1870. N°. 136. Zondag' 13 November. 28 Jaargang. HELDERSCHE EI IIEUWEDIEPER COURANT, ,,W ij huldigen het goede.' Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. 1, Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advert.entiënVan 14 regels 60 cent elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend Dingsdag den 15 UTov. vertrekt, per laatsten trein van den Helder, de West-Indische mail over t Southampton. Per eersten trein van den Helder vertrekt ie Woensdag den 10 IVoveinber over Triest en per n laatsten trein Honderdas den 17 November over Harseille de Hail naar Oost-lndië, China en Japan. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE BAAD ZAL VERGADEREN op Dingsdag den 15 November 1870, des avonds ten ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 11 November 1870. STAKMAN BOSSE. PUNTEN TER BEHANDELING: 1. Onderzoek geloofsbrief, nieuw gekozen lid. 2. Benoeming leden Commissie Gemeentewerken. 3. Strafverordeningen. 4. Rekening Schutterij 1869. 5. Concessie Bank van Leening. 6. Suppletoir Kohier Hoofdelijken Omslag 7. Mededeeling van ingekomen stukkeu. BINNENLAND. HELDER en NIEUWEDIEP, 12 November. In Engeland is het gebruikelijk, dat de leden van het bewind ter gelegenheid van officiële maaltijden hunne staatkunde blootleggen. De heer Gladstone, minister van Buitenl. Zaken, heeft dit dezer dagen ook gedaan, ter gelegenheid van het lord-mayors-banket te Londen. Hij heeft te dier gelegenheid medegedeeld wat Engeland ten behoeve des vredes verrigt heeft. Hij verzekerde dat Engeland vurig naar het herstel des vredes verlangde, 't Was hem bekend, dat Pruissen niet ongeneigd zou zijn naar vredes-voorslagen te luisteren, indien het voorstel daartoe uitsluitend van Engeland alléén uitging, zonder de medewerking der andere groote mogendheden. Dit had hem bewogen om de noodige stappen te doen; onbekend was hij echter tot nog toe met de bijzonderheden der te Versailles plaats gehad hebbende onderhandelingen. Duitschland's eenheid en sterkte werd door Engeland wèl gewenscht zoo verzekerde de minister maar het wilde toch Frankrijk niet al te zeer vernederd hebben. Episodes uit den Fransch-Duitschen oorlog. Het slot van Corny. Hoofdkwartier van Prins Frederik Karei voor Metz. Het kasteel is in vredestijd een liefelijk kwartier, veel meer nog in oorlogstijd. Aan de noordwestelijke zijde van het dorp Corny ligt het, in het midden van het Moezeldal tusschen Bont a Mousson en Metz. De hoogten, die de kronkelingen der Moezel volgen, als dweepende jongelingen eene wispelturige schoone, zijn meerendeels met wijnstokken beplantmaar al zijn wijn en druiven kostelijke dingen voor den smaak, zij zijn dat echter niet immer voor het gezigt. Hier evenwel is dat anders; onweerstaanbaar aantrekkelijk is hier het landschap, zachte golving van het terrein, lange heuvelreeksen, hier en daar een dal, door op zich zelf staande bergtoppen afgewisseld, naast liet ligt groen van den wijn stok, donker woudgeboomte, ook enkele kale plekken roode aarde. Op de bergen verbrokkeld muurwerk, tegen de heuvels zich leunend, nu eens hooger dan weêr dieper, talrijke dorpen met slanke torens en in romaanschen stijl gebouwde huizen, hier en ginds tusschen boomgroepen schemerend het roode dak eener hoeve of het blinkende zink op een slot, in de verte, turend als een kindergezigt dat gluurt door een hek, aan den voet dezer heuvels twee straatwegen met populieren, een spoorweglijn, en de Moezel die veel schoons weerkaatstbij dat alles zonneschijn en kleuren pracht der September-dagen, voorwaar een heerlijk vredesbeeld, als zich niet daar ginds van boven af eener vooruitspringende hoogte zoo regt brutaal een roode massieve bouw vertoonde het westelijk bolwerk van Metz, het fort St. Quentin, Vandaar