EEN KINDERMEISJE.
EENE ZINDELIJKE DIENSTBODE.
1
Marine-Haven Nieuwediep.
275ste STAATS-LOTERIJ
ADVERTENTIËN.
De Commune heeft de gevangenneming gelast van 20 nationale
garden, die zich aan willekeurige arrestatiën hebben schuldig gemaakt.
Le Mot d'Ordre meldt: „De troepen van Versailles zijn jl.
Zaturdag ochtend in St. Denis binnengerukt.
Het achtste bataillon nationale garde te Parijs heeft zich den
üOsten „onzijdig verklaard", maar geweigerd de wapens af te geven.
In het hevigste van het gevecht te Courbevoie (op den 3 April),
toen de kogels aan alle kanten om het hoofd vlogen en de mitrail-
leuses'de gelederen der insurgenten vernielden, verscheen er op het
jla»veld een eren nederig als edel held. Die held was een priester,
de pastoor van Courbevoie. Hij had zijn huis, waar hij veilig was,
verlaten, om op het slagveld, te midden van het grootste levens
gevaar, hulp te brengen aan de ongelukkige gewonden.
Hij ging van den een tot den ander, dezen van den grond op-
rijtende, genen ondersteunende en aan de stervenden de teederste
woorden van vertroosting toesprekende.
Aan alle kanten riepen de gekwetsten om het luidst tot den
waardigen priester: „Bij mij, mijnheer pastoor, bij mij!"
En de achtenswaardige man verdubbelde zich als het ware om
tot hen te gaan, wier lijden een meer spoedige verligting noodig had.
Na aldus een gedeelte van het slagveld overgeloopen te hebben,
dan den een te drinken gevende en den andere ondersteunende
om te gaan zitten, nam hij een nog moeijelijker taak op zich. Hij
nam een gekwetste op den rug, schikte hem zoo goed hij kon,
droeg hem een eind ver weg en bragt hem achter een huis, waarop
de vlag van de internationale wapperde en waar een chirurgijn de
eerste verbanden legde.
Na zijn dierbaren last nedergelegd te hebben, keerde de goede
pastoor naar het slagveld terug, ging midden in het vuur der
Versailles-troepen, droeg een tweeden gekwetste weg, vervolgens
een derden, een vierden, enz. Wij zeiven hebben het gezien, wordt
in het Journal des Débats gezegd, en op het oogenblik dat wij de
plaats verlieten, had hij reeds elf gekwetsten van het slagveld
weggevoerd.
De kerk van St. Roch is heropend; hare pastoors zijn op vrije
voeten gesteld.
Onder de Parijzenaars bevindt zich een groot aantal, hetwelk
niet met de Commune is ingenomen. Deze burgers zullen trachten
een eind te maken aan den afschuwelijken burgeroorlog, door een
laatsten en beslissenden stap ter verzoening te doen te Versailles.
De Republikeinsche Ligue zal drie afgevaardigden derwaarts zen
den en hun een naauwkeurig omschreven mandaat medegeven.
Ziehier het bij vroeger, aanmerkelijk gewijzigd programma:
1. opheffing van het departement der Seine; 2. wederopneming
der buitenwijken van Parijs in het departement Seine et Oise;
3. afschaffing van de prefectuur der Seine en van de prefectuur
van policie; 4. beheer van Parijs door een gemeenteraad, verkozen
bij stemming op zoodanige wijze, dat elk arrondissement een kies
district vormt; fi. één raadslid op elke 20,000 inwoners; 6. be
noeming door den raad van de adjunct-maires, of de uitvoerende
commissie; 7. de bewaking van Parijs en de forten uilsluitend
opgedragen aan de nationale garde, behalve ingeval van oorlog;
de toegelaten troepen zouden die van de genie zijn, voor het
onderhoud der vestingwerken; .8. benoeming van den staf der
nationale garde door den gemeenteraad. Wanneer deze voorwaarden
worden aangenomen en door de overige Ligues goedgekeurd, zou
men de Commune dwingen ze aan te nemen.
Berigten der regering.
Circulaire van Thiers. Versailles 19 April (7 ure 's avonds)
„Asnières is heden ochtend genomen; de soldaten van generaal
Montaudon, die zichzelf bij deze gelegenheid overtreft, hebben zich
op de positie geworpen, in weerwil van het vunr van de wallen,
en hebben die met kracht genomen.
De opstandelingen hebben ontzettende verliezen geleden en
kunnen de opstelling der troepen te Courbevoi niet meer beletten.
