STATEN-GENERAAL.
8 li I T E L A X 0.
De citta Leonina. De citta Leonina, het tegenwoordig ver
blijf van den Paus, is eene sterkte uit de middeneeuwen, door
Léo IV gebouwd en versterkt door Urbanus VIII als een bolwerk
van de kerk tegen de verwoestende invallen der Saracenen. Het
kasteel, in 't Italiaansch Borgo (Burgt) genaamd, staat met de stad
in gemeenschap door de brug San Angelo en de poort San Spirito;
met de omliggende landstreek door twee poorten aan de noordoost
zijde en door twee anderen aan den zuidwestelijken kant. Wie
meester is over die vijf poorten en van de brug, beheerscht de
Borgo en alles wat zich er in bevindt. Zonder zijn goedvinden
kan niemand er in- of uitkomen, en zeker beweegt zich Keizer
Napoleon op het kasteel en in 't park van Wilhelmshöhe vrijer
dan Pius IX in de citta Leonina, welks uitgangen allen door de
Piëmontezen bewaakt worden.
Tot aan het einde der 15de eeuw was de citta Leonina eenzaam
en zoo goed als onbewoond. Sedert werden er godsbuizen aange
bouwd, maar de wijk bleef steeds een der armsten van Rome;
behalve het Vatikaan en het paleis Tortonia ziet men er geen enkel
groot gebouw en hoegenaamd geene sporen van welvaart. De citta
bestaat slechts uit huizen van werklieden, kleine winkeliers, behoef-
tigen en bedeelden en uit eenige gestichten. Te midden van deze
verlaten wijk verrijzen de St. Pieterskerk en het paleis van het
Vatikaan.
De citta Leonina is bij uitstek ongezond. Rome werd ongeveer
2600 jaar geleden gebouwd op een besmettelijken bodem, „in
pertilenti solo", zoo als Cicero zich uitdrukte, en ondanks den
arbeid, dien meD er in den loop der eeuwen verrigt heeft, slaagde
men er nooit in, die koningin der steden gezond te maken. Tegen
de doodelijke uitwasemingen van de Romeinsche campagna moet
men zich, vooral in de buitenwijken der stad, door de zorgvuldigste
voorzorgsmaatregelen wapenen. Geene andere wijkplaats bleef den
Paus over dan de Borgo, die meer dan een ander oord van Rome
aan de „malaria" is blootgesteld.
Tweede Kamer.
De afdeelingen der Kamer hebben zich in de jongste
dagen onledig gehouden met het onderzoek van de wets
ontwerpen, uitmakende de Nederlandseh Indische begrooting
voor 1871. De aïdeelingen hebben tot hunne voorzitters
benoemd de heeren Sloet van de Beele, Hasselman, de
Brauw, Fransen van de Putte en Mirandolle.
België.
Het Journal de la Sociéte Agricole du Braband
behelst de volgende mededeeling omtrent de in Duitschland
uitgebroken veepest: //Volgens de vroeger ontvangen berigten,
heersehte zij te Saarburg, te Mootch, bij Bittbourg en
te Bittbourg zelf, in een algemeen bekenden veestal, dien
van den heer Limbourg. Thans wordt officieel aangekondigd
dat zij woedt onder de tot proviandering van het Pruissische
leger bestemde kudden te Kaiserslautern, Saargemund, in
de Rijndistricten Coblentz, Ottweiler, St. Wandel en Sim-
mern, te Straalsund, te Drésden en te Oraniënburg, bij
Berlijn. Uit Kopenhagen wordt van den 21 Sept. gemeld,
dat de invoer in Denemarken uit Noord-Duitschland van
runderen, schapen en geiten en van het van die dieren
afkomstige vleesch, huiden en afval verboden is."
F r a n k r ij k.
Omtrent de luchtreis van Parijs naar Emeux meldt
de Moniteur, dat zij volbragt werd in drie kwartier uurs,
door den moedigen Durnof, die na te vergeefs door de
Pruissen op zijne gevaarlijke expeditie beschoten te zijn
geweest, drie zakken dépêches, wegende meer dan 250 kilo's,
op de plaats van bestemming overbragt. Het succes van
dien eersten togt belooft veel voor het vervolg.
