Benoemingen, enz. B U I T E X LT Ol Acte tan beschuldiging tegen Lammert Teijns Dalstra. 1. Lammert Teijns Dalstra, oud 65 jaren, arbei der, geboren te Dragten; 2. zijn zoon Marcus Lammerts Dalstra, oud 27 jaren, arbeider, geboren te Houtigehage onder Dragten, beiden laatstelijk wonende te Surhuister- veensterheide, en 3. zijn neef Auke Freerks Dalstra, oud 36 jaren, arbeider, geboren te Houtigehage onder Dragten laatstelijk wonende aldaar. Deze drie personen zijn beschuldigd van nu meer dan 3 jaar geleden, op 25 Nov. 1867, des avonds bij W. T. Hiddema en zijn vrouw, oude welgestelden boerenlieden te Nijega, gekomen te zijn, onder voorwendsel van een koe te willen koopen. Daartoe zijn zij volgens de acte van beschuldiging, alle 3 naar den stal gegaan, van waar de 2de beschuldigde met de vrouw en den 1ste besch. die het licht droeg, het eerst zijn teruggegaan, in welk oogen- blik de 3de besch. den man verwurgde, terwijl de 1ste besch. het licht uitdoofde en de 2de intusschen in donker de vrouw hetzelfde lot als haar man deed ondergaan. De gouden en zilveren voorwerpen, door hen daarop gestolen, zijn door hen eerst begraven, later in het water geworpen. Een paar stukken vijfschaft, een duffelsche kamizool, een broek enz. en de gestolen rijksdaalders werden door hen behouden en gebruikt. Ongeloofelijk schijnt het. dat eerst in Junij 1870 een huiszoeking is gehouden bij den derden beschuldigde, waaroij de bijzit van deze in zijn afwezigheid o. a. een broodmes vertoonde, slecht bevestigd aan een eigengemaakt houten heft, terwijl in een kist het oorspronkelijk beenen hecht met een spreuk er op, herkend als vroeger behoort te hebben aan de vermoorde oude lieden, gevonden werd. De tweede beschuldigde heeft sedert de meest volledige bekentenis gedaan, de eerste beschuldigde zijn halve bekentenissen later weer ingetrokken; de derde beschul digde is reeds vroeger voor diefstal veroordeeld. De bekentenis van den tweeden beschuldigde wordt bevestigd door de verschillende getuigenissen. Wij noemden het ongelooffelijk en verbazend, dat de beschuldigden 3 jaren lang ongehinderd zijn gelaten door de justitie. Men bedenke toch, dat toen de drie moordenaars met het gestolen goed naar de woning van den 3den beschul digde over de heide waren teruggegaan, zekere Hendrikje Siehes Boomsma met haar man hen zagen aankomen en zich verscholen tot zij het huis waren binnengegaan, dat zij toen zagen hoe daar binnen licht ontstoken werd en doeken voor het venster gehangen werden, dat zij toen door de reten de personen herkend heeft, gezien heeft, hoe uit een rooden doek allerlei voorwerpen, waaronder een gouden oorijzer, werden uitgepakt, en gehoord heeft, hoe een der drio mannen zeide: //die oude duivel was taai; mijn arm doet er nog zeer van.» Men verbeelde zich, dat die vrouw Hendrikje Siehes Boomsma, den volgenden dag kennis krijgt van den vreesselijken moord; later verneemt dat onder de ontvreemde voorwerpen ook een gouden oor ijzer is, en, wetende wie de moordenaars zijn, blijft zwijgen en hen opzettelijk 3 jaren lang door haar zwijgen aan de justitie onttrekt. Zoo iets behoorde, als zeer naauw gren zende aan medepligtigheid, strafbaar te zijn. Barend van de Wal heeft op den avond van den moord de drie personen naar Nijega zien gaan. Toen later ieder zich verwonderde over de vele rijksdaalders, waarover die zelfde drie arme lieden beschikten, heeft ook B. v. d. W. naar het schijnt, zijn ontmoeting niet aan de justitie meegedeeld. Eindelijk heeft zekere