BUITENLAND.
uitgestorven zij, dat wij geen stem meer hebben om onze
veroordeeling van het onregt uit te spreken en onzen
invloed tegen den boosdoener te doen gelden.
«Wij smeeken God dat Hij ons vrede geve en ons den
vrede behoude, maar ook dat onze vrede niet gekocht worde
tót'den prijs eener goedkeuring van het boozeEn als
alle andere middelen falen, als de geregtigheid te vergeefs
wordt ingeroepen, als de kreet der volken, die voor het
onregtvaardig geweld buigen, luide tot ons oor doordringt:
laat ons dan onzen pligt doen, die ons oproept om voor
de zaak van God en het welzijn menschen in het strijdperk
te treden! Wordt ons dan het zwaard in de hand gegeven,
dan zullen wij het met plegtigen ernst aanvatten, ons leven
aan God, onze gedachten, onze gebeden en onzen moed op
het slagveld, niet aan de beperkte belangen van Engeland,
maar aan de algemeene belangen der menschheid wijden
En leggen wij het zwaard dan neder, nadat wij onzen pligt
jegens het menschengeslacht vervuld hebben, laat ons dan
dagelijks bidden dat de tijd kome waarin het profeti
sche gezang der engelen bij de geboorte van den Heiland
vervuld wordt: Vrede op aarde en den menschen een
welbehagen
Een oud man, die op zestigjarigen leeftijd nog de
vadervreugde mogt smaken, beschouwde zijn pasgeboren
zoontje met de grootste oplettendheid, om te zien of hij
er ook eenige familietrekken of gelijkenis in kon ontdekken.
//Ik kan er geene andere gelijkenis in vinden," riep hij
eindelijk weemoedig uit, dan zijn //kalen kop!»
Ook wordt het geluid, dat de mitrailleuse maakt als
ze afgevuurd wordt, met het in het water laten van een
ankerrrrrrrrrrrr
F r a n k r ij k.
Glais-Bizoin heeft in het Wetgevend Ligchaam zijn
verbaz|ng uitgedrukt, dat de man die Frankrijk in zulk
een groot ongeluk heeft gestort, nog twee millioen per
maand ontvangt. Hij wil dat geld tot liefdadige doeleinden
besteed zien; wanneer de onschuldige burgers voorgaan,
mag hij waarlijk wel volgen, meent hij.
Le Siècle vaart heden zeer heftig uit tegen den staat
van beleg, waarin Parijs verkeert. Zij beklaagt zich er
over, "dat men de geestdrift en de verheffing der natie in
deze oogenblikken door het militaire wetboek en de krijgs
raden neerdrukt en versmoort. //Genoeg dreigementen!
-roept zij der regering toe genoeg paternosters reeds!
Degenen, die gij met uwen staat van beleg schrik wilt aan
jagen, maar die zich niet laten verschrikken, zijn geene
vijanden des lands, maar patriotten. Patriotten zijn allen,
die door u verdacht worden, de dagbladen, wier druk
vormen gij verbreekt, (de opgeheven radicale bladen le Rappel
en le Réveil). Gij hebt die geduchte mitrailleuse der vrije
landen, welke drukpers heet, onder uw bereik, en gij ver
nagelt haar! Gij bezit op uwe pleinen het spreekgestoelte
van Camille Desmoulins en op al de hoeken uwer straten
dat van Danton, maar gij wilt niet dat het beklommen
worde! Ongelukkigenbeseft gij dan niet, dat er thans geene
spraak meer van dynastie is, en dat het thans slechts het
vernederde en veroverde Frankrijk geldt! Er blijft u niets
anders over dan dat gij de leeuwen van hunne muilbanden
ontdoet en den storm ontketent! Zult gij nog langer
aarzelen
Maarschalk Bazaine heeft de volgende legerorder
uitgevaardigd
//Kinderen, ik heb u slechts één verwijt te doengij
schiet te snel. Te Weissenburg, waar gij gebrek aan am
munitie hadt, zouden de Pruissen met uw voorraad voor
drie dagen genoeg hebben gehad.
