BUITENLAND.
den naam van hem aan wien 't is geschonken en de gele
genheid waarbij dit plaats vond. Nog werd daar bijgevoegd
een keurig album, bevattende de namen van hen, die deel
namen aan het brengen dezer zoo welverdiende hulde.
Ten blijke van de achting en de genegenheid, die
genoemde heer ook bij den arbeidenden stand geniet, werd
hem op dezen feestelijken en zeker voor hem onvergete-
lijken dag een sierlijke pendule, tevens inktkoker, als aan
denken aangeboden.
Niet minder verrassend dan deze bewijzen van hoogachting
en van erkentelijkheid voor de vele zorgen, aangewend tot
bevordering van de welvaart in dit reeds zoo belangrijk
deel der provincie, was het telegrafisch berigt, hetwelk den
Dijkgraaf werd toegezonden, houdende mededeeling, dat het
Z. M. den Koning behaagd had om den heer J. C. de Leeuw
te benoemen tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw.
Wij begroeten die benoeming als een aangenaam blijk van
onmiskenbaar groote verdiensten. Zoo vaak wordt een
ridderkruis vereerd voor moed en beleid op het oorlogsveld,
en zijn die eereteekens in vele dier gevallen ook met eere
verdiend, meer waarde hechten wij aan eene koninklijke
onderscheiding voor bemoeijingen ter bevordering van de
welvaart en het geluk onzer medemenschen.
Woedt in naburige lauden het oorlogsvuur, ter vernie
tiging van vele duizenden menschenlevens, bij ons viert
men een zilveren feest van vredelievende uitbreiding van
grondgebied. Streeft men elders naar meerder magt en
aanzien, bij ons herdenkt men eene gelukkige gebeur
tenis, vóór 25 jaren voorgevallen, toen men met kracht aan
het werk toog om de magt van den erfvijand van onzen
geboortegrond te betoomen.
De thans zoo eenvoudige feestviering herinnert ons den
tijd toen de droogmaking zou aanvangen, die eene aanwinst
van ruim 5000 bunders lands beloofde. Thans is die
voorspelling een feit niet alleen, maar de welvarende toe
stand der nieuwe gemeente getuigt op welsprekende wijze,
dat de gunstige verwachting van toen, door het heden niet
wordt beschaamd. Een bezoek aan deze nieuwe gemeente
gebragt, overtuigt ten volle hiervan. Keeds sedert lang
bestaat er eene Hervormde gemeente en eerlang zullen de
aldaar woonachtige Roomsch Catholieken mede eene afzon
derlijke parochie vormen. Twee openbare scholen zijn
er, ieder met 100 a 200 leerlingen en reeds denkt men
er aan om aan de van Ewijcksluis eene derde inrigting
van onderwijs te stichten. De landbouwer en de veehou
der vindt in deze vruchtbare streek voldoende belooning
voor zijne noeste vlijt, en waar voor meer dan 25 jaren
een waterplas bestond, daar rijden thans tal van rijtuigen,
daar vervoert thans de spoorwagen tal van reizigers en
goederen, daar graast thans het vee in de weide, daar
is thans een schoone, welvarende landstreek.
De aanvankelijke bloei des polders neme, als zij niet
meer een deel eener naburige gemeente uitmaakt, onder
een afzonderlijk burgerlijk bestuur steeds toe, en de hepr
de Leeuw moge bij voortduring de aangenaamste gevolgen
zien van zijn pogen, in het belang van de welvaart van
Anna Paulowna aangewend.
Tengevolge van het bedanken van den heer W. G.
Keur, is te Alkmaar tot stads-apotheker benoemd de heer
J. P. F. Wenne, te Abcoude.
Prof. Selenka uit' Leiden, die nog tot de landweer
behoort, neemt deel aan den Pruissischen veldtogt.
Na herhaald ingesteld regterlijk onderzoek door leden
van de regtbanken te Heerenveen en Leeuwarden, meent
men thans de daders op het spoor te zijn van een voor
ongeveer drie jaren te Drachten gepleegden moord op een
paar oude lieden.