Volgens de herigten van een luchtreiziger die offi
ciële dépêches uit Parijs heeft overgebragt, bevinden zich
in die stad tegenwoordig minstens 600,000 met chassepots
gewapende personen.
Op het slagveld bij Sédan werd het lijk gevonden
van een Pruissischen jager; hij had een schot in de linker
zijde, en de doctors berekenden, dat hij nog tien minuten
na de verwonding kon geleefd hebben. In zijn hand had
hij de photografie van een meisje, waarop het gebroken oog
had gestaard. Men vond het adres in zijn portefeuille en
heeft de photografie met een berigt opgezonden.
De luchtreiziger Duruof, die met den postballon van
Nadar uit Parijs naar Evreux is gekomen, heeft te Tours
in het openbaar verslag gegeven van zijn togt. De Consti-
tutionnel ontleent daaraan, dat Duruof den 23sten, des
morgens om 8 ure, op de plaats1 Saint-Pierre-Montmartre
te Parijs is opgestegen. De wind woei vrij sterk uit het
oosten. De luchtreiziger steeg dadelijk zeer hoog op,
ongeveer 3000 meters. Hij werd in de rigting van den
Are de Triomphe voortgedreven. Daar werd hij door den
vijand gezien.
Van genoemde hoogte uit bespeurde hij een zwart gekrioel
van Pruissische troepen. Hij zag hen door zijn verrekijker
toebereidselen maken om op hem te schieten.Inderdaad
was hij naauwelijks buiten den vestingwal of het vijandelijk
geschut, dat van de affuiten genomen en loodregt naar
boven gerigt was, zond hem zijne projectielen toede kogels
kwamen tot binnen zekeren afstand van het schuitje en
Duruof zag ze schadeloos op den grond terugvallen.
Sommige er van kwamen echter hoog genoeg om den ballon
ligte trillingen te doen ondergaan. Hij zag ook dat men
met gewereu op hem mikte, maar ook deze kogels deerden
hem niet.
De luchtreiziger werd aldus tot Nantes toe door de
Pruissische artillerie en infanterie gesalueerd. Onder weg
zag hij rookwolken en hoorde hij het knetteren van vuur
wapens, Hij meende te bespeuren dat er gevochten werd
in den omtrek van den Mont Valérien en in dat gedeelte
van het Seine-dal. Hij zag duidelijk dat het Pruissische
leger daar ter plaatse bestond uit zeven liniën met veel
cavalerie op de beide vleugels. Steeds voortgedreven door
den oostenwind, vervolgde de ballon den loop der rivier.
Om elf uur achtte Duruof zich ver genoeg van Parijs,
verwijderd om te kunnen nederdalen. Hij kwam teregt in
een park en werd ontvangen op het kasteel Ciacouville,
op korten afstand van Evreux, toebehoorend aan den admiraal
De la Roncière la Nourry, den bevelhebber der forten van
Parijs.
De prefect van de Eure werd van de aankomst
van den ballon verwittigd en ging den luchtreiziger
opzoeken, die van een regelmatige aanstelling door den
directeur-generaal der posterijen was voorzien. Hij had drie
zakken met dépêches bij zich, 125 kilos wegende en «meren
deels van het ministerie van oorlog of andere ministeriële
departementen uitgaande. Hij had bevel ontvangen om ze
aan niemand anders dan aan een generaal of prefect ter hand
te stellen of ze anders te verbranden. Na eenige uren te
Evreux uitgerust te hebben, vertrok de bode per spoorweg
naar Tours, waar hij behouden aankwam.
ii g e 1 a n il.
