1870. N°. 89.
28 Jaargang.
Woensdag 27 Jnlij.
BEKENDMAKING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BINNENLAND.
EN
HELDERSUHE
iVIEUWEDIEPER COURANT,
,,Wjj huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der AdrertentiënVan 14 regels 60 cent,
elko regel meer 15 cent.
Groote letters of vignotten worden na3r plaatsruimte berekend.
Per laatsten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den 27 Juli) over Triest en Donderdag
den 20 Julij over Harseille de Hail naar Oost-Indië,
China en Japan.
Zondag den 31 dezer vertrekt, per laatsten
trein van den Helder, de West-Indische mail over
Southampton.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt bij deze
aan de daarbij belanghebbenden bekend, dat bet 2de en 3de deel
van het Kohier van het Patentregt, over het dienstjaar 1870/1871,
den 16 en 18 dezer door den Heer Provincialen Inspecteurinvor
derbaar is verklaard.
Helder,
den 22 Julij 1870.
De Burgemeester voornoemd,
STAKMAN BOSSE.
HELDER en NIEÜWEDIEP, 23 Julij.
Wanneer de nakomelingschap de geschiedenis van
den tegenwoordigen tijd leest, zal zij het volgende opge-
teekend vinden. In de heete Julijdagen had de Koning
van Pruissen de gewoonte zich te baden; dit was den
Keizer van Frankrijk bekend. Hij wist ook, waar Je
Koning van Pruissen zich baden ging. Op zekerep Zondag
morgen, vernemende dat een van de neven des Konings
van Pruissen Koning van Spanje zou worden, zond hij
een bode naar de plaats, waar de Koning van Pruissen
zich baadde, en liet door dezen vragen of men ook bezig
was met het ondermijnen van Frankrijks prestige buitenlands.
Want Frankrijk was altoos gewoon geweest zich met de
zaken van Spanje te bemoeijen, en wenschte van den Koning
van Pruissen de verklaring, dat Dnitschland zich niet met
Spanje bezig hield. En de Koning van Pruissen antwoordde
slechts, dat hij en zijn neef familie-aangelegenheden hadden
te verhandelen, die Frankrijk geen belang konden inboe
zemen. Maar dit was geen antwoord op den eisch van den
Keizer van Frankrijk, en toen dus de bode op een nader
antwoord aandrong, en de Koning van Pruissen als een
constitutioneel Vorst zweeg, omdat hij niet antwoorden kon,
ging de Keizer van Frankrijk uit om te vechten met den
Koning van Pruissen. Toen kwamen alle Franschen en
Duitschers toeschieten, en vochten ook, en er w;erd veel en
algemeen gevochten, omdat er in de 19de eeuw nog zooveel
menschen waren, die gaarne wilden vechten, en zoo wei
nigen, die in staat waren den vrede te bewaren.
En de andere volken van Europa, Engelschen, Belgen
en Nederlanders, ten westen; Denen, Noren, Zweden en
Russen, ten noorden; Oostenrijkers, Zwitsers, Italianen en
Spanjaarden, ten zuiden, en Amerikanen van verre, snelden
allen naar de grenzen hunner landen, om te zien, hoe er
gevochten zou worden, en te waken tegen beleediging
hunner landpalen door de strijders.
Toen berekende men naauwkeurig, hoeveel Duitschers er
wel konden worden afgemaakt door dePranschen, en omgekeerd.
En men roemde algemeen de kracht dier afmakings-theorie.
Op deze wijze schetst het Dagblad van Nederland den
oorlog, die thans gevoerd wordt, zooals hij na jaar en dag
welligt door den geschiedschrijver zal worden beschreven.
Het is niet onwaarschijnlijk, dat men dan huiveren zal
over de vreeselijke gevolgen van een oorlog, die ontstaan
is om een reden, waarmede het belang van volk noch staat
gemoeid was.
