state\w;e\eiiaal. Benoemingen, enz BUITENLAND. zich eenige voorwerpen, als wanten, ellemaat en scharen. Deze goederen zijn bij den beklaagde gevonden, en om dit op te helderen beweert hij ze gedeeltelijk gekocht en de overige ten geschenke ontvangen te hebben. Het O. M. eischte twee jaren gevangenisstraf. In al deze zaken wordt Dingsdag a. s. het vonnis uitgesproken. (N. Rott. Crt.) Den 9 dezer heeft onder de gemeente Stratum een boerenknecht een schop van een paard gekregen, waardoor hem een been werd verbrijzeld. Als een bijzonderheid in de speling der natuur kan men mededeelen, dat de heer A. van Aalsburg, te Ilellouw, eene 23jarige merrie bezit, die van haar derde jaar tot heden elk jaar een veulen het leven gaf, die allen op één na, dat 4 maanden na de geboorte stierf, 14 hengsten en 6 merrie's in leven zijn. Onder de te behandelen punten op het in Junij te Groningen te houden congres komen de volgende vragen voor: 1. Zou voor den Nederlandschen Staat het oogenblik niet zijn aangebroken om de tienden, door middel van onteigening ten algemeenen nutte, op te heffen, onder bepaling, dat de tiendpligtigen, hetzij door opcenten op de grondbelasting, betzij op eene andere wijze, den staat daar voor schadeloos zouden moeten stellen? Is het wenschelijk een adres van die strekking aan de legering te rigten? 2. In hoever is de tegenwoordige regeling der jagt in strijd met de belangen van den landbouw? Zijn er ook middelen aan te wijzen, om den afkoop van het jagtregt te bevorderen en dus aan het beginsel van artikel 3 der jagtwet, waarbij het regt van afkoop is erkend, meerdere werking te verzekeren? 3. Is het wenschelijk en tevens mogelijk, dat er in de verschillende provinciën van Nederland crediet-vereenigingen door en voor landbouwers worden opgerigt? Zoo ja, wat is de oorzaak, dat onze landbouwgenootschappen zich die zaak niet aantrekken. Te Garslmizen (Groningen) werd in 1768 Theodoricus Wijrdeman onderwijzer, koster en voorzanger der Hervormde gemeente. Hij werd in 1828 opgevolgd door II. IV. Nederhord, die nog fungeert. En zoo beeft Garslmizen sedert langer dan eene eeuw maar 2 hoofdonderwijzers, kosters en voorzangers gekend! Voorwaar een zeldzaamheid In den nacht van Zondag op Maandag jl. heeft het onmatig gebruik van sterken drank te Muntendam weder een treurig gevolg gehad. De scheepsjager Geert Drentli, in den wandel Koekkoek geheeten, bevond zich met meer anderen in eene kroeg aan het Oude Vallaat, waar rijkelijk van dat vocht gebruikt werd. Voor genoemden D. was dit evenwel niet genoeg, Hij nam daarom eene kruik met spiritus van den grond op, zette die voor den mond en sloeg van den inhoud zooveel naar binnen, dat hij op den grond viel en na een paar malen met de beenen te hebben geslagen, plotseling stil bleef liggen. Wie schetst, den schrik der eensklaps ontnuchterde omstanders, toen het bleek, dat de ongelukkige jongman den geest had gegeven. Tot lid der Eerste Kamer is door de Prov. Staten van Drenthe herkozen Mr. W. J. Tonckens met 25 van de 31 stemmen. Het admiraliteitshof te Londen heeft, op eene door den Nederl. consul aldaar ingestelde vordering tot schade loosstelling beslist, dat aan de weduwe van kapt. van Driesten, die bij de overzeiling van het Nederl. schip Bellamy, door een stoomschip, het leven verloor, eene som van 8000 moet worden vergoed, benevens het volle beloop der verzekering op schip en lading. De Grieksche minister van binnenl. zaken Christopulos, dezer dagen gestorven, is door toevallige vergiftiging om gekomen. De ziekenoppasser liet hem, in plaats van het voorgeschreven geneesmiddel, eene hoeveelheid laudanum innemen, dat voor een uitwendig dool bestemd was. De minister is mot grooten praal ter aarde besteld. De dagbladen van New-York berigten, dat grootvorst Alexis, derde zoon van czar Alexander II, zich gereed maakt om een reis naar de Vereenigde Staten van Noord- Amerika te ondernemen. De Prins zou eerstdaags te Kroonstad zich op een Keizerlijk stoomjagt inschepen, dat door vier of vijf Russische oorlogsbodems begeleid zal worden. Een Birmaansch blad brengt zijnen lezers het heuge lijke berigt, dat er een jonge witte olifant is gevangen. Het jeugdige, onschuldige beest wordt van vrouwen