bakker v. h. Molen, herhaaldelijk goederen van de beschuldigden gekocht en beleend, terwijl op zekeren dag in het najaar van 1869 de derde beschul digde, toen v. d. Molen, voor de lossing meer geld vroeg, geantwoord heeft: «gij kunt het goed niet teruggeven, gij hebt het in handen der politie gestold, ik zal het it doen opbreken;» die woorden vinden hun verklaring daarin, dat reeds in Maart 1869 bij den bakker goederen van do beschuldigden in beslag genomen waren en daaronder een zilveren horologie, terwijl onder de gestolen goederen twee zilveren horologies waren. Ofschoon de politie dus in Maart 1869 reeds op het regte spoor was, heeft het na dien tijd nog een jaar geduurd, eer de instructie ernstig doorgezet, tot resultaten leidde; en zulks terwijl een vrouw bij het verdeelen der gestolen goederen, als het ware tegenwoordig was geweest; ofschoon een andere getuigen de moeder van een der beschuldigden had hooren dreigen haar zoon te zullen plaatsen, waar hem tn in nog zon kon beschijnen.» Hot getal getuigen bedraagt 27. Aan de beschuldigden zijn als verdedigers toegevoegd de heeren mr. W. ,T. van Weideren baron Rengers, mr. L. W. Kleffens en mr. W. R. van der Weide. Ofschoon men het voor een sprookje zou willen houden, dat hh. schepenen, na het ambtshalve bijwonen eener executie of strafoefening, bijv. van een geeseling, een //vrundschap- pelycken maeltyt» plachten te houden, denkelijk „tot rekreatie ofte verquickinge" van hun geschokt gemoed en om nieuwe krachten voor eene volgende zitting op te doen, blijkt het toch een feit te wezen, waaraan niet te twijfelen valt. Want, hoe anders te verklaren, wat deze korte aauteekening uit het Delftsche archief meldt, waarin van een zeker beursje sprake is? „Den 16 Maart 1699 door den Tlire- sorier Reyer Jansz. van Bleyswijck aan de heeren Schepenen, de somma van 150 gl. voor het geesel-beursie. De boeten waren waarschijnlijk ontoereikend, en om daaraan te geinoet te komen, werd er 150 gl. van stadswege tot stijving van dat beursje geschonken! Men kan zich in onze dagen van philantropie, humaniteit en beschaving, nu zelfs de doodstraf werd afgeschaft, moeijelijk een denkbeeld vormen van een dergelijk cynisme. Een vau de laatste nummers der Charivari bevatte eene voorstelling door Cham van een vader, die met zijn knaapju aan de hand, de rivier oversteekt onder een regen van projectilen. ,,Papn,« zegt het kind, „wat is het toch dat zoo om ons heen valt?» „Kind,» antwoordde de vader, „dit is het laatste nommer, het bouquet, van het groote vuurwerk op St. Napoleonsdag. Een apotheker te Brighton moet een millioen quinine- pillen maken voor de zieken en gewonden in de Frnnsche en Duitsche legers. Op den 14 Januarij had de oorlog juist eeu half jaar geduurd. Een New-Yorksch blad schat het verlies aan menschen bij de Duitschers op 200,000, bij de Fran- sclien op 250,000. Nu verdient een man minstens 300 per jaar, zoodat er een jaarlijkscli menschen-kapitaal van 135 millioen verloren gegaan is, dat met 10 pCt. gekapi taliseerd, een verlies van 1350 millioen aangeeft. Rekent men verder de onderhoudskosten ecner familie op 1000 dan hebben 135,000 familiën haar onderhond verloren. Wanneer het nog de verwoestingen in aanmerking neemt, dan komt het blad tot een cijfer van 5000 millioen, waarbij door leeningen, enz. nog later wel 1000 millioen zal komen. En dan hebben eindelijk 2 millioen mannen in den 'krachtigsten leeftijd alle nuttige arbeid verzuimd. Ieder man zou in dien tijd, volgens een gematigde