De waarschijnlijkheid, dat de academie te Groningen
wordt opgeheven, geeft der Groninger Ct. aanleiding om
te zeggen:
//Hoe diep wij het ook betreuren, maar al te waar blijkt
het te zijn, dat de Tweede Kamer reeds feitelijk het dood
vonnis over onze hoogeschool heeft uitgesproken. Wij voor
ons kunnen het niet anders als een ramp beschouwen en
hopen, dat men van dit heilloos plan nog te goeder ure
moge terugkomen, maar tevens ook, dat alles aangewend
worde om zoo mogelijk de Groninger academie haar
vorigen bloei terug te schenken."
Te Loppersum (prov. Groningen), zijn proeven geno
men met eene Engelsche machine om koorn te maaijen,
die te gelijker tijd ook de schoven maakt. Het resultaat
is: dat bij eene geschikte ligging van het graan het werk
tuig uitnemend voldeed, maar dat dit niet het geval was
bij ongunstige ligging er van, en dat alles zamengenomen,
de afloop der proef niet zoo is geweest, dat de invoer van
zoodanige werktuigen voor als nog onbepaald aan te raden is.
Door een inwoner van Lippenhuizen is een proef
genomen met de teelt van Amerikaansche aardappelen.
Vijf stuks, in het voorjaar gepoot, leverden thans 480 stuks,
waaronder een van 5 once 9 lood.
Een Amerikaan heeft een muilkorf voor katten uit
gevonden. Hij dient, om het nachtelijk geschreeuw van
monsieur kater tegen te gaan en wordt hem dan ook
's avonds aangedaan.
■- De Pruissische chef van den generalen staf,
generaal von Moltke. Hij behoort tot een dergenen
die, nagenoeg onbekend, den veldtogt in 1866 aanvingen
en op het einde er van den naam van beroemde krijgs
kundigen bezaten. In de lente van 1866 was graafMoltke
betrekkelijk onbekend in Europa; in den herfst van het
zelfde jaar was zijn roem over de gansche wereld verspreid.
Evenzeer als hij toen de ziel van den oorlog was, evenzoo
is hij het thans bij dezen veldtogt. Hij is nu 70jaren oud.
dus was hij reeds ver op jaren eer hij zijn theoretische kennis
in practijk kon brengen. Men kan van von Moltke met
waarheid zeggen, dat hij zijn leven doorgebragt heeft met
de kunst van oorlog voeren, in zijn armstoel gezeten, aan
een tafel te bestuderen. Het heeft natuurlijk niet ontbroken
aan aardigheden van critici, ten koste van iemand als
deze, van wien men zeide dat hij leerde zwemmen voor dat
hij te water ging, enz. Maar hoe zijn die grappenmakers
beschaamd; het is als een slag in hun aangezigt, dat zulk
een man in staat is geweest om de beste legeraanvoerders
van Europa te verslaan, om de krijgskunst van Oostenrijk
en Frankrijk als verouderd te doen kennen, en om hunne
militaire inrigtingen in splinters te slaan. De oorlog van
1866 en tot dusver die van 1870 hebben op onmiskenbare
wijze aangetoond dat v. Moltke de grootste krijgskundige
van Europa is. Graaf von Moltke, een Mecklenburger
van geboorte, trad oorspronkelijk in Deensche krijgsdienst,
doch is daaruit in dienst van Pruissen overgegaan.
Wreedheden door de Ttjrcos gepleegd. In
een brief uit Homburg door eene dame, die de zieken
en gewonden verpleegt, aan eene vriendin te Londen
geschreven en in Daily News opgenomen, wordt eene
menigte van ongehoorde wreedheden beschreven, door de
Turcos op gewonde pruissische soldaten begaan. Deze
brief is gedagteekend 8 Augustus en bevat het volgende:
//Het is te betwijfelen of de dagbladen de wreedheden,
door de Turcos, die van natuur wilden zijn, zullen mede-
deelen. In het laatste gevecht vilden zij het hoofd en
aangezigt van gewonde Duitschers en staken hen met
pennemessen. Drie van deze, zóó gefolterd, verzochten
hunne makkers hen dood te schieten, ten einde hun leven
te eindigen, hetgeen geschiedde. Drie Hannoversche sol
daten werden zonder neuzen, handen en ooren gevonden.