Met eiken dag verwacht men het berigt van eene ont
moeting der beide vijandelijke legers. Tot op dit oogenblik
hebben we echter met zekerheid nog van geen andere
vijandelijkheid gehoord, dan die van het doen springen der
Rijnbrug bij Kehl. Ter kenschetsing van den geest, die
dezer dagen uit de dagbladen der beide oorlogvoerende
mogendheden spreekt, nemen we hieronder op een paar
fragmenten 1°. uit de Neue Freie Presse en 2°. uit de
Havas.
«Aangaande den loop of uitslag van den strijd valt natuurlijk
nog niets te veronderstellen. Beide partijen hebben voortreffe
lijke legers, en op de slagvelden kan het nog niet worden uit
gemaakt, wie van beide de beste soldaten heeft. Beider
vuurwapens staan gelijk. Naar de bewering der Franschen
draagt het Chassepot-geweer verder en kan het sneller
worden afgevuurdhet Pruissische naaldgeweer heeft daar
entegen dit vooruit, dat daarmede in een veldtogt reeds
welgeslaagde proeven zijn afgelegd. Het ontbreekt geen
van beide partijen aan goede aanvoerders, en beider legers
zullen met geestdrift ten strijde trekken. De Franschen
gaan te velde met gejuich; de Pruissen met de bewustheid
dat alles op het spel staat, wat zij zich vóór 4 jaren hebben
verworven. Maar al is het onzeker wie de overwinning
zal behalen, voor Oostenrijk is het daarom niet onverschillig.
Als het alleen wilde denken aan het gebeurde van 1866,
zou het ten opzigte van Pruissen onverschillig kunnen zijn.
Evenwel, Oostenrijk moet niet alleen zien op de Hohen-
zollerns, die het commando geven, maar ook op de strijders,
die daaraan moeten gehoorzamen. Waar Duitschers hun
vaderland tegen een vreemde verdedigen, daar moet Oosten
rijk sympathie jegens hen gevoelen. Dat het thans een
werkeloos toeschouwer moet blijven, daarvoor zijn diegenen
verantwoordelijk, die het uit Duitschland hebben verdrongen.
Aan hunne politiek ligt het, dat een triomf van Pruissen
geen triomf der geheele Duitsche natie is. «Wij weten,"
aldus eindigt de Neue Freie Presse, «dat niet Duitschland,
maar Hohenzollern de vruchten der overwinning genieten
zou; maar wij weten ook wat in dezen oorlog Pruissen's
nederlaag voor Duitschland zou beteekenen."
De Havas zegt: men moet aan gene zijde van den Rijn
piet denken, dat Parijs een greintje van zijn vrolijkheid
heeft verloren. Integendeel. «Ik, -ik ben een liefhebber
van vechten!" roept Almaviva in de Barbier van Sevilla
uit. Deze uitdrukking heeft Beaumarchais in den mond
van een Spanjaard gelegd; maar zij is ten eenenmale Fransch.
Dit wordt door feiten uit de hedendaagsche Fransche
historie genoeg bewezen, en hetgeen men thans in Frankrijk
ziet gebeuren, bewijst het, zoo noodig, ook. De vief
eerste dagen werden tal van optogten door de straten van
Parijs gehouden, waarbij vaderlandsche liederen werden
gezongen. De stemming was zoo, dat men gedacht zou
hebben dat de benden in een staat van dronkenschap ver
keerden. Men heeft die lieden toen aangemaand kalmer,
bezadigder te zijn, zoo als het betaamt, wanneer men over
tuigd is het dapperste leger der wereld te hebben. En
onmiddelijk heeft die aanmaning gehoor gevonden, zoodat
Parijs thans zijn gewoon, zijn prettig, opgeruimd aanzien
teruggekregen heeft. Wel worden hier en daar nog kreten
gehoord en wordt de Marseillaise gezongen, maar de phy-
sionomie der stad is, gelijk vroeger, gelijk zij altijd is geweest.
