HELDERSCHE
JVTIEUWED1EPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Per laatsten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den £9 Junij over Triest en Donderdag
den 30 Junij over Harseiile de Mail naar Oost-Indië,
China en Japan.
Donderdag den 30 Junij vertrekt, per laatsten
trein van den Helder, de West-Indische inail over
Southampton.
In den loop van het volgende kwartaal zullen
we o. a. als Feuilleton opnemen eene interessante
novelle van de zoo gunstig bekende Duitsche
schrijfster Louise Mühi.bach.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DB RAAD ZAL VERGADEREN
op Donderdag den 30 Junij 1870des avonds ten
ZEVEN ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
den 28 Junij 1870. STAKMAN BOSSE.
PUNTEN TEK BEHANDELING:
1. Beëediging van het jongst gekozen lid.
2. Benoeming van een Wethouder.
3. Aanbieding rekening 1869.
HELDER en NIEÜWEDIEP, 28 Junij.
Op het oogenblik waarop wij dit schrijven, verkeert het
naburige België nog in eene ministeriële crisis, veroorzaakt
hmhbwwb—w—bhww—whb——■■mb 1
Charles Dickens leefde sedert lang gescheiden van zijne vrouw.
Desniettemin stond hij steeds in de vriendschappelijkste betrekking
tot de bloedverwanten van mevrouw Dickens. Op den dag dat
de groote schrijver door eene beroerte werd getroffen, gebruikte
zijne schoonzuster, mejufvrouw Hogarth, bij hem het middagmaal.
Dickens zelf heeft over deze huiselijke aangelegenheid zeer belangrijke
bijzonderheden medegedeeld in een brief aan een zijner vrienden,
die in de New-York Tribune openbaar gemaakt en later door
Galignin's Messenger overgenomen is. De openbaarmaking geschiedde
op verzoek van den schrijver. Men leest daarin het volgende:
Mevrouw Dickens en ik hebben eene reeks van jaren zeer onge
lukkig zamen geleefd. Wie ons van nabij heeft gekend moest wel
zien, dat wij in karakter en temperament wonderbaarlijk slecht bij
elkander pasten. Ik geloof niet, dat ooit twee personen, op wie
overigens niets was aan te merken, zooveel moeite hebben gehad,
om elkander te begrijpen, en zoo weinig punten van overeenkomst
hadden. En bij menige gelegenheid zouden wij gescheiden zijn,
zonder de zuster van mevrouw Dickens, Georgine Hogarth.
Van haar vijftiende jaar af heeft deze zich aan ons huis en onze
kinderen gewijd. Zij is hun speelkameraad, hun voedster, hun
onderwijzeres, hun vriendin, hun bescherm- en leidsvrouw geweest.
Het ontzag, dat een man aan eene vrouw is verschuldigd, noopt
mij te volstaan met de opmerking, dat het karakter van mevrouw
Dickens al hare kinderen gedwongen heeft op eene andere dan haar
zelve te vertrouwen. Hoe ik mijne verbeelding ook wil dwingen,
kan ik mij onmogelijk voorstellen, wat er van die kinderen zou
geworden zijn zonder hunne tante, die met hen is opgegroeid, die
hun het beste gedeelte van haar jeugd en van haar leven heeft ten
offer gebragt en aan wie zij dan ook met hart en ziel zijn verknocht.
Om eene scheiding tusschen mevrouw Dickens en mij te voor
komen, heeft zij alles, vertoogen en redeneringen, uitgeput; zij heeft
geleden; zij heeft zich boos gemaakt, maar den moed niet laten
zinken. Herhaaldelijk, vooral in het laatste jaar, heeft mevrouw
Dickens haar betuigd, hoe hoog zij hare zorg en hare zelfver-
loochende vriendschap waardeerde. Eenige jaren geleden plagt
mevrouw Dickens mij voor te houden, dat het beter zou zijn, als
zij mij verliet en op zich zelf ging wonendat hare afkeer van mij
dagelijks toenam en nu en dan zelfs haren geest in verwarring
bragt; dat zij zich zelfs ten eenemale ongeschikt gevoelde voor het
leven onder één dak en dus de beste keus, die zij doen kon, was,
het huis te verlaten.