gezoogd, die door de regering gedwongen zijn om hare kinderen aan verpleegsters too te vertrouwen en zelve bij het heilige dier do plaats der moeder in te nemen. In de vrije natuur heeft alles zijn vaste regelmaat, ieder die er zich in beweegt zal het opgemerkt hebben. Zoo behoeft de jager, hoe vroeg hij ook in het woud gaat, geen liorologe bij zich te hebben, ten minste als hij do stemmen der gevederde zangers goed kent. Na den nachte gaal, die schier den geheelen nacht door zingt, geeft de vink het eerste teeken van leven en nog wel vddr het aanbreken van den dag, van half twee tot twee uren; daarop volgt het gezang van den zwartlcoppigen bastaard nachtegaal van twee uur tot half drie en daurna tot drie uren van den kwartel. Van drie uren tot half vier laat de roodborst-bastaardnachtegaal zijne welluidende trillers hooren, van half vijf tot vijf uren de mees, van vijf uren tot half zes sjilpt do musch. In den New-York Herald van 14 April jl. leest men de volgende curieuse advertentie Hiel herstel van Napoleon III op den troon is het eenige middel om Frankrijk te redden. Zij, die met deze meening overeenstemmen en de mannen van militaire ondervinding, worden verzocht zich aan te melden bij A. d. V., brievenbus No. 141, aan het bureau van den Herald." Ef.n vrouwenvergadering te Parijs.De roode bladen te Parijs vertellen, dat er lokalen zijn gereserveerd voor de vergaderingen der burgeressen. In de vorige week heeft de zaak een vorm aangenomen. Burgeressen hebben de ronde gedaan door de arrondissementen, het dames-programma bekend gemaakt en adhaesie gecollecteerd. Gisteren heb ik, geholpen door een uitventster van nieuwsbladen, getracht mij iu zulk een vrouwelijk clubje binneu te smokkelen. Het was op de boulevard d'Italiens. Het huis had een roode vlag uitgestoken. Van buiten reeds zag men het licht en hoorde men het gepraat. Onopgemerkt komen wij binnen, in een verstikkende atmosfeer, iu eene zaal propvol vrouwen en kinderen van allerlei leeftijdallen schenen tot de laagste klasse te behooren, waren slecht gekleed en hadden witte mutsen op. Aan het einde der zaal stond eene tafel, met boeken en papieren. Daar achter zat eene vrouw met een roode ceiuture en een rooden halsdoek. In het eerst lette meu niet op ons, zoo zeer was men geheel oor voor de ontwikkeling van de „regten der vrouw," zoo als de spreekster ze voordroeg, te midden der leven digste toejuiching. „De mannen zijn lafaards," zeiden zij, „zij noemen zich de meesters der schepping en zijn niets dan stomme beesten. Zij klagen, dat zij moeten vechten en morren altijd tegen hun lot; laten zij naar Versailles gaan en zich laten ophangen; wij zullen ons wel verdedigen buiten hen. Wij hebben petroleum, bijlen en een hart in het lijf, en zijn ook wel in staat wat vermoeijenis te dragen. Nemen wij de barricaden en laten wij toonen wat wij kunnen. De mannen, die vechten willen, mogen blijven. Vrouwen van Parijs, voorwaarts!" Zij ging weêr zitten, triomfantelijk als eene der heldinnen uit de eerste revolutie. Ik wilde haar man niet zijn. De tweede spreekster trad op. Zij was goed gekleed in een zwarten japon en had eene muts op. Zij zeide: „Wij zijn maar vrouwen, doch wij zijn niet van papierpap gem»akt; wij zijn van dezelfde stof als onze grootmoeders van 1793. Wij móeten de zorg voor onze zaken niet aan de mannen overlaten. Wij hebben pligten te vervullen. Zoo noodig, bestijgen wij de barricaden, maar ik hoop dat de mannen niet zóó laf zullen zijn ons daartoe te dwingen. Wij moeten op het slagveld zijn, om de gewonden op te nemen en zoo veel doenlijk levens te redden, die zonder dat doelloos zouden zijn opgeofferd. Nog meer. Wij moeten de vuren onderhouden en het raauwe vleesch, dat men onzen strijders brengt, braden, dat zij anders moeten wegwerpen, bij gebrek aan middelen om het te bereiden." Aangemoedigd door een dolhuis-applaudiesement, ging de spreekster uitvaren tegen de geestelijkheid en deu biechtstoel en leverde van beide eene karikatuur, die weder even dol werd toegejuicht. Een derde redenaarster kwam aan het woord. Zij begon met eene pbillippica tegen alle gouvernementen, die allen, zeide zij, „den arme doen zwceten." Na een schrikbarenden omhaal van woorden vertelde zij, hoe zij doordrongen was van liefde voor de republiek. Ik had haar wel willen vragen wat zij door republiek verstond, maar ik achtte dit niet geraden. Ook scheen men mij reeds te hebben opgemerkt, en mijne geleidster dwong mij heen te gaan. Bij het uitgaan voudeu wij eene vrouw met een zak, collecterende voor de kosten der propaganda. Het was een waarlijk amusante vertooning, maar de oplettende beschouwer moest merken dat het eene komedie was, die er gespeeld werd. