"11870. N'. 125. Woensdag 19 October. 28 Jaargang. Napoleon III en zijne beginselen. Uitgev er A. A. BAKKER Cz. in. Episodes uit den Fransch-Duitschen oorlog-. Onder 't kanonvuur bij Spiekeren. men verd Kal- 6/0, HELDERSUHE EN NIEUWEDIEPER COURANT, ton oort ald. der, mge )ok- de 3d. )ede rige ■aag Per eersten trein van den Helder vertrekt er Woensdag den 19 dezer over Triest en per laatsten ord. trein Donderdag den J80 dezer over Harseille de ,6/~ Mail naar Oost-Indië, China en Japan. raag wa9 Maandag den 31 dezer vertrekt, per laatsten en trein van den Helder, de West-Indische mail over Southainpton. ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. J Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent i elke regel meer 15 cent. J Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. nde Iedereen kent het zoogenaamde //beginsel der nationali teiten», dat Napoleon ingang heeft trachten te doen vinden in het staatsregt. Hij is de uitvinder dier groote tragi- comedie: de volksstemming als middel om den volkswil te constateeren. Jammer, dat dit beginsel geheel onvatbaar is voor eenige omschrijving. Niemand weet wat eene „nati onaliteit" is, en „volkswil" is niets dan een woord, eene klank. Het valt ligt te zeggen: eene nationaliteit wordt gevormd door geschiedenis, afstamming, bodem en klimaat, maar dit is geen antwoord op de vraag: wat is zij? Is eene nationaliteit de compacte eenheid, die binnen bepaalde grenzen dezelfde taal spreekt en dezelfde gewoonten en zeden heeft? Dat schijnt zoo, maar dan zijn de Bretagners, de Duinkerkenaren, de Elzassers geen Franschen. Toch zijn zij dat, de beide eersten ten minste met hart en ziel dan bestaat er geene Belgische natie, en vooral geen Amerikaansche, waar sommige landstreken uitsluitend door Duitschers worden bewoond; dan behooren de Schotsche hooglanders en de bewoners van Cornwales niet tot de Naar het Hoogduitsch. (Slot.) Zouden de soldaten gelijk gehad hebben? Had zich misschien de maire den dood gedronken? Ik was zoo moede, dat ik het niet in de gedachte kreeg naar den man om te zien, ik verzonk in diepen, helaas korten slaap. Batterijen rolden voorbij, dat de straat er van dreunde, de artillerie van het 12de (Saksische) armeekorps trok voorbij, twee uur lang duurde dit geraas! Eindelijk begon het te dagen en vernam ik geklop op de huisdeur. Niemand deed •open, men klopte harder; ik wierp mij ijlings in de kleeren en jging zien wat het was; daar greep mij een Sakser, een officier bij den kraag en zei in gebroken Fransch: en avant! ga meê en wijs ons den weg naar Metz! Het spijt mij erg, heer ritmeester, maar ik weet dien weg zoo min als gij, liet ik in goed Duitsch vernemen. Pardon! ik heb mij vergist klonk mij tegen en hij klopte aan het volgende huis. Daar gelukt het hem beter, want onze batterij, de 3de van het Brandenburgsche regiment ligte veldartillerie werd 6 Augustus te elf uur in Dudweiler ingekwartierd, de inwoners waren voorkomend en wij verheugden ons reeds, dat wij het met stalling voor de paarden en met ligging voor ons uitstekend hadden getroffen Daar kregen wij onverwacht bevel: „de batterij moet te een uur marschvaardig zijn Tegelijk liep er een gerucht, dat oüze troepen die vooruit waren, reeds met den vijand begonnen slaags te raken. Wij volgden de escadrons dragonders van het 12de en zoo trokken wij dan eens in den stap, dan weer in den draf naar den straatweg, die op Saarbrücken aanloopt. Niet ver van St. Johan vernamen wij in de verte enkele kanonschoten. Ieder drong voorwaarts, allen waren in verwachting over hetgeen de eerstvolgende uren brengen zouden. Wij trokken door St. Johan, passeerden de steenen brug over de Saar en hielden binnen Saarbrücken op straat haltde beminnelijke Vbewoners bragten ons allerhande verkwikkingen, die, na de warmte mn den tamelijk geforceerden marsch, hoogst welkom waren, zadeltasch en broodzak werden gevuld en eerst 's avonds na het gevecht hadden wij van dien voorraad het regte genot. Wij zagen slechts dat het 5i 'ation en zijn omtrek door het geschut beschadigd was, maar anulere sporen van vernieling der stad