zag maarschalk Bazaine vertwijfelend in het Moezeldal neer en van hier uit en uit het kasteel Corny keek Prins Frederik Karei hoopvol naar boven. Het kasteel van Corny is uit den zoogenaamden markiezinnentijd, 't begin der vorige eeuw. Groepen groote hoornen begrenzen er een reusachtig grasperk, maar laten toch uit het kasteel het uitzigt op de Moezel en regts naar de hoogte van het fort St. Quentin vrij. De ochtendnevel trekt op, door het digte loofdak eener groote allee dringen enkele zonnestralenaan het einde van den ingang tot de laan zijn een paar schilderhuisjes, in de haast uit ruwe planken opgeslagen, daar is eene wacht geposteerd; de uniform: een witte schouderlis met opgestikte 1. W. No. 2 in het rood melden ons dat hier het grenadier-regiment van Koning Frederik Wilhelm IV de eerewacht heeft, aan het hoofdkwartier 't Pommersche uit het Stettinsche garnizoen. De morgenkoelte doet hen verlangen naar de aflossing en de warme koflij, reeds door de kameraden, ginds bij den muur, gezet. Een der schildwachten intusschen staat peinzend uaar de witte Toen de Britsche minister sprak van hetgeen Engeland j tot herstel des vredes had gedaan, was de circulaire reeds in het licht verschenen, waarin de Fransche minister van Buitenl. Zaken aan de gezanten in het buitenland berigt I gaf van het mislukken der pogingen tot het verkrijgen van een wapenstilstand. De minister doet daarin uitkomen Pruissen's bewering, dat het tot het voortzetten van den oorlog gedwongen wordt, omdat Frankrijk ongeneigd is twee provinciën aan zijnen vijand af te staan. Verder wijst de minister op de noodzakelijkheid om, ingeval van wapen stilstand, Parijs te doen provianderen zonder deze voorwaarde zou het verdrag gelijk hebben gestaan met eene capitulatie. Door deze voorwaarde, door Frankrijk gesteld, van de hand te wijzen, heeft Pruissen het onmo gelijk gemaakt eene vertegenwoordiging des Franschen volks te doen bijeenkomen om over den vrede te doen beraadslagen. De heer Favre, noemt Pruissen's houding onmenschelijk en acht het genoegzaam, dat de onzijdige mogendheden met den toedragt van zaken worden in kennis gesteld om hen een afkeurend oordeel te doen vellen over het gedrag der Pruissische regering in dezen. De circulaire wordt besloten met de verzekering, door den minister namens het Voor- loopig Bewind gedaan, dat Parijs gezind is de wereld te toonen, wat een groot volk vermag, wanneer het zijne eer, zijne haardsteden en zijne onafhankelijkheid verdedigt. De poging, door hh. onderofficieren der Infanterie alhier aangewend, om in 't belang der armen in deze gemeente werkzaam te zijn, is geschraagd door eene flinke ondersteuning van het publiek. De tooneelvoorstelling, jl. Donderdag avond in Tivoli gegeven, werd door een zeer talrijk publiek bijgewoond. De uitvoering der beide nommers van 't programma was zeer verdienstelijk. Zoowel aan de uitvoering van het zoo boeijende tooneelstuk //Het Geweten," als aan die van het blijspel//De Loteling," komt onze onverdeelde hulde toe, Door herhaalde betuigingen van bijval betoonde het publiek zijne ingenomenheid met de flinke uitvoering. Voordragt in 't gebouw aan de Vischmarkt, Dingsdag avond 7 ure, door den godsdienstonderwijzer J. Rinner. Onderwerp: „De Zonde." Een oppassend jongeling van omstreeks 19 jaren, stoker op de sleepstoomboot No. 7 liggende in de binnen haven, is lieden morgen door een onbekend toeval over tenteu te staven onder de hooge boomen, circa drie honderd pas van hem afziekententenuit eene van deze heeft hij dezen nacht, van elf tot een uur op zijn post, eene luide door de koorts nog heftiger klinkende stem onophoudelijk en telkens luider hooren roepen: „Trijntje! kom en help!... help!" Een rijzige vrouw komt uit eene der tenten, haar