1870. N°. 153. «Vrijdag 23 December. 28 Jaargang. De Oorlog en het Crediet. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT, ,»Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnement«prija per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.65. Prijs der Adrertenti.nTsi 14 r.gels 60 sint elke regel meer 16 «ent. Groote letters of vignetten worden xisr plsstsmimte berekend mnrnr-ii i i n Woensdag den S8 Bec. vertrekt van hier de Oost-Indische inail via Triest, per eersten trein. Vrijdag den 30 ©cc. vertrekt van hier de Oost- Indische mail via ®rïndisi, per eersten trein. Zaturdag den 31 ©cc. vertrekt van hier de Wcst- Indischc inail over Sonthampton, per laatsten trein. ui. Zoo tvas dan vóór den oorlog om de aangegevene redenen het crediet van Frankrijk beter, dan dat van Duitschland. Dat het zoo niet gebleven is, behoeft geen betoog. Reeds den löden September stond de Franscbe rente 50°/0 en het Norddeutsche Bundes anlelien 95°/c genoteerd... te Londen nl., in Frankrijk zelf duurde bet optimisme iets langer. De Duitsche Bond kon tengevolge van die rijzing het overgeblevene deel der leening, ruim 12 millioen tb., gemakkelijk plaatsen. Behoeven wij op de schromelijke gevolgen van deze daling voor Frankrijk te wijzen, of in het licht te stellen hoe Noord-Duitschland bevoordeeld werd door den verbeterden koers? wij meenen, dat dit onnoodig is. Het ligt toch voor de hand, dat de houders der Franscbe schuldbrieven door iedere daling van één procent eene schade van p. m. 4 millioen gulden hebben geleden, terwijl de rijzing omgekeerd aan de Dnitsche Bondsregering goedkooper kapitaal heeft verschaft, waarvan dus de rente betaling en amortisatie evenredig mindere opofferingen van de schatkist, d. i. van de belastingschuldigen, zullen eischen. De Beijersche leening, gesloten na de eerste groote overwinningen der Duitsche wapenen, had een schitterend succes; Pruissens crediet heeft thans stellig geen slechter naam onder de Europesche financiers dan vóór den oorlog; Frankrijks goeden naam heeft zeer veel geleden in de laatste maandeD, maar blijkens de voor deze omstandigheden toch nog hooge noteringen, is het vertrouwen op de financieele krachten van dit rijk nog altijd sterk genoeg, om de Fransche schuldbrieven voor een al te klagelijken val te behoeden. Deze vlugtige beschouwingen, aan het staatscrediet der oorlogvoerende mogendheden gewijd, zouden tot geen voldoend resultaat leiden, indien zij niet werden aangevuld door eenige opmerkingen omtrent het privaat-crediet in deze landen. Men weet, dat in het gewone verkeer het gemunte geld slechts een zeer ondergeschikte rol speelt en bijna alle betalingen in kunstmatig geld, wissels, accepten en bank papier geschieden. Sir John Lubbock heeft berekend, dat van 18,395,000 pond sterling, die in Londen aan zijn kantoor werden betaald, 97 procent in kassierspapier en promessen werd afgedaan en slechts 3 pCt. in contant geld. Onder dit laatste kwamen de banknoten der Engelsche bank voor tot een bedrag van 2| pCt., zoodat slechts een Een nieuwe kleine kanonneerboot. De Opmerker vestigt de aandacht op The Engineer van 18 Nov. 11., waarin eene beschrijving met afbeelding te vinden is van eene kanonneerboot op de Seine, ontworpen door den luitenant Favcy. Het ondeugende kleine bootje is een voorwerp van de levendigste belangstelling voor de Parijzenaavs en eene onophoudelijke plaag voor den vijand. Het is altijd op den uitkijk om een van zijne leelijke granaten te plaatsen en bijna altijd onzigtbaar; het verbergt zich achter een eiland of boomen op den oever; zijne bezoeken zijn even onverwacht als onaangenaam; nu eens zendt het een' bode in de werken van den vijand op de hoogten van Meudon of Saint-Cloud, cn den volgenden dag, de rivier opgaande tot voorbij Chareuton, werpt het zijne projectielen in Gboisy le Hoi, het voor naamste station van den vijand