hebben wij niet bespeurd. een uur oponthoud trokken wij langs een veldweg naar de hoo"te'° aan Saarbrücken's andere zij; hier stelde de batterij zich afwachtend op in een van laagten ruim voorzien terrein en bleef ter dispositie van hoogere aanvoerders. Voor ons uit was het gevecht begonnen, wij konden het geheel overzien, maar de regiments nummers konden wij toch niet onderscheiden. Met doodsverachting zagen wij onze infanterie voor gaan, weldra wezen enkele gekwetsten den we", dien de regimenten genomen hadden, nog spoediger werden het geheele rijen, door hunne voortstroomende kameraden achter gelaten! Toen werd het ons zwaar dit werkeloos aan te zien. Hoe begonnen wij de regts vooruit-staande batterijen, die deelnamen aan 't gevecht te benijden! Lang bleef de strijd onbeslist; de vijand had eene sterke stelling, de Spicherer hoogten. Zijn regtervleugel hield een woud bezet, dat van de berghellingen tot den bergrug zieh uitbreidt. Het centrum besloeg den slechts met enkele stammetjes begroeiden Spicherer berg, naar welks kruin een steile holle weg leidt, waarvau men de bestrating had opgebroken en die geheel door het geweer- en artillerievuur bestreken werd. Verdiepingsgewijze boven elkaar had men schietschansen en den geheelen berg overal zorgvuldig bezet en verdedigbaar gemaakt. Engelsche natie, en is de Friesclie boer ter naauwernood Nederlander. Dat kan het dns niet zijn. Maar wat is het dan wel? Dat weet niemand, en in dat onbepaalde onbe grensde, nevelachtige van het begrip ligt het gevaarlijke van Napoleon's uitvinding in het volkenregt, waar elke vergissing betaald wordt met het zweet en bloed en den ondergang van duizenden. Toen de derde Keizer de „Napoleontische gedachten" Schreef, gevoelde hij zelf dat de daden van den eersten Keizer in openbaren strijd waren met de geprezene leer. Hij gevoelde het, maar erkende het niet; de wijze waarop hij 's Keizers veroveringen in overeenstemming tracht te brengen met het beginsel, waar van ze heetten uit te gaan, is te merkwaardig om die niet uit te schrijven. „De gewesten, welke hij (Napoleon I) bij Frankrijk inlijft, zijn dus slechts zooveel ruilmiddelen welke hij ter beschikking houdt tot dat alles voor goed zal bevredigd zijn. Daar echter die inlijvingen een wil doen veronder stellen om eene wereldmonarchie te vestigen, sticht hij koningrijken, die een schijn van onafhankelijkheid hebben, en verheft hij zijne broeders op troonen, opdat zij in de verschillende landen de pijlers van een nieuw gebouw mogen zijn, en de kansen eener voorbijgaande instelling met den schijn der duurzaamheid in overeenstemming brengen. Zij alleen inderdaad konden, ofschoon koningen, aan zijnen wil onderworpen blijven, en volgens de uitspra ken zijner politiek besluiten den troon te verlaten om weder Fransche prinsen te worden.» Alzoo alle de veroveringen van den eersten Keizer waren slechts tijdelijk zij moesten dienen om een nieuw Europa volgens de leer der nationaliteiten te scheppen. „De grootste moeijelijkheid voor Napoleon is niet geweest De linkervleugel hield de andere hoogten van den berg tot aan het Spicherer woud bezet. Alle hellingen hier zijn zoo steil, dat het oprijden zeer moeijelijk is. Op sommige punten had men kanon- en mitrailleusebatterijen opgeworpen, die het aanvalsveld bestreken, evenwel niet met zoo goed gevolg als ons geschut dat zou hebben gedaan. De Fransche granaten sprongen meestal te vroeg of te laat, zelden bij tijds. Tegen den Franschen regtervleugel en tegen het centrum rigtten zich onze regimenten, wien het eindelijk gelukte den regtervleugel terug te werpen en den Spicherer berg te nemen. Nog altijd sinds 3 uur stonden wij in onze afwachtende stelling, tegen vieren werden wij verlost en mengden ons in het gevecht. De vijandelijke infanterie op den linkervleugel werd ons doelwit. Wij schoten met goed gevolg, hier floten de eerste kogels geweervuur uit de verte dat weinig schade deed ons om de ooren. Welhaast klonk ons het bevel tegenwij moesten eene stelling op den Spicherer berg bezetten. De chef reed vooruit om te ver kennen en door den eersten luitenant