Een der gewonde Turcos kroop zonder beenen met moeite
naar een Pruissisch gewonde en beet hem in den nek.
Een ander schoot een Pruissischen officier van achteren
dood. Verscheidene zwaar gewonde Turcos zijn hier in
het lazaret gebragt en werden afzonderlijk op de hoogste
kamer gelegd; een hunner was zoo zwaar gewond dat
men hem buiten staat rekende eenig kwaad te doen; bij
de eerste gelegenheid de beste vermoorde hij echter een
Duitscher, die naast hem lag, met een penuemesmorgen
zal hij daarvoor worden doodgeschoten. Een turcos-officier,
die verscheidene talen sprak en zich wel had gedragen,
beet heden dr. Dietz in den arm, terwijl deze zijne wonden
verbond; hij is in een getraliede kamer met gegrendelde
deur geplaatst en ontvangt zijn voedsel door de traliën.
Een jong luitenant van het 82ste Pruissische regiment
werd, terwijl hij gewond op het slagveld lag, door eenige
turcos ontdekt, die hem in de lucht wierpen en met hunne
bajonnetten opvingen totdat hij dood was.
Te midden van al de afschrik- en huiveringwekkende
berigten van den oorlog, schrijft een geestige reporter een
paar regels die nog een glimlach opwekken. Weet ge,
zegt hij, dat na de inneming van Saarbrücken, op de ver
overde stellingen van de Duitsche plaats, de Fransche
muziek de variatiën van la Grande Duchesse speelde: De
sabel, de sabel, de sabel, enz.
De steengroeven van Jaumont, waarvan graaf de
Palikao gesproken heeft, worden reeds meer dan zes eeu
wen in den omtrek van Metz geëxploiteerd. Van daar
komen de steenen voor de groote gebouwen te Metz,
Malancourt, Montois, enz. De kathedraal van Metz is
van steenen uit de groeven van Jaumont gebouwd. De
steengroeven zijn meer dan vier mijlen lang tegen ruim
één mijl breed en hare diepte wisselt af van 10 tot som
tijds 100 ellen. Wanneer Pruissische leger-afdeelingen
daarin geworpen zijn, dan zullen zij er zeker in begraven
blijven.
Uit Saarbrücken meldt men, dat aldaar de groote
Uhlanen-kazerne van drie verdiepingen stampvol ligt met
gewonden. Naast die kazerne is sedert 11. Donderdag de
hospitaal-tent, door den heer Pohl te 's Hage vervaardigd
en die bij de tentoonstelling van het Roode Kruis aldaar
de algemeene opmerkzaamheid trok, opgeslagen en Vrijdag
voor de ergst verwonden in dienst gesteld.
lederen avond worden zorgvuldig alle verbanden, die
gediend hebben, verbrand. De ziekenverplegers en ver
pleegsters weren zich flink; doch de ellende is zóó groot,
dat er steeds nog gebrek aan geoefende handen ook voor
waken en voor bijstand aan de doctors blijft bestaan. Het
ergste is, dat de erg gewonden dikwijls zeer lang moeten
blijven liggen, eer zij naar eisch kunnen geholpen worden.
Zoo zijn er in het hospitaal te Saarbrücken nog amputatiën
te doen van ledematen, die reeds voor 12 dagen gebroken
waren. De onuitputtelijke rijkdom van den keukenransel
brengt nog steeds vele gewonden een gelukkig oogenblik.