Sir H. Bulwer, omschrijft in een tweeden brief aan
de Times, waarin hij op eene bemiddeling door Engeland
aandringt, den toestand als volgt//Twee millioen inenschen
moeten uitgehongerd of gebombardeerd worden, en de
werken, die eeuwen van kunst, vernuft, genie en voort
gaande beschaving tot stand bragten, loopen gevaar. En
waarvoor? Om vijf of zes personen, wier autoriteit twijfel
achtig is, een toestemming af te dwingen tot den afstand
van eenige afgelegen streken en vestingen, die reeds genomen
zijn of waarschijnlijk genomen zullen worden.// En hij besluit
aldus: //Indien op een oogenblik, waarop verschrikkingen
dreigen, de gedachte waaraan reeds een rilling door de
christelijke en beschaafde wereld doet gaan, is besloten,
dat Engeland zal doen als een man, die liever zijn natuur
genoot zal zien verdrinken, dan zich de voeten nat maken
om hem te helpen indien tegenover die onmetelijke
ramp, wij koel besluiten, stom en onbewegelijk te blijven,
zonder een poging te doen, een woord te uiten om dien
af te wenden -dan waarlijk, kan ik niet nalaten miju
droeve vrees te kennen te geven, dat de dag niet verre
meer is, waarop God van ons de magt weg zal nemen,
die wij niet wisten te gebruiken en dat een politiek, zoo
geschikt om afkeer door zelfzucht en verachting door
lafhartigheid op te wekken, en noodlottig voor onze belangen
in de toekomst, als voor onzen roem in het verleden zal zijn."
- De correspondent van den Daily Telegraph geeft de
volgende beschrijving van de mobile garden, de zooge
naamde troepen, waarmede Frankrijk, in zijn dollen waan,
den vijand hoopt te kunnen verdrijven.
//Neem den ruwsten, Londenschen straatslijper; hang
hem een kiel om, met een rood lapje op den mouw; geef
hem een geweer en bajonet, waarmede hij niet om kan
gaan, en ammunitie, waarmede hij niet weet te laden
laat hem tweemalen daags gedrild worden, doch zorg,
dat hij in 't gelid vrij blijft om te rooken en te praten,
en dat hij gecommandeerd wordt door officieren, die nim
mer gediend hebben en die hij van harte veracht. Doe
den recruut vervolgens gelooveu, dat hij bestemd is om
Frankrijk's eer te redden (iets, dat hij maar al te geree-
delijk zal aannemen); en, ais ge zoodoende het restje van
energie uit den man zult verwijderd en hem tot een luijen,
verwaanden drentelaar gemaakt zult hebben, dan
zult ge u kunnen beroemen een schoon staaltje te hebben
geschapen van den hedendaagschen mobilen garde. En
met zulke troepen denkt men (zoo roept men althans luide
genoeg) Parijs te ontzetten en de Duitsche armee tot den
iaatsten man te vernietigen!»
Een der gevolgen van den oorlog is, zegt de Parijsche
correspondent van den Daily Telegraph, dat een groot
aantal meuschen Parijs ontvlieden om te Le Mans en
Tours een onderkomen te zoeken. Ook ik ontvlood la
belle capitale. Toen onze trein, het was de laatste die
zou loopen, een uur na middernacht te Le Mans
aankwam, stapten wij uit om er te overnachten. De
conducteur van een omnibus reed met ons alle hotels af,
doch nergens was een kamer te verkrijgen, zelfs de gemeenste
krotten waren opgevuld met vlugtelingen uit de hoofdstad.
Ons bleef dus niets over dan naar het station terug te
keeren en daar te wachten, totdat de trein naar Tours zou
vertrekken. De ondervinding daar was nu wel niet aan
genaam, maar toch leverden die salles d'attente een zonder
lingen aanblik op. Er zijn er drie; eene voor de eerste,
eene voor de tweede en eene voor de derde klasse. Zij
waren stampvol met menschen, die geen onderkomen konden
vinden. Liniesoldaten, mobile garden, francstireurs, conscrits,
boeren en werklieden, mannen, vrouwen en kinderen, rijk
gekleede dames, gewonden, liefdezusters, priesters, touristen.
Te midden van die bonte menigte stonden kisten, koffers,
chassepots en liepen honden en katten rond; in één woord
het was een mengelmoes, daar men zich geen denkbeeld
van kan maken. De soldaten en mobile garden hadden
het groote voorportaal en den gang in beslag genomen; ze
lagen daar in groepjes van vier of zes personen te slapen.