op den weg van de oostelijke spoorbaan naar Versailles, overal vuur en verdelging verspreidende. „Het voert een stuk geschut van vijftien ton en is zoo lach wekkend klein, dat het in de wandeling „de drijvende affuit genoemd wordt. Het ligt laag op het water, is betrekkelijk breed en zoo leelijk als eenig vaartuig, dat ooit te water kwam. Maar schoonheid was dan ook niet het doel van den uitvinder. Het heeft slechts veertig Eng. duimen diepgang en, in weerwil van zijne aanmerkelijke breedte, eene snelheid van zes kuoopen in een uur. Het stuk draagt drie duizend yards ver; men legt er zich echter op toe granaten van twee Eng. centenaars te werpen tot op 8200 meters, met andere woordenuit het eiland Billancourt, in den bogt van de Seine, ten zuiden van het llois de Boulogue, projectielen te slingeren in de vijandelijke legerplaats te Versailles. De daden tot heden toe door het bootje volbragt, geven hoop, dat het grootere doel zal worden bereikt en Parijs alzoo zal worden begiftigd met een nieuw fort, dat bet groote voordeel heeft zijne stelling te kunnen verplaatsen naar den eisch van de omstandigheden. In elk geval blijft het feit, eene granaat van twee Eng. centenaars tot op meer dan vijf Eng. mijlen te werpen uit zulk een notendop op het half procent (tien stuivers van elke 100), in contant geld werd betaald. Zoowel in Frankrijk als in Duitschland zoude men echter een hooger cijfer voor de betalingen in contant geld vinden, daar in die beide landen het kassiers-wezen veel minder dan in Engeland ontwikkeld is. Stellen wij dan, om niet beneden de waarheid te blijven, dat er in Duitschland en Frankrijk gemiddeld 10 procent der betalingen geschieden in geld en bankpapier en 90 procent in wissels, promessen en ander handelspapier. Nu spreekt het van zelf, dat die circulerende ruilmiddelen, wissels, promessen en eveneens banknoten, die in zichzelf geenerlei waarde hebben, alleen dan in betaling worden aangenomen, indien zij op den vervaldag (of op zigt) inwisselbaar zijn tegen zilver, met andere woorden, indien het crediet van dengene, die de wissel of het bankpapier moet honoreren, ongeschokt is. De oorlog nu onttrekt duizende handen aan het gewone bedrijf, vermeerdert de lasten, sluit de markt, die de industrieelen vonden in het vijandelijke land, is een bron van schade en verlies voor handel en nijverheid. Hij vermindert het crediet van duizenden en duizenden hande laren en industriëlen, wier wissels, afgegevene promessen, enz., in waarde verminderen, omdat het onzeker is, of hij die ze zal hebben te voldoen, daartoe in staat zal zijn, nu de oorlog zijne inkomsten drukt en zijne uitgaven vermeerdert. De houders van dit papier trachten er zich, zelfs met verlies, van te ontdoen. Iedereen zoekt het eenige betaal middel, dat eene zelfstandige waarde heeft, metaal, magtig te worden. Maar dat gemunt geld is niet aanwezig, althans niet voldoende voor de buitengewone vraag, en het gevolg is eene algemeene verwarring, die eindigt met eene lange lijst van faillissementen, met den gedwongen koers der bank- billetten, in één woord met den ondergang van vele onschuldigen. Van deze zijde was het gevaar in Duitschland grooter dan in Frankrijk. Sedert 1821 heeft Pruissen slechts p. m. 10 millioen zilver aangemunt, Frankrijk daarentegen ruim 100 millioen. Pruissen had in geworie omstandigheden zilver genoeg, Frankrijk te veel. Wie herinnert zich niet de bekende „grève du milliard", toen men vruchteloos zocht naar de oorzaak, waarom er in de kelders der Fransche Bank 100 millioen aan munt en muntmateriaal voorhanden was, hoe men dit verschijnsel meende te moeten verklaren door stilstand in den handel, achteruitgang van den landbouw, nadeelige werking van het handelstractaat met Engeland, in één woord aan alle redenen, behalve aan de vermoedelijk juiste, dat Napoleon, den oorlog vooruitziende, zich had voorzien