aangevoerd, draafde de batterij hem na. Toen wij aan den Hollenweg kwamen, die naar den berg opwaarts voert, versperde ons het Brandenburgsche huzaren- regiment den weg en moesten wij staan. Hier floten de kogels reeds anders, want op het bergvlak werd nog flink gevuurd. Een officier van den staf der divisie bevalhet vooruitrukken der batterij moest bespoedigd worden! De huzaren maakten ruimte, en nu ging het voorwaarts tegen den steilen berg over losliggende steenen een moeitevol werkl Toen wij met de voorsten boven waren; bemerkten wij, dat alleen ons eerste kanon gevolgd was, het tweede was achtergebleven, want de vele gekwetste paarden trokken niet aan; nu moest dat kanon eerst weêr naar omlaag geschoven, eer de andere vier naar boven konden. Ondertusschen stond ons eerste kanon boven onder een hagelslag van kogels, er was van den vijand niets te zien. Daar reed een brigade-kommandant op ons aan Schiet toch, al ziet gij niets; schiet, al ware het alleen om den moreelen indruk! En werkelijk werden wij na een paar minuten overtuigd, dat onze kameraden in 't vuur bemoedigd werden, toen zij onze artillerie in de buurt bemerkten. In galop stoven wij vooruit met de kanonnen. Met oorverdoovend gejuich begroette ons de infanterie, voorwaarts gingen wij, tot voor onze eigene tirailleurs! 't Eerste schot was in een oogwenk gelost, een tweede volgde, en nu rukte het voetvolk op nieuw tegen de Fransche overmagt op. Wij hadden, nog eer wij schoten, van de 5 man, die 't stuk bedienden, eenen kanonnier verloren en drie paarden verwond. Ondertusschen waren de overige kanonnen op den berg aange komen, de batterij schoot met granaten tegen de Fransche batail- lons en ondersteunde zoo den aanval der onzen, 't Werd een heete strijd. Binnen, voor eu achter de batterij kwamen granaten, geweer- en mitrailleuse-kogels inslaan; wij verloren of kregen gekwetst de helft van onzen troep; toch hielden wij stand en staakten het vuren niet. Onze lieden waren bewonderenswaard om de rustige zekerheid waarmee ze werkten. Ieder lette op of en waar het schot geraakt had, van onze gekwetsten hoorde ik geen kreet, geen geluid; één kanonnier verzocht verbonden te worden en meldde zich daarop weder als dienstvaardig. Tusschen half acht en achten was er een oogenblik, dat de zege twijfelachtig werd; de onzen werden teruggedrongen door de over magt, en met brandend oog zagen wij naar frissche troepen uit. Onwillekeurig drong zich de gedachte bij ons op: wat wordt er van onze batterij als wij terug moeten Den berg zijn wij gelukkig opgekomen, maar hoe er weêr af? 't Artillerievuur der Franschen was hevig, zulke seconden duren een uur. Daar ging het weder voorwaarts, wij vernamen het hoera-roepeu onzer kameraden, 't te overwinnen, maar over zijne overwinningen te beschikken.» Dat lagtstc is zeker waar, had de eerste Keizer, waaraan wij zeer twijfelen, Europa willen rangschikken, organiseeren en verdoelen volgens de leer der nationaliteiten; spoedig zoude hij hebben gezien, dat nationaliteit in dezen zin een woord, geen begrip is. Napoleon III heeft dan ook tot in 't oneindige daar over gesproken, hij heeft aan het woord den toegang tot eene menigte internationale diplomatieke bescheiden ver schaft, maar het nimmer in praktijk gebragt. Volksstemmingen heeft hij ja, hier en daar gehouden. In Nizza en Savoije bijvoorbeeld. Maar zonder twijfel waren de bewoners dier landstreek Italianen, even als de Romeinen. Toen voegde hij de eersten, die het niet verlangden bij Frankrijk, en verhinderde den laatsten zich aan te sluiten bij het Italiaansche koningrijk, wat ze van harte wenschten. Hij handelde in beide gevallen stellig tegen zijn geprezen beginsel van nationaliteit, en al neme men ook aan, dat de volksstemming in Savoije vrij geweest zij, en de bevolking ongedwongen den wil heeft geuit om met Frankrijk vereenigd te worden, dan neemt dit toch het feit niet weg, dat zij historisch en krachtens taal en zeden, Italianen waren en gebleven zijn. Velen verwarren toch het zoogenaamde „selbstbestim- mungsrecht" der volkeren, d. i. het zeer wezenlijke regt eener natie