""Tij s t e x
Het aiftwoord van Koning Wilhelm was:
Berlijn, 30 Julij 1870.
i,Verheven Paus!
Wel verre van verwonderd te zijn, werd ik diep bewogen
bij het lezen der treffende woorden, door uwe hand tot mij
gerigt, om mij de stem van den God des vredes te doen
hooren. Hoe zou mijn hart naar zulk een krachtig woord
niet kunnen luisteren! God is mijn getuige, dat noch ik,
noch mijn volk den oorlog hebben gewenscht of veroorzaakt.
Gehoorzamende aan de heilige pligten, die God aan de
Vorsten en de volken oplegt, nemen wij het zwaard op om
de onafhankelijkheid en de eer van ons Vaderland te ver
dedigen; en ten allen tijde zullen wij gereed zijn het neêr
te leggen, zoodra die hoogste goederen ons gewaarborgd
zijn. Zoo Uwe Heiligheid mij van hem, die zoo onverwacht
den oorlog heeft verklaard, de verzekering kan geven van
zijne vredelievende gezindheid, en de waarborgen tegen de
vernieuwing van een dergelijken aanslag op den vrede en
de rust van Europa, dan zal ik het zeker niet zijn die
weigert ze uit de eerwaardige handen van Uwe Heiligheid
te ontvangen, vereenigd als ik met haar ben door de banden
der Christelijke liefde en een opregte vriendschap.
Wilhelm."
Een kleine episode betreffende het gevecht
bij Metz. Terwijl het gevecht op het hevigst woedde,
ontwaarde de bevelhebber der 1ste divisie, de generaal
von Bentheim, een soldaat, die zeer bedaard een sigaar uit
zijn koker nam, vuur maakte en terwijl hij de vijand met
kracht te lijf gaat, zijn sigaar rookte als werd er bij een
parade een groote manoeuvre in het vuur gemaakt. De
generaal stond vervaard op het aanschouwen van zoo veel
koelbloedigheid: hij begaf zich naar militair in quaestie en
vroeg zeer beleefd«fuselierdoe mij het genoegen en geef
mij een sigaar met wat vuur van jeToen aan dat ver
zoek was voldaan, dankte de generaal den fuselier regt
vriendelijk, en met de brandende sigaar in den mond, den
sabel boven het hoofd, voerde hij zijne troepen tegen den
vijand aan.
In den slag van Woerth werd het hoofd van een
officier der kurassiers afgeschotenzijn ligchaam viel echter
niet dadelijk en men zag dus het doode ligchaam nog wel
100 ellen ver tegen den vijand inrukken.
De zbstee van baemhaetigheid. Men verhaalt, dat eene
zuster van weldadigheid beide beenen door een kanonskogel heeft
verloren, juist op het oogenblik dat zij een gewonden soldaat had
verbonden. Het was te Reiehshofen; een jeugdige zuster volgde
de Eransche troepen op hun terugtogt. "Eensklaps staat zij stil.
Naast haar was een soldaat gevallen en zij boorde zijn hulpkreet.
Een oogenblik later was zij bij den gekwetste, dien zij verbond en
dien zij troost insprak.
Naauwelijks had zij haar heilig werk volbragt, en met den
vinger op het hoofd des gewonden het kruisteeken gemaakt, of
een kanonskogel nam hare beide beenen weg en stervende viel zij
op den krijgsman, dien zij zoo even had ondersteund.
Haar naam? Wie zal dien noemen? Zij heeft er geen. Zij was
een zuster van barmhartigheid. Deze moedige vrouwen zijn meestal
dochters des volks, armen die armen verplegen en troosten, maar
hoe menigmaal zijn zij ook uit hoogeren maatschappelijken kring
afkomstig, jonkvrouwen van rang en aanzien, die voor de grove
pij de zijden en kanten kleederen hebben verwisseld en hare ju-
weelen verruild tegen den zwarten rozenkrans en het koperen
Christusbeeld! Rang, aanzien, alles tot den naam toe verdwijnt,
en niets blijft over dan de zuster van barmhartigheid, dat wil
zeggen: de edelste en hoogstgeplaatste vrouw in onze zamenleving,
de aandoenlijke openbaring van het Christendom in den vollen
omvang van zijne opofferende liefde.