van eene groote hoeveelheid metaal om den in dat geval te verwachten aanval op de kassen der Bank te kunnen doorstaan. Het kan niet worden ontkend, dat de groote koopmans beurzen te Koningsbergen, Dantzig en Bremen, die hunne schepen zagen uitblijven, maar desniettegenstaande zeer belangrijke engagementen hadden te liquideren, zich uit stekend hielden, veel beter dan de effecten-beurzen te Hamburg en te Berlijn, voor wie het gevaar toch inderdaad niet zoo groot was. Maar het publiek was minder bedaard, water, eene overwinning1, waarop de Franschen trotsch mogen zijn." Wij voegen er bij„eene overwinning op het gebied van mensche- lijke kennis, van de toepassing van natuurkrachten." Als men de uitvinding van oorlogswapenen uitvindingen noemt, waarop men trotsch mag zijn, dan moet de uitvinder van de guillottine ook een groot man genoemd worden en Trauppman- ook net zoo goed als mijnheer Krupp. Uit Versailles. Hans Wachenhuse schrijft uit Versailles o. a. het volgende: Tien graden koude 't was 11 Deceniber en de hand aan 't geweer! De straten te Versailles zijn als uitgestorven; een digte nevel hangt over alles uitgespreid en de lantarens lijken gloeijende spijkers of schrale nachtpitjes. De sneeuw kart onder de voeten,; de boomen zijn in 't wit gekleed en op de glazen schildert de winter zijn phantastische bloemen, die geen steenkolenvuur schijnt te kunnen vernietigen. Gelukkig lijdt de vrolijkheid onzer soldaten er niet onder; de officieven verzamelen zich eiken avond in het koffijhuis Globe, en het Duitsche koraalgezang herinnert aan het vaderland. Soms maakt het ons weemoedig, als wij denken aan Kersmis, aan onze huis- genooten, die zoo eenzaam rondom den Kersboom zullen staan, terwijl menigeen wachten zal hem, die nimmer wederkeert. De laatste dagen zijn hier vrij stil voorbijgegaan. Van tijd tot tijd een enkel kanonschot, vooral des nachts, alsof de kanonniers door een boozen droom werden gekweld, en als gingen zij naar de kanonnen om hun slaap te verschieten. Misschien willen zij de Parijzenaars geruststellen, hun het bewijs leveren dat zij waakzaam zijn, want eenig redelijk doel kan dat geschiet niet hebben. De correspondent van de Times te Versailles geeft eene treffende beschrijving van het voorkomen dier stad, onder dagteekening van 10 Dec. Het is zoo goed als onmogelijk om te paard of in een rijtuig uit te gaan, en het is zeer ongemakkelijk zulks te voet te de vrees voor eene landing, die tengevolge zoude kunnen hebben, dat de vijand de kassen der credietinstellingen plunderde, werkte zeer nadeelig. Zoo bijv. geschiedde half Julij eene formeele aanval (rijn) op de Bremer spaarbank, iedereen eischte zijn geld op, en slechts ter naauwernood bleef de bank staande. Het publiek nam Pruissisch papierengeld aan, maar dat der andere staten niet dan met wantrouwen en tegen verminderden koers. Pruissen zag het gevaar, dat zijnen bondgenooten dreigde, en gaf een goed voorbeeld door het Saksische papierengeld te waar borgen en te bevelen, dat het aan alle staatskassen voor de volle waarde zoude worden aangenomen. De Zuid- Duitsche Staten volgden dien weg, en namen elkanders papierengeld voor de volle waarden, gaven daardoor elkan der als het ware een certificaat van soliditeit, dat zeer gunstig op de publieke meening heeft gewerkt. Erger was de toestand van het bankpapier. In Duitschland be staat niet, zoo als in Nederland, eene groote inrigting, die de uitgifte van papier aan toonder monopoliseert, maar er zijn verschillende kleinere banken, aan welke de uitgifte van billetten is toegelaten. In gewone tijden circuleren deze over eene groote uitgestrektheid en worden zij zonder verdere navraag in betaling genomen. In tijden van crisis echter worden deze billetten in menigte ter verzilvering aangeboden, en beperkt zich de omloop bijna uitsluitend tot de naaste omgeving der plaats, waar de bank is