bereke ning, wel 156 verdiend hebben. Dit geeft weder een verlies van 312 millioen. Een man in Ohio woonde een zendings-bijeenkomst bij, welke sloot met een collecte voor de heidenen. Toen het bord bij hem kwam, nam hij het aanwezige geld er uit en stak het in zijn zak. Hij zeide tot opheldering over het schijnbaar vreemde zijner handelwijze, dat hij de grootste heiden in dat deel des lands was. De maatschappij tot acclimatatie van dieren heeft het volgend besluit genomen. „Overwegende, dat de wijze waarop Parijs is gebombardeerd, is een daad, strijdig met het volkenregt en met de eenvoudigste en allereerste begrippen van menscheiijkhoid, en daarom eene daad die niet gedoogt om langer onder de beschermers der maat schappij te dulden de souvereinen en vorsten van Duitschland, die aan den tegenwoordigen oorlog hebben deelgenomen, hebben de leden der maatschappij in hunne vergadering met eenparige stemmen besloten, dat die souvereinen en vorsten van de lijst, der leden en beschermers zouden worden geschrapt. Als de Koning van Pruissen dus zijn intogt te Parijs houdt, dan zal hij de deur van die maat schappij gesloten vinden. De nieuw Duitsche Rijksvlag zal naar verzekert wordt uit de volgende kleuren bestaan zwart-wit-rood-geel. Het gebruik van papieren boorden wordt sterk ont raden. Er is o. a. baryt sulfaat in; het gebruik daarvan veroorzaakt huidontsteking. De luit. ter zee 1ste kl. H. K. Koning is met den laatsten dezer uit de zeedienst ontslagen, onder toekenning van een vooi't- durenden onderstand. Tot gewoon hoogl. in de wis- en natuurt, fac. aan de hoogeschool te Utrecht is benoemd dr. N. W. 1'. Knuwenhoff, oud-lector in de botanie aan de Klin. School te Rotterdam. Frankrijk. In een van de laatste nummers der Charivari, die gedurende het beleg regelmatig is blijven uitkomen, komt een teekening voor van Cliam. Een menigte Pruissen wordt voorgesteld, die in hun handen, onder hun armen, op hun rug en in groote manden al de klokken en pendules van Frankrijk wegdragen. Cham merkt hierbij op„Zii mogen al de klokken rooven, doch zij zullen niet beletten, dat het uur der wraak zal slaan.» Dadelijk bij den aanvang der onderhandelingen heeft graaf Bismarck den generaal Ducrot als zijn krijgsgevangene, maar die zijn woord van eer geschonden had, opgeëischt. Dit punt was zelfs in de oogen van den kanselier en van von Moltke van zooveel belang, dat zij van geene onder handelingen wilden weten, zoolang Ducrot niet aan de Pruissen zou zijn uitgeleverd. Generaal Vinov heeft per brief van die voorwaarde den generaal kennis gegeven, met verklaring, dat zoolang deze het opperbevel behield, hij zijne uitlevering zou weigeren. Daarop heeft Ducrot terstond zijn commandement neer- en de uniform afgelegd, en zich naar zijne woning begeven, om zijne uitlevering naar Versailles af te wachten, die tot nogtoe niet heeft plaats gehad, omdat, naar men zegt, eene internationale regtbank zal worden zaamgeroepen, om over de delikate kwestie van 's generaals ontvlugting een oordeel te vellen. Elk lid der nationale garde ontving gedurende het beleg van Parijs li fr. soldij per dag, en gehuwd zijnde, 75 centimes voor zijne vrouw. Deze uitkeering komt de stad of den Staat op eene soin van 50 millioen te staan. Wie Parijs in langen tijd niet heeft gezien staat verbaast over de verandering die de stad heeft ondergaan. De circulatie op de vroeger zoo drukke boulevards is thans zeer gemakkelijk, de meeste magazijnen zijn geslotendo huurrijtuigen tot fwee- a