De zuster van barmhartigheid is de voorzienigheid van alle
lijdenden. Altijd heldhaftig en met liefde voor hare schoone roe
ping vervuld, staat zij bij den eersten kreet, die haar oor treft, op,
en snelt te hulp den verlaten wees, de radelooze weduwe, maar
ook den soldaat, die met bloed en wouden is bedekt. En op het
slagveld, te midden van gekwetsten en stervenden, is de doodstrijd
voor haar een treurspel, dat met elk kanonschot wordt herhaald,
in iederen krijgsman, die aan hare zijde den laatsten adem uit
blaast, ziet zij een harer broeders, en boven elk lijk prevelt zij
een gebed.
Zoo ontmoet men de zusters van barmhartigheid overal, waar
haar pligt haar roept, overal waar verpleging noodig is en waar
gevaren te trotseren zijn. Zoo ontmoet men haar ook in het hos
pitaal, waar zij niet zelden naast hare pleegkinderen bezwijkt, in
den kerker, waar zij de gevangenen bezoekt met een woord van
troost, met een goeden raad, of met een opbeurenden glimlach
licht verspreidende in de duisternis, en vertrouwen uitstortende in
de harten der ongelukkigen. Zoo ontmoet men haar op het slagveld,
waar zij als discipelin van Christus alles verdraagt en doorstaat,
geene andere wapenrusting hebbende dan hare liefde, waar zij den
krijgsman in het schrootvuur volgt, om, zoo hij wordt gekwetst,
hem te verbinden, en zoo hij doodelijk getroffen op den grond
zinkt, hem de oogen te sluiten. Daar ziet men haar aan de zijde
van den stervende nederknielen, voor wien zij, de laatste vertroos
ting op aarde, te gelijk de gedaante aanneemt eener hemelsehe
verschijning.
Welnu! Ik heb mannen gekend, die de heerlijke roeping en de
opofferende barmhartigheid dier zusters beschreven in het woord:
Het is haar bedrijf. Hoe! een bedrijf. Voorzeker, wanneer het
menschdom een decreet uitvaardigt, dat. liefde een ambt en hel
denmoed een post is. Wacht slechts, gij die zoo ruw en onge
voelig zijt, totdat het ongeluk u op eene kribbe in een hospitaal,
of gewond en bloedend op een slagveld nedervelt, en gij zult zien
of de dochters van den H. Vincentius de Paula een bedrijf uitoefenen.
Het leven der zusters is rijk aan roemvolle Voorvallen en ver
hevene karaktertrekken. Of wie kent niet zuster Martha, zuster
Rosalie, zuster Antoinette en hare waardige mededingsters? Wie
kent niet zuster Margaretha, die, door ziekte verteerd, en te zwak
om de gewonden, die haar omringden, te verbinden, ze bij haar
bed liet komen, om ze te verplegen met trillende hand, totdat
zij stierf?
Maar waartoe over de opofferende liefde dier vrouwen uit te
weiden, die de opofferende liefde zelve zijn? Edel in stilte, held
haftig zonder opspraak te wekken, heilig, maar zoo, dat niemand
er aan denkt haar te aanbidden, leeft en sterft de zuster van
barmhartigheid op een schamel leger in het hospitaal, wanneer zij
niet bezwijkt op het slagveld, of in de ballingschap wegkwijnt.
Want zij behoort aan alle landen en aan alle ongelukkigen. Kalm
.en gelaten vertrekt zij, met het crusifix in de hand, naar Lapland,
naar China, naar de Krim, naar Italië, naar de oevers van den
Rijn, en hare witte huik trotseert even moedig den Noordenwind
als de brandende zon. Want het vaderland der zusters is de wereld,
haar huisgezin de menschheid.
F t a n k r ij k.
In den Moniteur leest men
«Een particuliere brief uit Metz, heden ochtend (16 dezer)
te Parijs ontvangen, meldt, dat de maarschalk Bazaine in
het gevecht van den 14 dezer door een bataillon eenige
batterijen mitrailleuses heeft weten te masqueeren. Toen
nu vele regimenten van de koninklijke garde van Pruissen
vooruit rukten, werden die batterijen gedemasqueerd en tegen
den vijand gerigt. De uitwerking was van dien aard, dat
2 regimenten vernietigd werden.
