Sédan na den veldslag-. De ontmoeting- tusschen Napoleon III met Koning- Wilhelm en g-raaf Bismarck. BUITENLAND. Van Franscbe zijde wordt over den erbarmelijken toestand te Sédan nog het volgende berigt't Is bekend, hoe bet Duitsche leger de ongelukkige stad in steeds naauwer ijzeren cirkel sloot en boe van de heuvels de zware Krüpp- kanonnen de weêrlooze stad bedreigden. Zoodra de slag in 't nadeel der Franscben liep, was de weg naar de poort van Baden weldra geheel versperd door honderden vlugtende soldaten't was een verschrikkelijke verwarring, een vlugt zonder de minste orde, een afschuwelijke paniek. De sol daten verdrongen elkander, en worstelden en vochten, om toch maar het eerst in de stad te komende kavalleristen stegen van hunne paarden, om tegen de muren op te klimmen, de kurassiers sprongen met paard en al in de diepe vestinggracht, zoodat de paarden pooten en ribben braken en de manschappen over elkander heen vielen. Offi cieren van alle rangen, kolonels, zelfs generaals namen deel aan deze schandelijke vlugt. Daar kwamen de zware kanonnen, door krachtige paarden in galop voortgetrokken aanzij baanden zich een weg door de vlugtende menigte, en verminkten ieder, die in den weg kwam. Om de verwar ring en verschrikking te voltooijen, begonnen weldra de Pruissische batterijen bommen en granaten tusschen de onzinnige, rade- en redelooze massa te werpen. Het was een afschuwelijk tooneel, ijzingwekkender, dan zelfs de ver beelding van Gustave Doré zou kunnen scheppen. Het was alsof het ongelukkige leger in den krater van een vuurspuwenden berg gevallen was. Overal zag men in de stad lijken van burgers, vrouwen, kinderen en soldaten, letterlijk van een gereten door de bommen, die reeds in de stad vielen. De Keizer kwam juist van het slagveld terugop de Place Turenne viel een bom onder 's Keizers paard; uiteenbarstend doodde die het paard van den generaal, die achter den Keizer reed. De Keizer, ongedeerd, keek glimlagchend om, doch er kwamen tranen in zijn oogen, die hij met zijn handschoen wegveegde. Zeker was er stof voor bittere smart op dien noodlottigen 1 Sept. Generaal Wimpffen deed nu nog een vruchtelooze poging, om de ge demoraliseerde vlugtende troepen tot een uitval te bewegen. »Vive la FranceEn avantriep hij. „Bazaine valt de Pruissen van achteren aan!" Hij hoopte hiermede den sol daten moed in te spreken. Een paar duizend man verge zelde hem, doch hij moest zijn plan opgeven. Hij wist in welken ijzeren cirkel hij was ingesloten en het bombardement hield aan. //De akeligste tooneelen hadden plaats, zegt de schrijver. Ik zag buiten zich zelve van angst een kleinen jongen hulp komen smeeken, zijns vaders beenen waren afgeschoten. Een vrouw treft hetzelfde lot; een doctor snelde toe, en trachtte de vrouw naar de ambulance te brengen, twee stappen verder werd zij door een kogel in zijn armen gedood. Het was een vreeselijke avond. De dapperste officieren bedekten zich het aangezigt met de handen; men zag niets dan moord. Eindelijk hield het vuren op, toen de witte vlag was uitgestoken. Maar welk tooneel, welke verschrikking en ellende! Men telde op eene plaats 50 burgers, boeren, en vrouwen en een klein kindje naast elkander gedood. De van honger stervende soldaten hakten de doode paarden in stukken, om iets te kunnen eten. De demoralisatie van het Fransche leger was verschrikkelijk. Zaturdag morgen, twee dagen na den slag, moesten de soldaten de wapenen overgeven; in hun woede verbraken zij het derde artikel der capitulatie; zij weigerden gehoorzaamheid aan de officieren, verbraken zwaarden en bajonetten; sloegen