drio honderd verminderd. Ook de omnibussen zijn met twee derden verminderd. En geen wonder, sedert het begin dor belegering zijn 80,000 paarden verorberd. Doch vooral des avonds is het voorkomen van Parijs akelig en somber; nergens ziet men licht, hier en daar brandt nog een petroleumlamp, die een naren geur verspreidt. Ontzettend is de menigte uniformen die men overal ziet. Tot de goochelaar toe, die voor den schouwburg der Porte St. Martin zijn toeren uitvoert, draagt ieder het kleed der mobiele of nationale garden. Tot nog toe ontvingen die mannen anderhalve franc per dag. Wat ecliter voor de deur staat nu die uitkeering ophoudt, en zij die vier maanden achtereen in lediggang hebben cioorgebragt weder aan den arbeid moeten gaan, dien zij hebben verleerd, ziedaar wat duizenden zich met schrik afvragen. De runderpest is uitgebroken onder het vee, dat te, Landernau bij Brest was verzameld om naar Parijs te worden vervoerd. De sterftegevallen zijn zoo groot, det het onmo gelijk was de beesten te begraven; de lijken werden o-, oorlogschepen geladen en in zee geworpen. I In de Correspondance Havas van 5 Febr. leest men; Jjg' „De uitlevering onzer wapens aan de Pruissen gaat geregelf e|^. Gisteren was eene groote menigte aan het stationsgebom van Sceaux getuige van zulk eene verzending. Compagnie; mai mobiele garde en linietroepen kwamen hunne gewerei brengen aan de waggons, die naar Bourg-la-Reine warct bestemd. Op hen volgde een detachement marine-soldatei d Die dappere mannen marcheerden met gebogen hoofd, ei me( toen zij hunne chassepots afleverden, stonden hun de traner. ®e,' in de oogen. Do ontroerde toeschouwers ontblootten eet biedig het hoofd toen die krijgslieden ontwapend terugkeerde!; dt!P Parijs zal die onversaagde verdedigers in dankbaar aan- ^et denken houden, evenmin als die soldaten Parijs ligt zulle; on' vergeten, waar zij zich onverwelkelijke Lauweren hebber ten vergaderd.» hce De voormalige beheerscher van Frankrijk heeft 4 j1®'' volgende proclamatie aan do Franschen gerigt. Zij draagt 4 1? dagteekening van Wilhelmshöhe 4 dezer, en luidt als volgt V! Franschendat „Door de fortuin verlaten, heb ik sedert mijne gevai. genschap dat diepe stilzwijgen bewaard, hetwelk den rou» in het ongeluk voegt. .v.°° Zoolang de vijandelijke legers tegen elkaar overstondet, !'e<j heb ik mij van eiken stap, van elk woord onthouden, dar 7? tweedracht zou hebben kunnen zaaijen. Maar thans, i: den diepen jammer des lands, kan ik mij niet langer hd W.' zwijgen opleggen, zonder gevoelloos voor zijn lijden ti fi schijnen. a' Toen ik genoopt was mij als gevangene over te geven kon ik in geen onderhandelingen over den vreden treden van Ik was niet meer vrij en ik zou dus den schijn op mi geladen hebben, dat ik alleen door persoonlijke overwegingei mij had laten leiden. Ik wilde het regentschap, dat zij; een zetel had te Paiijs, te midden der Kamers, laten beslissen a"n gelijk de pligt voorschreef, of het in het belang der nati; was den oorlog voort te zetten. In weerwil van ongehoord' aa^ rampen, was Frankrijk nog niet overwonnen. Ons vestingen waren nog in onze magt; Parijs was in staa: van verdediging; nóg kon de uitbreiding onzer rammt O O O O I van tegengegaan worden. Maar terwijl alle blikken op den vijand waren gerigt barstte te Parijs een opstand uit. Jegens de Volksver tegenwoordiging werd geweld gepleegd, de Keizerin wen bedreigd, eene regering vestigde zich bij overrompeling i: het Raadhuis, en het keizerrijk, aan hetwelk de