1870. N°. 151.
Zondag 18 December.
28 Jaargang.
AANBESTEDING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BINNENLAND.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
,»Wij huldigen het goede."
VertcWjnt Dinqsdag-, Donderdag- en Zaturdas namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Vai
reg.Ii 69 «int
Prijs der Adrertentiën
elke regel meer 15 «ent.
Groote lettere of vignetten worden naar plaateruimte berekend
maandag: den 19 Dec. vertrekt van hier de Oost*
Indische mail vla marseille, per eersten trein.
Woensdag den 28 Dec. vertrekt van hier de
Oost-Indische inati vla Triest, per eersten trein.
Vrijdag den 30 Dec. vertrekt van hier de Oost*
Indische mail via Brindlsl, per eersten trein.
Zaturdag den 31 Dec. vertrekt van hier de West-
Indische mail over Southampton, per Iaatstcn trein.
Op Vrijdag den 23 Deeemher 1870, des avonds ten
zeven ure, zal aan het Raadhuis der gemeente, in het
openbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed:
De levering van SCHOOLBOEKEN en
SCHOOIiBEHOEFTEN aan de Openbare
Scholen alhier, voor 1871.
De voorwaarden van aanbesteding liggen, van heden af,
op de gewone kantooruren, ter lezing aan de Secretarie
der gemeente.
Helder, den 17 December 1870.
Burgemeester en Wethouders der gemeente,
STAIvMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 17 December.
De Luxemburgscbe kwestie is thans een zeer gewigtig
punt van bespreking in de staatkundige geschiedenis van
den dag. Een Brusselsch blad, de Etoile Beige, deelt mede,
dat de Koning-Groothertog niet vrijwillig van zijn regt
afstand zal doen. Van een anderen kant wordt de ver
wachting te kennen gegeven, dat de tegenwoordige Groot
hertog in den afstand zal bewilligen, b. v. aan zijn aanstaanden
neef, den Prins von Wied en dat deze staat dan worde
opgenomen in den Duitschen Bond. Ook wordt de erfprins
van Nassau als de toekomstige Groothertog van Luxemburg
genoemd.
Van het oorlogstooneel is geen bijzonder nieuws. Op
den Mont-Valérien, een der forten van Parijs, is een
monsterkanon geplaatst, dat niet minder dan 9000 passen
Pruissische Krijgsgevangenen.
Dr. P. Kerkhoven, gedelegeerde van het hoofdeommité van het
Eoode Kruis te Dusseldorp, tevens voor Neuwied en Wezel, meldt
uit Dusseldorp aau de Arnli. Ct. omtrent de behandeling van
krijgsgevangenen in Pruissen o. a. het volgende: „Sedert 23
dagen, die ik hier ben, heb ik dagelijks gelegenheid met honderden
krijgsgevangenen te spreken, en ik heb bij allen naauwkeurig onder
zoek gedaan over de behandeling. Ik moet n zeggen dat ik nog
van geen enkelen eenige klagt gehoord heb j integendeel, zij roemen
zeer de behandeling van allen hier ter stede. Ik vroeg, of zij het
brood goed vonden, omdat men verteld heeft dat het te zwaar voor
Fransche magen was, en zelfs de zieken verklaarden, dat het zeer
goed was, méme plus nourrissant que le pain francais. De zieken
vooral hebben het uitmuntend, en ik kan als ooggetuige u daarvan
in gemoede de verzekering geven; men ziet het hun ook dadelijk
aan: zij die niet al te zeer lijdende zijn, hebben zeer vrolijke
gezigten en roemen de wijze waarop zij behandeld worden. In
Wezel, dat ook onder mijne administratie behoort, waren de gezonden
zeer vrolijk, vooral bij het maken van Pruissische evolutien (natuurlijk
zonder wapenen); zij hadden daar waarlijk pret in. De meesten
waren op klompen, met hooi gevuld; het spreekt van zelf dat de
Pruissische regering niet allen van warme pelsjassen kan voorzien:
maar zij konden zich toch zeer goed tegen de koude van de laatste
week beveiligen. In iedere barak waren er 500, en ik kan u
verzekeren, dat het er eer te warm dan te koud in was; de soep
heb ik zieo bereiden en geproefd, en menig Arnhemmer van de
Bloemstraat of den Musschenberg zou er naar gewatertand hebben;
het stuk vleesch, dat er voor ieder inkwam, heb ik zelf gezien en
ik geloof niet, dat de soepcommissie meer uitdeelt. Toen er te
Wezel 1000 zieken te gelijk arriveerden, was daar niet alles behoorlijk
ingerigt en hebben die wel wat gebrek geleden; thans komt echter
alles in orde; de doctors (waaronder 3 Nederlandsche) en de
Intendautnur doen het onmogelijke. De sterfte heb ik naauwkeurig
nagegaan en gezien, dat die in de laatste 8 maanden door elkaar
nog geen 5% bedraagt.
