1870. N°. 91.
28 Jaargang.
Zondag 31 Julij.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BINNENLAND.
EN
HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
,,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dengsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
f, franco per post - 1.65.
Bureau; MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiëu: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 16 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Zondag den 31 dezer vertrekt, per lantsten
trein van den Helder, de West-Indische mail over
Southampton.
Per laatsten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den 3 Augustus over Harseille de mail
naar Oost-Indië, China en Japan.
HELDER en NIEUWEDIEP, 30 Julij.
Nog bij voortduring wordt met onverdeelde belangstelling
uitgezien naar berigten van het oorlogstooneel. Mogt men
de geruchten gelooven, dan zou er reeds door troepen-
afdeelingen fel gestreden zijn. Anderen verzekeren weder,
dat op a. s. Maandag de vijandelijkheden in bet groot een
aanvang zullen nemen. Hoe dit zij, de berigten van zeer
bloedige tooneelen zijn weldra te wachtendie krijgs-
tooneelen zijn niet meer tegen te houden, nu de invloed
der overige groote mogendheden, ondanks meer dan 100
depêches, niet bij magte is geweest om dat vreeselijk bloed
vergieten te voorkomen.
Wij achten het intusschen een zegen voor de toekomst,
dat zoovele achtbare mannen de pen opvatten om hun
afkeer te betuigen over den oorlog en dat er onder het
volk zoovelen gevonden worden, die luide verklaren, dat
zij den krijg als in lijnregten strijd met de godsdienst en
de beschaving achten. Dringen die beginselen meer en
meer door, dan wordt over korter of langer tijd de oorlog
eene onmogelijkheid. Want, men bedenke bet wel: de
beheersehers van Frankrijk en Pruissen zijn voor een groot
deel door de oorlogzuchtige stemming van hunne onderdanen
tot den oorlog gedwongen geworden. De wezenlijke schul
digen aan den oorlog zijn de ligtzinnigen onder het volk,
die op de straat juichen als kanibalen-kinderen«Leve de
Oorlog!" De opruijers tot nationalen haat, zij, die de
hartstogten van het volk in beweging brengen en het
dringen om zich te uiten in hatelijke uitvallen tegen een
naburig volk, zij zijn de eigenlijke aanleggers van den
strijd. De oorzaak van den oorlog ligt voor een zeer groot
deel in de nationale opgewondenheid tusschen de beide
oorlogvoerende volken, volgens sommiger berigten, o. a. te
Parijs, aangeblazen door gelduitdeelingen onder de lagere
volksklasse, die daarvoor oorlogzuchtige kreten deed hooren.
Het door ons medegedeelde ontwerp-tractaat tusschen
Pruissen en Frankrijk is thans aan de orde en wordt in
de dagbladen druk besproken. De Fransche regering ver
zekert van hare onschuld, die van Pruissen heeft het
handschrift, waaruit de Fransche afkomst van het stuk
blijkt, aan het corps-diplomatiek laten zien. De depêche,
door den kanselier van het Noordduitsch Verbond aan den
gezant te Londen gerigt, is voor de beoordeeling van de
wederzijdsche verzekeringen hoogst gewigtig. Daarin komt
voor de mededeeling, dat de voorstellen, in bedoeld ontwerp-
tractaat voorkomende, dagteekenen van den aanvang van
den Deenschen oorlog; dat in 1866 door Frankrijk is
aangeboden 300,000 man tegen Oostenrijk in het veld te
brengen en eene uitbreiding der bevolking van Pruissen
met 6 a 8 millioen toe te staan, onder afstand aan Frank
rijk van de landstreek tusschen Rijn en Moesel. Sinds
dien tijd heeft Frankrijk niet opgehouden voorstellen te
doen ten koste van Zuid-Duitschland en België, vooral
ook na de Luxemburgsche kwestie. In dien tijd moet het
tractaat eigenhandig door den Franschen gezant zijn ge
schreven.