Sommigen lagen op hun gelaat, anderen op den rug,
anderen zaten in eene positie waardoor zij veel op een
bal gelekeneen paar het waren waarschijnlijk broeders
lagen in elkanders armen te slapen. Sommigen waren
door mantels gedekt, anderen hadden een stukje bruin
papier tot hoofdkussen. In een der hoeken lag een familie
groep. De moeder lag vast te slapen, niettegenstaande
hare kinderen huilden van honger en kou. Op een der
tafels lagen eenige gewonde soldaten van het slagveld van
Sédan. Zij waren in zooverre hersteld, dat zij konden
worden vervoerd. Zij werden door soldaten verpleegd, die
hunnen tijd doodden door een zeer luidruchtig kaartspel.
In de wachtkamer der eerste klasse zag het er niet beter
uit. De sofa's, de stoelen, de grond, alles was bedekt met
slapende mannen, vrouwen en kinderen. Eenige soldaten
lagen te snorken op een tafel en met moeite waren ze
wakker te maken toen het oogenblik om te vertrekken
aangebroken was.
Frankrijk ziet er treurig uit. Het is opgevuld met
rouwdragenden. Als men steeds vrouwen ontmoet, diep
in rouwgewaad gestoken, dan kan men eenigzins nagaan
hoe diep Frankrijk getroffen is. Waar men komt, overal
ontmoet men vrouwen met rood bekreten oogeu. In mijn
wagen zat een dame, die haar snikken niet kon bedwingen.
Zij las een boek, dat den titel droeg: 1'art d'être content.
Arme vrouwHaar bleek gelaat en hare zwarte kleederen
waren bewijzen, hoe hard het haar viel die kunst te leeren.
Wat die vrouw deed, zal Frankrijk moeten doen. Zijne
legers zijn geslagen, de hoofdstad is belegerd, van zijne
militaire suprematie is geen spoor meer te vinden; arm
Frankrijk la belle France van voor weinig tijd moet
trachten te leeren 1'art d'être toujours content.
Ouitschland.
Te Effern, een dorpje in den omtrek van Keulen, is
in den stal van de boerderij het Groote Hof de runderpest
uitgebroken. Dit feit werd officieel geconstateerd en op de
meest mogelijke wijze gepubliceerd. Het vee in den
betrokken stal aanwezig ten getalle van 40 stuks
werd des namiddags van den eigen dag der ontdekking,
afgemaakt.
Hans von Wachenhusen schrijft uit het leger voor
Parijs, dat Bismarck zijn schitterende kurassiersuniform met
die van een officier der infanterie verwisseld heeft. De
verbittering van het Fransche volk is onbeschrijfelijk.
Wachenhusen hoorde zelfs een keukenmeid in Rheims, //een
lief, goed schepsel, die reeds den tijd der hartstogten achter
den rug had," verklaren, dat zij niets tegen den Koning
en niets tegen de Pruissen had, maar dat zij Bismarck,
als zij hem tegenkwam, met haar keukenmes zou doodsteken.
Het is ijselijk!
Te Keulen kwam eeu man haastig binnenloopen bij
de nonnen, die in het militaire lazareth der St. Peterschool,
de verpleging der gewonden op zich hebben genomen
./Zuster," riep hij uit, «ik ben gewond." Eerst waren zij
wel wat onthutst, maar later bleek haar, dat de man wer
kelijk in den slag was geweest, wel niet tegen de Franschen
bij Sédan, maar. tegen zijn beminnelijke wederhelft,
die hem met een broodmes door den arm had gestoken.
Eene aardige scène wordt door den specialen corres
pondent van de Neue Freie Presse beschreven. Zij viel
voor in de eetzaal van een voornaam hótel van Rheims.
