1870. N°. 137. Woensdag 16 November. 28 Jaargang.
BINNENLAND.
Episodes uit den Fransch-Duitschen oorlog'.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
M HELDERSCHE M
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
,,Wij huldigen hot goede."
Verschijnt Dimgsdag-, Donderdag- en Zatubdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Per eereten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den 16 IVoveihfoer over Triest en per
laatsten trein Donderdag den 17 November over
Ilarseille de Hail naar Oost-Indie, China en Japan.
HELDER en NIEUWEDIEP, 15 November.
Terwijl in ons vaderland een nieuw maandschrift: «De
Vredebond», verschijnt, toegewijd aan de belangen der
Vrede-Verbonden, woedt op Franschen bodem de oorlog
voort. De jongste berigten van het tooneel van den krijg
melden echter nog niets van het bombardement van Parijs
en sommigen zelfs verzekeren, dat van dat beschieten thans
niets zal komen, daar graaf von Bismarck uit het onder
houd met den heer Thiers de verzekering heeft opgedaan,
dat de stad voor niet meer dan vier weken leefiogt heeft,
zoodat men, ook zonder bombardement de capitulatie der
wereldstad weldra kan tegemoet zien. Anderen weer ver
zekeren, dat von Bismark, na ingewonnen advies van den
deskundige von Moltke, heeft toegegeven in het besluit om
Frankrijk'» hoofdstad aan de uitbarstingen der Duitsche vuur
monden prijs te geven. Het Voorloopig Bewind in Frankrijk
neemt te midden van den hagchelijken toestand des lands
eene kloekmoedige houding aan en bedient zich van de
openbare vermelding van ieder gevecht, waarin de dap
perheid der Franschen meer of minder heeft uitgeblonken,
om de geestdrift voor de zaak des lands bij de bevolking
op te wekken. Die geestdrift is, wil men in wederstand
volharden, ook wel zeer noodig tegenover het wel gedis
ciplineerde en goed geadministreerde Duitsche leger. Deze
'toekenningen passen weinig als aanduiding voor het leger
van Garibaldi, dat zelfs aan kleeding en wapening behoefte
heeft. Het is tengevolge daarvan moeijelijk uit te maken,
wiens toestand minder hopeloos is; de Garibaldini of de
Parijzenaars.
Heeft men in de circulaire van den heer Favre de
mededeeling gemist omtrent den loop der onderhandelingen
over een te sluiten wapenstilstand, van Pruissische zijde
worden daaromtrent opgaven gedaan in den Staats-Anzeiger.
Daaruit blijkt, dat von Bismarck had toegestemd in het
doen plaats hebben van de verkiezingen, ook in de door
de Duitschers bezette gewesten, doch dat de onderhande-
Een brief van den predikant Cailliatte.
Marsauceux (nabij Dreux), 21 Oct. 1870.
Geachte heer!
Daar de Pruissische organen bij voortduring in de weer zijn,
om de neutrale volken op het dwaalspoor te brengen ten aanzien
van de wijze, waarop de Duitschers oorlog voeren, geloof ik, dat
op mij de pligt rust, u dit schrijven te doen toekomen met de
bede, het te doen opnemen in eene der Rotterdamsche bladen, of
anders in eene Amsterdamsche courant.
De stad Dreux, in wier nabijheid ik gevestigd ben, is, gelijk gij
weet, de doodenstad der familie Orleans. In de onderaardsche
gewelven van het bedehuis rust het stoffelijk overschot van den
hertog van Orleans, van de Prinses Adelaide (zuster van Lodewijk
Philips), van hare moeder, de hertogin van Penthièvre, van Maria,
hertogin van Wurtemberg, en van meer andere loten uit dat aan
zienlijk geslacht. Het bedehuis is op een heuvel gebouwd, die
zich boven de stad verheft; 't is of die rouwkapel de stad in be
scherming neemt en haar tot eene gewijde plaats verheft. Ten
westen van de hoofdstad gelegen, door een afstand van twintig
mijlen van haar gescheiden, en het bedoelde erbiedwaardig depot
behelzende, had ik de hoop, dat zij van de strooptogten der over
weldigers des vaderlands verschoond zou blijven. Geen anderen
naam dan dien van overweldigers kunnen de Pruissen na Sédan
dragen. Koning Wilhelm had immers plegtig verklaard, dat hij
tegen den Keizer en niet tegen de Fransche natie oorlog voerde!
