BUITENLAND.
De uitslag der examens ter verkrijging van acten
voor het lager onderwijs, die dezer dagen te Haarlem
gehouden worden, hehben, wat betreft de candidaten hoofd
onderwijzers, geen gunstigen uitslag opgeleverd. Immers
hebben van de 54 candidaten slechts 9 de gevraagde acte
verkregen. Naar men ons verzekert, bevond zich onder
de afgewezenen één die voor de zeventiende maal pogingen
aanwendde om het radicaal van hoofdonderwijzer te
verwerven.
Jl. Dingsdag heeft te Utrecht de eerste vergadering
van den Nederlandschen Protestantenbond plaats gehad.
In die vergadering zijn de statuten gearresteerd en is de
bond met ruim 700 leden tot stand gekomen.
Uit Breda wordt gemeld, dat op de kermis te Steen
bergen een turco is gearresteerd, die voorgaf goochelaar te
zijn, maar bleek van een der forten te Antwerpen te zijn
ontvlugt. Hij is dadelijk naar België getransporteerd.
In het hoofdkiesdistrict Middelburg, is de heer mr.
J. P R. Tak verkozen tot lid der Tweede Kamer met
667 van 1287 uitgebragte stemmen.
Te Gaasterland, en naar men zegt in geheel Fries
land, circuleert bij de R. Catholieken een adres, om aan
onzen Koning te verzoeken den Koning van Italië niet te
erkennen in zijne hoedanigheid als Koning van Rome, of
eigenlijk gezegd hem te bewegen tot protestering tegen de
onttrooning van den Paus.
Uit de omstreken van Dokkum verneemt men ongun
stige berigten ten aanzien van den aardappelen-oogst. De
ziekte doet zich druk opmerken, er zijn tamelijk veel
zwarten en van de beste en puik beste kan naauwelijks
sprake zijn. De berigtgever maakt daarbij de opmerking,
dat het wel wenschelijk zoude zijn, dat de arbeidende
klasse, in stede van zich bij voorkeur en hoofdzakelijk
met aardappelen te voeden, de meer voedende erwten en
boonen tot hoofdspijze nam. Aardappel-mannen zegt
hij worden nimmer krachtige mannen.
De burgemeester van Winschoten heeft bij publicatie
de veehouders opmerkzaam gemaakt op het groote gevaar,
waaraan zij hun vee en den geheelen veestapel in ons
land blootstellen, wanneer zij niet met zorgvuldigheid
waken, dat vreemde veehandelaren of personen, komende
uit eenige plaats, waar de veepest heerscht, van hunne
erven, weiden of stallen worden geweerd, daar toch de
ondervinding heeft geleerd, dat door dezen niet zelden de
besmetting wordt overgebragt.
Naar wij vernemen, vermelden particuliere berigten
uit Curaijao, dat de Nederlandsche regering, in het geschil
met Venezuela, de meest mogelijke genoegdoening van het
Venezuelaansche bestuur heeft erlangd. Niet alleen zijn
de particuliere vaartuigen aan de eigenaars terug gegeven,
doch bovendien schadevergoeding voor hunne onregtmatige
aanhouding.
Voorts is de Nederlandsche vlag door het Venezuelaan
sche gouvernement met een koninklijk salut begroet, met
bepaling dat die driekleur, gedurende een geheel jaar, van
den top van de citadel zou blijven waaijen; terwijl eene
schadeloosstelling van ƒ150,000 is toegekend voor de kosten
verbonden aan de zending van Zr. Ms. stoomschip Wassenaer,
welke commandant en êtat-major met de meest mogelijke
eerbewijzen zijn ingehaald.
Eindelijk wordt medegedeeld, dat het Venezuelaansche
bestuur redenen meent te hebben om zich te beklagen over
handelingen van den Nederlandschen consul-generaal, den
heer Rolandus, en binnen kort een buitengewoon gezant
naar Nederland zou afvaardigen, ten einde de punten van
bezwaar tegen genoemden consul-generaal aan het Neder
landsche gouvernement kenbaar te maken. Sur. Ct.