zwarte sluijer wappert in de ochtendkoelte, en het bruine ordekleed maakt haar als Franciscaner kenbaar; ernstig en peinzend schreidt zij voort over liet bedauwde gras. De wacht kent haar, reeds in den nacht had zij zich vertoond, een ander met oostersche verbeeldingskracht kou bij de eerste verrassing haar ligt voor een spooksel hebben gehouden, maar de Oostzee-bèwoners hebben niet veel aanleg oin geesten te zien, hij riep dan ook zijn werda! goedsmoeds, en kreeg ten antwoord: „Een zuster van barmhartigheid en van de zieken daarginds! onze keuken en wat wij voor de verpleging behoeven is daar gelegen. Ik zal nog wel dikwijls voorbij moeten komen, schrik dan maar niet!" „Zoo! dat kunt ge denken, een soldaat schrikt nergens van, het minst van eene jufvrouw, en in het geheel niet van eene als gij!" En nu hij haar 's morgens weerziet en haar gelaat kan onder-( scheiden, zet hij eenvoudig het nachtelijk gesprek voort: „Gij zijt waarlijk geen,e vrouw meer, gij zijt een Engel, zuster Louise!" „Hoe, kent gij mij „Zou ik niet? kent gij mij niet meer? In 1866 pastet gij mij op, te Brünn inhet hospitaal, toen riep ik in hèt. hevigst van de koorts al maarraak hem goed op zijn wambuisnet als die daar ginder den heeleu nacht om zijn Trijntje geroepen heeft. Och zuster, ik heb ook zoo een Trijntje, maar ze heet Kee, en nu denk ik zoo, als ik daar zoo lag en ik riep om haar, en zij kon mij niet hooren, en zij piekte in afwachting van mij, goedsmoeds aan haar uitzet voort, tot de gedrukte doodeulijst, of de brief kwam Willem ligt bij de Fransozen begraven neen, zuster, voor geen 50 daalders, deed ik Kee zoo'h verdriet aan! voor den duivel niet maar, pardonbij u mag ik niet vloeken. Hé hoe wonderlijk dat wij elkaar nóg eens zien. Ginds in Boheme, het cholera-liospi- taal van Brünn, en hier op slapenstijd onder de Parlévoes! Kutschke mogt er in het bivak wel een vers op maken!" Daar komt de aflossing; de zuster gaat op het kasteel aan, een voorvertrek binnen met wit en zwart marmeren vloer, licht geverfde gepaneelde muren, in de hoekeu kleine tafels met Chineesche porseleinen vazen. Op sierlijke witgelakte stoelen uit den tijd van Lodewijk XVI zijn drie ordonnansen neergevleid, die doodmoe en slaperig de non aankijken, zij hebben ook den geheeleu nacht gewaakt. Zij verzoekt eenen officier te spreken, en verneemt dat hij zich op het bureau bevindt; zaohtkens klopt zij aan eene deur en op het luide: binnen! treed zij een ruim vertrek in, welks ruiten bijna tot den grond reiken, in het midden staat een billard nu bijna geheel met acten bedekt en met een stuk van de groote generaal-stafkaart van Frankrijk. Hier en daar zijn tafels neêrgeiet, boord gevallen en verdronken; het lijk is eenigen tijd daarna opgevischt. In de nachten van 12 tot 14 dezer zal wederom de gewone regen vau vallende sterren zichtbaar kunnen zijn. Ook de off. van gez. 1ste kl. bij de zeemagt, L. F. Praeger, heeft zich ter beschikking van het Roode Kruis gesteld en daartoe van Z. M. een buitenlandsch verlof bekomen. Na dertien vergeefsche beroepen is thans door het kiescollegie der Hervormdegemeente te Wageningen tot predikant beroepen de heer J. E. van Toorenenbergen, thans te Hazerswoudebij de Chr. Geref. gemeente te Tiel de heer A. H. Gezelle Meerburg, van :s Gravendeel. Bedankt voor het beroep naar Eenigenburg door den heer M. C. Muller, pred. te Etersheim. Door het Prov. bestuur van Noord-Holland is jl. Donderdag aanbesteed: 1. Het driejarig onderhoud van de werken der Rijks-zeehaven bet Nieuwediep, in Noord- Holland: daarvoor waren de minste inschrijvers de heeren Gebroeders Janzen, te Niemyediep, voor 74,930, 2. bet driejarig onderhoud van de Rijks-zeeweringen op het eiland Texel: daarvoor was de minste inschrijver de heer