87. Vrijdag 22 Julij. ^8 Jaargang. 1870. N°. OPROEPING ZEEMILITIE. Vrijwillige Dienstneming. OPENBARE KENNISGEVING. BINNENLAND. Uitg-ever A. A. BAKKER Cz. Bureau; MOLENPLEIN, N°. 163. I HELDERSCHE if MIEUWEDIEPER COURANT, „Wi) huldigen het goede." EN Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdaq namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.65. Per laatsten trein van den Helder vertrekt Woensdag den 87 Julij over Triest en Donderdag den 78 Julij over Harseille de Mail naar Oost-Indië, China en Japan. Zondag den 31 dezer vertrekt, per laatsten trein van den Helder, de West-Indische mail over Southampton. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER, Gezien de missive van den Heer Commissaris des Konings in deze provincie dd. 20 dezer, houdende last tot oproeping van de milicien-verlofgangers, van de ligting 1 8 6 9, die tot de ZEE MILITIE behooren. Brengt bij deze ter kennis van de verlofgangers, die in deze gemeente verblijf houden, dat zij zich onmiddellijk begeven naar Willemioord, gemeente Helderen zich aldaar moeten aanmelden bij den Kommandant der drijvende batterij Neptunus. Zij moeten aldaar aanwezig zijn vóór of uiterlijk op den 2 6 J u 1 ij aanstaande, des namiddags vóór 4 ure. Helder, De Burgemeester voornoemd, 21 Juljj 1870. STAKMAN BOSSE. Het GEMEENTEBESTUUR van DEN HELDER, Brengt hieronder ter openbare kennis de aankondiging van Z. Exc. den Heer Minister van Oorlog van den 19 dezer, geplaatst in de Staatscourant van den 20 dezer maand, luidende aldus: „De Minister van Oorlog; „Gezien hebbende Zijner Majesteits besluit van den 18den dezer, n°. 9, houdende onder anderen bepaling dat mannen van 17- tot 60jarigen leeftijd tot eene vrijwillige verbindtenis voor onlepaalden tijd, doch minstens zoo lang de militie buitengewoon onder de wapenen wordt gehouden, worden toegelaten, en wel bij zoodanig corps van het leger waarop zij hunne keus vestigen en waarvoor zij geschikt worden bevonden „Brengt zulks mits deze ter algemeene kennis, onder verdere mededeeling dat zij, die als onderofficier of korporaal bij het corps mariniers, de landmagt of de koloniale troepen gediend en de dienst op eervolle wijze verlaten hebben, dadelijk in hunnen vorigen graad en voor onbepaalden tijd kunnen worden aangenomen. „De Minister acht het met het oog op de tegenwoordige tijds omstandigheden overbodig hier iets bij te voegen, daar hij zich overtuigd houdt, dat met geestdrift gebruik zal worden gemaakt van de door den Koning aangeboden gelegenheid om op eene praktische en doeltreffende wijze te voldoen aan art. 177 der Grondwet, volgens hetwelk het dragen der wapenen tot handhaving van de onafhankelijkheid van den Staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, een der eerste pligten blijft van alle ingezetenen." Het Gemeentebestuur voornoemd. Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 21 Julij 1870. L. VERHEY, Secretaris. HELDER en NIEUWEDIEP, 21 Julij. Is men in gewone omstandigheden geneigd om met eenige belangstelling naar het nieuws van den dag te vragen, hoeveel te meer moet dit het geval zijn in dagen als die; wij thans beleven, nu bij onze naburen het zwaard aan de schede is onttogen er. het gebulder van het geschut ons verkondigt, dat er een heftige strijd is ontbrand. Gelukkig dat ons dierbaar vaderland alsnog onzijdig kan blijven en dat het, gesteund door Engeland's vriendschap, zijne neu traliteit zelfs door de oorlogvoerende mogendheden ziet erkend. Aan onze regering komt intusschen voor de door haar genomen