Ik heb haar altijd ten antwoord gegeven, dat wij ons ongeluk
moesten dragen en onzen strijd tot aan het einde toe strijden; dat
wij allereerst aan de kinderen moesten denken en ik vreesde, dat
wij om hunnentwil in schijn althans aan elkander verbonden zouden
blijven. Eindelijk heeft Forster in de laatste drie weken mij doen
inzien, dat het in het belang der kinderen zelve beter was, nieuwe
schikkingen te maken. Ik gaf hem volmagt, om met mevrouw
Dickens te onderhandelen. Hij is onze vriend sedert een en dertig
jaren. Mevrouw Dickens wilde hem Mark Lemon toevoegen.
Zaturdag 11. schreef Lemou aan Forster, dat mevrouw Dickens
dankbaar mijne voorstellen aannam.
Ik zal volstaan met te zeggen, wat de finantiële zijde dier voor
stellen aangaat, dat, zoo mevrouw Dickens eene vrouw van hooge
geboorte en ik een rijk man ware geweest, de finantiële regeling
niet ruimer en milder had kunnen zijn. Het overige komt hierop
neer: Mijn oudste zoon zou bij zijne moeder blijven en voor haar
zorgenmijne oudste dochter mijn huishouden ophouden, en mijne
overige kinderen met mij leven, in blijvend gezelschap met hunne
tante Georgine, voor wie zij de teederste liefde voeden, die ik ooit
bij kinderen heb ontmoet, en die (ik heb het dikwijls genoeg
sedert jaren herhaald) meer dan iemand op deze wereld regt heeft
op mijne genegenheid, mijne dankbaarheid.
door den voor het bestaande kabinet ongunstigen uitslag
der verkiezingen voor de Kamer der Volksvertegenwoor
digers. De partijen staan in getal gelijk en de Koning
heeft besloten zich een clericaal kabinet te verkiezen. Tot
nogtoe is hij niet geslaagd. Aan den baron d'Anathan
is echter, volgens het berigt in een der Belgische bladen
voorkomende, de vorming van een nieuw ministerie opge
dragen. Maar gesteld eens, dat er onder de clericale partij
mannen gevonden worden, genegen om onder deze omstan
digheden het bewind te aanvaarden, dan is het nog zeer
twijfelachtig of die bewindslieden in staat zullen zijn op
den duur het roer van den staat te besturen. Geen der
partijen heeft meerderheid en het regeren is daardoor zoo
goed als onmogelijk. Sommigen meenen, dat uit de clericale
partij geene personen zullen gevonden worden, geneigd om
op deze wijze een vruchtelooze poging te ondernemen.
Dezen zouden meenen te verwachten, dat de Koning óf
een onzijdig ministerie zou trachten bijeen te brengen, alleen
belast met de afdoening van zaken, óf dat de kiezers door
eene ontbinding der Kamer in de gelegenheid zouden
worden gesteld om zich over de te volgen staatkunde te
verklaren.
Tusschen de regeringen van Oostenrijk en Italië heerscht
thans de meest gewenschte verstandhouding. In hes laatst
der vorige week werd te Solferino op het slagveld een
monument onthuld ter nagedachtenis aan de moedige strijders
voor Italië's onafhankelijkheid, die daarbij hun leven lieten.
Twee Italiaansche Prinsen waren daarbij tegenwoordig,
Niemand zal, naar ik hoop, na hetgeen ik hier schrijf gelezen te
hebben, zoo wreed en onregtvaardig zijn, om aan onze scheiding
eene valsche uitlegging te geven. Onze oudste kinderen begrijpen
haar volkomen en allen berusten zij in haar als in eene onvermijde
lijke noodzakelijkheid. Er bestaat tusschen ons geen zweem van
twijfel of geveinsdheid. Mijn oudste zoon en ik zijn op dit punt
geheel ééns.
Twee slechte menschen, aan wie eerbied en dankbaarheid eene
geheel andere taai ten mijnen aanzien tot pligt moesten maken,
hebben, naar men mij gezegd heeft (ik weet het overigens persoonlijk)
met deze scheiding den naam eener jonge vrouw verbonden, voor
welke ik de grootste gehechtheid en de diepste achting voed. Ik
eer haren naam te zeer, om dien te herhalen. Op mijn eer en bij
mijn leven verklaar ik, dat er op aarde geen deugdzamer en reiner
schepsel is dan deze jonge vrouw. Ik weet, dat zij even onschuldig
en vlekkeloos en goed is als mijne eigene dierbare dochters. Ik
ben dus overtuigd, dat mevrouw Dickens mij zal gelooven, nu zij
deze verklaring van mij ontvangt, want ik ken het vertrouwen, dat
zij in hare goede oogenblikken in mijne waarheidsliefde stelt. Ook
op dit punt geen spoor van twijfel of geveinsdheid tusschen mijne
kinderen en mij. Tusschen ons is alles klaar en duidelijk, als
waren wij broeders en zusters. Zij weten te -goed, dat ik hen niet
zou willen bedriegen en daarom is er tusschen ons een vertrouwen,
dat alle vrees buitensluit."