In een derde zeer lezenswaardig hoofdartikel getiteld
«Magere en vette menschen", voorkomende in het A. D. v. N.
lezen wij o. a. het volgende
Van buitengewoon dikke menschen vinden wij nog opge-
teekend, dat de stads-griffier te Durlach, die in het jaar
1565 stierf, omtrent 600 pond zwaar was. Mijne lezers
zullen toestemmen, dat er wel ossen geslagt worden, die
minder gewigt in de schaal leggen. Behalve dezen dikken
stadsgriffier vermeldt men zekeren Eduard Brigth, te Malden
in Essen, die, op den 10 Nov. des jaars 1750 gestorven,
reeds op 29jarigen leeftijd zes honderd-en-negen pond zwaar
was. Men ziet het, dat ook hier baas boven baas gaat!
Eene afbeelding van den Engelschen „dikkert", die de
waarheid hiervan bevestigt, is op toevallige wijze in mijn
bezit gekomen. Zij bewijst duidelijk, dat de man met die
verschrikkelijke dik- en vetheid alles behalve op zijn gemak
moet geweest zijn.
In Lusure Hour wordt medegedeeld, dat de naam
baron van Munchausen een pseudoniem is, en dat zijne
reisavonturen eene parodie zijn van de reizen van baron
de Tott of van die van Bruce in Abbessinië, wier juistheid
echter later buiten verdenking is gebragt. Intusschen is
reeds in 1857 in het Januarij-nommer van Gentleraan's
Magasine vrij zeker aangetoond, dat de bekende koddige
avonturen geschreven zijn te Dalcoath-Mime, in Cornwall,
door een Duitsch magazijnhouder, met name Raspe.
Dr. W. C. H. Staring berekent in zijn uitmuntend
Verslag van den landbouw in Nederland in 1868, dezer
dagen uitgekomen, dat de waarde van den oogst in 1868
heeft bedragen bijna 197 millioen gulden, waaronder niet
begrepen is de teelt van moesgroenten, ooft, enz.
Uit Bar-le-Duc schrijft men„Eergisteren nacht stierf hier een
soldaat der 2de comp. van het 7de Beijersche regiment infanterie
uit GroszmansdorffWurtembergsche soldaten bewezen hem de
laatste eer. Voor mij was het een der aandoenlijkste oogenblikken
die ik in den ganschen oorlog beleefd had, want ik was eeniger-
mate bekend met de geschiedenis van dezen doode. Kort geleden
had hij nog een brief van zijn ouden vader ontvangen, dien hij
my had laten lezen. „Ik heb," schrijft de vader, „uw brief van
den 25sten Augustus ontvangen en daaruit vernomen, dat gij en
uw broeder Jozef, Goddank! nog gezond zijt. Wij zijn ook gezond,
en willen God daarvoor innig danken. Met verlangen had ik een
brief van u gewacht en mij gekweld met de vraag of gij beiden
nog in leven zijt of het lot van zoovele duizenden onschuldigeu
hebt ondergaan, die in dezen oorlog moesten sterven. Dikwijls
heb ik luid geweend als ik aan u dacht en aan mijn eenzamen
ouderdom zonder u.
Toen ik echter uw brief met uwe portretten ontving werd ik
getroost en vol goeden moed; de vreugde van Marie en van Bethel
kan ik u in het geheel niet beschrijven. Ik heb uwen brief ook
aan de buren laten lezen en de portretten laten zien, allen waren
zeer blijde. Ik smeek alle dagen den goeden God ons niet te
verlaten, u beiden voor den dood te bewaren en gezond weder tot
ons terug te brengen. Hij schenke daarop Zijn zegen! Gij zult
wel reeds vele smartelijke uren beleefd en veel geleden hebben en
nog moeten lijden, eer gij naar Parijs komt. Och, werd het toch
maar vrede! O God! schenk ons vrede! Wat hebben wij arme
menschen gedaan dat zulk een zware ramp over ons komt? In
mijn angst smeek ik maar dat gij niet naar Parijs behoeft te gaan,
maar dat het vóór dien tijd reeds vrede zij, want daar zal nog
vreeselijk gestreden worden. O Godverhoor toch het smeeken
uwer kinderen, wij bidden zoo innig om vrede
Hoe is het toch met Jozef? Men heeft mij eens gezegd, dat hij
door de zouaven doodgestoken was, wat heb ik toen geleden, maar,
Goddank! dat was niet waar, en gij zijt ook nog gezond. Kuni
verwacht u elk oogenblik, maar zij durft niet meer naar het station
gaan. Haar vertrouwen is zoo vast, zij heeft Maria, de moeder
Gods, gesmeekt, dat hare twee broeders weder uit den oorlog mogten
terugkomen. God geve het! Het meisje is zeer treurig. Zij heeft
u zoo lief." Het slot van den brief luidde: „Ik groet u vele
duizendmaal door de lucht en leef voor u. Vele groeten aan uwe
«lakkers. Een treurig vader."