om haar regeringsvorm te kiezen, waarin dan ligt opgesloten het regt om zich aan te sluiten aan een anderen staat, met het onbepaalde, nevelachtige beginsel der nationaliteiten. Ook Napoleon deed dat. In woorden en diplomatieke geschriften had hij den mond vol van nationaliteitmaar werd hij getroffen door de toepassing, dan goochelde hij behendig het geheele beginsel weg, en werd ons ligter om 't hart. Plotseling was het vuren tegenover ons opgehouden. Van Forbach klonk het schieten tot ons over de 15de divisie bestormde die brandende plaats, het hevig vuren, dat ons geteisterd had, moest den terugtogt der Franschen dekken. Ons was de zege! Zoo groot de ligchamelijke en geestelijke opwekking geweest was, zoo groot was nu de verslapping. Naauwelijks konden wij onzen honger en dorst bevredigen met het uit Saarbrücken mede- gebragte. Rondom ons lagen vriend en vijand, die om brood en water smeekten; zonder onderscheid te maken deelden onze kanon niers ook hun laatsten droppel wijn, en als daarna tusschen elf uur en middernacht water in veldketels naar boven was gebragt, werd dit het eerst aan de gekwetsten gegeven. Niet ver van ons af was een verbandpiaats, daar werd gekermd Het bivouac op het slagveld is het afschuwelijkste dat ik ooit beleefde. Bij fakkellicht waren de artsen werkzaam den ganschen nacht. Reeds van den voormiddag af droegen die van Saarbrücken gewonden buiten schot; vrouwen en meisjes waagden zich tot aan de tiraillèürs—linie om gekwetsten te verkwikken. In onze buurt was een infanterie-oflicier gevallen, en voor een oogenblik waren zijne mannen teruggedrongen; toen zij snel weer vooruitrukten, ver rasten zij midden onder het gevecht een halfvolwassen knaap, die den rok van den officier had losgeknoopt om zijn horologie te stelen. Eenige kolfslagen maakten ras een eind aan het leven van dezen ellendeling. Tegen den morgen kwam er een diglen nevel op, hetgeen het opsporen der gewonden verzwaarde. Ik zag een Franschmau, die zijn patroon- tasch juist geopend had en met een versche patroon in de hand door het doodend lood was getroffen. Meest alle Franschen waren hier goed uitgerust, de meesten hadden een paar splinternieuwe schoenen, een nieuw hemd en een half brood in den ransel, hetgeen, vooral het laatste, ons hoogst welkom was. Twintig pas van de batterij lag een gewonde Franschman. Wij ontnamen hem eerst zijn nog geladen geweer en droegen hem toen naar binnenhier nam hij dankbaar eene sigaar aan en scheen zich nog al wel te gevoelen. Anderen steunden, zoodat iemand het hart zou breken, toonen, die men maar eens behoeft te hooren om ze nooit te vergeten. Hoe gaarne zouden wij hulp hebben bewezen, maar wij waren zelf van alles ontbloot. Een weinig brood en een zak haver viel ons ten buit van een munitiewagen, waarvan de bespanning vier fraaije schimmels door een granaat gedood was. Wij hadden 164 granaten verschoten en kregen nu nieuwen voorraad, maar slapen konden wij niet; het'steunen en klagen der gekwetsten en de stank der reeds in den vroegen ochtend gedoode paarden joeg ons telkens overeind. Den namiddag van den volgenden dag ging ik het slagveld van Vionville overde wagens van het Roode Kruis zochten de gekwetsten op, alles was stil op de plek, waar gisteren het kanon gebulder en het krijgsgeschreeuw werd gehoord; wegwijzers had men niet noodig, helmen, geweren, doode paarden, kuilen door granaten omgewoeld, wezen het spoor. Daar lagen zij die het eerste vielen, aanvankelijk wijd uiteen, als voorposten van den dood, daarna digter opeengepakt. Hier stonden de Brandenburgers, nu lagen ze als digt opeengezaaide lijken, officieren en manschappen digt bij elkaar zoo als levend en in den strijd ook digt bij elkaar zich hadden gehouden. Een van het 64ste regiment had nog met krampachtige inspanning zijn geweer tegen de borst, een ander had voor zijn sterven zijn trouwring nog vast gegrepen, zijn laatste gedachten waren aan vrouw en gezin gewijd, een ander had de handen tot bidden zaamgevouwenMaar 't schouwspel dat ik zag, waag ik niet te schilderen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1