geweren, pistolen, lansen, helmen, kurassen in stukken, hakten de mitrailleuses ineen en wierpen, wat ze konden in de Maasop straat was de modder zwart van het kruid. Men vergat de ongelukkige paarden, die sinds twee dagen aan de huizen en kanonnen waren vastgebonden en woedend waren van honger en vooral van dorst; de ongelukkige dieren rukten zich los en renden als dol door de straten, brieschende en snakkende naar water. De Pruissen waren verstoord, dat de artikelen der capitulatie zoo schandelijk geschonden waren, terwijl de krijgskas na de overgave onder de officieren werd ver deeld. De demoralisatie was echter zoo groot, dat zelfs de vlaggen verbrand en de adelaars begraven werden, een daad van kwade trouw, welke echter te verschoonen is bij de woede van een verslagen leger. Generaal de Failly wilden de papieren in stukken scheureneen logementhouder hielp den generaal door een achterraam vlugten. Slechts een halven dag waren de Pruissen in de stad, en de discipline was hersteld; de straten waren schoon geveegd, de dooden werden begraven. Orde heerschte overal, de winkels werden geopend. Als men na geruimen tijd Mac Mahons leger te hebben gevolgd, zoo het Duitsche leger bezig ziet, moet men erkennen, dat de nederlaag van het Fran sche leger onvermijdelijk was. Den avond na den slag van Sédan hadden de Pruissische troepen bevel gekregen digter op de stad aan te rukken, om, zoo de voor waarden der capitulatie niet werden aangenomen, de stad dadelijk met nadruk te kunnen beschieten. Toen de Keizer den volgenden morgen de omstreek in oogenschouw nam, zag hij zoover zijn oog reikte, de Duitsche legerscharen, die de stad ingesloten hielden en tot den strijd gereed waren. Hij nam het besluit zelf naar den Koning te gaan om mildere voorwaarden te verkrijgen. Door weinige officieren begeleid, ging hij in zijn brougham naar Douchery. Graaf Bismarck werd, terwijl hij nog te bed lag, door een adjudant met de tijding verrast, dat de Keizer kwam om met hem en den Koning eene bijeenkomst te houden. In allerijl ging hij in zijn donkeren kurassiers-wapenrok met gele opslagen en witte veldmuts den Keizer te gemoet. Hij trof hem aan buiten het dorp en ging hem met ontbloot hoofd te gemoet. Napoleon wenkte hem zich te dekken, waarop de bondskanselier op eerbiedigen toon ant woordde: ;/Sire! Ik ontvang Uwe Majesteit zooals ik mijn konink lijken heer zou ontvangen.(De Koning ontvangt echter graaf Bismarck niet met ontbloot hoofd maar met militairen groet.) In de nabijheid van de plaats waar de wagen stil hield, staat een kleine hut; het eigendom van een wever. Graaf Bismarck trad het eerst binnen, het eerste vertrek was echter niet aanlokkelijk, de bondskanselier ging naar boven maar daar bevond zich slechts een weefstoel. Toen hij weder beneden kwam vond hij den Keizer op een steen zitten. Twee stoelen werden spoedig gehaald en Bismarck ging zitten aan de linkerzijde van den Keizer. Het onderhoud dat nu volgde is door [den bondskanselier in hoofdzaak aan anderen medegedeeld, het zal dus ongetwijfeld spoedig historisch zijn. Het eerst kwam de vrede ter sprake, de bondskanselier kon hieromtrent echter geene verklaring uit den Keizer krijgen. Hij verklaarde geen magt te hebben en niet over den vrede te kunnen onder handelen. Alles hing af van de Keizerin en de ministers. Graaf Bismarck merkte toen op, dat het overbodig was onder zulke om- standigheSen zich met den Keizer over de politiek te onderhouden, eene bijeenkomst met den Koning zou dus doelloos zijn. Toen Napoleon er echter verder op stond een onderhoud met Koning Wilhelm