„Die eenvoudige regels, waarin de denkwijze van den eenvoudigen
landman doorstraalt, maakte op mij een diepen indruk. Angstig,
maar toch niet zonder hoop, schrijft hij aan zijn zoon; het schrik
beeld van zijn eenzamen ouderdom zal werkelijkheid worden, want
beide zonen liggen in de koele aarde!.... Hoevele duizenden zulke
brieven mogen wel geschreven, hoe talloos vele tranen mogen wel
gestort zijn! Als de bestuurders en de door roem bedwelmde
menschen, die over de verschrikkelijke verliezen onverschillig heen
stappen, maar eens een enkele maal tot het volk afdaalden en daar
onderzbek deden naar den indruk van de zege, dan zouden zij in
diepen ernst de verblijfplaatsen van armoede en arbeid verlaten en
welligt de eersten zijn die tegen den oorlog hunne stem verhieven.
BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER.
De luit. ter zee 1ste kl. jhr. C. H. O. van Heemskerk van Beest
en de luit. ter zee 2de kl. H. J. J. Kempe, E. W. C. Ledeboer,
E. Kempe en L. A. Walaardt Saeré, laatst behoord hebbende tot het
escader in Oost-Indië, de drie eerstgenoemden den 1 dezer en de
beide laatstgenoemden respectievelijk den 2 en 8 dezer van daar
in Nederland teruggekomen, worden met die datums op non-acti
viteit gesteld.
De kapt.-luit. ter zee G. W. F. Moeth wordt, tengevolge der
buiten dienst stelling van de korvet Prins Maurits der Nederlanden,
dienstdoende als wachtschip te Vlissingen, met den laatsten dezer
van het bevel over dien bodem eervol ontheven en op non-activiteit
gesteld.
Tevens worden met dien datum op non-activiteit gesteld de
navolgende op gemeld wachtschip dienende officieren, enz., als: de
luit. ter zee 1ste kl. P. E. Winkelman; de luits. ter zee 2de kl.
W. E. Hazenberg en C. J. Damme, de off. van gez. 1ste kl. H L.
Koning, de off. van adm. 1ste kl. J. A. Waldeck en die der 3de kl.
M. C. Hazenberg.
De luit. ter zee 1ste kl. L. F. H. Tuckermann, 1ste officier op
bovengenoemd wachtschip, wordt met den 1 Nov. a. s. overgeplaatst
in de rol van het wachtschip te Hellevoetsluis en gedetacheerd op
het flotille-vaartuig Hectorterwijl meergemelde off. van adm. 1ste kl.
J. A. Waldeck met ultimo dezer tevens ontheven wordt van de
waarneming der betrekking van commies van aanneming der marine
te Vlissingen en met den 1 Nov. daaraanvolgende in die betrekking
vervangen door den gepensioneerden off. van adm. lste kl. B. A. W.
Jacobze.
België.
Een luchtballon, die gisteren ochtend te 6 ure te Parijs
is opgelaten, is des avonds ten 4| uur nabij de gemeente
Beclers bij Doornik nedergekomen. In het schuitje bevonden zich
behalve twee luchtreizigers de heer Farco en een onbekende,
126 kilo brieven en een zak met telegrafische dépêches.
Bij het verlaten van Parijs passeerden zij het Pruissische
kamp op eene hoogte van 2000 meters; men schoot op
hen met gloeijende kogels, doch deze bereikten slechts eene
hoogte van 1500 meters. Een der reizigers die voor het
eerst zulk een togtje deed, was zeer blij dat hij den vasten
grond onder zijne voeten had.
F r a n k r i| k.