Parijs, aldus vervolgt de Havas, levert ook in andere
opzigten een vaderlandslievend schouwspel en er heerscht,
als ware het een wedijver om vrijwillig dienst te nemen.
Rijk en arm, groot en klein, allen rigten hunne schreden
naar de werfbureaux. Reeds zijn een groot getal personen,
die historische namen voeren, als vrijwilligers op de registers
ingeschreven.
Er komt geld van alle kanten. De inschrijvingen, door
de dagbladen geopend, kunnen getuigen, welke offeranden
reeds gebragt zijn. Er zal zeker meer dan een millioen
bijeenkomen. De Temps heeft voor 1000 frs. ingeschreven.
En de vrouwen blijven niet werkeloos. De Keizerin heeft
het voorbeeld gegeven en is begonnen pluksel te maken.
Wanneer men thans in een huiskamer komt, zoo ziet men
het is het eerste wat men ontwaart dat blanke en
fijne vrouwenhanden bezig zijn met uitrafelen van linnen
of stuksnijden van beddenlakens, om er zwachtels van te
te maken voor de gewonden in de ambulances.
Het Journal Officiel deelt de proclamatie des Keizers
aan het Fransche volk mede. Zij luidt aldus:
«Er zijn in het leven der volkeren plegtige oogenblikken,
waarin het nationale eergevoel, gewelddadig opgewekt, een
onwederstaanbare kracht uitoefent, alle belangen beheerscht
en het lot van het vaderland daarvan geheel alleen afhangt.
Een dier beslissende uren is voor Frankrijk geslagen.
Pruissen, waaraan wij gedurende en na den oorlog van
1866 de meest vriendschappelijke gevoelens hebben betoond,
heeft geen de minste acht geslagen op onze welwillendheid
en onze lankmoedigheid.
Eenmaal op den weg van verovering getreden, heeft het
overal wantrouwen opgewekt, overal buitensporige oorlogs
toerusting noodig gemaakt, Europa in een legerkamp ver
anderd, waarin onzekerheid en vrees voor den dag van
morgen heerschen.
Het laatste incident heeft de onbestendigheid der inter
nationale verhoudingen en den algemeenen ernstigen toestand
bewezen. Tegenover de nieuwe pretentiën van Pruissen
hebben onze vorderingen zich doen hooren. Die vorderingen
zijn ontdoken en zelfs beantwoord met minachting; de natie
was er diep over verontwaardigd en onmiddellijk heeft de
oorlogskreet van het eene tot het andere eind van Frankrijk
weerklonken.
Thans hangt de toekomst af van het lot der wapenen.
Wij beoorlogen Duitschland niet, welks onafhankelijkheid
wij eerbiedigenwij wenschen slechts, dat de volkeren, die
de groote Germaansche natie vormen, vrijelijk over eigen
toekomst zullen beschikken.
Wat ons betreft, wij willen de vestiging van een stand
van zaken, die onze veiligheid waarborgt, de toekomst ver
zekert. Wij willen een duurzamen vrede verwerven, gegrond
op de ware belangen der volken en een dubbelzinnigen
toestand doen ophouden, waarin alle natiën hunne hulp
bronnen gebruiken om zich tegenover elkander te wapenen.
Do roemrijke banier, die wij wede'röm ontplooijen tegen
hen, die ons uittarten, is dezelfde, die door geheel Europa
j de beschavende denkbeelden onzer groote omwenteling droeg.
Hij vertegenwoordigt dezelfde beginselen, hij zal dezelfde
verknochtheid wekken.
Franschen! Ik ga mij aan hot hoofd stellen van het
dappere leger, dat bezield is met liefde voor zijn pligt en
het vaderlanddit weet, wat dat leger beteekent, want het
heeft het in dc vier werelddeelen zien zegevieren. Ik'neem
mijn zoon mede, niettegenstaande zijn jeugdigen leeftijd.
Hij weet welke pligten zijn naam hem oplegt en hij is
er trots op, zijn aandeel te mogen nemen in de gevaren,
die zij te gemoet gaan, welke voor het vaderland gaan
strijden.