Onder de vele geneeskundigen uit ons land, welke naar
het tooneel des oorlogs vertrokken zijn, noemt men o. a.
de heeren Schoemaker uit Almelo, G. Kramer uit Leeu
warden, de Zwaan, van der Leij en de Vrij uit Dordrecht,
Buchner uit Drenthe en Bosscha Jr., Sannes en Offenhaus
uit Groningen; de dirigerende officier van gezondheid van
Hattem is met de Amsterdamsche expeditie van het Roode
Kruis van Luxemburg naar Trier vertrokken, alwaar hij
een hospitaal met duizend gekwetsten heeft overgenomen,
zoodat men de handen vol heeft. Ten einde aan de drin
gende behoefte van heelkundige hulp te gemoet te komen,
zal prof. J. W. R. Tilanus met eenige adsistentie en het
noodige materieel mede spoedig derwaarts vertrekken.
Ook dr. Berns en zijne echtgenoote maken zich bijzonder
verdienstelijk op de booten van het Roode Kruis op den
Rijn. De hospitalen te Engers en te Dusseldorf hebben
reeds kennis gemaakt met dezen pas gepromoveerden genees
kundige, die, vroeger predikant der Herv. gemeente, thans
met zijn echtgenoote zich aan het liefdewerk der gewonden
verpleging gewijd heeft en Neêrlands eer aan den Rijn in
dit opzigt krachtig ophoudt.
Nog zullen uit Groningen naar het slagveld vertrekken
om hulp te verleenen de dames von Kollow en de Haan.
F r a n k r ij k.
Te Parijs loopt het praatje rond, dat de Keizerin de
volgende dépêche aan den Keizer zou hebben gezonden:
//Te Parijs wordt gezegd, dat gij onzen zoon geplaatst hebt
op de plek, waar de onschadelijke kogels vallen. Ik
verzoek u, hem eene plaats aan te wijzen op het punt
waar de kogels vallen die dooden."
Uit vele zaken, die nu eerst aan het licht komen,
blijkt maar al te duidelijk dat de militaire autoriteit niet
op de hoogte is geweest van den waren staat van Frank-
rijks bewapening. En toch werden alvorens de oorlog
verklaard werd de ondubbelzinnigste verzekeringen afgelegd
omtrent den volledigen staat van uitrusting voor den krijg.
Volgens een Fransch blad zou het volgende karakteris
tieke gesprek zijn gevoerd in de commissie, belast met het
onderzoek van de ontwerp-oorlogsverklaring:
//De heer de Kératry: maarschalk, zijn wij gereed?
Leboeuf: Volkomen gereed. De Kératry: Geeft gij er
ons uw woord van eer op? Bedenk u wel, dat gij een
misdaad zoudt plegen door Frankrijk in een strijd te wikkelen,
zonder in alles voorzien te hebben! Leboeuf: Ik geef
u mijn woord van eer, dat wij volkomen uitgerust en gereed
zijn. De heer de Cassagnac: Nog een enkel woord.
Wat verstaat ge wel onder die twee woordenGereed
zijn? Leboeuf (met nadruk): Daar versta ik onder,
dat zoo de oorlog een jaar mogt duren, wij zelfs geen
slopkousenknoop meer zouden behoeven aan te koop en."
(Woordelijk).
De generaal Trochu heeft eene nieuwe proclamatie
gerigt aan de nationale garde, de mobile garde en alle
andere troepen, die met de verdediging van Parijs zijn belast.
Zij luidt aldus:
i/Te midden van de ernstigste gebeurtenissen ben ik tot
gouverneur van Parijs en tot opperbevelhebber van de
ter verdediging der stad vereenigde strijdkrachten benoemd.
De eer is groot, het gevaar voor mij ook; maar ik ver
trouw op uwe zorg om door een krachtige inspanning
van vaderlandsliefde het geluk onzer wapenen te rele
veren, zoo Parijs de beproevingen van een beleg mogten
wachten.
Nooit heeft zich een schooner gelegenheid aangeboden om
aan de wereld te toonen dat een lange tijd van voorspoed
en genot de zeden en de veerkracht van een land niet heeft
kunnen verzwakken.