De bekende Spaansche republikein Castelar, die te
Tours is aangekomen om met de Franschen tegen de
Pruissen te strijden, is door de ingezetenen met de leven
digste toejuichingen ontvangen, De heer Castelar heeft
daarop, volgens de Gazette de France, de menigte aldus
toegesproken
i/Mijne Heeren.... Burgers!
^Ontvangt mijn dank voor de warme ontvangst, die ik
hier gevonden heb. Ook ik ben republikein; wij zullen
Frankrijk, evenals in 1792, zijne vijanden zien verslaan.
Het zal het feodalisme, de vorsten en hunne afstammelingen
verpletteren. En wanneer wij de Pruissische horden tot
aan gene zijde van de Rijn voor ons uitgejaagd hebben,
zullen wij de Fransche republiek, die de denkbeelden van
algemeene vrijheid, gelijkheid en broederschap vertegen
woordigt, met gejuich begroeten. Zij alléén kan ons den
waren vrede geven, terwijl de Bonapartisten en de tirannen
voor ons eene voortdurende bedreiging naar buiten en eene
bron van onrust naar binnen waren. Leve de Fransche
republiek! Wanneer wij de Pruissen verjaagd zullen hebben,
dan zullen Spanje, Italië en Portugal, in een republikein-
schen bond met Frankrijk vereenigd, de ware denkbeelden
van vrijheid, broederschap en gelijkheid vertegenwoordigen
en de zekere waarborgen zijn voor den algemeenen vrede.
Leven de republikeinen van het Latijnsche ras!"
Het horologe, dat Jules Favre bij zich draagt, is een
geschenk van een van de grootste booswichten dezer eeuw.
In de binnenzijde van den kulas is gegraveerdA Mons.
Jules Favre, Felice Orsini, Souvenir.
Volgens officieële opgaven is het verlies bij de bele
gering van Straatsburg als volgt: 1700 burgers gekwetst
of gedood, 400 huizen afgebrand, 8000 personen zonder
dak en de geheele schade berekend op 180 millioen francs.
Omtrent den jongsten uitval uit Metz op jl. Vrijdag
zijn nadere berigten ingekomen, waaruit blijkt dat Bazaine
thans ten tweeden male met zijn gansche garnizoen beproefd
heeft zich door te slaan. De eerste maal had zulks plaats
den 21 Aug., toen Mac Mahon te Sédan was. Onder be
gunstiging van een dikken mist uitgetrokken, beproefden
de troepen eerst een artillerie-aanval op het door de
Pruissen bezette Ladomchamps, die echter mislukte, daar
entegen bezette hij de dorpjes Grander en Petites Tapes,
waarop hij een groot korps regts naar den Moezel zond.
Dit korps had een ontmoeting met de Pruissische landweer
van beide zijden werd verbitterd gestreden; het fusilier-
bataillon van het 58ste landweer-regiment werd bijna geheel
vernietigd, ook de andere bataillons van dit en het 59ste
regiment leden zwaar. Ten slotte echter, tegen half vijf
's namiddags, werden de Franschen uit al hunne stellingen
verdreven, en hadden de Pruissen een volkomen overwinning
behaald, echter ten koste van een aanzienlijk getal dooden
en gewonden, onder welke laatsten generaal vonBrandenstein.
Het verlies der Franschen is grooter.
En e e 1 a n tl.
De onlangs ingevoerde correspondentie-kaarten drijven
de reeds met werk overladen brievenbestellers te Londen
tot wanhoop. Vermeerdering en betere betaling van het
personeel zal een noodzakelijk gevolg moeten zijn van den
nieuwen maatregel, waarvan door duizenden bij duizenden
gebruik wordt gemaakt, door enkelen zelfs een zeer
slecht gebruik, daar zij ze bezigen om beleedigende of
vuile praatjes rond te zenden. De directie der posterijen
heeft dientengevolge bekend gemaakt, dat dergelijke post
kaarten niet bezorgd en de schrijvers, zoo mogelijk, opge
spoord en gestraft zullen worden.
Men leest in deLondenscheTimes: „Twee ondernemende
lieden zijn, na in den Atlantischen Oceaan in de Ragusa, een
minder dan twee ton metend vaartuigje, te zijn overgestoken,
den 8sten September behouden te Boston aangekomen.
