1871. N°. 57. Vrijdag 12 Mei. 29 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. GEMEENTERAAD. BINNENLAND. n HELDERSCHE VIEIVVEDIEPER COURANT. ,,W ij huldigen hot goode.'1 Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdaq namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 103. Prijs der d vsrt «n t i e n Van 1—4 regals $0 sent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten wordeH aaar plaatsruimte berekend. Jlaanila; dei 15 Mei vertrekt vnn hier dc West- Indische mail over Southasnpton, per Inatsten trein. Woensdag den 17 Mei vertrekt vnn kier de •ost-Indische mail via Triest, per eersten trein. Vrijdag den 19 Mei vertrekt van hier de Oost- Indische mail via Hrindisi, per trein vnn 6.85 's av. Zitting van Dingsdag den 9 Mei 1871. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 15 leden; afwezig de heer Zur Mühlen. De aauteekeningen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Aan de orde wordt gesteld de benoeming van twee hulponder wijzers bij do gemeente-scholen. Op de voordragt waren geplaatst de lieerenH. Selhorst, te Zuid-Scharwoude, W. J. Sickman, te Almelo en J. Valk, te Mijdrecht. De uitslag der stemming is deze: de heeren Selhorst en Sickman zijn benoemd, de eerste met 15, laatstgenoemde met 14 stemmenop den heer Valk was 1 item uitgebragt. Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat de heer Schoolop ziener in een schrijven aan B. en W. heeft aangedrongen op vermeerdering van hulppersoneel aan de gemeente-scholen, daar tot nog toe 't minimum, in de wet genoemd, niet is overschreden. Namens 't Dag. Best. wordt voorgesteld om, in afwachting dat het verslag der Plaatselijke Schoolcommissie bij al de leden van den Baad zal hebben gecirculeerd, dit onderwerp later aan de orde te stellen, en de bewuste zaak te regelen bij de begrooting voor 1872. Dienovereenkomstig wordt besloten. Er wordt gelezen eene missive van Z. Exc. den minister van Financiën, houdende mededeeling, dat vau 't voornemen om het gebouw, thans tot Postkantoor gebezigd, voor rekening van het Bijk aan te koopen, wordt afgezien, op grond dat er te groote kosten verbonden zouden zijn aan eene nieuwe betere inrigting. Het verzoek des ministers, om van de huur van dit perceel te worden ontslagen, wordt toegestaan. De Baad hecht zijne goedkeuring aan 't doen van eenige af- en overschrijvingen van posten op de begrooting voor 1870. Een verzoek van den heer J. C. de Buisonjé tot bestrating van den weg leidende naar 't Gebouw voor Evangelisatie, wordt in handen gesteld der Commissie voor de Gemeentewerken. Er wordt gelezen een verzoek van ingezetenen dezer gemeente, logement- en koffijhuishouders en neringdoenden, om intrekking van het Baadsbesluit tot het. niet houden der kermis in dit jaar. Met eenparige stemmen wordt goedgevonden op dat besluit niet terug te komen. EENE NUTSBIJDRAGE. Maakten wij, bij het begin mijner lezing over „de verveling" kennis met den redenaar Sambetus, die, zelf het slachtoffer van verveling, onbewust voor anderen vervelend werd in eene bijdrage wensch ik met enkele trekken den inhoud terug te geven van een stuk uit de geestige „afdrukken van indrukken," hetwelk tot opschrift draagt: „iets uit dtn tijd, toen ik nog een lief vers maakte" (bl. 243282) Daar zien wij den advokaat-dichter, die met opzet vervelend weuscht te zijn, omdat anders de rust van zijn leven op het spel staat. Hij had namelijk het geluk, of liever het ongeluk van „een lief vers te maken." Dat ongeluk dreigde eene altijd wellende bron van verdriet te worden, daar het geheele stadje, waar hij zich als advokaat zou neerzetten, reeds van zijne dichter-taleuten had gehoord. Eene bezending album-blaadjes stond hem te wachten; alle verjaringsfeesten in de familiën, die hem zouden opnemen, elke