Zoo komt men nader tot het einde van het misdadig verzet
tegen de wetten des lands, en de Commune, reeds verlaten door
de kiezers, zal het ook weldra zijn door haar misleide verdedigers,
die beginnen te begrijpen, dat men vruchteloos hun bloed ten
offer brengt aan een verloren en goddelooze zaak.
Versailles 22 April ochtends). Er heeft geen enkele belang
rijke gebeurtenis plaats gehad, maar talrijke troepenbewegingen
doen vermoeden, dat er een slag ophanden is.
Men verzekert, dat de troepen der regering St. Denis bezet
hebben en dat de communicatie op den noorder-spoorweg afge
broken is.
24 April (9 ure 's morgens). De aanval is nog niet begonnen,
alhoewel de Mont Valérien op de opstandelingen vuur geeft.
SfEW-YORK—VHSSIHTEEMT.
Wij ontvingen eene brochure, getiteld„Eene verjongingskuur voor
den Nederlandschen handel," die wel verdient meer algemeen bekend
te worden. Niet omdat daarin zooveel nieuws ot voortreffelijks
staat, maar omdat het eene heldere en duidelijke uiteenzetting geeft
van de argumenten, die van verschillende zijden zijn aangevoerd
om de wenschelijkheid, ja de noodzakelijkheid te betoogen van een
directe stoomvaart tusschen Nederland en Noord-Amerika, omdat
het in een helder betoog uitetnzet, waarom de staat subsidie
behoort te verleenen voor de lijn VlissingenNew-Yovk.
Het kan zijn, dat wij ons geheel vergissen, maar wij vermeenen
dat de bestrijders van het wetsvoorstel 's Jacob c. s. zich veelal
plaatsen op een verkeerd standpunt. Het „vivent les principes,
périsse le monde," beheerscht hen, als ze de orthodoxe staathuis
houdkunde raadplegen over de wenschelijkheid van het voorgestelde
subsidie, als zij zeggen: de staat moet de nijverheid niet beschermen
als zij de exploitatie van den voor allen geopenden Oceaan n. b
gelijk stellen met de exploitatie van den door den staat aangelegden
spoorbaan.
Het is waar, de orthodoxe, optimistische staathuishoudkundige
school heeft het „laisser faire, laisser passer" uitgevonden, en de
„Rechts und Polizeistaat" is er uitgegroeid; als formuleerende op
korte en kernachtige manier de noodzakelijke reactie tegen den zich
met alles bemoeijenden, protectionistischen staat uit de dagen van
Bastiat, heeft die phrase veel goeds uitgewerkt, en wij willen haar
daarom niet hard vallen. Maar men vergete toch niet, dat de
„practische" staathuishoudkunde een onderdeel is van de politiek,
dat zij slechts relative waarheden kent, dat zij vraagt naar meer of
minder, dat zij hare practische regels wijzigt naar tijden, zeden,
naar omstandigheden in één woord.
Geheel daargelaten nu de vraag, of het in theorie waar is, dat
de staat zich moet onthouden van elke bemoeijing met de nijverheid
wat wij betwijfelen, zoo komt het ons toch voor, dat deze weten
schappelijke gewetensbezwaren in het onderhavige geval al bijzonder
laat komen.
Vóórdat de Nederlandsche staat spoorwegen bouwde op groote
schaal, mogten die argumenten gelden. Men kon toen zeggen:
laat de handel zich zelf redden! Prachtige waterwegen, breede en
diepe rivieren voeren uit het hart van Duitschland de producten
naar onze havens. Wat de inwendige scheepvaart betreft, is ons
land met doelmatige kanalen doorkneden. De handel verkiest den
goedkoopen waterweg boven het snellere, maar zooveel kostbaarder
vervoer over den spoorweg. De natuur heeft voor ons gedaan,
wat in andere landen de kunst met moeite en kosten scheppen
moet. Wonende aan de monden der groote rivieren zijn wij voor
bestemd om een volk van groothandelaars te zijn. Dezelfde
geographische redenen, die ons in de dagen onzer republiek maakten
tot de Europesche handels-natie bij uitnemendheid, behoeden ons
nog heden voor al te scherpe concurrentie. Deze redenering had
den schijn voor zich. Me» kon beweren, dat zij gebaseerd was op
de ondervinding en de wetenschap.
In de praktijk ging zij echter mank. Het bleek, dat de handel
zich bitter weinig stoorde aan de theorie van de groote waterwegen.