Het daar medegedeelde is ontleent aan de depêche, die
tot den N. Duitsche gezant teLonden is gerigt, wij herhalen
dat, opdat men niet te haastig oordeele en eerst afwachte
wat de keizerlijke regering te Parijs ter harer verontschul
diging daarop zal antwoorden. Tegenover het overig Europa
vordert hare eer daarop niet te zwijgen. In ieder geval
zal de openbaarmaking van dit stuk er niet weinig toe
bijdragen om de verbittering der strijdenden te doen toe
nemen.
Tegenover de strijdende partijen staat ons vaderland als
eene strikte onzijdige mogendheid, wier neutraliteit van
weerszijden wordt erkend. Mogt echter een vaD beiden het
van belang achten om die onzijdigheid te schenden, wij
mogen zoodanige schending niet toelaten en vandaar onze
wapening. In zulk een geval weerloos te zijn is zoo goed
als zich zonder slag of stoot gewonnen te geven. Het is
goed, dat het ook buiten 's lands bekend is, dat Nederland
zijne neutraliteit des noods met geweld wil handhaven. Op
die wijze wordt des te ligter het gevaar van oorlog afge
keerd. Gaf onze regering slechts blijken van lafheid en
zwakheid, hoe ligt zou het aan eene zegevierende mogend
heid vallen om de aangekondigde neutraliteit te schenden.
Ieder die geroepen of vrijwillig de wapenen opvat ter hand
having van onze onzijdigheid, beseffe dan ook wel dat hij
medewerkt aan een gewigtige taak. Zoo menigmaal heeft
een Oranje een Nederlandsch leger met roem ten strijde
gevoerd, dat het niet dan een aangename klank kan hebben,
de verzekering te hooren, dat, mogt voor ons land gevaar
dreigen, de oudste zoon des Konings onze legerscharen zal
aanvoeren. Van ganscher harte wenschen wij het behoud
des vredes voor ons land, maar ook evenzeer juichen wij
toe, wat de regering gedaan heeft om het dreigend gevaar
zooveel mogelijk af te wenden.
Ter kennisneming van bijzonderheden omtrent hetgeen
op dit oogenblik bekend is van plaats gehad hebbende
gevechten, enz., verwijzen wij ook nu weder naar de laatste
berigten hierachter.
De heer F. F. Sonstral, theol. cand., zal Zondag morgen
de dienst in de Evang. Luth. Kerk vervullen, in plaats van
ds. Kindermann, zooals op het predikbeurten-briefje staat.
In de gewone maandelijksche vergadering der afdeeling,
Helder van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap
vervulde de heer A. B. Weber de spreekbeurt. Spreker
bepaalde de aandacht zijner hoorders bij dit onderwerp:
Eens onderwijzers beschouwingen over den bestaanden staat
kundigen toestand van ons werelddeel en inzonderheid over
de verhouding daar tegenover van ons Vaderland, afge
wisseld met de voordragt van onderscheidene schoone frag
menten uit vaderlandsche liederen. Spreker schetste o. a.
in flinke trekken wat de onderwijzer doen kan om meer
menschenliefde en eensgezindheid in de harten zijner leer
lingen aan te kweeken, opdat, op een niet al te ver ver
wijderd tijdstip, de voorspelling: «vrede op aarde!"
vervuld worde. Verder stelde hij de beginselen, die tot de
oprigting van de vereeniging «Het Roode Kruis" hebben
geleid, tegenover de heillooze beginselen, door welke de
oorlog wordt in het leven geroepen. Zijne opwekking tot
vaderlandsche gevoelens en gezindheden besloot spreker met
de uitnoodiging om gezamentlijk het «Wien Neêrlandsch
bloed" enz. aan te heffen, waaraan door de aanwezigen met
geestdrift werd voldaan.