bruiloft waarop men hem zou noodigeu zij zouden, de hemel weet hoeveel, van zijnen tijd in beslag nemen. En ja wel, reeds in de eerste dagen van zijn verblijf kwam de heer Venkel welke naam, in het voorbijgaan gezegd met een K werd gespeld, en niet met CK; dit was eene andere familie den nieuwen burger uitnoodigen voor een huiselijk feest, tegelijk met liet dringend verzoek om een vers, daar de gastheer plan had de bijzonderheid te herdenken, dat het juist tien jaar geleden was, dat een der familieleden, die steenbakker van beroep was, zijoen oven had overgedaan aan (ien heer Venkel met een K. Onze poëet kon de eerste maal onmogelijk weigeren en toog aan het werk. Een tiental jaren vlood daarhenen, Sinds gij uw bakkerij van steenen, Vau ticheltjes et caetera, Verkocht aan Venkel met een K. „Neen sprak de student Janus van Venne, die, een neef van den genoemden gastheer, toevallig na het vertrek van dezen bij zijnen vriend, den dichter, was kunnen oploopen „neen, zoo ben je geheel op den verkeerden weg. Je moet wel een vers maken en morgen voorlezen ook, maar van zoo'n gehalte en zoo vervelend, dat ze nooit weer om een ander zullen vragenhet moet hoog dravend zijn, gezwollen, onbegrijpelijk, bombastisch, zoodat ze nergens een touw aan kunnen vastmaken, en allen tot de slotsom komen: ja, die mijnheer maakt mogelijk wel een lief vers, maar 't gaat ons te diep't is zoo ijselijk geleerden dan minstens een half uur lang!" Dat was een mensohkuDdige greep; dat bracht uitkomst. En de dichter fabriceerde met zijnen vriend Janus van Venne een vers, Moge de plaatsing van dit stukje meuigen leze.' opwekken, om het geestig geschrift van den ouden heer Smits en zijn vriend Mulder zich aan te schaffen en in zijn geheel te lezen. lino. De Voorzitter deelt mede, dat heden door hh. geneeskundigen weder twee nieuwe gevallen van pokziekte zijn aangegeven. Niemand der leden vraagt meer 't woord; de zitting wordt daarop gesloten. HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Mei. Dagen en weken lang ziet men uit naar het einde van den burgeroorlog in Frankrijk en nog duurt de strijd voort, ofschoon door de verovering en in bezit neming van het fort Issy door de regerings-troepen een belangrijke schrede is gedaan om tot de beëindiging der onlusten te geraken. Eindelijk zal de val der Commune wel dadr zijn, doch van overgave spreken die heeren niet. Het aanleggen van mijnen en het verbergen van ontplofbare stoffen duiden genoegzaam aan, dat men van plan is in het oogenblik van gevaar den boêl in de lucht te laten vliegen. De raddraaijers schijnen echter er zonder kleêrscheuren af te willen komen, hun corpus te willen bergen en per luchtballon te zullen vertrekken als hunne schepping hare stervensure genaderd is. Men zal zeggenDit behoorde alzoo niet te zijn, barricade-mannen moesten des gevorderd den moed hebben op de barricaden te sneuvelen, strijdende voor het beginsel, maar men ziet het meer dat groote woorden de voorloopers van groote daden niet zijn. Als ze per luchtreis Frankrijk verlaten steken ze, wie weet hoe spoedig, bij de eerste gelegenheid het oude vaandel weêr op. Inmiddels is eene oude staatkundige kwestie in de jongste dagen zoo goed als geheel van de lijst geschrapt der verontrustende staatkundige vraagstukken. Het is de Alabama-kwestie, wier algeheele afdoening thans, bij een door de wederzijdsche commissarissen geteekend tractaat, aan twee scheidsregterlijke commissiën zal worden opge dragen. De verzekering, dat bij het tot stand komen van dit tractaat niets is verzuimd wat strekken kon om de eer der beide natiën (Engeland en Noord-Amerika) te handhaven, doet het uitzigt verlevendigen op bestendiging der vriendschappelijke gezindheid tusschen de beide Staten. Een telegram uit Frankfort, dd. 