Deze brief is niet van officiële zijde af komstig, maar hij
is geschreven aan een persoon, wiens positie hem allezins
in staat stelt, naauwkeurige berigten te ontvangen.»
De Moniteur berigt, dat do abt van het Trappisten
klooster te Dombes, op de tijding van de nederlaag bij
Woerth, de monniken bij zich heeft laten komen en hun
te kennen heeft gegeven dat, nu het Vaderland in gevaar
is, allen, in staat de wapens te dragen, verpligt zijn het
land te helpen verdedigen. Hierop antwoordden de monniken
eenparig, dat zij daartoe gereed zijn. Twee-en-veertig hunner
(de andere zijn invalide) zijn reeds op weg naar de grenzen
om als ihilitairen dienst te doen.
In strijd met den wensch der Keizerin, heeft Prins
Napoleon zijne kinderen naar zijn landgoed te Prangins,
in Zwitserland, gezonden.
Maarschalk Mac-Mahon heeft de volgende dagorde
uitgevaardigd
/Soldaten! Op den 6den Aug. heeft het geluk uw moed
bedrogenmaar gij hebt uwe stellingen niet verloren dan
na een heldhaftigen tegenstand van niet minder dan negen
uren. Gij waart 35,000 strijdenden tegen 140,000 en ge
zijt dus door de magt van het getal bezweken, onder die
omstandigheden is een nederlaag roemrijk en de geschiedenis
zal zeggen dat de Franschen bij den slag van Froschwiller
ontzettende magt hebben ontwikkeld.
//Gij hebt gevoelige verliezen geledenmaar die van den
vijand zijn nog aanzienlijker. Wanneer gij niet vervolgd
zijt, dan was het alleen door het kwaad dat gij den vijand
berokkend hebt. De Keizer is tevreden over u en gansch
het land is erkentelijk jegens u, omdat gij zoo waardiglijk
de eer van het vaandel hebt opgehouden.
//Wij zijn aan zware beproevingen blootgesteld geweest,
die wij moeten vergeten. Het 1ste korps zal zich herstel
len en met Godes hulp, zullen wij weldra een schitterende
revanche nemen.
«De maarschalk, kommandant van het 1ste legerkorps:
Mac Maiion.»
Men schat het getal manschappen dat onder bevel
van maarschalk Bazaine staat op 225,000 a 250,000.
- Arme Leboeuf! roept een Parijsche correspondent
van de Globe -hij is thans de nationale zondebok gewor
den. Weinige dagen geleden zag ik den maarschalk aan
de deur van het Hotel l'Europe, te Metz. Iedereen boog
en kroop voor hemalle officieren ontdekten het hoofd,
zoodra ze hem zagen naderen; en minstens een paar dozijn
epauletten vlogen zijn rijtuig te gemoet, vechtend om de
eer van het portier te mogen openen. En 's maarschalks
dochter, mejufvrouw Leboeuf (die er niet onaardig uitziet)
wie acht het thans nog der moeite waard, haar een
compliment in het oor te fluisteren! Toch is het nog niet
lang geleden, dat ik het arme kind zag, op het balcon
van h et hötel te Metz, omstuwd door een zwerm kapiteins
en fiere krijgers, die bedelden om een groet of glimlach
van de dochter des oppermagtigen ministers. Sic transit
gloria
Amedée Achard, van den Moniteur Universel, heeft
den heer Edmond About reeds gezien. Hij was gedurende
8 dagen te Saverne geblokkeerd gehouden, als een schip
breukeling op een woest eiland, zonder eenige gemeenschap
met het overige deel van Frankrijk. Na acht dagen daar
gebleven te zijn, heeft hij zich naar bet Vogesiscli gebergte
begeven, waar hij van herberg tot herberg, van gehucht
tot gehucht, van hut tot hut reisde, tot hij eindelijk te
Espinal aankwam, vanwaar hij, na talrijke avonturen, gezond
en wel te Parijs is teruggekeerd.