Dc stoom schiep nieuwe banen, die niet meer naar het laagste
terrein den bogtigen loop der rivieren volgden, maar over hoogten
en laagten den kortsten weg zochten.
In den handel trad het element „snelheid en zekerheid" met
veel meer kracht op, dan iemand verwacht had. Niettegenstaande
de theorie, nam het spoorwegverkeer toe, en werd de oude waterweg
wel niet geheel verlaten, maar hij hield op te zijn wat hij altijd
geweest was, een noodzakelijkheid.
Toen er niet meer te strijden viel tegen de feiten, begreep men
ook in Nederland spoorwegen te moeten hebben. De halsstarrige
staathuishoudkundigen kwamen toen, en men mag er hun geen
verwijt van maken, met hunne theorie voor den dag, huune wet
van Perzen en Meden: de industrie „fara da se;" de private
nijverheid moest spoorwegen bouwen en exploiteren. Maar, helaas!
de particuliere krachten, die op het papier alles doen zouden en
doen konden, bleken in de feitelijke wereld lang zooveel niet te
vermogen als in het studeervertrek.
De staat bouwde spoorwegen. De vraag w.as, of zelfs particuliere
krachten, die werkelijk bijzonder tegenvielen, zoodra ze in de vrije
lucht kwamen, de exploitatie dier wegen zoude kunnen overnemen.
Niet zonder herhaalde staatshulp en op voorwaarden, die gelijk
staan met een reusachtige subsidie, voorloopig gratis gebruik van
den weg, anders gezegd van millioenen, wordt dit dan althans door
de bijzondere nijverheid verrigt.
Nu hebben wij spoorwegen, die de exploitatie-kosten goedmaken,
maar geen rente opbrengen aan den staat. „Grau ist alle theorie,
nur grün des Lebens goldner Baum." Practische menschen zouden
gaarne de vruchten plukken van het enorme kapitaal, aan de spoor
wegen besteed, en andere theoretisch beklagenswaardig weinig ont
wikkelde belastingschuldigen zagen gaarne eene post in de wet op
de middelen: „ontvangsten der staatsspoorwegen," voor een belangrijk
cijfer uitgetrokken. De practische mannen en de belastingschuldigen
steken de hoofden bij elkaar, en redeneren ongeveer: wij hebben
nu spoorwegen, maar zoo zij niet rendeeren, komt dat vermoedelijk,
omdat zij geen vrachten genoeg hebben; dus moeten hun vrachten
bezorgd worden. Het binnenlandse!) verkeer kan die vrachten nooit
opleveren. De handelmaatschappij haalt heel wat koffij en suiker
uit de Oost, en wij gebruiken heel wat Duitsche steenkolen en
kantoorbedienden, maar niet genoeg om onze spoorwegen rentegevend
te maken.
Wij kunnen zooveel Duitsche goederen niet verteeren als hier
zouden moeten worden ingevoerd, om onze spoorwegen renten te
doen afwerpen, wij kunnen ze niet betalen en wij hebben ze niet
noodig; wij zijn maar 3) millioen man, vrouwen en zuigelingen
daaronder begrepen, sterk, en wij kunnen onmogelijk verbruiken
de massa's producten, die zooveel meer millioenen Duitschers
gelieven voort te brengen. Maar wij liggen aan de zee. Met behulp
van onze spoorwegen kunnen wij de Duitsche producten thans met
den meesten spoed naar het strand brengen, en ze met Hollandsche
soliditeit opstapelen om.... te wachten. dat iemand ze komt halen.
Dat stelsel heeft twee bezwaren: ten eerste dat nog nooit iemand
ze gehaald heeft, en ten tweede, dat de Duitsche producenten ons
voor dat opstapelingsdoel hunne producten niet toezenden. Er
moet dus gelegenheid zijn om die producten, landverhuizers
tellen als producten van armoede en slechte regering, gevoegelijk
daaronder mede verder te vervoeren, over den Oceaan, naar
Amerika. Een stoomvaartonderueming dus. Op zichzelve schijnt
die onderneming gevaarvol en de particuliere krachten blijven in
't studeervertrek. De practische man en de belastingschuldige zijn
nu van oordeel, dat de eigenaar dier millioenen gekost hebbende
spoorwegen, die niet alleen het meeste belang bij de zaak heeft,
maar voor wien die verbinding met de Nieuwe Wereld eene levens-
quaestie, het eenige middel is om zijn kapitaal vruchtbaar te maken,
die stoomvaart moet bevorderen, kan 't niet anders, in het leven
roepen. Voor dien eigenaar wordt het verlies op de pakketvaart
dubbel opgewogen, door zijne meerdere winsten als bezitter der
nu rentelooze spoorwegen.