te hebben, werd hem verklaard, dat dat niet gebeuren kon voor dat de capitulatie werd onderteekend. Het gesprek werd toen, daar het volgens de verklaring van von Bismarcck, moeijelijk begon te worden, afgebroken. Bismarck ging naar den Koning, de Keizer hield raad met zijne officieren. Toen de capitulatie was gesloten, had het onderhoud plaats tus schen de beide vorsten. Niet ver van Sédan ligt een bevallig landhuis, naar een oud slot gebouwd, maar nog geheel nieuw. Omstreeks 2 uur kwam de Koning, door den Kroonprins en den generalen staf gevolgd, hier aan en ontving den Keizer die niet lang op zich liet wachten. De beide vorsten trokken zich in een kamer terug, hun gesprek was geheim en is tot nogtoe niet uitge lekt. Na het onderhoud onderhield de gevangen Keizer zich eenige oogenblikken met den Kroonprins, waarbij hij zich zeer bewogen toonde over de vriendelijkheid, waarmee de Koning hem had ontvangen. Zijn mond bewoog zich krampachtig, gedurende eenige seconden was hij zoo aangedaan dat hij met de handschoenen, die hij in zijn eene hand hield, de opwellende tranen moest afdroogen. In het bijzonder scheen het hem er om te doen zich niet meer voor zijne eigene soldaten te vertoonen. Den 3den, kort voor negen uur des avonds, terwijl de regen in stroomen viel, reed de keizerlijke wagentrein door Donchery. Napoleon ni zag er moe uit, diepe lijnen waren onder zijne oogen merkbaar. Een afdeeling zwarte huzaren sloot den eigenaardigen trein, bestemd om door België zich naar Wilhelmshöhe bij Kassei te begeven. België. Het blijkt thans dat Mac Mahon, wel verre van over leden te zijn, van Sédan naar Pouru-aux-Bois vervoerd is kunnen worden, waar hij thans verpleegd wordt in het kasteel van den maire, dat op 17 kilometers afstand van Bouillon gelegen is. Zijne gemalin bevindt zich bij hem. Verscheidene zijner adjudanten en ordonnance-officieren hebben hem vergezeld. Kapitein de Roeveray schrijft in het dagblad van Namen dat ook de generaal de Failly nog in leven is. Hij had hem den Ssten bij Sédan ontmoet en gesproken. De gedoode opperbevelhebber, in wien men de Failly meende te herkennen, was de generaal Hertog de Lespart. Een liefdezuster van een Belgisch klooster, die de gekwetsten op het slagveld was gaan verplegen, is krank zinnig geworden na de verschrikkelijke menschenslagting van Weissenburg. Zij is eenige dagen geleden te Wavre overleden. F r a n k r ij k. De Rappel bevat de speech, welke de heer Victor Hugo bij zijn aankomst te Parijs heeft uitgesproken: //Woorden ontbreken mij om uit te drukken hoe diep ik bewogen ben door de niet te beschrijven ontvangst, welke mij door het edelmoedige volk van Parijs is bereid. Burgers! ik had gezegd: //Den dag waarop de republiek zal worden verklaard, zal ik terugkomen." Hier ben ik. (Toejuiching.) Twee groote zaken roepen mij. De eerste: de republiek; de tweede: het gevaar. (Beweging.) Ik kom mijn pligt betrachten. Welke is mijn pligt? Het is de uwe; die van ons allen. Parijs verdedigen, Parijs behoeden. Parijs te redden; dat zegt meer dan Frankrijk te redden; dat heet de wereld te redden. Parijs is het middelpunt van beschaving; Parijs is de geheiligde stad. Wie Parijs aanvalt, valt geheel het menschdom aan. (Toe juiching.) Parijs is de hoofdstad der beschaving; het is noch een Koningrijk noch een Keizerrijk; het is het geheele menschdom in zijn verleden en in zijn toekomst. En weet gij waarom Parijs de stad der beschaving is? Omdat Parijs de stad der revolutie is. (Langdurige bravo's.) Dat zulk een stad, dat zulk een hoofdplaats, dat zulk een brandpunt, hetwelk zooveel