Bij dezen brief was een geschrift, geteekend door mevrouw
Hogarth en hare jongste dochter, behelzende een protest tegen alle
kwaadwillige geruchten, die, naar aanleiding van deze scheiding,
ten nadeele van Dickens en andere bij de zaak betrokken personen
in omloop waren gebragt.
In Nieuw-Engeland zijn de Negers door energie er in geslaagd
kundigheden te verzamelen en rijkdommen te verkrijgen, niettegen
staande het vooroordeel hun in iedere carrière moeijelijkheden in
den weg legt. Zij pleiten voor de balie, treden als leeraren in de
kerken op en toonen geschiktheid in elke betrekking.
Opmerkelijk is het ontwikkeld verstand, waarvan zij bij menige
gelegenheid blijken geven, ofschoon enkele lieden beweerden, dat de
Negers nagenoeg met de dieren gelijk stonden. Geen grooter bewijs
voor hun aanleg tot ontwikkeling, dan de manier, waarop zij in bet
bezit van scholen zijn gekomen.
In de verschillende plaatsen, die door bet leger der Noordelijken
bezet waren, rigtte men scholen op, waar de Kleurlingen, die als
soldaten dienden, onderwijs konden ontvangen. Die instellingen zijn
in stand gebleven en voor de gekleurde bevolking opengesteld. Het
aantal scholen, door het Weldadigheids-Genootschap van het Noorden
opgerigt, is nog veel grooter. Zelfs eenige Zuidelijke Staten, door
een edelen geest van verbroedering gedreven, hebben een aantal
scholen gesticht.
De Zwarten wisten zich in hunnen nieuwen toestand uitmuntend
te schikkenzij begrepen met een vlugheid, die beschaafde Blanken
zelfs tot eer zou verstrekt hebben, van hoe veel belang het voor
hen was, onderwijs te ontvangen, en daarom getroostten die arme
menschen zich de grootste opofferingen, ten einde scholen te ver
krijgen. Uit eigene beweging en op eigene kosten, rigtten de Kleur
lingen in Texas 26 dag- en avondscholen op; ook de Zwarten
die in Georgie woonden, stichtten scholen voor openbaar ouderwijs.
Lbuisiana overtrof nogtans aile andere staten. Het militaire
bestuur had aldaar het openbaar onderwijs op uitgebreide schaal
geregeld. Fiegtig had men verklaard, dat de staat verpligt was voor
terwijl gezanten van buitenlandsche mogendheden die pleg-
tigheid door hunne tegenwoordigheid opluisterden. De gezant
van Oostenrijk nam mede deel aan het feest, voerde daarbij het
woord en wees op de gevoelens van vriendschap, die thans
tusschen de beide natiën bestaan. Hij uitte den wensch,
dat deze toestand mogt voortduren en werd daarbij levendig
toegejuicht.
Nog geen Koning van Spanje benoemd, lang, zeer
lang duurt de beslissing! De voorstanders van den Hertog
de Montpensier staan met nadruk diens candidatuur voor,
doch het baat hun niet, want, de groote meerderheid der
Spaansche wetgevers is tegen dezen candidaat. Onder de
voorstanders des hertogs telt men den maarschalk Topete,
minister van Marine, die zich bij de discussiën over de
troon-candidaten dezer dagen aldus uitliet„Ik geef weinig
om alle de stemmen der Cortes, zoo lang er nog soldaten
in de kazernen en matrozen op de oorlogschepen zijn!"
Wie weet wat er nog gebeuren moet, eer die zaak in
het reine is?!
Gisteren hebben hij de Directie der Marine alhier de
aanbestedingen plaats gehad van:
1°. De levering van 10,000 kilogram Zeegras, gemaaid,
droog en gezuiverd. Er waren inschrijvings-billetten inge
komen van de hh. G. Slot, alhier, voor 13.05, W. Heiblok
C°. 13, dezelfde 12.90, Koning C°., te Texel,
12.24; alles per 100 kilogram.
