1870. N°. 112.
Zondag 18 September.
28 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
VREDESKANSEN,
BINNENLAND.
RELDERSCHE
EN XIEUWEDIEPER COURANT,
,,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dinosdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsmimte berekend
Per eersten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den SI dezer over Triest en per laatsten
trein Donderdag den 88 dezer over Harseille de
Mail naar Oost-lndië, China en Japan.
Wanneer de vrede? Iedereen wenscht dien, iedereen is
het schandelijk menschenslachten moede, maar de herders
der volkeren, waarom niet de wolven der volkeren?
zijn nog niet verzadigd. En nog voeren van beide zijden
onafzienbare treinen de menschenmassa's aan, die bestemd
zijn elkander te vernietigen. Want zoo heerlijk is in deze
XIXde eeuw, «de eeuw der beschaving en verlichting", de
toestand, waarin de burgers verkeeren, dat de wenschen,
de belangen der individuen niets gelden, waar in den raad
der grooten dezer aarde besloten wordt, duizenden stuk te
schieten en te slagten op het veld van eer! Want hoe
wonderlijk het klinken moge voor een gewoon menschen-
verstand, het is nu eenmaal eervoller zich te laten dood
schieten voor een dynastiek belang, dat niemand begrijpt,
dan te arbeiden voor vrouw en kind. De leidekker, de
metselaar, die, terwijl hij het brood verdient voor zijn
huisgezin, van een steiger valt, is eenvoudig.... dood, en
daarmede uit. De man, die echtgenoot en kroost hongerig
en naakt achterlaat, andere echtgenooten en vaders, die
hem nooit hebben beleedigd, vermoordt, eindelijk zelf
getroffen nederzijgt tusschen lijken en gebrokene kanonnen,
is.... gesneuveld op het veld van eer! De minister van Justitie,
die de doodstraf afschaft, wordt in naam der menschelijkheid
toegejuicht en zijn collega van Oorlog, die een half uur
daarna komt vertellen «onze dappere soldaten behaalden
eene schitterende zege, de lijken van twintig duizend
vijanden bedekken het slagveld", wordt.... ook toegejuicht.
Een volk, dat geen geld kan vinden om een stoomboot-
dienst óp Amerika daar te stellen, begraaft den minister
van Oorlog onder de millioenen. Dezelfde natie, die eene
wereldtentoonstelling inrigt, zich beroemt aan het hoofd der
beschaving te staan, geeft op die tentoonstelling eene
eereplaats aan het reusachtige Krupp's kanon. En een
ander volk, dat zich trotsch i/eene natie van denkers"
noemt, weet niets beters te doen, om hare beschaving te
toonen, dan.... zulk een moordtuig in te zenden.
En in die razende rondedans doet iedereen mede, grooten
en kleinen, iedereen heeft zijn geheim moordtuigje of zijn
ontploffend kogeltje, of zijn gepatenteerd bajonetje! En
op het laatst worden de moordtuigen zoo uitstekend, dat
zij van loutere volmaaktheid niet meer te gebruiken zijn,
zooals bijv. de Fransche vloot in de Oostzee. En in diepeD
eerbied kijkt de eerlijke burger, die 's Zondags met zijne
vroqw wandelt, naar die mooije uniformen en groote forten
en zware kanonnen, en gaat naar huis en prent zijne
kinderen in, dat zijn volk ishet «eerste" volk van Europa,
- van de andere werelddeelen spreekt wel van zelf.