Aldaar zaten op zekeren avond aan de groote tafel 10 a
12 Pruissische dragonder-officieren, die zich aan champagne
en een uitmuntend souper te goed deden, toen twee gewone
kavaleristen in de zaal traden, natuurlijk ook met het doel
om zich, evenals de officieren, eens schadeloos te stellen
voor de vele ontberingen, die zij zich in den Iaatsten tijd
hadden moeten getroosten. Aangezien de tafeltjes in de
zaal allen bezet waren, bleef den nieuw aangekomenen,
indien zij wat eten wilden, niets over dan plaats te nemen
aan de tafel der officieren. Dit geschiedde en alle honneurs
werden in acht genomen. Ter naauwernood hadden zij
hunne champagne besteld, toen een der officieren op hen
toetrad en hun op hoogen toon vroeg: of zij in dit huis
ingekwartierd waren? Toen zij ontkennend op deze vraag
antwoordden, riep de officier z66 luide, dat men 't iu de
geheele zaal hooren kon//Dan heb je je weg te pakken!"
Er heersehte eerst eene doodsche stilte. Ieder hoorde daarop
dat de eene kavalerist bedaard vroeg//Is het hier welligt
een officieren-casino?» //Wat gaat je dat aan!» luidde het
antwoord. //Omdat ik, als dit niet het geval is, hier rustig
blijven zal, zoolang het mij goeddunkt! sprak de soldaat.
De officier stond een oogenblik stom van verbazingdaarop
voegde hij hem op verwoeden toon toe: //Scheer je voortTwee
officieren schoten toe, de een riep; «Gooi die lummels in
arrest!» terwijl de andere vroeg: //hoe heet jelui? De eene
kavalerist stond op, terwijl hij moeite had zijn kameraad
in bedwang te houden, en zeide met eene van woede
bevende stem: //ik ben vrijheer v. L. riddergoedbezitter.
Wanneer ik den rok, dien ik met eere draag, zal hebben
uitgetrokken, dan zullen de heeren mij waarschijnlijk de
voldoening niet weigeren, die ik thans, omdat ik dezen rok
draag, niet eischen kan.» De ander sprak//Ik ben de
bankier S., uit K., ik hoop dat gij ook mij na den oorlog
de voldoening niet zult weigeren, die mijn vriend geëischt
heeft. De officieren stonden stom van verbazing. ,/Gij zijt
edelman," sprak de een, dat konden wij niet weten. Dat
verandert de zaak. Waarom hebt gij u niet voorgesteld?
//Hier zijn eenige exemplaren van mijn kaartje», zeide de
baron in den uniform van een gewoon kavalerist, //ik hoop
dat gij het mij, door het overhandigen van uw kaartje
mogelijk zult maken, deze zaak uit den weg te ruimen,
zooals onder Pruissische edellieden gebruikelijk is.» De
kaartjes werden gewisseld en hiermede nam de quaestie een
einde. De kavaleristen konden hunne champagne gaan
genieten.
Volgens de Staats-Anzeiger bedragen de verliezen
des vijands en de winst van het Duitsche leger in den tot
dus ver gevoerden, nog niet tweemaandschen veldtogt:
1 maarschalk, 39 generaals, 3250 officieren, 104,750 man
schappen (en 14,000 gewonden in Sédan), 10,280 paarden,
minstens 56 adelaren, 102 mitrailleuses, 690 stukken veld
en vestinggeschut, meer dan 400 wagens, verscheidene
ponton-kolonnen,magazijnen, spoortreinen, benevens eene bijna
onberekenbare hoeveelheid wapenen, ammunitie, equipement-
stukken, fourage en proviand.
De kosten voor het beleg van Straatsburg, zegt de
Köll. Zeit., kunnen begroot worden op een millioen daags,
voor de soldij, de ammunitie, de transporten, de rations,
enz., die niet door den vijand gerequireerd kunnen worden.
De dagelijksche uitgaven voor het beleg van Parijs zullen
in die verhouding Pruissen derhalve te staan komen op
minstens twaalf millioen.
Om Lodewijk Napoleon te zien, waren verleden Zondag
niet minder dan 10,000 personen naar Wilhelmshöhe gereisd.
Een Croatisch blad, Sloga, beweert dat de commandant
van Straatsburg geen Franschman, maar een Croaat is.
Uhrich (Urits) zou in 1812 in Frankrijk als kapitein zijn
teruggebleven, later met eene vrouw uit Bretagne zijn
gehuwd. Hij zou thans 80 jaar oud zijn.