Ed. About vertelt in den Avis zijne lotgevallen
te Saverne. Daarin komt de volgende lijst voor van het
geen het plaatsje en zijne 5321 inwoners hebben moeten
opbrengen
10,000 brooden van 3 kilogr.60 ossen van minstens
250 kilogr.; 8000 kilogr. rijst; 1250 kilogr. gemalen koffij
750 kilogr. zout; 500 kilogr. tabak en 180,000 sigaren voor
de soldaten; 75,000 fijne dito voor de officieren; 15,000
liters wijn, te weten10,000 1. voor de soldaten, 3000 1.
van de beste roode voor de officieren, 2000 fl. Bourgogne
en 200 fl. Champagne100 kilogr. suiker voor de ambu
lances en 25 kilogr. bouillon-tabletten of vleesch-extract.
Voorts aan fourage: 60,000 kilogr. haver, 25,000 kilogr.
hooi en 25,000 kilogr. stroo.
Gij ziet, Parijzenaars, zegt About, dat het veel goedkooper
is de Pruissen niet binnen te laten.
Hebben eenige ellendelingen, zegt Ed. About in zijn
Dagboek, al vlugtende, hun geweer weggeworpen, wij
hebben daarentegen ook gezien, dat een turco, doodelijk
gewond, zich krampachtig aan zijn geweer vasthechtte,
het met zich op de draagbaar sleepte en, zonder het los
te laten, stierf. Een jonge Kabyl, leelijk als de nacht,
snikte toen hij naar de ambulance gebragt werd. //De
wond doet u zeker erg zeer, arme Turco?» «Neen, ik
ween omdat ik niet, even als mijne vier broeders, ge
sneuveld ben. Wij waren met ons vijven in ééne en
dezelfde compagnie. En nu zal ik alléén in mijn land
terugkomen!»
Een soldaat van het 96ste regiment houdt een burger
staande en wijst hem op zeker persoon. «Ziet ge dien
man, in den kapotjas van den soldaat! Dat is onze
kollonelHij heeft den ganschen dag het geweer in handen
gehad, precies als wij, en hij heeft meer Pruissen gedood
dan één onzer.»
De kurassiers verhalen, dat zij in een dier noodlottige
charges, waarbij drie van hunne regimenten bijna geheel
vernietigd werden, over de ligchamen der gewonde sol
daten op den vijand moesten aanrennen. Die ongelukkigen
verhieven zich zoo goed als zij konden tusschen de pooten
der paarden, en riepen: «leve Frankrijk!»
Een kapitein der kurassiers werden vier paarden onder
het lijf doodgeschoten. Toen hem het laatste paard was
ontvallen, had hij geen kracht meer om zich op nieuw in
de zadel te zetten; vijf-en-twintig uren had hij aanhoudend
te paard gezetenEen wachtmeester pakt hem aan, draagt
hem als een kind, zet hem op een ander paard en
vooruit!
De algemeene vreugde schetsende, die Parijs vervulde
bij de ontvangst der gunstige berigten van de laatste dagen,
raadt de Moniteur aan om geene voorbarige vreugde aan
den dag te leggen en eerst daarvan te doen blijken «den
dag waarop de laatste Pruissische soldaat over de grenzen
zal zijn getrokken of wel bedolven zal zijn in de velden
van het vaderland, die zij hebben ontwijd. «Tot dien dag!
God doe hem nabij zijn geen victorie-zang, geen vlaggen,
geen illuminatie! Tot op dien dag moeten wij handelen!"
Jl. Dingsdag is te Parijs, op den Boulevard Mont-
martre, een Pruissische spion gearresteerd. Hij was als
priester vermomd.
Straatsburg, waarop het oog van Frankrijk thans
met belangstelling en bezorgdheid is gevestigd, is een der
voornaamste punten van het Fransche vesting-systeem. De
stad heeft eene sterke, door Yauban gebouwde citadel met
vijf bastions, voortreffelijk aangtJlegde fortificatiewerken, die
eene uitgestrektheid van 7000 ellen hebben en door inun-
datiën nog aanmerkelijk kunnen versterkt worden, en is,
uit het oogpunt der wapening, tegen een langdurig beleg
bestand. Behalve verscheidene straatwegen, loopen niet
minder dan zeven spoorwegen op deze sterkte uit, die eene
bevolking van 84,000 zielen heeft. Hoe dikwijls in de
verschillende oorlogen, welke Frankrijk in de twee laatste
eeuwen gevoerd heeft, ook belegerd, is zij nooit door den
vijand ingenomen en in September 1815 is hare overgave
aan Lodewijk XVIII alleen het gevolg van een militairen
opstand geweest. De verdediging van Straatsburg is nu,
op zijn dringend aanzoek, aan den divisie-generaal Uhlrich,
een Ëlzasser van geboorte, wiens zonen allen bij het leger
dienen, opgedragen. Men acht deze keus zeer gelukkig.