Gij hebt het roemrijk voorbeeld van het leger van den
Rijn voor oogen. Daar heeft men één tegen drie met een
heldenmoed gestreden, die het land met bewondering en
dankbaarheid heeft vervuld.
Dat leger draagt rouw over uwe dooden.
Soldaten, mijn gansche leven heb ik onder u gesleten
haauw was de band die ons vereenigde. Daarin vind ik
thans mijn hoop en mijn kracht. Ik doe geen beroep op
uw moed en uwe volharding. Ik ken ze te goed. Maar
toont door gehoorzaamheid, door een strenge tucht, door
de waardigheid uwer houding tegenover de bevolking, dat
gij diep doordrongen zijt van de verantwoordelijkheid, die
op u rust.
Weest allen ten voorbeeld en ter aanmoediging."
Deze mannelijke, waardige, vaderlandslievende taal, zoo
als le Temps haar teregt noemt, heeft weder een goeden
indruk te Parijs gemaakt.
Admiraal la Roncière le Noury heeft de volgende
dagorder gerigt tot de zeelieden, die onder zijne leiding
belast zijn met de verdediging van de forten van Parijs
//Parijs, 18 Augustus 1870.
Marine-officieren en mariniers
Gij zijt naar Parijs opgeroepen om met onze broeders
van de nationale garde en van het leger mede te werken
tot de verdediging van de hoofdstad.
Het vaderland rekent op uwen moed, op uwe verknocht
heid en uw gevoel van pligt en tucht. Gij zult het bewijs
leveren, dat die deugden, welke den zeeman bezielen, zich
niet minder krachtig ontwikkelen op het terrein van een
bastion dan op het dek van een schip. Gij zult op de
wallen van Parijs zijn wat gij waart in de loopgraven van
Sebastopol.
En zoo het uur van een uiterste krachtsinspanning mogt
slaan, zouden uwe vaderlandsliefde en uwe dapperheid
toonen, dat gij het waardig waart toen men u aanwees om
het hart van ons dierbaar vaderland te verdedigen.
De vice-admiraal, opperbevelhebber der te Parijs
gedetacheerde divisie mariniers,
La Roncière le Nourt.»
- De 85jarige componist Auber heeft zich laten in
schrijven als vrijwilliger bij de Parijsche niet-mobiele
nationale garde.
De prijs der plaatsvervangers is tot eene buitenspo
rige hoogte gestegen. Die prijs bedraagt thans reeds
gemiddeld tusschen 10,000 en 11,000 francs. Maar een
plaatsvervanger, die vroeger militair geweest is, de medaille
heeft en van goede getuigschriften is voorzien, kost reeds
van 12,000 tot 15,000 francs.
Een Parijsche wiskundige, de heer Gaudin, heeft
dezer dagen in de dagbladen bekend gemaakt, dat hij, met
het oog op eene mogelijke belegering van Parijs, een nieuw
vernielingswerktuig bedacht heeft, door middel waarvan
binnen een half uur tiid een millioen kogels op den vijand
kan worden geworpen. Tot het vervaardigen van dit
werktuig en het bijeenbrengen zijner lading worden 14
dagen tijd en eene som van 250,000 fr. gevorderd, die de
uitvinder voorstelt door eene nationale inschrijving te ver
krijgen. De heer Gaudin zegt, het welslagen van zijn
ontwerp, welk besluit daaromtrent ook door het gouver
nement genomen moge worden, ontwijfelbaar te achten.
//Mijn werktuig (zegt hij) moet weldra algemeen worden
ingevoerd; want het is slechts een natuurlijk gevolg van
hetgeen thans bestaat en komt het algemeen in gebruik,
dan zou de oorlog zóó verschrikkelijk worden, dat mijne
uitvinding ongetwijfeld zou moeten leiden tot hetgeen door
een ieder verlangd wordt eene algemeene ontwapening."
Het blijkt niet, dat de regering het aanbod van den heer
Gaudin heeft aangenomen.