//Maar, wat drommel kinderen, luistert dan toch even
toe
/Waar zijn wij? In het midden van onze linie van
defensie. Van Thionville tot Metz en van Metz tot Nancv
hebben wij het terrein ter onzer beschikking.
»En achter die linie, wat hebben wij daar? Een andere
linie, die van de Maas.
//En achter de Maas, hebben wij daar niet Champagne,
een slagveld dat wij kennen, is het zoo niet? En achter
Champagne ligt immers Argonne! Argonne kent ge toch
wel van ouds en Valmy zult ge u toch zeker ook wel
herinneren? Ten minste de Pruissen weten er van te
spreken, en meer zal ik je toch wel niet behoeven te
zeggen
//En wat vinden wij na Argonne? Immers dat net
van rivieren, roemrijk geworden door de campagne van
1814, die geheele uitgestrektheid lands, doorsneden door
de Aisne, de Marne, de Aube, de Seine en zelfs de
Yonne en de Arman/jon!
uWelnu! dat alles beteekent nog niets; want achter
Metz, achter de Maas, achter Argonne, achter de Cham
pagne, achter onze valleijen van de Marne, ligt Parijs en
achter Parijs Frankrijk, Frankrijk, dat wil zeggen vier
millioen gewapende burgers met een vaderlandsch hart in
iedere borst.
"Parbleu! ik geloof waarlijk dat wij alle reden hebben,
om het eten niet zoo schielijk naar binnen te slaan.
//Gaan wij er welgemoed heen, maar zonder ons te
haasten. Wij hebben al den tijd.»
De abt Loyson, professor in de gewijde welspre
kendheid bij de theologische faculteit te Parijs, heeft
zich bij den maire van zijn arrondissement aangegeven
om aan de aardenwerken van de hoofdstad te arbeiden.
//De geest en de wet der Kerk schrijft hij
laten den priester niet toe om de wapenen te dragen anders
dan in het uiterste gevaar. Moet dat gevaar voor Frankrijk
aanbreken, dan zal men allen onder ons, wien hun priester-
pligt niet gebiedend elders roept, op de wallen vinden om
den burgerpligt te volbrengen. Intusschen verzet er zich
niets tegen, dat wij door het hanteren van spade en houweel
tot de nationale defensie medewerken. Gelief mij derhalve
op te geven, waar ik mij, te beginnen met morgen, na den
afloop mijner mis, aan den arbeid kan begeven.»
De Figaro zet uiteen hoe de nieuwe minister van
oorlog, de Palikao, in tien dagen tien nieuwe divisiën zal
hebben geformeerd en alzoo bet leger met 100,000 man
versterkt.
De France behelst den volgenden brief van den
kolonel Bocher, van het derde regiment zouaven aan een
zijner vrienden:
z/Zabern, 7 Aug. Ik moet God danken, want Hij heeft
mij gisteren uit het ijselijkst gevaar gered, dat een soldaat
treffen kan. Het is een wonder, dat ik nog leef en nog
wel ongewond en in blakenden welstand. Mijn hart loopt
over van bitterheid, ja, het is gebroken. Die arme officieren,
mijn arme soldatenIk durf u niet schrijven, hoe velen
hunner ons ontvallen zijn, het zou u te zeer grieven. Later
zult gij de namen kennen van hen, die gij lief hadt en die
gij niet zult weerzien. O dapperen! gij waart leeuwen en
belden! Van 65 officieren zijn 47 gewond, gedood of ver
dwenen. Ten half acht ure waren zij nog vol leven, kracht
en moed; ten twee uie waren de meesten niet meer! De
ongelukkige luit. kolonel Deshorties is aan mijne zijde door
een kogel in den onderbuik gewond. De twee komman
danten Charmes en Pariset zijn gedood. Morland is gedood,
zoo hij niet gevangen genomen is. Saint-Sauveur is zoo
zwaar gekwetst, dat voor hem weinig hoop meer overschiet.