Moge God onze pogingen daartoe zegenen
Een groot volk, dat een regtvaardige zaak verdedigt, is
onoverwinlijk. Napoleon."
In onzen tijd, waarin het kennen van vreemde talen
meer behoefte dan weelde is, wordt het berigt (zie adver
tentie hierachter) zeker met genoegen vernomen, dat de
heer Dekker op zijne school eene nieuwe gelegenheid zal
openen tot het aanleeren der Fransche taal, zonder verhoo
ging van het bestaande schoolgeld. Naar men ons mededeelt,
zal dit onderwijs gegeven worden naar eene methode,
waarbij het spreken, zoo noodig en toch zoo weinig
beoefend, eene voorname plaats inneemt. Ouders, die
voor hunne kinderen van deze gelegenheid wenschen gebruik
te maken, zullen wel doen, ze van den beginnen af, aan
dit onderwijs te doen deelnemen, daar er, althans voor de
hoogste klasse, niet dan op bepaalde tijden leerlingen
kunnen worden geplaatst. (Ingezonden.)
Spaarbank van den Helder:
Saldo op 1 April 1870 29355.80
Ingebragt en renten gedurende het 2de kwar
taal 1870
- 2039.34|
31395.141
Uitbetaald gedurende het 2de kwartaal 1870 - 4260.57"
Saldo op 1 Julij 1870 27134.57 J
Kapitaal der Bank29847.44
Schuld aan de Deelhebbers
- 27134.571
2712.861
Reserve-fonds
Aantal Deelhebbers op 1 April 1870 232
«1 Julij 1870 269
Dezer dagen onthaalde de heer van der Kam de
weeskinderen alhier in zijne poffertjeskraam. Zijne liefdadig
heid jegens minbevoorregten worde gevolgd door een druk
bezoek van meergegoeden, zoowel op andere plaatsen, als
een volgend jaar alhier.
Het volgende berigt trok dezer dagen onze aandacht:
«De Amefikaansche regering heeft geweigerd de acht
«door Pruissèn in Amerika gekochte en betaalde monitors
«onder bescherming van de Amerikaansche vlag naar de
«plaats hunner bestemming te doen vervoeren."
Bevestigt zich dit berigt, dan zou ons gouvernement
daarmede welligt zijn voordeel kunnen doen, door die monitors
voor zijne rekening over te nemen, te meer daar we ver
nemen dat het aantal dier schepen ten onzent nog incom
pleet is.
Van de Noordzee-havenwerken heeft men Zaturdag
morgen ver in zee een eskader van 9 Fransche oorlog
schepen ontwaard.
Bij beschikking van 22 Julij heeft de minister van
Binnenlandsche Zaken bepaald, dat de verkiezing van een
lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal in het
hoofdkiesdistrict Alkmaar, noodzakelijk geworden tengevolge
van het aannemen eenèr active betrekking bij het leger te
velde door den heer W. J. Knoop, zal geschieden op
Dingsdag 30 Augustus a. s., en dat, zoo eene herstemming
noodig is, deze zal plaats hebben op Dingsdag 30 Aug.
daaraanvolgende.
Door den minister van Oorlog is met' welgevallen
kennis genomen van een schrijven van den heer mr. A. van
Naamen van Eemnes, lid der Tweede Kamer van de Staten-
Generaal, die daarbij ten behoeve van het leger een zijner
paarden ten geschenke aanbiedt. (Staatscourant)
Het koninklijk besluit van den 19 Julij 11. ter voor
bereiding van den eersten ban der dienstdoende schutterijen
tot handhaving der neutraliteit in de ontstane verwikkelingen
tusschen twee bevriende naburige mogendheden en, zoo
noodig, tot verdediging des vaderlands, berust op de
overweging: «dat bij de ernstige verwikkelingen tusschen
twee bevriende naburige mogendheden maatregelen zijn
gevorderd ter handhaving eener strikte neutraliteit;