maatregelen zeer teregt lof en hulde toe. De heer Fokker bragt haar .die in zijne rede, in de Tweede Kamer gehouden, toen hij, wijzende op de moeijelijke tijds omstandigheden, erkende dat de ministers met bewonderens waardige!) spoed hadden gehandeld in liet nemen van maatrege len om op waardige wijze onze onzijdigheid in acht te nemen. De ministerraad deelt niet het gevoelen van hen, die meenen dat wij in eene aansluiting bij België heul en bijstand moeten vinden. België toch verkeert niet geheel in dezelfde omstandigheden als wij en bovendien zou die handelwijze vermoedens doen rijzen, die onze onzijdigheid in gevaar bragten. Bestaat er alzoo voor ons vaderland geen oogenblikkelijk ge vaar, met belangstelling zien wij uit naar berigten omtrent den krijg. In onze laatste berigten zullen wij daaromtrent een en ander mededeelen. Hier vermelden we nog, dat Luxemburg's onzijdigheid zoo goed als verzekerd is; dat de Fransche bladen melden, dat de Britsche minister van buitenlandsche zaken, lordGranville, te Parijs is, om aan de Fransche regering kenbaar te maken dat Engeland onzijdig zal blijven, zoo lang men de onzijdig heid van Belgie en Nederland eerbiedigtzoodra dit echter wordt geschonden, zou Engeland dadelijk partij trekken ten voordeele van die beide staten; dat Nederland's houding, blijkens eene mededeeling in het Journal Officiel (de Frausche Staatscourant) in Frankrijk goedkeuring wekt; dat het Wetgevend Ligchaam te Parijs al de wetsontwerpen heeft bekrachtigd, door de regering ingezonden tot dekking der oorlogs-uitgavendat bij den Noord-Duitschen Rijksdag een crediet van 120,000,000 thl. is aangevraagd voor oorlogs uitgaven dat het observatie-leger in Belgie gereed is om te velde te trekkendat Italië en Rusland, in strijd met een vroeger verspreid beursgerucht, nog geen reden hebben gevonden om hunne onzijdigheid prijs te gevenen eindelijk dat de Koning van Pruissen, jl. Dingsdag, den N.-Duitschen Rijksdag met eene troonrede openende, o. a. het volgende heeft gezegd: „De candidatuur van een Duitschen Prins voor den Spaanschen troon heeft aan de regering van den Franschen Keizer een voorwendsel aangeboden om op eene in het diplomatieke verkeer sedert langen tijd ongekende wijze den casus belli te stellen en, nadat dit voorwendsel uit den weg geruimd was, met minachting van het regt der volkeren op de zegeningen des vredes, daaraan vast te houden. Heeft Duitschland ook in vroegere eeuwen derge lijke schendingen van zijn regt en eer zwijgend verdragen, het was alleen omdat het door verdeeldheid niet wist, hoe sterk het was; heden echter, nu de band van eenheid, die de bevrijdingsoorlogen begonnen zijn vast te knoopen, de Duitsche stammen vereenigt, heden, nu Duitschlands toerusting aan zijne vijanden geene zwakke zijde meer aanbiedt, heeft Duitschland in zichzelf den wil en de kracht om nieuwe Fransche gewelddadigheden af te weren. Het is geen overmoed, welke mij die woorden in den mond legt. De verbonden regeringen, zoowel als ik zelf, handelen in het volle bewustzijn, dat de zegepraal en de nederlaag rusten in de hand van Hem, die de veldslagen leidt. Wij hebben duidelijk de verantwoordelijkheid overwogen, die voor den regterstoel Gods en der menschen hem treft, die twee groote en vredelievende volkeren in het hart van Europa tot een vernielenden oorlog dwingt. Het Duitsche zoowel, als het Fransche volk, beiden de zegeningen der Christelijke beschaving en van toenemende welvaart in gelijke mate genietende en begeerende, zijn tot een meer heilzatneri dan