En dat was juist gezien, daar gansch Frankrijk, met uitzondering
van een kleinen, officiëlen en bezoldigden kring, den oorlog be
treurde. De Keizer werd verwonnen en gevangen genomen en,
niettegenstaande de plegtige verklaring des Konings, wordt thans
de oorlog tegen de Fransche natie voortgezet! Wat daarvan zij,
en welke ook de hoop was, die mij deed verwachten, dat Dreux
van een vijandelijken inval verschoond zou blijven, ik wendde mij
tot den hertog Alexander van Wurtemberg met de bede, dat de
stad en hare omstreken ter wille van het doorluchtig gebeente,
dat er ter ruste is gelegd, zou worden gespaard. Nog andere
soortgelijke stappen werden gedaan bij Prinses Christiaan van
Sleeswijk-Holstein en bij den Kroonprins van Pruissen.
Niets mogt baten.
Zaturdag, den 8 October, verschenen 32 uhlanen aan den ingang
Ter toelichting van het berigt, dat om Orleans zes dorpen zijn verbrand,
die gemeene zaak maakten met de franc-tireurs, bevat de N. ltott. Crt. den
volgenden brief van den Protestantschen leeraar Cailliatte, welke wij' te belang
rijk vinden om niet in zijn geheel over te nemen,
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
lingen zijn afgestuit op de door het voorloopig bewind
bepaald gestelde voorwaarde der proviandering van Parijs
gedurende den stilstand van wapenen. Aangezien dat
bewind geen enkele tegemoetkoming aanbood voor dezen
gewigtigen eisch, kon bet niet anders of de onderhandelingen
moesten vruchteloos eindigen. Deze mededeelingen van het
Pruissiscb gouvernement eindigen met de uitdrukking van
het vermoeden, dat het der voorloopige regering in Frank
rijk zoo min ernst is geweest in haar streven naar het tot
stand komen eener nationale vertegenwoordiging, als met
hare stappen om tot een wapenstilstand te geraken. Ter
betere beoordeeling van het gebeurde zou het wenschelijk
geweest zijn als ook van Fransche zijde eenig licht ware
verspreid geworden over het mislukken der vredelievende
plannen.
Het gewigt der krijgsgebeurtenissen in Frankrijk doet
de aandacht afleiden van feiten, die anders in hooge mate
belangstelling verdienden. Zoodanig feit noemen wij de
doopplegtigheid van den jongen Deenschen Prins in tegen
woordigheid der beide grootpapa's, de Koningen van Dene
marken en Zweden. De Scandinavische eenheid, een idee
in de middeleeuwen geboren, doch door de tijdsomstandig
heden weldra in de rij der vrome wenschen geplaatst, komt
nu na jaar en dag der verwezenlijking nader. Als dit plan
der vorsten nu ten minste niet weerstreefd wordt door den
naijver en den nationalen zin der onderscheidene volken 1
Naar men verneemt, zal op het Marine-etablissement
alhier, nevens de aldaar reeds sedert eenige jaren in werking
zijnde bakkerij, ook een stoom -meelfabriek worden opgerigt.
Tot nog toe werd het koren, voor de Marine-bakkerij
benoodigd, opjde beide hier bestaande koren-molens gemalen.
Terwijl zich in het lokaal Musis Sacrum op jl.
Zondag avond een talrijk publiek verzamelde, waar het
drama«De voddenraper van Parijs» door het gezelschap
van den heer Stoete werd ten tooneele gevoerd, hield de
zangvereeniging Cecilia in het lokaal Tivoli eene buiten
gewone vergadering, waarin o. a. de Cantate van Schmitz
«De Landelijke Avondstond,» met succes werd uitgevoerd.
Ook de overige stukken van het programma werden allezins
verdienstelijk gezongen.
De netto opbrengst van de voorstelling, jl. Donderdag
door heeren onderofficieren der infanterie gegeven ten
voordeele van de armen dezer gemeente, bedraagt 180,94.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend
Het stoomvaartuig Argus heeft jl. Zondag Lissabon
verlaten, koers zettende naar Malta.
Ds. Margadant, te Melissant, heeft het beroep naar de
Hervormde gemeente te Huisduinen aangenomen, en zal,
naar wij vernemen, reeds in de volgende maand zijne
nieuwe betrekking aanvaarden.
Van het Loo wordt berigt, dat de Koning ongesteld
is en dat dr. Vinckhuizen uit 's Hage is ontboden.