2°. Het weghalen van 's Rijks Marinewerf van de hoeveel-
het onderwijs der Zwarten te zorgen, en voor dat doel een belasting
geheven. Dit vond evenwel een hevigen tegenstand, om welkereden
die belasting weder werd afgeschaft.
Dat besluit veroorzaakte groote ontsteltenis onder de Kleurlingen.
Hoewel zij slechts korten tijd het. onderwijs hadden genoten, hadden
60,000 Zwarten lezen geleerd, en duizenden hadden het voornemen
zich insgelijks die kunst eigen te maken.
Zou dat vruchtbare zaad nn verstikken? Zouden de vooruitzigten
der Zwarten vernietigd en zou er niets meer voor hunne verstande
lijke ontwikkeling gedaan worden? De Kleurlingen kwamen bijeen,
en, ofschoon zij bijna allen van hunnen arbeid moesten leven, zij
namen het edele besluit een verzoek te doen om belasting te mogen
betalen voor het onderwijs hpnner kinderen, onverminderd de belasting,
die zij reeds te betalen hadden. Een menigte smeekschriften, met
kruisjes onderteekend, werden door ouders opgezonden, om de kinderen
van den misdeelden stam den zegen van het onderwijs te verschaffen
de verzoekers voegden er bij, dat zij zelf de kosten wilden
dragen.
Dit verzoek kon men niet afslaan. Er werden scholen voor de
kinderen der Kleurlingen opgerigt, en de Negers, die door het
Genootschap in dienst genomen waren, zonderden dagelijks een
gedeelte van hun sober loon af, voor het bouwen en onderhouden
der schoollokalen en het tractement der onderwijzers.
Overal vertoont zich een hevige begeerte naar kennis bij de
geëmancipeerdenop de drempels van de armoedigste woningen,
ziet men kleine kinderen met een A B C-boek in de hand, en zelfs
mannen, door ouderdom gebogen, spannen nog al hunne krachten
in om te leeren, daar zij in hunne jeugd hiertoe geene gelegenheid
hadden.
Volg de Negers, die daar des avonds met snelle schreden de
straten der groote steden doorloopen; eenigeu gaan naar ellendige
zolderkamers, anderen naar ODgezonde kelders; daar zijn hunne
scholen (want zij hebben weinig geld en veel behoeften); eenige
banken en tafels, benevens enkele boeken, maken het gansche
ameublement uit.
De heer Alvord, inspecteur-generaal van het openbaar onderwijs
in het Zuiden, schat het aantal Negers, die van de scholen gebruik
maken, kinderen zoowel als volwassenen, op minstens een millioen
van de vijf millioen geëmancipeerden.
Zeker Engelsch reiziger, dr. Zincke, schreef het volgende, na een
der Negerscholen bezocht te hebben, ofschoon hij toch in het denk
beeld verkeert, dat de Zwarten zich nimmer tot de hoogte der
Blanken zullen kunnen verheffen:
„Zelfs in weerwil van mijne overtuiging, ben ik verpligt de feiten
op te sommen, die daartegen schijnen te strijden. Ik moet dan
mijne uiterste verwondering te kennen geven, over den levendigen geest
van die vierhonderd jeugdige Kleurlingen. In korten tijd hebben
zij een schat van kennis verzameld, waarover ik mij verwonderen
moet. Verscheidene scholen heb ik in Engeland bezocht, maar
nergens begrepen de leerlingen zoo goed de lessen, die gelezen
werden; nog nooit heb ik zulke juiste antwoorden gehoord."
In de universiteit van Oberlin, in Ohio, wedijveren de Negers
met de Blanken in de meetkunde, de sterrekunde en de natuur
kundige wetenschappen.
De zonen van generaal Lee zijn onderwijzers in Negerscholen
geworden, om de vooroordeelen van een gedeelte hunner medeburgers
te bestrijden, en verscheidene jongelieden van rijke familiën hebben
dit voorbeeld gevolgd.
Hoe zou het onderwijs ook bij ons vooruitgaan, wanneer wij
door zulk een ijver bezield waren. Is het geen treurig verschijnsel,
dat, terwijl de Amerikanen in de Vereenigde Staten alle vooroor
deelen tegen de Zwarten hebben afgelegd en zij hen zelfs onderwijzen,
een gedeelte van ons volk koud en onverschillig blijft bij de
onwetendheid van een groot deel o.nzer medeburgers! Laten wij
intusschen niet vergeten, dat de onwetendheid des volks als een
schande op de geheele natie drukt.