ge vestigd; zulk een toestand is in Duitschland nog daarom te meer gevaarlijk, omdat de Duitsche handel de gewoonte heeft weinig kasgeld te houden, veel minder dan dat in Frankrijk en in Nederland het geval is; alleen de Engel sche koopman houdt nog kleiner kas, maar hij heeft die ook bijna niet noodig, omdat hij gebruik maakt van de tusschenkomst van kassierspapier. Indien nu het kasgeld in den regel reeds gering is, en dan nog geheel of ge deeltelijk bestaat uit papier van kleinere banken, die of niet, of met verlies, of zelfs in het gunstigste geval, op een andere plaats te verzilveren zijn, dan is eene stakiüg van betaling bijna onvermijdelijk. Daarom stelde de Brunswijksche Bank den 18 Julij aan de overige banken voor, dat zij, behoudens latere verrekening, een overeen komst zouden treffen om wedetkeerig elkanders billetten in betaling te nemen. Daardoor zouden zij elkanders soli diteit waarborgen, het publiek vertrouwen inboezemen en zoo voorkomen, dat al hun papier te gelijker tijd werd aangeboden. Dit uitstekend plan echter vond geen genade, en werd door de meerderheid der bankdirectiën verworpen. De hulp kwam van eene andere zijde, van de Pruissische Bank; deze verhoogde wel herhaaldelijk haar disconto (7 Julij 4 pCt., 15 Julij 6 pCt., 29 Julij 8 pCt.), maar bleef steeds geld verschaffen aan wie maar eenigszins redelijke waarborgen van soliditeit gaf. De Pruissische Bank hield de kleinere banken staande, door hun, zij het dan ook duur, de middelen te verschaffen om hun papier te hono reren. Gelukkig was de crisis 1 Augustus doorgestaan, het zoude anders de vraag zijn geweest of de Pruissische Bank op den duur zulk een aanvraag had kunnen voldoen. doen. Er zijn nog andere bezwaren behalve de taak om goed naar zijn voeten te zien, t. w. de toenemende waakzaamheid der schild wachten, der posten en der gendarmerie rondom en binnen den kring der kampementen en der legerkwartieren. Des avonds kan men de aanzienlijke personen niet naderen, tenzij men kennis draagt van het wachtwoord en het parool. Tegen 7 uur zijn alle deuren te Versailles gesloten. Niemand kan in of uit, zoo hij niet voorzien is van die herkenningsteekenen, die eiken middag in het hoofdkwartier worden bepaald, en voor den nachtdienst naar alle wachtposten gezonden. Over dag zijn overal wachtengeposteerd belast met het onderzoek der papieren. Tusschen Versailles en Saint Germain zijn niet minder dan vijf zulke posten, waar de reiziger kan worden aangehouden. Doch is hij te paard, dan moet hij er stellig drie passeeren, in een rijtuig kan hem het geluk zijn beschoren, dat hij slechts tweemalen op het werda antwoord heeft te geven, terwijl hij als voetganger stellig eenmaal aangehouden wordt; en de overige posten kan vermijden. Op straat ziet men gedurig gendarmes, die inzonderheid de vreemdelingen zeer naauwkenrig opnemen. De prefectuur benevens nies Ombragesworden zorgvuldig bewaakt. Eenige avonden geleden ging een der voornaamste bevelhebbers naar zijn kwartier, dat binnen den kring der prinselijke woningen was gelegen, toen hij plotseling op een bajonet stiet en eene stem vernam, die hem het wachtwoord afvroeg. De generaal had het vergeten. Ik ben, antwoordde hij, generaal von en betuigde dat hem het gevraagde woord was ontschoten. De schildwacht maakte weinig praatjes maar antwoordde in Duitsch-PoolsohIk zal op u schieten. En de man toonde zoo duidelijk dat het hem met die belofte ernst was, dat de generaal geen woord meer durfde spreken en kalm afwachtte totdat een soldaat terugkwam met den officier der wacht, die de indentiteit van Z. Exellentie constateerde en hem verlof gaf te passeeren. Al die voorzorgen zijn noodig, want zoo iets zeker is dan is het wel dit, dat de Franschen zich noode buigen onder het juk der overwinnaars, en voortdurend op wraakneming peinzen. 4.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1