„In Keulen, Neuwied, Coblenz en Dusseldorp zijn zeer veel
krijgsgevangenen werkzaam bij allerlei bazen; men ziet ze overal
bezig en zij kunnen een goed dagloon verdienen. Als men hun
vertelt van nieuwe Pruissische overwinningen, dan krijgt men ten
antwoord: „Dieu merci, o'est un pns vers la paix."
„Men ziet de Fransche krijgsgevangenen heel aangenaam conver
seeren met de Pruissen, domino-spelen enz, Vele Fransche officieren,
er zijn hier 400, ontmoet men in Dusseldorper gezelschappen bij
de voornaamste ingezetenen, en verder ziet men ze in de comedie
en in. concerten.
draagt. Het blijkt meer en meer, dat bij de Duitschers
ongeduld begint te ontstaan over den krijg, die vooreerst
geen einde schijnt te zullen nemen. De Fransclien betwisten
hunnen vijanden iedere strook gronds, die slechts met groote
opofferingen wordt veroverd. Niet te verwonderen is het,
dat Wilhelm in een dagorder zijn leger tot volharding opwekt.
De Landdag in Beijeren heeft eene commissie benoemd
tot onderzoek van het verdrag met den Noord-Duitschen
Bond. Opmerkelijk is het, dat de leden dier commissie
geen van allen vrienden van Pruissen zijn.
Griekenland laat weder eene ministeriële crisis van zich
aanteekenen.
Er bevinden zich, zoo als men weet, duizende Fransche
familiën in de hoofdstad van België. In familieleed en
rouw over het vaderland verzonken, verbergen zij hun
ongeluk door terughouding. Met grenzenloos vertrouwen
in de toekomst van Frankrijk, doorleven zij den kwellenden,
drukkenden droom, waaruit zij morgen, overmorgen of in
de volgende week denken te ontwaken. De meeste dezer
familiën hebben betrekkingen onder de dooden, gevangenen
en vermisten of in het leger. Hierover geen zucht, geen
klagt. Sentimenteel zijn ze niet, eerder zou men zeggen
gevoelloos. De familie staat ver terug hij het vaderland.
De schipbreuk is volkomenvermogen, betrekking, positie,
alles staat op den achtergrond, doch het vaderland: „La
France ne périra pas.» Een brief, die met den ballon van
den Hemel valt, is het grootste, het eenigste familiegeluk
geworden. Geen angst over de mannen, zonen en 'broeders
op de wallen van Parijs, naar een onomstootbaar ver
trouwen in de „onmetelijke hulpbronnen» van Frankrijk,
of eene fatalische stijfhoofdigheid in het afwachten van
het laatste woord des noodlots over het geheel vertrapte
Frankrijk.
Fransche officieren in uniform komen te Brussel niet
meer voor. Zij zoeken geen gezelschap en zijn zij daarin,
dan spreken ze niet over de gebeurtenissen van den dag.
Als zij het zwijgen verbreken, dan' weten zij de overwin
naars te respecteren en deelen in de meening, dat het
keizerrijk de vloek der natie geweest is, ofschoon zij der
republiek geen vertrouwen schenken. Slechts de jongere
officieren hopen in de republiek nieuwe carrière te maken.
Eenige officieren van Bazaine hebben hunne epauletten
tot vaderland verheven. Zij willen niets van Gambetta
en Trochu weten, wanneer die hunne officiersregten niet
voor heilig honden, maar in dat geval liever den vijand
tegen hun vaderland gaan dienen.
„In Wezel worden 900 Tureo's streng bewaakt in de citadel en
dat is ook goed, want onder die barbaren is anders geen orde te
houden; de vorige week werd er een gefusilleerd: die had zich ver
grepen aan een Pruissiseh onderofficier. Ik kan u zeggen, dat ik
letterlijk bang was onder dien troep; het was mij alsof ik in een
wildebeestenspel was; de sigaren werden mij uit de hand gerukt,
zooals de monkey's dat in Artis doen. Afgrijselijke kerels, die
Napoleon a la tête de la civilisation naar Europa gevoerd heeft.