licht verspreidt, dat zulk een centrum van geest, hart en ziel, dat dezS bakermat van de wetenschap geweld zou aangedaan worden, dat zij ver pletterd en bij bestorming zou ingenomen worden, door wie? door eene woeste horde, dat kan niet. Dat zal niet gebeuren! Nooit, nooit, nooit. (Langdurige kreten: Neen, nooit, nooit!) Burgers, Parijs zal zegepralen: omdat die stad het menschelijk denkvermogen vertegenwoordigt, omdat zij het populaire instinct vertegenwoordigd! Het populaire instinct stemt altijd overeen met het ideaal der beschaving. Parijs zal zegepralen, maar op ééne voorwaardenamelijk dat gij en ik, dat wij allen, zooals wij hier zijn, slechts één van ziel zijn; dat wij allen slechts één soldaat en één burger zijn; één burger om Parijs te beminnenéén soldaat om de stad te verdedigen Op die voorwaarden zal Parijs zegepralen. Wat mij betreft, ik dank u voor uwe toe juichingen. Ik vraag u slechts ééne zaak: de eendragt. Door eendragt zult gij zegepralen. Onderdrukt allen haat; zet alle vijandschap van u weest allen één en gij zult onoverwinnelijk zijn. Laten wij ons scharen rondom de republiek tegenover den invaller en laten wij broeders zijn. Wij zullen overwinnen. //Door de broederschap redt men de vrijheid." (Toejuichingen. Langdurige kreten: Leve Victor Hugo! Leve de republiek!) In het manifest van Victor Hugo aan de jDuitschers komen deze zinsneden voor//Neen, voorzeker, niemand kan er aan denken u te verschrikken, Duitschers, roemrijk leger, dapper volk! maar men kan u beter inlichten. De schande is zeker niet, wat gij zoekt; en de schande zult gij vinden: ik Europeeër, dus een vriend van Parijs, ik Parijzenaar dus een vriend der volken, ik waarschuw u voor het gevaar, waarin gij u begeeft, Duitsche broeders, omdat ik u bewonder, omdat ik u eer, omdat ik wel weet, dat, zoo iets u tot staan kan brengen, het niet de vrees is, maar de schande. O, edele soldaten, welk een terugkeer naar uwe haardsteden zou dat zijn! Overwinnaars zoudt gij wezen, maar die het hoofd niet durfdet opheffen; en wat zouden uwe vrouwen zeggen? Parijs vernietigdwelk een rouwParijs vernietigd, welk een misdaad!.... En uit dat graf gaat een kreet opvrijheid gelijkheid en broederschap! Parijs is een stad, maar Parijs is ook een levende ziel. Verbrandt onze gebouwen, dat is slechts ons geraamte; de rook, die daaruit opstijgt, zal een gedaante aannemen, zal een levenden kollossus worden en ten hemel stijgen, en ten eeuwigen dage zal men boven den horizont der wolken, boven ons, boven u, boven alles en allen, als een getuigenis van uwe schande, dat groote spooksel zien verrijzen, dat spooksel, uit schaduw en licht geweven: Parijs!" Het lid van het Voorloopig Bewind Henri Rochefort heeft uit een in de weder in het licht verschenen Mar- seillaise voorkomend artikel van den generaal Cluseret aanleiding genomen om in de daghladen te verklaren, dat hij tot het genoemde blad in geenerlei betrekking meer staat. Hij noemt voorts het bedoelde artikel van den radi calen officier, „de reactie" getiteld, eene verfoeijelijke poging tot het verwekken van burgeroorlog. Industriëlen te Parijs hebben het gouvernement aangeboden, in tien dagen, duizend goede mitrailleuses te maken, die op een afstand van 2,500 meter dragen. De schouwburgen zijn te Parijs van af den 10 dezer gesloten. Fransche bladen dringen er op aan, dat men het huisraad enz. des Keizers verkoopen zal ten behoeve der militairen. Engeland. De gravin Montemerli laat de volgende roepstem hooren in verschillende Engelsche bladen: «Dat de moord ophoude! Vragen wij op de knieën den Vrede! Stellen wij