HH. Bestuurders van het comité van het Roode Kruis
ontvingen bij hunnen rondgang langs de huizen der inge
zetenen o. a. een zoo goed als nieuwen, ruimen rottingmand,
zeer geschikt tot berging van henoodigdheden. Die gift,
welke door de commissie dankbaar werd aanvaard, was
vergezeld van het navolgende versje:
„Komt Heeren van het Eoode Kruis,
„Treedt even binnen in mijn huis
„Ten blijk, dat 'k aan Uw pogen denk,
„Vertoon ik U hier mijn geschenk:
„Het is een flinke rottingmand
„Geschikt voor pluksel en verband.
„Ik voeg bij dit geschenk de beê:
„Heer! deel Uw milden Zegen meê,
„Aan 't streven van het Eoode Kruis,
„Wiens mannen heden, huis aan huis,
„Der ingezeet'nen hulpe vragen,
„Om hun der krijgsliên nood te klagen,
„Die, op het bloedig oorlogsveld
„Door ziekte en wonden zijn gekweld.
„Al zend 'k U ook deez' plukselmand,
„Toch bid 'k om vreê voor 't Vaderland."
Met genoegen lezen- wij uit alle deelen van ons land
omtrent den stand der veldgewassen en de vooruitzigten
van den oogst de meest gunstige berigten. De rogge wordt
al afgemaaid sedert eene week en geeft een goed beschot,
terwijl het ströo lang, schoon niet dik is. Ook de aard
appelen, de boekweit en erwten staan rijk en prachtig en
beloven een zeer voordeelige opbrengst. Jammer dat er,
wegens den ongelukkigen staatkundigen toestand, zoovele
handen aan het inzamelen zullen worden onttrokken en
reeds onttrokken zijn. Tot dusverre is er nog niets te
bespeuren van de bekende ziekte in de aardappelen, die
dit jaar uitmuntend zijn.
Aangenomen het beroep naar Zwammerdam door
den heer J. van Doesbnrgh, pred. te Zuid-Zijpe.
Aartsbisschop Zwijsen heeft zijne goede diensten aan
geboden aan het Roode Krnis.
De 14jarige Rachel van Lier heeft voor het pianospel
de medaille d'honneur behaald en 30 mededingsters, allen
ouder in jaren, overwonnen.
In de jl. Woensdag gehouden vergadering van den
gemeenteraad te Alkmaar is besloten het met 1 Januarij 1872
expireerende contract met de Alkmaarsche pijpgascompagnie
met dien datum te doen ophouden en eene gasfabriek voor
rekening der gemeente te exploiteeren.
Jl. Maandag avond is het zevenjarig zoontje van den
bakker J. Groen, te Alkmaar, al spelende in het kanaal
geraakt en verdronken. Donderdag is het lijkje gevonden.
Bij gelegenheid der algemeene oproeping van 'ide
schutters, om zich op een bepaald tijdstip op het Funen
te Amsterdam te bevinden, verscheen ofschoon het tijdstip
der oproeping reeds lang verstreken was nog een schutter,
die op niet zeer malsche wijze over zijn wegblijven werd
onderhouden. Als reden daarvoor gaf de man met waar
digheid te kennen, „dat.... zijne vrouw juist bevallen was,"
waarop een krijgshaftig superieur hem, met den vinger
dreigend, toesnaauwde: «Zorg dan dat het nooit weêr gebeurd!"
In de jl. Woensdag te Beverwijk gehouden raads
vergadering is besloten dit jaar de gewone kermis niet te
houden.
Het bestuur van het comité tot hulp aan gekwetste
krijgslieden te 's Gravenhage komt op tegen de bewering
van prof. Polano, dat het niet noodig zou zijn pluksel te
maken. Het bestuur voert daarvoor zijn gronden aan,
wederlegt die van den heer Polano en beroept zich op het
oordeel van groote deskundigen. Het bestuur verzamelt
echter ook die verplegings- en ververschingsmiddelen door
den hoogleeraar aanbevolen.
Twee paarden van den landbouwer Zevenbergen, nabij
Dordrecht, zijn hij het jongste onweer (op 26 dezer) dooi
den bliksem getroffen; te Over-Betuwe zijn door dezelfde
oorzaak 2 kinderen gedood, eene vrouw verlamd en een
paard voor de vigilante verpletterd.