Zij krijgen echter goed eten en lijden overigens misschien nu en
dan wel wat koude; sokken willen zij volstrekt niet aantrekken.
Met aardwerken kunnen zij zich echter des daags de noodige warmte
verschatten.
Een wanhopige luchtreis.
Onder de aëronauten heeft zeker niemand zulk een wonderlijken
togt door het luchtruim gemaakt, als voor weinige dagen met twee
Parijzenaars het geval was. Hoewel wij van deze luchtreis reeds
met een enkel woord melding hebben gemaakt, zoo meenen wij
onzen lezers het uitgebreide verhaal niet te mogen onthouden,
hetwelk de Dnily News hiervan geeft. Zij genoten, zegt genoemd blad,
niets van het heerlijke en verheven schouwspel dat een luchtreis
anders gewoonlijk aanbiedt, aangezien zij het grootste gedeelte der
reis door een dikken mist omgeven waren. Zij verkeerden niet
als anderen in een aanhoudende vrees dat hun ballon tegen de
eene of andere planeet te pletteren zou worden gestooten, of dat
een vallende ster hen zou vernietigen integendeel het zien van
een ster zou door hen met vreugde zijn begroet in dien langdu-
rigen nacht van diepe duisternis en mist. Het gevaar dat zij
liepen werd niet teweeggebragt door het luchtruim nog door de
aardezij waren beducht dat zij door de wateren zouden worden
verzwolgen. Den 24sten November, een kwartier uur voor midder
nacht, nam de wonderlijke reis een aanvang. Op dat oogenblik
stapten de heeren Paul Kolier en Deschamps in den ballon, die
hen uit het belegerde Parijs zou voeren. Waarheen dat was hun
onbekend; de plaats hunner bestemming was afhankelijk van wind
en weder, en hierop valt volstrekt ni?.t te rekenen. Zij hoopten
Tours te bereikenzij hadden een aantal zakken met brieven bij
zieh, door bekommerde vrienden gerigt aan vrienden die nog meer
bekommerd waren dan zij; benevens een aantal gewigtigedépêches,
door de eene helft van het gouvernement gerigt aan de andere
helft; en wie weet of het lot van de groote „sortie", die ophanden
was, niet afhing van de goede bezorging dier documenten. Maar....
gij hoort het geluid van den wind, en gij weet niet van waar hij
komt noch waar hij heengaat. Te Parijs wees de weerhaan naar
het noorden, en de noordewind zou hen brengen waar zij wezen
Voordragt in het gebouw aan de Vischmarkt, Dingsdag
avond 7 ure, door den godsdienst-onderwij'zer J. Rinner.
Onderwerp: De Zoon van God, en de Zoon des Menschen.
Blijkens achterstaande advertentie, wordt tegen het
a. s. Kersfeest een kinderfeest georganiseerd in de Bewaar
school in de Nieuwstad alhier. Wij maken belangstellenden
op die aankondiging opmerkzaam.
Gisteren had bij de Directie der Marine alhier de
herbesteding plaats der levering van vleesch aan de equi-
pagiën der oorlogschepen in deze haven en ter reede
gedurende 1871. Van de 5 inschrijvers was de laagste: de
heer A. L. van Gelder, voor 60.90 per 100 kilogr.
De heer H. Dieho, alhier, is benoemd tot hulponder
wijzer aan de openbare school te Aardenburg.
Terwijl jl. Donderdag eene tooneelvoorstelling van
't gezelschap onder directie van den heer Driessens in
Tivoli plaats vond, vierde de Burgerkring Harmonie in
het Heeren-Logement van den heer Lampe het eerste
jaarfeest van het bestaan dier vereeniging. De zaal was
voor deze gelegenheid op gepaste wijze versierd; de aan-
gebragte inscriptiën herinnerden aan 't feest, dat te dier
gelegenheid gevierd werd. Een drietal tooneelstukken
werd achtereenvolgens opgevoerd, en wel zoo, dat de nog
jeugdige vereeniging bij allo aanwezigen de gunstigste
verwachtingen voor de. toekomst opwekte.
Met 1 Mei a. s. zullen o. a. bij het 7de reg. der
inf. de volgende garnizoens-verwisselingen plaats hebben
het 1ste bat. van Hoorn naar Utrecht, het 2de bat. van
Utrecht naar Hoorn, het 3de bat. van Helder naar Amsterdam
en het 4de bat. van Amsterdam naar Helder.