Een kogel is hem door de borst gegaan. Hij had prachtig
gestredeD. Pierrou is op de plaats dood gebleven. Helaas!
helaashet is beter, u de namen te noemen der overge
blevenen, de namen van hen, die met mij zijn: Hervé,
Saint Mare, Puymorin, Reviu, d'Aiguillon. Alle anderen
zijn bij God. Ook mijne onderofficieren, de drie adjudanten
en bijna al mijne sergeant-majoors zijn gedood. Van mijne
arme sappeurs die goede, trouwe soldaten blijven
vijf over. Tiquet en Salomon, die bij den trein van het
leger waren, zijn gevangen of gedood. Mijn arm zwart
paard is gedood onder St. Mare, aan wien ik het juist
geleend had, omdat het zijne een oogenblik te voren was
neergeveld. Van alles wat ik had, blijft mij enkel over,
wat ik aan heb en 70 franken in den zak. Al mijn bagage,
is even als die van den maarschalk en van het gansche
leger, veroverd. Ik bezit niets meer. Maar wat maakt
dit uit, wanneer ik met tranen denk aan hen, die ik ver
loor! Wij hebben als leeuwen gestreden, 33,000 tegen
100,000, die ons ten slotte allerwege hebben ingesloten.
Generaal Colson werd gedood; ook Robert de Fegué.
Alfred de Gramont, broeder van den hertog, verloor den
linker arm. De andere legercorpsen hebben niet zooveel
geleden als het mijne. Maarschalk Mac Mahon is be
wonderenswaardig geweest. Hij heeft alles gedaan, wat
menschelijkerwijze mogelijk was, maar hij kon het niet
uithouden tegen 100,000 man, gesteund door een aantal
kanonnen, dat het onze driemalen overtrof. Toch moeten
wij den vijand vreeselijk veel kwaad hebben gedaan. Dit
is zeker de reden, die hem heeft belet, ons krachtiger te
achtervolgen, hetgeen voor ons vreeselijk zou geweest zijn.
Ons ongeluk is toch groot genoeg!
De veldslag had ten half acht ure in den ochtend een
aanvang genomen, na een vreeselijken regenachtigen nacht,
dien wij zonder tenten of vuur en in het slijk doorbragten.
Den vorigen dag hadden wij 90 kilometers in 24 uren
afgelegd. De afstand van het slagveld van Saverne bedraagt
wel 36 kilometers; wij hebben hem in den nacht afgelegd
zonder ons op te houden; zonder te slapen en in groote
wanorde. Van Afrika af, heb ik noch van linnen, noch
van kleeren verwisseld. Indien gij mij zaagt, zoudt gij
mij niet meer kennenik heb mij sedert vijf dagen niet
gewasschen en niet geschorenik ben door de zon verbrand
en zie er afschuwelijk uit. Indien gij eens wist, hoe dit
alles mij echter onverschillig is, hoe ik God dank en
hoeveel meer ik hem danken zou, indien hij mijne arme
vrienden had gespaard. O, die oorlog is een ijselijke geesel!
Wij zullen nu een gedwongen rust hebben. Ik heb om
mij heen slechts 5 a 600 zouaven, zonder ransels, zonder
tenten, zonder uitrusting, zonder levensmiddelen. Maar
zij hebben hunne wapenen en zij klagen niet! Beroofd
van officieren en onderofficieren als zij zijn, zou het een
onmogelijkheid zijn, hen weder naar het slagveld te voeren.
Het is waarschijnlijk, dat men ons naar Straatsburg zal
zenden om ons te reorganiseeren. De kas van het regiment
is buit gemaakt. Men moet alles op nieuw in orde brengen...