Het Dagblad meldt, dat de gezondheid van Z. M. zeer
geruststellend is. HD. lijfarts is in de residentie terug
gekeerd.
H. M. de Koningin heeft aan de inrigting voor
moederlijke weldadigheid te Hoorn, een gift van ƒ100 doen
toekomen.
Tot ridders der orde van den Nederlandschen Leeuw
zijn benoemd de kolonel jhr. A. W. A. Gevers Deynoot,
kommandant van het regiment veld-artillerie, en de kolonSl
P, H. J. Hoogeveen, kommandant van het 8ste regiment
infanterie.
In de Staatscourant staat een oproeping van den
Fransche zaakgelastigde, waarbij alle Franschen, die zich
hier te lande ophouden en geroepen zijn deel uit te maken
van het leger of van de mobile garde, worden uitgenoodigd
zich of bij het kanselierschap der legatie, óf bij het consulaat
te Amsterdam of Rotterdam aan te melden, om aldaar
omtrent hunne militaire verpligtingen te worden ingelicht.
Uit de ontwerp-statuten van het Nederlandsch Tooneel-
verbond, blijkt o. a. dat de bond zijn doel tracht te
bevorderen door
a. De oprigting van een tooneelschool te Amsterdam.
b. De bescherming en ondersteuning van verdienstelijke
tooneelkunstenaars en tooneelkunstenaressen.
c. De aanmoediging van oorspronkelijke tooneellitteratuur.
d. De uitgave van een tijdschrift gewijd aan de alge-
meene belangen van het Nederlansch tooneel.
e. Het houden van voordragten, bijeenkomsten en openbare
vergaderingen.
Het aandringen bij gemeentebesturen en andere
autoriteiten op die maatregelen, welke de zaak van het
Nederlandsche tooneel in Noord en Zuid kunnen bevorderen.
Eene commissie heeft zich gevormd, welke bijdragen
zal ontvangen en daaruit een fonds scheppen tot onder
der stad, waar zij het berigt bragten van den aantogt van een
legerkorps, met den last om de noodige levensmiddelen en verblijf
plaatsen in gereedheid te brengen. De maire antwoordde dat men,
zoodra het legerkorps er was, zien zou wat men doen kon, maar
dat het voor de uhlanen raadzaam was af te trekken en zich niet
in de stad te wagen, daar hieruit voor hen gevaren zouden kunnen
voortspruiten. Zij verlieten Dreux, maar wierpen zich op het
schoone dorp Chérizy, waar zij eene oorlogsbelasting hieven (haver
en vee). Middelerwijl kwamen franc-tireurs opzetten, waardoor zij
belet werden den buit mede te voeren.
Den volgenden dag (Zondag den 9den) kwamen zij in grooter
aantal terug en eischten het vee en den haver op. Daaraan werd
voldaan, maar op het oogenblik dat zij met hun buit den terugtogt
zouden aanvaarden, werden zij door de franc-tireurs aangevallen;
er ontstond een gevecht, waarbij vier Pruissen sneuvelden, zeven
hunner gevangen werden genomen en de rest tot den 'aftogt ge
dwongen werd, alweder met achterlating van hun buit.
Die nederlaag besliste over het lot van Chérizy.
Het korps, waartoe het vijandelijk detachement behoorde, was te
Houdan en gedeeltelijk ook in het gehucht Goustainville gekanton-
neerd. Bevel werd gegeven om het dorp te verbranden.
Maandag, den 10 October, rukte eene vrij aanzienlijke strijdmagt
langs drie verschillende wegen op Chérizy aan: een detachement
dragonders der Koningin ter regterzijde, twee escadrons uhlanen
ter linkerzijde en een bataillon infanterie, met eenige vierponders,
in het centrum. De uhlanen hadden zich op een mijl afstands van
mijne woning vereenigd, waar zij tot 11 ure halt hielden, om
zich toen, midden door ons dorp heen, naar Chérizy te begeven.
Zij renden voort, zonder zich er om te bekreunen, of zij de
vreedzame burgers al dan niet onder de hoeven hunner rossen
verpletterden. Een der uhlanen vloog op mij toe met een pistool
in de vuist en schreeuwde: „gardes mobiles, gardes mobiles!" Ik
maakte hem met teekens duidelijk, dat zich geen mobile garden
in ons dorp ophielden. Dit kon niet beletten, dat de uhlanen als
bezetenen huis hielden; wie zich niet snel genoeg uit de voeten
wist te maken werd mishandeld; zij sloegen er met hunne sabels
links en regts op los en hieven woeste kreten aan. In één woord,
zooveel toomelooze wildheid was mij nooit onder de oogen gekomen.