En op de scholen wordt'de jeugd zorgvuldig ingeprent:
doe uwe vijanden goed; maar te gelijker tijd lezen de
kindertjes in het patriotische, door de hooge autoriteiten
aanbevolene «lees en leerboek: Abdera's heldendaden te
land en ter zee," dat het eener groote natie waardig is,
een volk in massa kwaad te doen, dat u nimmer heeft
beleedigd. Iedereen bemint den vrede, niet waar? en als
de telegrammen, die de oorlogsverklaring behelzen, worden
rondgedeeld, dan gaat er ons een rilling door de leden
Dan rigten wij eomité's op van het «Roode Kruis", zingen
ten voordeele van de gekwetsten, spelen comedie voor hen,
collecteren en verloten canapékussens en beschilderde lampen
ten hunnen believe; dan trachten wij het gruwelijke kwaad
te herstellen met vleesch-extract en pluksel en keukenransels
en gepatenteerde draagbaren; maar als de vrede gesloten
is, dan zingen wij weêr het oude lied. Dan ontnemen wij
onzen vorsten het regt van leven en dood over een schuldige,
en illumineren, want in onze voortreffelijkheid hebben wij
de doodstraf afgeschaft. Maar diezelfde vorsten laten wij
het regt van leven en dood over duizenden onscliuldigen,
wij laten hun het ten hemel schreijeude regt van oorlog en
vrede. En weêr klagen wij over hooge lasten en bezuinigen
op alles, op scholen en kerken; maar hebben altijd millioenen
voor oorlogstoebereidselen. Den ontdekker der mitraillenses
vragen wij op diners en betalen hem ruim; en aan den
ontdekker van een nieuw weefgetouw laten wij beleefd
door de meid aan de deur zeggen, dat wij toevallig slecht
bij kas zijn en geen lust hebben in kostbare proeven.
Is de mensch dan zoo wreed van nature? Is hij als de
goed getemde woud-dieren, die opzitten en pootjes geven
en lief zijn, totdat eensklaps de ware natuur boven komt
en zij den koenen temmer verscheuren? Is de oorlog
daarom een noodzakelijk kwaad, omdat hij beantwoordt aan
zekere bloeddorstige neigingen in ons, die wel voor een
tijd kunnen worden bedwongen, maar dan met des te meer
kracht bevrediging eischen?
Dit te gelooven, zoude hetzelfde zijn als te wanhopen aan
de toekomst van den mensch. Nog is onze geheele maat
schappij er op ingerigt om oorlog te voeren, maar wij
gelooven dat het niet altijd zoo blijven zal. Wij gelooven
het, al zien wij voorloopig van die heilzame verandering
nog geen enkel bewijs! Maar een duurzame vrede, wie
heeft moed genoeg, wie is optimist in zoodanige mate, om
hem nu reeds te voorspellen? Geheel Europa is immers
ingerigt om oorlog te voeren? de wetgevingen in de ver
schillende landen, de legers, die geen andere reden van
bestaan hebben, dan een mogelijken krijg, de reusachtige
magazijnen vol oorlogsvoorraad, alles roept om strijd, alles
wijst naar dien toestand! Van onze vroegste jeugd af,
leeren wij oorlogshelden bewonderenwij kennen Alexander,
Cesar, Karei V en Napoleon lang voordat wij Plinius,
Gallileï en James Watt hebben hooren noemen. De
geschiedenis, die men kinderen in handen geeft, is: de
nistoire-bataillemen leert ons de grootheid der natiën
aftneten naar het aantal troepen, dat zij te velde kunnen
brengen; en later, als er soms in ons hart twijfel oprijst
aan de voortreffelijkheid van al die doodschietende en
plunderende veldheeren, dan brengt men ons geweten in
rust met woordenmet patriotisme, huis en haard, Koning
en Vaderland en misbruikt zoo onze edelste neigingen om
een naam te geven aan de schandelijkste ziekte, die de
menschen-maatschappij kent. Men noemt den oorlog een
middel van regtsvordering tusschen de natiën onderling en
men vergeet het beginsel: Niemand is zijn eigen regter!
Neen, niet Bismarck, niet Napoleon maakt den oorlog.
Zij verschaffen hoogstens de aanleiding. Wij zelf zijn de
ware schuldigenwij, die onze kinderen opvoeden in
beginselen, die Sparta en Rome geprezen zouden hebben;
wij, die staande legers houden; wij, die ons met gebondene
handen stellen in de magt onzer regeringen.
Uit den oorlog kan geen goed voortkomen. Hij dringt,
na korten vrede, onvermijdelijk tot nieuwen strijd. Stelt,
de Duitschers dwingen Frankrijk tot afstand van grond
gebied. Hoe lang zal dan de vrede duren? Drie, vier,
tien jaar misschien. Zoodra Frankrijk zich heeft hersteld
van de nederlagen van 1870, grijpt weêr een jonger
geslacht naar de wapens en weêr ontbrandt de krijg. En stelt,
de Duitschers stellen zich met eene geldelijke schadever
goeding tevreden. Waarvoor zijn dan die duizenden gestorven?