Men berigt mij, dat de kolonel Krien en zijn luitenant
kolonel doodelijk gewond en gevangen genomen zijn. Welk
bloedvergieten, welke tranen, welke rouw? En het is ter
naauwernood aangevangen
Een ooggetuige geeft van maarschalk Mac Mahon,
nadat hij te WToerth geslagen was en te Nancy aankwam
om levensmiddelen voor de troepen te bestellen, de volgende
beschrij ving
Te voet begaf zich de maarschalk van het station naar
het Café Boillot, de verzamelplaats der officierenhij was
niet te herkennen; van het hoofd tot de voeten was hij
met een dikke laag modder bedekt; zijn handen waren
geheel zwarteen kogel had een zijner epauletten weg
genomen; de panden van zijn jas waren overal doorboord
door kogels; hij had nog slechts de helft van zijn verre
kijker over, de andere helft was verbrijzeld door een kogel,
die hem aan de hand gewond had; hij had laarzen aan met
sporen. Iedereen nam den hoed af toen de maarschalk
voorbij ging, wiens gelaat teekenen droeg van de grootste
opgewondenheid. Na aankomst in het café liet hij zich
onmiddelijk koud vleesch geven; sinds 28 uren had hij
niets gegeten.
Een Fransch krijgsgevangene schreef aan zijne familie
//Geliefde ouders! Ik ben krijgsgevangene te Bonn, in
Spanje.»
Onder het opschrift: ,/De Droogte» leest men in het
jongste nommer van le Monde Illustré, dat in het depar
tement der Seine-et-Marne, in de nabijheid van Samoreau,
tengevolge der langdurige droogte bloot gekomen is de
bekende klip van Arcquebise, die, naar men zegt, het
laatst gezien zou zijn in het jaar, waarin de aardbeving
van Lissabon voorgevallen en de zevenjarige oorlog uit
gebarsten is. De steen zou prijken met het volgende op
schrift: //Zij, die mij gezien hebben, hebben geweend; zij,
die mij zien zullen, zullen weenen.» Le Monde Illustré
doet opmerken, dat, indien de wakkere landbouwers van
Samoreau een weinig nadachten, zij zouden begrijpen, dat
de droogte, en dientengevolge de verminderde opbrengst
van den oogst, onder Lodewijk XV een algemeenen ramp
konden zijn, doch dat men tegenwoordig, ter bezwering
van de grillen van den barometer, hulpmiddelen heeft, die
ten eenenmale onbekend waren aan hem, die de rots van
Arcquebise tot vertrouwde zijner jeremiaden koos.
Engeland.
Daily News hecht de volgende beteekenis aan het
oprukken der Pruissen in Frankrijk: //Na het schoonste
leger van Europa,» zegt het blad, //een nederlaag toegebragt
te hebben, gaan de Duitschers thans een der sterkste ves
tingen der wereld, Straatsburg, belegeren. Die vorstelijke
stad, dat groote oorlogs-magazijn, de trots van iederen
Franschen soldaat, het geliefde verblijf van al wat militair
en keizerlijk in Frankrijk is, de plaats die zoo trots over
den Rijn op Duitschland ziet, hetzij om te beschermen,
hetzij om te dreigen, is thans aan alle zijden ingesloten door
een deel van het leger van den Kroonprins.»
De firma Hachette en C°. verzoekt in den Times
allen die iets omtrent den heer Edmond About weten,
van wien men sedert den slag bij Woerth, die hij bijwoonde,
niets heeft vernomen, dit aan hem te willen melden.
Een correspondent van een Engelsch blad heeft de
hospitalen te Mannheira (vier in getal) bezocht, en meldt
omtrent deze lazareths o. a. het volgende:
i/Ik kan geene woorden vinden om mijne bewondering
te uiten over de uitmuntende inrigting en de groote zorg,
waarmede de zieken en gewonden door de militaire
doctoren, de zusters van liefdadigheid en de dames-ver
pleegsters behandeld worden. Na verschillende patiënten
gezien te hebben, die doodelijke wonden hadden bekomen
en van wien de doctoren verzekerden, dat zij aan den dood
waren overgeleverd, geeft hij de volgende beschrijving van
zeldzame zelfbeheersching, welke een Noord-Duitscher van
het 50ste regiment bij eene operatie aan den dag legde.