Ongelukkig echter is die eigenaar: de Nederlandsche staat en nu
klimt vrouw wetenschap weer op den katheder, zet den bril op den
wijzen neus, en leert: domme belastingschuldige, onnoozel practisch
mensch, weet ge niet, dat de staat is eene abstractie, een fictief
wezen, dat regt bedeelt en orde handhaaft, maar dat niets te maken
heeft met den maatschappelijken rijkdom? Dat het doel van de
maatschappij is de voortbrenging van nieuwen rijkdom, en de functie
van den staat om op te passen, dat de producenten elkander de
keel niet afsnijden of bestelen? Ziet gij niet in, dat de staat door
een stoomvaart op Amerika te openen, zelf producent zoude worden
en concurrent van eene Rotterdamsche maatschappij, die al twee
schepen besteld heeft? Gevoelt gij niet, dat den staat daardoor als
producent de keel kan worden afgesneden of bestolen worden,
zonder dat er iemand is om dat onregt te herstellen, of, volgens
de leer van professor Modderman, den misdadiger met straf te
beloonen?
De belastingschuldige weet wel, dat eigenlijk zijne medebroeders
op Java de spoorwegmillioenen hebben verzameld, maar toch, nu
die Javaansche millioenen eenmaal Nederlandsche spoorwegen zijn
geworden, zoude hij er zoo gaarne renten van trekken! Dat maakt,
dat hij zich niet zoo spoedig overwonnen acht. Hij is overtuigd,
dat als eene particuliere maatschappij eigenaresse ware van die
spoorwegen, die uit het hart van Duitschland naar onze havens
voeren, ieder verstandig man zoude zeggen, die maatschappij moet
tegen eiken prijs eene communicatie daarstellen met de plaats der
bestemming Amerika van die massa producten, die Duitsch
land over den Oceaan verkoopt; en dus voert hij „vrouw wetenschap"
te gemoet, „lieve regtzinnige jufvrouw! met uwen regtbedeelenden,
belastinggarenden staat, hebben wij niet te maken, maar wij vragen
u, of de eigenaar, dier spoorwegen verstandig doet ze te laten
doodloopen op het strand?"
De wetenschap bromtde staat beeft de spoorwegen gemaakt
maar hij exploiteert ze niet, zoo ook bestaat de waterweg naar
Amerika; de staat kan, zonder zijne bestemming te verloochenen,
dien niet exploiteren. En de belastingschuldige, die nooit gehoord
heeft, dat de Nederlandsche staat den Oceaan „daargesteld" heeft,
acht dat laatste argument door de wetenschap aan de Nieuwe
Rotterdammer ontleend, en vindt dat: de verkeerde wereld!
LAATSTE BEBIClTEAt.
de Fransche regering het eerste half millioen frs. betaalde, de ont
ruiming der Barijsche forten overeenkomstig het gesloten verdrag
eerst na het sluiten van den vrede geschieden zal. „De Brusselsche
vredes-onderhandelingen schijnen, merkte de rijkskanselier op, niet
snel te vorderen, en Frankrijk schijnt te hopen, dat het, wanneer
het zich versterkt zal hebben, betere voorwaarden erlangen zal.
Wij echter zullen volstrekt geene afwijkingen van de vredes-preli-
minairen dulden. Bij het uitbreken van den Parijschen opstand
heeft Duitschland geen aanstoot genomen aan de afwijking, van
de vredes-prelimiuairen door de regering van Versailles, die tot
groote financiële opofferingen en tot het verzamelen der beschikbare
krijgsmagt gedwongen werd, daar zij in elk geval sterk genoeg
wezen moest om tegen alle gebeurlijkheden opgewassen te zijn.
Wanneer Frankrijk de vastgestelde onderhoudskosten niet betaald,
zal men tot het stelsel van requisitiën in natura moeten terugkeeren.
In Frankrijks binnenlandsche aangelegenheden zullen wij ons niet
mengen, ofschoon wij ons niet verbinden tot eene onthouding
daarvan tot eiken prijs. In elk geval is het pligt om, wanneer
Duitschlands regten en belangen gevaar loopen, dezelve te verdedigen."
Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet).
'u
CL,
-«1
Uren.
Windrigting
en
Kracht.
Barometer
mm.
Thermometer
C.
-ri
,ËP o
-tï
Toestand
van
de
zee.