In het kleine Weissemburg bevonden zich na den
slag van Woerth 3000 gekwetsten. Alle openbare gebouwen
waren er mede opgevuld; dagelijks reden lange treinen
naar alle oorden van Duitschland, om de ligtgewonden zoo
spoedig mogelijk te vervoerenop kleine ossenwagens wer
den zij van het slagveld naar Weissemburg gebragtook
na twee en drie dagen vond men in de bosschen gekwetsten
liggen, die al dien tijd zonder eten of drinken geweest waren.
Trouwens, wanneer 80,000 man een geheelen zomerschen
dag uiterst verwoed met naaldgeweer en chassepots, met
mitrailleuses en granaten elkander beschieten, dan spreekt
het van zelf, dat de dooden en gewonden bij duizenden
geteld worden.
Zonderlinge combinaties ziet men soms op die wagens.
Daar een Arabier met zijn wit kleed, thans door bloed
als rood geverfd; de witte tulband hangt half nog op het
kaal geschoren hoofd; als gebronsd gelijkt dat gelaat, de
donkere oogen rollen wild heen en weder, krampachtig
beweegt zich de ontbloote borsten naast hem ligt een
groote, blonde, blaauwoogige, gebaarde Westphaler, de
type van een Noordduitscher, thans door bloedverlies iets
bleeker en geheel uitgeput. De Kabyl en de Westphaler
laten elkander thans met rust; de smart heeft hen, die
gisterèn in grimmige woede tegenover elkander stonden,
tot goede kameraden gemaakt.
En onder al dit bloed en deze ellende, onder deze scha
ren van gewonden, wandelen als engelen des vredes de
nonnen en diakonessen, overal helpend, overal troostend
en lavend. Zij geven hunne gaven aan den Turco en den
Duitscher, den Corsikaan en den bandiet, dien Napoleon
tegen ons ophitste, zoo goed als aan den jongeling, die
vol geestdrift de wapenen greep om voor Duitschland's
eer te strijden.
De non of de diakones kent slechts lijdende mede-
mensclien, die behoefte hebben aan verzorging, een
ander onderscheid bestaat voor hen niet. Ginds knielt
een non neder te midden van een troep stervenden. Zij
reikt het kruis, dat zij bij zich draagt, den westphaal;
dankbaar drukt de stervende het aan de lippen, een laatste
zucht, een laatste kreet; «heilige Maria» en hij is niet meer.
Naast hem ligt een Afrikaan, wien eveneens slechts
weinige oogenblikken resten; ook hem reikt de non het
teeken des kruises, maar de zoon der woestijn keert ver
achtelijk het hoofd af. Dit ziet een Duitscher, die vroeger
een togt met het Fransche leger in Algerië had meege
maakt en zich het Muzelmansche gebed nog herinnerde;
hij fluistert den stervende in het oor: «Allah il Allah»,
en keert hem met het gelaat naar Mekka; een dankbaar
gegrijns beloonde deze liefdedienst, en in zijn doodstrijd
grijpt de Arabier de hand van den vreemdeling, die hem
het sterven had verzacht.
- De Constitutionnel, het officieuse orgaan der Fransche
regering, beoordeelt de gebeurtenissen van 14 en 16 Aug
als volgt:
«Het Fransche leger heeft sedert vier dagen een roem
rijken worstelstrijd onderhouden tegen een magt tweemaal
zoo groot als de zijne en het heeft den vijand verliezen ver
oorzaakt waarvan hij zich ter naauwernood kan herstellen.
De even korte als juiste bulletins van maarschalk Bazaine
zijn welsprekender dan de meest gedetailleerde beschrijvingen.