smeekschriften op en overdekken wij ze met onze handteekeningenhet is onmogelijk langer het stilzwijgen te bewaren bij 't aanschouwen en vernemen van de tooneelen eener zoo bloedige worsteling. In het centrum van de beschaving vernietigen en ver- morselen elkaar twee gewapende jvolken. En met welk doel? Met het doel om elkaar stukken van provinciën te ontrukken of die onder elkander te verdeelen? Laat de vrouwen zich tusschen beide legerkampen plaat sen Dat hare kreten de harten vermurwen van de aan voerders dier ontzettende slagterijDat hare smeekgebeden die razenden ontwapenen! Dat de gebeden der vrouw hun den blik ten Hemel doen slaan, dat hunne harten met afschuw worden vervuld voor dien gruwelijken strijd, waarvan zij duizenden tot slagtoffere maken, voor die vreesselijke slagting, die den heiligen grond van Frankrijk met bloed en lijken overdekt. Vrouwen van geheel Europa, wij doen een beroep op uwe harten! Vereenig u allen ter wille van de weder geboorte van den vrede, ter wille van de geschonden heer schappij van de Regtvaardigheid In de 19e eeuw moeten de Christelijke vrouwen aan de wereld bewijzen, dat zij haar pligt kennen, en dat zij niet vreezen dien te vervullen. Gravin Marie Montemerli.» De Globe meldt omtrent de vlugt van Keizerin Eugenie: »Zondag, ten één uur werd de dynastie vervallen verklaard. Een uur later deelde de heer Pietry de Keizerin die tijding mede en spoorde haar aan, haar leven te redden. De Keizerin bevond zich alleen met hare geheimschrijfster en vriendin, mad. Lebreton en met den heer Ferdinand de Lesseps, haar bloedverwant. Eerst wilde Eugenie van geen vlugt hooren: zij noemde het een lacheté; liever wilde zij gevaar loopen als Marie Antoinette te worden behandeld, maar eindelijk gaf de Keizerin toe. Door mad. Lebreton vergezeld, bereikte zij door een geheime deur een zijstraat. De heer de Lesseps deed zijn best de aandacht van het volk af te leiden, door van het balkon een toe spraak te houden. Buiten gekomen, stapten de Keizerin en haar vertrouwde in een gewonen fiacre. Een kleine straatjongen had haar erkend, en riep: rvoila 1'Impératrice!" Gelukkig lette niemand op hem en het rijtuig bereikte ongestoord de woning van den heer de Lesseps. Daar bleef Eugenie tot in den avond, toen zij, altoos onder geleide van mad. Lebreton, naar het noorder spoorweg station reed. Dank zij een zwaren sluijer, ontdekte niemand haar. Ten zeven uur bevond zij zich veilig op weg naar de Belgische hoofdstad.» De Captain, het geduchtste schip der Engelsche marine, is in den nacht van den 6den op den 7den Sept. 11. in het gezigt van Kaap Finisterre, vergaan. Van zijne bemanning, die uit 500 koppen bestond, zijn, naar het schijnt, 18 man gered. Het was een torenschip, door de bekende firma Laird and Sons te Birkenhead, naar een plan van den kapitein Cowper Phipps Coles, gebouwd; het mat 4272 ton, en zijn machines hadden 900 paarden krachten. Het schip was gepantserd met ijzeren platen, die op sommige plaatsen acht duimen dik waren, en in zijne torens voerde het zes stukken geschut van het zwaarste kaliber. De Captain had den lOden Mei 11. zijne eerste reis naar Vigo gemaakt, en het officiële rapport, destijds aan de admiraliteit uitgebragt, beschrijft het schip als vol komen zeewaardig. Bevoegde beoordeelaars zijn van meening, dat het schip door eene groote stoomboot moet zijn aangevaren. Zij, die met de constructie van de Captain en met de kust bekend zijn, beweren, dat het stoomvermogen van het schip zóó groot was, dat het vaartuig moeijelijk op de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2