John Charles Buckley, een Ier, van middelbare leeftijd en
Nicolas Primorez, een Oostenrijker, zijn den 2den Junij te
Liverpool uitgezeild, aan boord hebbende een voldoende
voorraad levensmiddelen, 500 pond kolen, 80 gallons water
en een ton ballast. Het plan was naar New-York te stevenen,
maar kapitein Buckley heeft later zijn koers veranderd en
heeft besloten naar Boston te gaan. De reis van
Liverpool naar Queenstown duurde tien dagen, en aldaar
vertoefde men vier dagen. Bijna van het begin tot aan
het einde der reis had men een sterke westenwind, en men
trotseerde drie hevige stormen, waarvan de hevigste in den
nacht van den 3den September, toen de Ragusa zich bevond
op de hoogte der George-baak. Verscheidene schepen zijn
toen in dien omtrek vergaan; maar dit kleine vaartuig,
waarvan geen enkele plank, die dikker dan een halve duim
is, te vinden is, had den volgenden ochtend niets dan het
verlies van een kluiver geleden.
Gedurende de eerste 35 dagen der reis was het weder
doorgaans ruw, en gedurende al dien tijd hebben noch de
kapitein, noch zijn mede-schepelingen het genot gehad van
een enkelen droogen draad aan het lijf te hebben. Het
water kwam niet slechts over het dek naar binnen, maar
daarenboven begon het scheepje geweldig lek te worden,
zoodat een van de twee scheepslieden gestadig pompen
moest. Het vuur was spoedig uitgedoofd en gedurende
meer dan drie weken moest men van raauw vleesch en
hard brood leven. De beste dag, wat het zeilen aangaat,
is echter gedurende dezen tijd ingevallen, namelijk eenen,
op welken het scheepje 153 mijlen aflegde; op een anderen
dag legde het slechts 11 mijlen af, maar de gemiddelde
snelheid was omstreeks 4 knoopen per uur.
Toen het weder eindelijk fraai werd, ontdekten de
schepelingen, dat hun voorraad brandhout over boord ge
spoeld was; maar al spoedig ontmoetten zij een drijvend vat
met teer, hetwelk hun als brandstof en tot het digten der
lekken uitstekende diensten bewees. In de nabijheid van
Kaap-Clear werden de reizigers bezocht door een tweetal
kleine walvisschen, waarvan de eene een oogenblik het
vaartuig zoo digt naderde, dat kapitein Buckley zijne hand
op den rug van het dier kon leggen. Na eene minuut of
tien verdwenen deze bezoekers echter, tot groote vreugde
der reizigers. Kapitein Buckley is, naar men zegt, blijde,
dat de reis volbragt is, en, ofschoon hij nimmer ernstig
voor den goeden afloop gevreesd heeft, begeert hij volstrekt
niet de proefneming te herhalen."
De Pall Mali Gazette acht het niet onnoodig, eens
in herinnering te brengen, hoe Garibaldi, die dolende
strijder, van wiens hulp de - Franschen zich wonderen
droomen, steeds hoewel hij als revolutionair soms buiten
gewoon gelukkig was het onderspit heeft moeten delven,
waar hij te doen had met geregelde troepen in het open
veld. In 1859 werden zijn vrijwilligers, door generaal
d'Urban tot op het Como-meer gedreven, slechts van totale
vernietiging gered, doordien het gealliëerde leger plotseling
naar den Ticino oprukte, zoodat Giulay genoodzaakt was
al zijne regimenten bijeen te trekken, ten einde de vijand
te Magenta te kunnen ontmoeten. In 1866 werd de
gansche strijdmagt van Garibaldi, in de bergen bewesten
het meer Guarda, in bedwang gehouden door een handvol
Oostenrijkers. Hoe eindelijk de jongste Italiaansche expe-
ditiën voor den held van Caprera uitvielen, dat kunnen
Aspromonte en Mentana getuigen. De waarheid is, dat
Garibaldi's eigenaardig talent hem geheel ongeschikt doet
zijn voor de diensten, welke hij thans presteeren wil. Hij
is onnavolgbaar, waar het er op aankomt een ontevreden