Welk antwoord ontvangt op die vraag de moeder die haar
zoon, het kind dat zijn vader beweent? Welk antwoord,
de man, die met verminkte ledematen bedelend den kost
zoekt? geen; of alleen dit: Napoleon, die vroeger op de
Tuileriën feest vierde, rookt thans cigaren te Kassei! En
dan zal er een kiem van haat gelegd zijn tusschen twee
volkeren, die groeijen zal en bloeijen en opschieten, tol
dat hij eens zijne doodelijke vruchten brengt en weêr
's landman's oogst platgetrapt wordt door den voet van den
soldaat. Vrede zal er komen, misschien spoedig, want
Frankrijk is uitgeput en magteloos door achttien jaren van
keizerlijke regeerkunst. Maar die vrede zal ons weinig
helpen, ze zal tijdelijk zijn en weêr zullen alle landen van
Europa leeningen aangaan en schulden maken, weêr zich
heden ruïneren, omdat het morgen krijg zal zijn. En over
eeuwen zal de verachting van het nageslacht ons burgers
der XIXde eeuw treffen, omdat wij erkenden, dat de
oorlog is een vreeselijk kwaad, en toch te magteloos en te
moedeloos waren om hem te overwinnen!
HELDER en NIEUWEDIEP, 17 September.
De oorlog is nog niet ten einde, hoezeer nog altijd
gehoopt wordt, dat de uitzigten op het herstel des vredes
met een gunstige uitkomst mogen bekroond worden. Ieder,
die den vrede wenscht, verbeidt met gespannen verwachting
den uitslag der pogingen, door den heer Thiers aangewend,
om de gruwelen van den krijg te doen ophouden. Middeler
wijl rukken de Duitschers naar Parijs op en zonder eene
tusschenkomende omstandigheid zal het beleg om Frankrijks
hoofdstad zich niet lang laten wachten. Of de tusschen-
komst der groote mogendheden de hooge eischen van
Pruissen's Koning zal weten te matigen? Of het streven
van Nizza en Savoije naar wederaansluiting bij Italië met
goed gevolg zal eindigen? Of de aanhechting van den
Kerkelijken Staat aan het Italiaansehe koningrijk tot geene
verstoring der rust zal aanleiding geven? Of de republiek
in Frankrijk zal worden bestendigd, of dat zij weldra zal
plaats maken voor eene koninklijke regering, met den graaf
van Parijs aan het hoofd? Of Koning Wilhelm daarentegen
het plan heeft, en het verwezenlijken kan, om Keizer
Napoleon wederom in Frankrijk ten troon te verheffen,
welke bedoeling men hem toeschrijft? Of Spanje en
Portugal niet aangedaan zullen worden door de revolutie
koorts, met den noordenwind zoo ligtelijk uit Frankrijk
daarheen overwaaijende? Of de gebeurtenissen van de
jongste weken der menschheid niet de overtuiging hebben
geschonken, dat de oorlog een menschonteerende gruwel
is en of die overtuiging de oorzaak blijkt te zijn van het
ontstaan van bepalingen in de constitutiën der staten als
deze: de vorst zal niet meer bet regt van oorlogsverklaring
bezitten; de dienstpligtigheid is algemeen en zonder uit
zondering voor meergegoeden; de staatkundige geschillen
tusschen de verschillende gouvernementen worden steeds
door eene Europescbe conferentie beslecht?
Zelfs de naaste toekomst laat zich in deze veelbewogen
dagen niet gissen en slechts kunnen wij onze wenschen
openbaren naar den spoedigen terugkeer van rust en vrede,
gebouwd op goede grondslagen.