gezamer- lijke natie korten tijd te voren voor de derde maal had votum gegeven had, werd door dezelfde personen omver geworpen, die geroepen waren het te verdedigen. Mijnt regtmatige verontwaardiging onderdrukkende, zeide ik to mij zei ven: „Wat ligt aan de dynastie gelegen, als k j)ev vaderland gered kan worden!» En in plaats van togen schending van het regt te protesteeren, waren mijne vurigs» 1 wenschen voor de zaak der nationale verdediging en bt- wonderde ik de vaderlandslievende toewijding, waardoo allo klassen en alle partijen zich hebben onderscheiden. Maar thans, nu de strijd geschorst en de hoofdstad, li een heldhaftigen tegenstand, gevallen is, thans is k t tijd om van hen, die zich gewelddadig van het gezs; meester hebben gemaakt, rekenschap te vragen voor lifl r noodeloos vergoten bloed, voor de nutteloos opeengestapeld: puinhoopen, voor de zonder controle verkwiste huif jje bronnen des lands. Het lot van Frankrijk mag niet in handen eener regerat zijn, welke zonder mandaat is, van eene regerin; m welke het land desorganiseerende, niet een enkele vi; alle autoriteiten in stand heeft gehouden, die haar oorsproij VQj te danken hadden aan liet openbaar stemregt. Een volt kan niet langer eene regering gehoorzamen, die geen red y heeft te bevelen. Orde, vertrouwen, een duurzame vredt ve| kunnen eerst dan bereikt worden, als de natie gevraagd; rw welk gouvernement zij liet best in staat acht het vaderlan. me uit zijn lijden te verlossen. j In de plegtige omstandigheden, waarin wij ons bevindt: tegenover de invasie en tegenover Europa, dat de ooge: op ons gevestigd heeft, is het noodig dat Frankrijk een» gezind zij in het streven, in zijne wenschen, in zij»; y besluiten. Dat is het doel, hetwelk alle goede burger moeten trachten te bereiken. Wat mij aangaat, ter neer gedrukt door zooveel onge- regtigheden, door zooveel bittere teleurstellingen, wil ik m thans niet beroepen op de regten, die gij vier maal en twintig jaren vrijwillig op mij overgedragen hebt. Bij k a)! ongeluk, dat ons overal treft, kan ik aan geen persoon- lijke eerzucht denken. Maar zoolang het volk, op regel matige wijze in kiescollegiën bijeengekomen, zijn wil ni« p geopenbaard heeft, zal ik, als de regtmatige vertege» ee woordiger der natie, verpligt zijn mij tot haar te wende en tot haar te zeggen Alles wat zonder uwe regtstreekscl medewerking geschiedt, is onwettig. Slechts eene uit ij volkssouvereiuiteit voortgekomen regering, die zich bove» de baatzucht der partijen weet te verheffen, zal in staat zij: 'u ii we wonden te heelen, uwe harten weer voor de hoop i' winnen, de ontwijde kerken voor uwe gebeden te heropenet v' en den arbeid, de eendragt en den vrede in den schoot u des vaderlands terug te brengen. te Napoleon.» Generaal Troeliu heeft aan den heer Dufaure, presidet c 1 van het liberale republikeir.sche comité te Parijs een brit geschreven, waarin hij verklaart de candidatuur, waarmeè Zl bij door vele leden van het comité is vereerd, niet t 01 kunnen aannemen. Als hij er in toestemde, zegt hij, k praesidium van het gouvernement te blijven waarnemei dan was dit omdat zijn pligt hem voorschreef, mèt zijp collega's, de verantwoordelijkheid tot het einde te blijver 1 dragen. Weldra, verklaart hij ten slotte, zal ik er vil ontlast zijn en mijn rol moet dan, zoo als ik bij mijn i' a functie treden in mijne proclamatie van 18 Aug. 18» f zeide, eindigen met degebeurtenissen, waaruitzij geboren werd j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 2