W. Hillenius, te Texel, voor ƒ18,566. Als nadeel aan het roestvrij gegalvaniseerd ijzerdraad verbonden, waarvan de veefokker tot omheining zijner landerijen nog al gebruik maakt, wordt van Texel gemeld, dat aldaar onlangs bij onweder zes schapen ïn een weide, welke tegen zulk draad geleund waren, door den bliksem zijn gedood. Door de Nederlandsche Handel-maatschappij zijn voor Amsterdam bevracht de schepenFriesland en Nederland Oranje. Eene boerenplaats met 21 bunders weiland in den polder de Scberineer, jl. Woensdag ten overstaan van de notarissen Bakker Schut en Gouwe te Alkmaar verkocht, heeft opgebragt de som van 58.787.25 in 1838 werd diezelfde plaats voor nog geen 10,000 toebedeeld. Als tegenhanger van bovenstaand berigt wordt uit Boskoop gemeld, dat op eene gehouden verkooping van landerijen aldaar een huis en erve benevens een bunder land (in den Middelburschen Polder) is ingezet op tien gulden door den heer J. A. van de Werve, te Waddinxveen. De notaris gaf hierop te kennen, dat hij geen vrijheid had vroeger in gebruik voor het whisten, er liggen, dan ook nog kaarten op, maar van de soort die geen enkel spel doen ver liezen, veeleer aan elk ijdel spel een einde komen maken. Deze tafels met schrijftuig en instrumenten en oorlogskaarten passen slecht bij de schilderijen in vergulde lijst die de wanden versieren, bij de étagères inet kostbare pesterijen, de prachtvolle lampen en pendules, minder nog bij de roode goed gevulde sopha, van welke een officier bij haar binnenkomen opslaat. „Ik vraag u verschooning mijnheer! vangt zij zacht aan, ik kom u met een verzoek lastig vallen." „Aan n, zuster Louise, is het bij voorbaat reeds ingewilligd, mits gij niet vraagt om door de voorposten heen, binnen Metz te worden geleid! Mag ik u verzoeken om plaats te nemen?" „Kent gij mij mijnheer?" „Reeds uit den krijg van 1864 in Sleeswijk, uit onze hospitalen, ik heet van W...„ „Wel dan ben ik geheel onder kennissen 1 Gij zijt heden ochtend reeds de tweede die mij herkent, ik durf te sterker hopen op uwe toestemming op mijn verzoek. Dezen nacht is er weêr een van onze gekwetsten gestorven, hij was onherstelbaar, bleef bijna tot het einde ijlende, maar kwam nog éven tot zijn kennis; hij riep mij aan zijne krib, verzocht mij dat ik papier pen en inkt zou nemen om te schrijven wat hij vóórzeggen zoude, maar gaauw, gaauw! Hij dicteerde mij dezen brief, gaf het adres op, drong op de goede verzending aan, het zou zijn laatste brief wel wezen! zoo bleek het ook, een uur later was hij overleden. Hij was de zoon van arme lieden, niet ver van Elberfeld?" „Mag ik den brief lezen? zuster!" „Ik geef hem u nog open over, luitenant!" De brief luidde als volgt: „Waarde Ouders! „Als gij dezen ontvangt ben ik niet meer onder de levenden. Mijn iaatste wensch is: murmureert niet, maar voldoet aan mijn verzoek. Ik dank u voor al het goed dat gij mij hebt gedaan; en vraag vergiffenis voor al het verkeerde, waardoor ik u smart en zorg deed lijden. Groet, lieve ouders! allen, al heb ik u ook vaak verdriet en smart bezorgd, alle bekenden en verwanten van uwen met opregte liefde en dankbaarheid bezielden Wilhelm. Lief moedertje, nu dan niet gemord, heden rood morgen dood dat is der soldaten lot. God behoede ons geliefd vaderland en onzen grooten Koning! Phylax, trouw beest, hoe gaat het je?" „Ja, zuster! die brief zal bezorgd worden, zoo aanstonds dadelijk!" „Die brief ontroerde u bij het lezen, niet minder dan mij onder het schrijven luitenant." „Bah! daarvoor is geen tijd in den oorlog! maar verlaat er u op, de brief zal bezorgd worden!" „O! wat aardige duiven, lieve diertjes," riep eensklaps de non, toen haar oog op eene houten kooi met een paar witte duiven

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1