Tot heemraad van den polder Westzaan, provincie
Noord-Holland, is benoemd D. Peereboom. Voor het
ambacht van Westfriesland, genaamd Drechterland, zijn
benoemd: tot dijkgraaf jlir. mr. D. van Akerlaken; tot
heemraad voor de Oosterkogge, P. Schuurmantot heem
raad voor de Middelkogge, J. Schapertot heemraad voor
de Westerkogge, R. Groot; tot hoofdingeland, J. Jonker;
tot hoofdingeland-plaatsvervangers, D. Schoen en II. Kok.
Voor het ambacht Westfriesland, genaamd de Vier Noorder
koggen, zijn benoemd: tot heemraad voor de Wognummer-
koggen, A. Kistemaker; tot heemraad voor de Middel
kogge, S. Laan; tot hoofdingeland P. de Boer; tot
hoofdingeland-plaatsvervanger, D. Koorn.
Met ingang van 1 Jan. 1871 zijn benoemd tot
districts-veeartsenJ. A. Alers, te 's GravenliageA. J.
wilden. De ballon steeg, zoodra de touwen waren, losgemaakt,
meer dan een mijl omhoog de reizigers verlangden geenszins
gesalueerd te worden met kogels uit de Duitsche naaldgeweren.
Toen zij eenmaal in de hooge luchtstreken waren gekomen, bevonden
de reizigers dat Aeolus uit een tegenovergestelde rigting blies.
Beneden hen zagen zij geheel het Pruissische kamp, maar terwijl
zij zoo veilig vlogen over de hoofden van den vijand, verwijderden
zij zich meer en meer van de Loire, die zij zoo vurig wenschten
te bereiken. Weldra hadden zij de noordelijke departementen achter
den rug. Plotseling meenden zij het geratel te hooren van hon
derden locomotieven, die zich spoedden over de ijzeren linten. Zij
vergisten zich evenwel; onder hen bevond zieh geen vaste grond
meer dat geratel werd teweeggebragt door het klotsen der
golven tegen de rotsen. Welk eene vreeselijke ontdekking en
er was geen middel om den ballon in zijn vliegende vaart te
stoppen.
Hun toestand werd weldra nog benarder. Want ter naauwernood
waren zij tot de vreeselijke ontdekking gekomen, of eensklaps
werden zij omgeven door een ondoordringbaren mist; zjj konden
als het ware geen hand voor de oogen zien. Het eenige wat zij
wisten was dat zij met eene vliegende vaart voorwaarts vloden;
waarheen? Dit was hun ten eeneumale onbekend. Doch eens
klaps breekt de mist; zij blikken naar omlaag, zien dat zij boven
de open zee zweven, en ontwaren ettelijke schepen, die op de
golven daasen. Zij telden zeventien zeilen en daaronder, naar zij
meenden, een Franseh korvet. Natuurlijk maakten zij allerlei
signalen, die echter niet begrepen werden, althans zij werden
niet beantwoord. Zij waren van plan om neer te dalen en zoolang
op zee te drijven, totdat zij opgevischt zouden zijn. Maar do
alom tegenwoordige uhlaan was ook daar evenals overal elders
een, twee, drie schoten werden op hen gelost door de korvet
ontegenzeggelijk, dus een Duitsch schip en op nieuw waren zij
gedwongen naar hoogere sferen op te stijgen. Na eenmaal weder
een mijl te zijn opgestegen, werden zij noordwaarts gedreven met
een spoed, die hen deed duizelen. Hun weg voerde hen naar de
IJszee maar de mysteriën van de Noordpool, het vraagstuk der
Noordwestpassage zouden voor ben onopgelost blijven, want lang
voordat zij die wondervolle doch verlaten streken zouden bereikt
hebben, zouden hunne ledematen verstijfd en zij den dood ten prooi
gevallen zijn. Zij waanden zich verloren, een hunner postduiven
lieten zij vliegen, niet met de hoop dat zij zou terugkeeren met
een olijftak, maar opdat men in Parijs zou weten wat er van de
arme luchtreizigers geworden was. Maar, zoolang er leven is, is
er hoop; en inderdaad; toen de nood het hoogst geklommen was,'
was de redding nabij. De reizigers vierden, als een laatste middel op
behoud, een lang .dik touw uit dat, sleepende door de zee, de