10 dezer, luidt: De deünitieve vrede tusschen Frankrijk en Duitschland is zoo even geteekend. twaalf honderd zegge 1200 regels lang. Geen wonder, dat de man van het „lief vers" den volgenden dag bij het binnentreden van de feestsalon en het zien van het vijftiental gasten in zich zelren dacht: arme slachtoffers, terwijl hij de hand in de borstzak van zijn rok stak, om te voelen of hij het kostbaar manuscript wel bij zich had. Nauwelijks was hij binnengekomen, of de gastheer kwam op hem af, hem influisterende: „hoe is 't; heb je er om gedacht?" „Zeker" fluisterde de dichter weerom, „maar!" „Kom, kom, geen maren", was het antwoord, „'t zal excellent zijn." „Dat hoop ik", zei de man van het liefvers, „maar ik vrees als 't maar niet te lang is." „Te lang? Te lang?" 't Kan niet te lang zijn verzekerde de gastheer „ja ik wist wel bij wien ik aanklopte." „Waarschuw me vooral (zoo maar met een wenk) als liet op zijn eind loopt, dan kan ik inschenken om de gezondheid te drinken." „Let dan maar" zei de dichter „op het woord „des aardbe woners lotverwisselingswentelrad", dat komt zoo wat in de laatste tien regels." „Hoe is dat woord?" vroeg Venkel. „Zou je me dat nog niet eens kunnen zeggen? Sakkerloot, dat is geen bagatel om te onthouden!", „Des aardbewoners lotverwisselingswentelrad", hernam de verzen maker, moeite doende om een ernstig gelaat te bewaren, bij de vergeefsche poging, die Venkel blijkbaar in stilte aanwendde, om het na te zeggen. „'k Kan het nog niet uitspreken", zei Venkel „maar dat doet er niet toeik zal er wel op letten. Ik ben blij, dat ik nooit zulke woorden noodig heb gehaddie komen gelukkig in onze affaire zoo niet voor." „Die zijn in de onze als gesneden brood", zei de onbarmhartige Parnassustelg. „Ja, ja", besloot de gastheer zoo heeft ieder huis zijn kruis." Het kolossaal diner was genuttigd; het dessert volgde en van toen af werd de .advocaat-dichter het voorwerp der algemeene aandacht; de afspraak was dat, zoodra de noga gewandeld had, de nieuwe gast met zijn vers zou voor den dag komen. Beeds waren een negental toastep door anderen uitgebracht. Eindelijk deed het genoemde baksel de tour en de dichter stond op. Met een enkel woord gewaagde liij er van, dat zijn vers mis schien wat lang zou zijn, waarop eene algemeene verzekering van het tegendeel volgde, en het lijvig bandschrift werd voor den dag gehaald. „Een oogenblikje permissie, vrienden" vroeg de ondeugende Neef, die van het geheim afwist en zijn pleizier haast niet verbergen kon, „wat dunkt u, zouden wij dezen gewichtigen toast niet staande aanhooien. Mij dunkt, om de plechtigheid van het oogenblik Men was daar zeer voor; eenigen stonden zelfs al op, en legden Wij vernemen dat Z. K. H. Prins Hendrik Zaturdag alhier wordt verwacht, ten einde een bezoek te brengen aan de Willem III. Hierachter deelen wij eenige bijzonderheden mede omtrent dit stoomschip. Zr. Ms. stoomschip Schouwen, te Hellevoetsluis, wordt met den 15 dezer buiten dienst gesteld, en de kapt.-luit. ter zee Hackstroh met dat tijdstip eervol van het bevel daar over ontheven en op non-activiteit gesteld. De minister van Financiën vestigt de aandacht van belanghebbenden op de gelegenheid tot verzending van brie ven, gedrukte stukken en monsters van koopwaren naar Nederl. Indië door middel van de stoomschepen dsr maat schappij Nederland, varende tusschen het Nieurvediep en Batavia, door het Kanaal van Suez. Op het adres der brieven en stukken moet het verlangen om ze met die gelegenheid te verzenden uitgedrukt zijn. Het port der brieven van 15 grammen en minder is twintig cents, zwaardere brieven volgens de schaal van opklimming voor binnenlandsche brieven. Voor gedrukte stukken en monsters is het port 5 cents voor elke 40 grammen of minder. De conclusie van