De oorlogslitteratuur is dezer dagen aanmerkelijk verrijkt
door de artikelen van den heer Edmund About, die over
het geheel met genoegen worden gelezen. In een dezer
stukken spreekt hij van «borstelige snorrebaarden, waar
mede de Duitschers onze laarzen poetsen, zoolang zij van
ons geld profiteren." Dit gezegde herinnert aan den vader
lijken raad van Hans Michel aan zijnen zoon, toen deze
naar Holland ging om zich van niets tot manufactuur-
koopman op te werken. «Laat je schoppen, laat je spuwen,
knijpen, trappen, Heinrichmaar.... rijk worden, hoor
't Zou welligt een fraaije schets geven, als About ons zoo
een Heinrich teekende in zijne woeste aanmatiging, als hij
eenmaal een rijk man is geworden.
Overigens is in dit artikel van den anders gevierden
schrijver veel, dat weinig past bij den schoonen titel
«Heilige toorn." De geleerde Franschman mogt waarlijk
wel wat stemmiger spreken over de «zuurkooljonker-gene-
ralen", die, als het dan toch op vechten aankomt, het hun
vijanden hebben afgewonnen.
Volgens berigten, eergisteren ontvangen van den comman
dant van het fregat Wassenaer, heeft de verschijning
daarvan ter reede van Laguayra spoedig tengevolge gehad,
dat de twee aangehouden Nederl. schepen Honfleur en
Sarah aan hunnen regtmatigen eigenaar zijn teruggegeven.
Zr. Ms. schroefstoomschip Marnix, onder bevel van den
kapt.-luit. ter zee W. Enslie, is den 31 Julij uit Japan te
Batavia aangekomen.
Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden is gisteren
namiddag ten 2 ure met den spoortrein van hier naar
's Hage geretourneerd.
De godsdienstoefening der Israëlitische gemeente alhier
werd gisteren avond voor het eerst in het thans gerestau
reerde kerkgebouw gehouden.
Met ingang van 1 Oct. a. s. is tot schoolopziener
in het 7de schooldistrict der prov. Noordholland herbenoemd
de heer P. J. Heyning, alhier.
De heer G. Kaaskooper is benoemd tot burgemeester
der gemeente Oosthuizen.
De miliciens der verschillende ligtingen, behalve die
van 1870, zullen in den loop der volgende week successi-
velijk met onbepaald verlof huiswaarts keeren.
Aan den heer F. H. van Bommel is, op zijn verzoek,
eervol ontslag verleend als burgemeester van de Rijp.
Bij de dd. schutterij is eervol ontslag verleendte
Edam, aan P. Costerus, te Enkhuizen, aan A. K. D. van
Wijkhuyse, beiden als lsten luit. Benoemd zijn: tot lste luits.
te Edam W. L. Groot, te Enkhuizen F. Uyttenboogaart,
beiden thans 2de luitenantss.
Jl. Donderdag werd aan het ministerie van Binnenl.
Zaken o. a. aanbesteed: l°.het maken van den onderbouw eener
draaibrug met vast gedeelte over de Singelgracht te Am
sterdam, ten behoeve van den spoorweg van Nieuwediep
naar Amsterdam. Daarvoor waren 14 billetten ingekomen;
minste inschrijvers de heeren J. Yerwaijen en J. Kooij, te
Amsterdam, voor 63,600; 2°. het maken van een vangdam
in het Yminste inschrijver de heer Becker te Lent, voor
154,160.
Jhr. F. de Casembroot, wiens tegenwoordigheid in
de volgende week in de vergadering van de Volksver
tegenwoordiging gevorderd wordt, zal daarom van het
slagveld van Sédan wederkeeren. De heer Egeling, inspecteur
van het geneeskundig staatstoezigt, zal den heer de Casem
broot daar vervangen. (Dagblad.)
Ds. E. Laurillard te Amsterdam vertrekt eerstdaags
voor rekening van het Roode Kruis met eene groote
bezending benoodigdheden voor de verpleging der gewon
den naar Sédan, alwaar groote nood heerscht.
Uit het 6de bulletin van het Roode Kruis, dat
wederom getuigenis geeft van de waardeering, die de
Nederlandsche pogingen in het buitenland vinden, ontmoe
ten wij de mededeeling, dat dr. Kupper, bij de aankomst
der Haagsche expeditie te Saarbrücken, terstond tractement
aan onze geneesheeren heeft' aangeboden, welk aanbod
natuurlijk van de hand is gewezen.