De infanterie had op eene hoogte post gevat, vanwaar zij de
vallei beheerschte. Zij stelde haar geschut in positie en opende het
vuur tegen het dorp, met het gevolg, dat de inwoners de vlugt
namen. De chef der expeditie zond toen eene kleine afdeeling in
het dorp, met last het in brand te steken. Ware het alleen door
landbouwers bewoond geweest, de brandstichters hadden de schuren
slechts behoeven aan te steken, om alles weldra een prooi der
vlammen te doen worden. De hoofdstraat bestónd evenwel ui(
particuliere huizen, die noch hooi, noch stroo bevattenhet ver
nielingswerk zou derhalve meer moeite kosten, en men had er op
gerekend. De brandstichters waren voorzien van een mengsel van
petroleum, waarmede zij de meubels, de ledikanten eu het hout
werk besproeiden; eerst daarna werd de brand ontstoken. Op die
wijze werden een 40tal huizen in de asch gelegd. Het middel
faalde alleen in de woning van een kruidenier. De soldaat, die in
dat huis doordrong om er brand te stichten, vond er weinig
anders dan tonnen zout, zeep en andere niet zoo ligt ontvlambare
stoffen. Hij begaf zich toen in een kleine achterkamer, besproeide
er een gedeelte van den houten wand en een veldbed met petroleum,
stak dat aan en verdween. Maar de vlam lekte slechts het vocht
van den wand, vernielde het linnen van het beddegoed, dat met
olie doortrokken was, en verschroeide de matras, zonder verdere
schade aan te rigten. Ik heb later zoowel het een als het ander
persoonlijk onderzocht; iu dat gespaarde huis bevonden zich de
meest onloochenbare bewijzen, dat het verbranden van dat schoone
dorp eene ongehoorde schanddaad is, een feit, dat zich door eene
schandelijke en misdadige barbaarschlieid kenmerkt. Welk oordeel
moet men vellen over soldaten, die groote en nieuwe huizen in
brand staken, zonder er zich om te bekreunen of zich er hier of
daar niet hoogbejaarden of zieken in bevonden, die buiten de
mogelijkheid geweest waren met de overigen te ontvlugten? Het
vuur is op het punt geweest een huis te vernielen, waarin eene
vrouw in barensnood lag; de vroedvrouw en de lijderes dachten,
dat haar laatste uur was gekomen.
Die heldenfeiten waren voor de Pruissen nog niet voldoende.
Dien dag niet in Dreux zelf kunnende doordringen, trokken zij
op Houdan terug, maar staken al de geïsoleerde huizen in brand,
die zij op hunnen marsch ontmoetten.
In het gehucht Mézangère aangekomen, traden zij de eerste hoeve
binnen, die zich langs den weg bevindt, eene magnifieke landbouw-
inrigting, met eene monumentale poort, die steeds de aandacht van
iederen voorbijganger tot zich trok. De pachter, verschrikt door
het lot dat Chérizy had getroffen, bood alles aau wat hij bezat,
indien men hem sparen wilde. De Pruissen namen de ververschingen
aan, die hij hun aanbood, maar bleven bij het voornemen om de
barbaarsche bevelen op te volgen, die men hun gegeven had. Toen
de pachter zag dat de Pruissen zich op zijn eigen schoorsteenmantel
van lucifers voorzagen om de hoeve in brand te steken, bezwoer
hij hen in naam van zijne vrouw en vijf kinderen, van hun voor
nemen af te zien; hij bad en weende, maar 't was alles ijdel. De
Pruissen gingen zonder de minste aarzeling of ontroering aan het
werk en weldra stonden de voorraadschuren in lichtelaaije vlam,
die de vruchten behelsden van den zwaren arbeid van een gansch jaar!
Uit mijn venster zag ik de vlammen op vier verschillende punten
opstijgen. Geen pen is in staat, de akeligheid van dat tooneel te
beschrijven. Het geheele gehucht onderging het lot van de bedoelde
hoeve. Toen ik er 27 uren later een bezoek bragt, was alles in
een puinhoop herschapen; hier en daar sloegen de vlammen op
nieuw uit de knetterende hoopen ten halve verbrand graande
geheele oogst was vernield.