Stand.
Afw.
Stand.
Afw.
23
12
zwtw. 1.4k.
751.8-1
- 7.06
10.4
- 1.1
0.85
Slechtw.
24
12
nwtw. 0.6„
758.98
- 0.02
7.8
- 3.9
0.92
Vlak.
25
8
nw. 5.0„
762.86
f 3.7S
6.6
- 3.3
0.78
wein golv
25
12
nw. 1.0„
764.11
j 5.01
7.2
- 4.7
0.71
Slechtw.
Weersgesteldheid: 23 April 12 u. Helder, bewolkt, goedweer.
24 April 12 u. Digtbewolkt, koude lucht.
25 April 8 u. Digtbewolkt, koude lucht.
25 April 12 u. Digtbewolkt, koude lucht.
Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart
Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Besteraming.
23 April. Flevo. J. C. Strootman. Batavia viaNewcastle.
23 den Elshout. R. K. Teppema.
Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart.
Binnenk. Schip. Gezagvoerder. Cargadoor Herkomst.
23 April. St. Louis A. Androuard. Duinker&Goedk. Batavia.
23 I, Udsire. M. Sunde. v. Vliet Co. Lissabon.
24 The Cedars. H.Stonehouse. Duinker&Goedk. New-York.
24 ii Kathleen. H. Lester. H.J.Tweehuijs. New-Orleans.
24 Elizab. Jacoba.A.J.Bakkcr. Zur Mühlen Co. Macasser.
25 Rotterdam. E. H. Zuidema. Palermo.
Heeft vijf dagen- quarantaine gelegen ter reede.
Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de
Binnenhaven te lossen.
Schip.
Fritz.
Vivid.
Avance.
Kingfisher.
Gezagvoerder.
O.Christensen.
W.Bedingfield.
H. Borgersen.
J. Robinson.
PrincesseGyda. C. Hélgesen.
Martha. C. White.
Herkomst.
Fredrikstad.
Sunderland.
Drammen.
Newcastle.
Drammen.
Seahüm.
Lading.
Hout.
Steenk.
Hout.
Steenk.
Hout.
Steenk.
Cargadoor.
P. Haagsma.
Duink.&Goedk.
Amons Co.
C. Berghuijs.
van Vliet en Co.
ZurMühlen &Co.
DERDE KLASSE.
Prijzen vin ƒ100 en daarboven.
eerste lijst: No. 13948 25,000; No. 19278 1000;
No. 4874 400; No. 7991 200; No. 488, 24-50, 6376,
11341 en 14689 ieder 100.
Werd den 16 Februarij ons ouderhart getroffen door het
verlies onzer jongste Dochter JANNETJE, in den vroegen
morgen van heden ontsliep onze oudste Dochter JOHANNA,
na een langdurig en geduldig lijden, in den ouderdom van
21 jaren.
Beider, 22 April 1871.
J. JONKER.
W. JONKER—DAALDER.
A Igimecne kennisgeving.
Berlijn, 24 April. De Rijksdag heeft de leening van 120 millioen
thaler, met zes stemmen tegen, definitief goedgekeurd. Prins
Bismarck heeft in den loop der discussie gezegd, dat, ook indien
Heden werd ons ouderhart wederom diep getroffen door
het overlijden van ons jongste Dochtertje JOHANNA
HELENA, in den ouderdom van elf maanden.
Beider, 22 April 1871.
H. KOCH.
G. KOCH, geb. BRANDT.
Het heeft den Almagtige behaagd op don 22 dezer,
door een plotselijken dood mijn hartelijk geliefde Echt
genoot en mijner Kinderen geliefde Vader J. C. SCHAAP,
in den ouderdom van 54 jaren van ons weg te nemen.
Wat wij in hem verliezen kunnen zij alleen beseffen, die
den braven Man en Vader van nabij gekend hebben; onher
stelbaar is ons verlies, doch wij wenschen Gode te zwijgen
en Zijn ondoorgrondelijken wil te eerbiedigen.
Beider, den 25 April 1871.
De Wed. M. W. SCHAAP, geb. HUTJES
en Kindeeen.
De Heer en Mevrouw BE CARPEATIER
betuigen hunnen welmeenendeu dank voor de ondervonden
deelneming bij de geboorte en den dood van hun jongste
lieveling.
WORDT GEVRAAGD
Adres bij den Uitgever dezer Courant.
TEGEN 1 MEI WORDT VERLANGD
Adres bij den Uitgever dezer Courant.