den advocaat-generaal in de voor den Hoogen Raad behandelde zaak van J. Solkes, tegen een arrest van het hof in Noordholland, waarbij de requirant tot geldboete veroordeeld is wegens den verkoop van loten in de Staatsloterij zonder vergunning der autoriteiten, strekt tot afwijzing van het hoogere beroep. Den 23 dezer zal de Raad uitspraak doen. Aangenomen het beroep naar de Evang. Luth. gemeente te Beverwijk door ds. F. Domela Nieuwenhuis, te Harlingen. De uitslag van de stemming voor twee leden der Provinciale Staten in het district Schagen, is als volgt Geldige billetten 541, zoodat de volstrekte meerderheid was 271. De stemmen waren uitgebragt op de heeren: Ph. Hulst 427; Mr. W. van der Kaay 273; Jonkhr. Mr. D. van Foreest 201; W. Bos 53; A. Maclaine Pont 47; II. Koomen 23, enz. Zoodat verkozen zijn de heeren Ph. Hulst en Mr. W. van der Kaay. Burgemeester en wethouders van Schagen brengen ter algemeene kennis, dat, 'uithoofde van den invallenden Hemelvaartsdag, de wekelijksche markt zal worden gehouden op Woensdag den 17 Mei e. k. hunne servetten neer; maar de dichter voelde, dat hij dan nooit den moed zcu hebben om tot het einde vol te houden; daar mochten ongelukken van komen, en het gelukte hem dus na veel moeite de uitvoering van dit voorstel tot groote teleurstelling van den Neef te verhinderen. En alzoo stak hij van wal: „Tien jaren! tien seconden of tien eeuwigheden Zijn neergesabeld in het nevelzwart verleden Door 't vliegend vlammend zwaard des aardgeests dat Tot wijzer strekt, om de aethervlugtige uren Op de eeuwenplaat, in blindend goud gevat Te merken! Tien! ja tien!! o tien! neen tien!! Wat sterflijk oog, ja zelfs met Hegels bril gewapend, Zal 't wagen, droomend, vakend, wakend, slapend, Naar 't vroeger „zijn of niet zijn" van die tien te zien? Dat was de eenvoudige omschrijving van de gedachte: „Een tiental jaren vlood daarhenen". Tot twaalf honderd zou het vers aanhouden. In den beginne zag de dichter niets dan opgetogen gezichten vol bewondering, want niemand durfde laten blijken, dat hij er geen tvoord van begreep. Maar toen de eerste 20 minuten voorbij waren begonnen eenigen te gapenanderen, van de stoutmoedig- sten, haalden met een bedenkelijk gezicht de schouders tegen elkander opdaar werden ontzaggelijk veel broodkruimels tot balletjes ge draaid hij ging zonder genade voort. Toen het een half uur geduurd had, begon een van de lampen te verduisteren en werd in stilte weder opgedraaid; 10 minuten later dezelfde vertooning met de tweede; hij stoorde zich aan niets. „Heb je hem nog niet hooren zeggen het wisselrad, vroeg Oom de gastheer aan zijnen Neef, die naast hem zat en die als een spotboef met onverstoorbare kalmte zat te luisteren. „Hoe zegt u dat Oom?" vroeg Neef. „Het wisselrad", fluisterde Oom nog eens. „Neen, Oom, dat woord is er nog niet geweest, maar hij heeft er anders al heel wat gezeid, vindt u niet?" „Dat heeft hij", zuchtte de arme gastheer. „Maar 't is mooi, vindt u niet?" „Machtig mooi," zuchtte de oom nog eens. De dichter ging intusschen maar altijd door, hij voelde zich zonder medelijden, want de rust van zijn leven stond op het spel. Zesmaal had Tante, als er eene kleine pauze vau een paar seconden kwam, hare hand naar de gembercompote uitgestoken, maar 6maal weer met schrik teruggetrokken; daar waren gasten, die tot 2maal toe door hunne buurlui wakker gestoten waren, omdat ze hoorbaar begonnen te slapende eene lamp werd nog eens opge wonden, maar te vergeefs, hij werd al duisterder en duisterder verspreidde nog een paar minuten een doffen, donkorrooden gloed en ecu vreeselijken walm en ging toen uit, maar niemand had den moed zich te verroeren. De meid, die bij de eerste 25 regels in de kamer had

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1