tot een bloedigen wedstrijd geroepen, doch de beheerscher van Frankrijk heeft het verstaan, om het wel geregtvaardigde maar prikkelbare gevoel van eigenwaarde van het groote naburige volk door eene goed berekende misleiding voor zijne persoonlijke belangen en hartstogten te exploiteren. Wij zullen Daar het voorbeeld onzer vaderen voor onze vrijheid en ons regt tegen het geweld van vreemde veroveraars strijden en in dien strijd, die den vrede van Europa op den duur verzekeren kan, zal God met ons zijn, zooals Hij met onze vaderen geweest is." Aan don Carlos, pretendent van den Spaanschen troon, is het verblijf op Fransch grondgebied ontzegd. Hij heeft zich dientengevolge naar Genève begeven. Een jongentje van een jaar of zeven vond jl. Dingsdag avond op droevige wijze den dood. Spelende aan den Dijkweg nabij het Westplein, viel de bok omver, die door werklieden dien dag bij het zoutzagen was gebezigd. Het kind werd zoodanig aan het hoofd verwond, dat het nagenoeg geen teekenen van leven meer gaf. Enkele oogenblikken later werd de dood reeds geconstateerd. Gisteren avond had in het locaal Musis Sacrum alhier eene bijeenkomst plaats van de werkende leden van het Artillerie-Vrijkorps alhier. De president, de heer mr. Ch. Bosch Reitz, hield eene toepraak, waarin hij in warme bewoordingen wees op de verpligting der leden om zich in dezen tijd ter beschikking te stellen van de regering des lands, ten einde, mogt gevaar naken, mede te helpen om de plaats onzer inwoning te beschermen. Onder daverende toejuichingen verklaarden de aanwezigen hier mede in te stemmen. Door een der leden werd er op gewezen dat het doel dezer vereeniging, in art. 1 van het reglement neergelegd, en goedgekeurd door Z. M. den Koning, niet is om naar andere deelen des lands te gaan, maar om bepaald deze gemeente te helpen verdedigen. Naar zijn inzien zou de bekendheid met deze uitdrukkelijke bepaling er niet weinig toe bijdragen, om een nog grooter aantal ingezetenen op te wekken zich bij het korps aan te sluiten. Even als te Scheveningen is Dingsdag middag ook hier uit zee kanonvuur gehoord. De Leidsche studenten worden opgeroepen zoo spoedig mogelijk naar Leiden te komen, om zich vereenigd in den wapenhandel te oefenen. Prya der Ad ver tentiënVan 1—4 regel» 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letter» of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Van den minister van Binnenl. Zaken ontvangen wij de volgende aanschrijving: „In de gewigtige omstandigheden, waarin ons Vaderland thans verkeert, is het van het hoogste belang dat aan de maatregelen, die door de Departementen van Oorlog en Marine genomen worden, geene openbaarheid worde gegeven. „Ik meen daarom een beroep te mogen doen op uwe vaderlandsliefde, en u beleefdelijk te verzoeken van nu af geen melding in uw blad te maken van bewegingen van Nederlandsche troepen en andere maatregelen van militairen aard, die binnen onze grenzen door de omstandigheden mogten geboden worden. „Ik houd mij overtuigd, dat de publieke pers hier te lande, die haar gewigtige roeping begrijpt, gereedelijk aan dit verzoek zal willen voldoen." Met het oog op bovenstaande Circulaire berigten wij onzen lezers, dat we geen berigten omtrent genomen of te nemen militaire maatregelen of troepenverplaatsingen zullen opnemen. Red. Zij, die genegen zijn tot het aangaan van een gewone verbindtenis als vuurstoker bij de Kon. Nederl. Marine, kunnen zich daartoe aanmelden bij eene der directiën van de Marine te Willemsoord, Amsterdam of Hellevoetsluis. Z. M. de