Hij was een breedgeschouderde, baardelooze, jonge man,
krachtig van ligchaamsbouw. Hij was juist in het lazareth
gebragt, met een groote wond onder den schouder. Hij
was op het slagtveld verbonden, nadat hij veel bloed had
verloren. Hij zat op in zijn bed, terwijl het verband werd
losgerukt. Nadat de chirurgijn-majoor hem onderzocht
had, voegde hij den patiënt toe: //Is de kogel er uit
genomen
//Ik weet het inderdaad niet, mijnheer!»
//Het rapport zegt, dat hij er uitgenomen is, maar ik
bemerk dat hij er nog in zit er moet eene vergissing
plaats gehad hebben. Verlangt gij, dat de kogel er uit
genomen zal worden?"
//Ja, als 't u belieft, mijnheer.»
//Verlangt gij chloroform te gebruiken, of gelooft gij dat
gij de pijn kunt doorstaan?»
uO, ik kan de pijn doorstaan, mijnheer; tenzij dat u het
beter acht mij chloroform toe te dienen."
</Goed, ga liggen en beweeg u vooral niet.»
De kogel die zijn rug onder het regter-schouderblad was
binnengedrongen, was gestuit op het sleutelbeen. Hij zat
zóó diep, dat er geen ander middel was dan hem er uit
te snijden. De operatie werd uitstekend volbragt. Binnen
een minuut en twintig seconden was de kunstbewerking
geschied. De man had geen kik gegeven, ja, hij had zelfs
niet gezucht. Geen spier van zijn gelaat had hij ver
trokken. De kogel bleek een projectiel van een mitrailleuse
te zijn. Zoodra hij er uit genomen en gewasschen
was, stelde de doctor hem den patiënt ter hand, zeggende
//Ziedaar, mijn jongen, daar heb je een souvenir aan de
Franschen.»
De gewonde rigtte zich op en dankte den geneesheer
op zoo kalmen toon, alsof het een dagelijksche zaak
voor hem was, dat hem een ons lood uit het ligchaam was
gesneden.
De Saturday Review zegt: Een groote overwinning,
die de Duitschers tot binnen hunne grenzen zou terug
werpen, zou Frankrijk's vernedering uitwisschen, en mis
schien ook den Keizer nog redden. Maar dan, we herha
len het, zou die overwinning een schitterende moeten wezen.
De Keizer weet dit zelf zoo goed als iemand. Zijn de
Duitschers nog verder zegevierend, dan is Napoleon's abdi
catie het eenig middel tot den vrede: immers, de Koning
van Pruissen verkondigt openlijk, dat hij niet tegen de
Franschen, doch tegen hun Keizer oorlog voert. Het
Keizerrijk kan dan ook te nauwernood gezegd worden nog
te bestaan: het is voorloopig opgeheven, en kan slechts
hersteld worden, indien de Keizer een buitengewoon hooge
kaart uitspeelt. De revolutie ziedaar dus wat op het
oogenblik de vermoedelijke toekomst ons voorspiegelt. En
dit te meer, daar de Franschen schijnen te gelooven, dat
de revolutie aan een volk een onweerstaanbare militaire
kracht schenkt, en dat de legers van de nienwe Fransche
republiek, alleen reeds door de toovermagt van hunne
banieren, de Duitschers even gemakkelijk zouden terug
werpen, als Dumouriez het jaren geleden deed. Intusschen
historische paralellen zijn bijna altoos onjuist, en waar
schijnlijk zouden dezelfde Duitschers, die Frankrijk's
beste soldaten konden verslaan, ook niet behoeven te
wijken voor de ongeoefende zwermen der republikeinsche
roodmutsen.