Naar men verzekert, zal dr. Ph. S. van Ronkel,
Herv. predikant te' Zutphen, wanneer van wege de Synode
officieel bevestigd wordt, dat de doopsformule niet langer
verbindend is, zijn ontslag als predikant bij de Zutphensche
gemeente verzoeken, om óf daar ter plaatse eene eigene
gemeente op te rigten, óf zich in eene gemeente beroepbaar
te stellen, die voor haar zelve de doopsformule verbindend
stelt. (D. v. 's Gr. en Zh.)
Te Nijensleek brak een brug onder een hooiwagen
met 2 paarden. Beide dieren zijn omgekomen, het hooi is
bedorven, maar de koetsier gered.
Te Dantumadeel liet verleden week een groot man
door een lakei en een politieagent een particulier telegram,
door hem ontvangen, rondzeggen, dat namelijk de Keizer
van Frankrijk doodgeschoten was en de Pruissen reeds
14 uren ver op het Fransche grondgebied waren door
gedrongen.
De veldwachterVriesema, teDriesum, heeft jl. Zaturdag
avond een tasch gevonden, inhoudende eene waarde van
ruim twee duizend gulden, verloren door de familie v. S.,
welke dien dag naar de hoofdstad was afgereisd. De eer
lijke vinder heeft haar zoo spoedig mogelijk met een telegram
getroost.
Te Groningen hebben 2 dames zich bereid verklaard
om, als het noodig is, in dienst van het Roode Kruis, mede
te velde te trekken.
Het Weeklad voor Israëlieten bevat een hoofdartikel
onder het opschrift: «De Oorlog." Daarin spreekt de redactie
als hare verwachting uit, dat de Nederlandsche Israëliet in
deze dagen niet minder dan andersdenkende landgenooten
van zijne gehechtheid aan Koning en Vaderland zal doen
blijken. Zij herinnert aan de jaren 1830 en 1831, toen de
Israëlieten de meest afdoende bewijzen hebben gegeven, dat
zij in moed en dapperheid bij hunne overige landgenooten
niet ten achter kwamen. De redactie deelt, ten bewijze
daarvan mede, den inhoud van een brief van den generaal
baron Chassé, in dato 25 April 1842, van den navolgenden
inhoud
«Twee jaren achtereen heil ik op de citadel van Ant
werpen een groot aantal Israëlieten onder mijne bevelen
gehad. Gedurende dezen geheelen tijd hebben zij de beste
bewijzen van moed, trouw, tucht en volharding gegeven.
«Als man van eer kan ik met overtuiging daarbij voegen,
dat, wanneer mijne levensbaan niet bijna afgeloopen ware
en ik nog een veldtogt te openen hadde, ik mij zeer
gelukkig zoude achten, het bevel over eenige duizenden
van deze brave soldaten te mogen voeren."
In de hoop dat het menigeen de oogen zal doen
opengaan, ontleenen wij aan het N. v. d. D. de volgende
regelen omtrent de jeneverpest, waarvan we dagelijks ook hier
de treurige gevolgen zien. Het N. v. d. D. schrijft:
Inderdaad: elke uiting van ons volksleven heeft plaats
door een schreeuwend jenever-verbruik, zelfs de edelste,
de nuchterste van alle gevoelensde liefde voor den
geboortegrond. Dat men, na moeite en strijd, na eene
schitterende zegepraal, na redding uit bitteren nood, vro
lijke lofliederen aanheft en den Berkemeijer rond laat gaan,
is te verklaren, is zelfs toe te juichen in vele gevallen.
Doch dat men, om 't minste bewijs te geven van moed of
geestkracht, den Schiedammer grijpt en zich daardoor op
windt en prikkelt, dit kan niet scherp genoeg worden gelaakt.
De jenever is voor ons volk een ontzettender vijand,
dan ooit de Pruissen of .de Franschen geweest zijn, of, bij