Koning heeft in antwoord op het vroeger vermelde aan hem door den Nederlandschen Weerbaarheids- Bond toegezonden telegram, zijne groote en diepe erkente lijkheid doen betuigen, daarbij voegende, dat Z. M. de gevoelens van gehechtheid en van trouw van den Weer baarheids-Bond jegens vaderland en Koning op zeer hoogen prijs stelt. Een aanzienlijk ingezetene van 's Hage heeft Z. M. den Koning 3000 aangeboden om te helpen bestrijden de kosten van uitrusting van 's lands verdediging. De Rott. Crt. bevat een berigt, dat aan een Fransche oorlogsstoomboot nabij het Nieuwediep of Texel aan den grond geraakt, onzerzijds hulp is verleend, niet om bedreigde menschenlevens te redden, zooals ten allen tijde pligt blijft tegenover wien ook, maar om het oorlogschip door ont laden vlot te brengen. „Terwijl wij bij onvoldoende kennis van zaken," zegt het blad, „over deze handeling nog geen beslissend oordeel durven uitspreken, vragen wij met allen ernst: was deze handeling pligtmatig, raadzaam, geoorloofd uit het oogpunt van het eigen belang en internationaal regt? In de bijzonder hagchelijke en teedere positie, waarin ons vaderland zich tegenover en tusschen de oorlogvoerende magten bevond, moet zonder angst, maar nogtans met de meest zorgvuldige naauwgezetheid alles vermeden worden wat één der strijdende partijen ook maar een schijn of zweem van regt kan geven voor den aanklagt, dat de strikte neutraliteit door ons geschonden zou zijn, en wat dus aanleiding zou kunnen geven tot een aanval of het geen wij evenzeer en misschien meer nog duchten zouden van een beschermende tusschenkomst van ééne der beide magten. Strikt en streng moet onze neutraliteit worden gehandhaafd. Indien ten deze een overtreding, hoe gering ook, mogt hebben plaats gehad, het worde eerlijk gecon stateerd, en iedere mogelijke herhaling daarvan met alle zorg voorkomen." Van 's Hage meldt men aan het N. v. d. D.: Naar men verneemt, was de gouverneur der Militaire Academie te Breda, de waardige kolonel Engelvaart, tijdens de vacantie, aan eene der badplaatsen in Duitschland. Ons gouvernement moet Z.H.Ed.G. aldaar geseind hebben om naar het vaderland terug te keeren en hem tevens zijne benoeming tot commandant van den Helder berigt hebben. Er kwam geen antwoord. Veelvuldige telegrammen werden nagezonden. Nog geen antwoord. De adjudant van Z.H.Ed.G. werd er eindelijk heengezonden en deze kwam juist tijdig genoeg om Z.H.Ed.G. zijne gelukwenschingen aan te bieden wegens zijne invrijheidstelling uit de gevangenis. De Pruissen hadden den kolonel voor een Franschman gehouden. Wij verkeeren, zegt de Arnh. Crt. o. a. met het oog op de tegenwoordige tijdsomstandigheden, eenigzins in het geval van een schip, dat in de onmiddelijke nabijheid van een cycloon geraakt is. De voorname zorg van den ervaren gezagvoerder is, zijn schip te houden buiten den door dien gevaarlijken wervelwind gevormden kring, waarin reeds zoo vele schepen vergaan en zoo vele manschappen zijn verdronken. Hoe bedaarder, hoe kalmer, hoe koeler de gezagvoerder en zijne schepelingen zijn, hoe meer zij begrijpen dat het behoud van het schip met zijn lading en menschen levens hun aller taak en pligt is, des te beter is de kans op een goeden afloop. Onze gezagvoerders willen die taktiek volgen. Het is te wenschen, dat nu ook de manschap aan boord beseffen zal dat zijne medewerking onmisbaar is, ten einde de manoeuvre te doen gelukken, welke ons alleen uit onzen gevaarlijken toestandredden kan.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1