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 11 Mei. Met de behandeling van Hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1871 (Departement van Binnenl. Zaken) wordt voortgegaan. Aan de orde is het gedeelte omtrent het toezigt op de spoorwegdiensten. Beeds iu de zitting van den vorigen dag 'hadden de heeren de Boo en Bergmann ernstige klagten ingediend, inzonderhetd over de Exploitatie- Maatschappij, die, naar 't oordeel van eenige leden, in vele opzigten te kort doet aan de eischen, door 't publiek voor een voldoend handelsverkeer gesteld. Het gebrek aan goederen-wagens, vooral in den at'geloopen winter, bevoorregting door de Exploitatie- Maatschappij van Botterdam ten schade van Harlingen, de verbin ding te Utrecht van het ltijnspoor met het Staatsspoor, en te 's Ilage en te Rotterdam van het Holl. Spoor met het Rijnspoor, verlaging der tarieven, deze en meer andere bijzonderheden werden behandeld. De minister van Binnenlandsche Zaken en de heeren Storm van 's Gravesande en Fransen van de Putte kwamen achtereenvolgens op tegen de huns inziens al te hevige aanklagtcn, die door de leden uit Friesland omtrent de tekortkomingen der Exploitatie-Maatschappij waren in het midden gebragt, Zitting van Vrijdag 12 Mei. Voortzetting der beraadslaging over het Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken. In behandeling kwam nu het amendement van den heer van Kuyk, strekkende om de in art. 118 uitgetrokken som met f 700 te vermeerderen, ten behoeve van deu hoogleeraar Kaiser, voor wiqn op de oorspronkelijke begrooting eene verhooging van jaarwedde was uitgetrokken, welke op het nu aanhangig wetsontwerp niet voorkwam. Na discussie werd het amendement met 40 tegen 33 stemmen aangenomen. Bij de volgende artikelen, handelende over het Middelbaar Onderwijs, werd door den heer Jonckbloet en van Kerkwijk een amendement voorgedragen, strekkende om den post voor subsidien voor dat deel van het onderwijs te vermeerderen met f 7500, bestemd voor subsidicn aan middelbare scholen voor meisjes. In de zitting van heden zou hierover worden beslist. De luit. ter zee 1ste kl. jhr. T. E. de Brauw, de luit. ter zee 2de kl. (1. C. Sterk, de off. van gez. 2de kl. G. Karssen en de off. van adm. 2de kl. F. Hora Adeina, allen dienende op het sehroefstoomschip Schouwen, worden met den 15 dezer op non- activiteit gesteld. Aan den lsten machinist J. I'. Graat, bij de gouvernementsmarine in Oost-Indië, is een tweejarig verlof naar Nederland verleend wegens ziekte. Tot ontvanger der registratie en domeinen te Alkmaar is benoemd de heer H. L. de Grave, thans te Bolsward. F r a n k r ij k. In de zitting der Nationale Vergadering van jl. Donderdag doet Tliiers eene mededeeling, hoofdzakelijk van den volgenden inhoud: „Tusschen Bismarck en de ministers van Buitenl. Zaken en van Financiën zijn onder handelingen aangeknoopt geworden. Zeer vele moeijelijk- hoden deden zich voor. Niets werd onbeproefd gelaten om een voor ons zoo gunstig mogelijken uitslag te verkrijgen. In den laatsten tijd moesten we zien, dat de noodlottigste burgeroorlog ons met nieuwe gevaren dreigde, doch de nu gevoerde onderhandelingen hebben die bezwaren gelukkig uit deu weg geruimd. Tusschen Frankrijk en Duitschland is de definitieve vrede onderteekend. Ik kan u het vredes- tractaat op dezen oogenblik nog niet voorleggen, maar zal tt mededeelen, dat alle Franschen aan Frankrijk teruggegeven worden; cenigen aan het vaderland dat zij zoo goed ge diend hebben, anderen aan liet leger waarbij zij willen dienen en op welke dienst zij roem dragen. Ons roemrijk leger zal sterker kunnen worden gecompleteerd dan de vredes-preliminairen gedoogden. De vermaardheid, aan den Franschen naain en aan Frankrijks magt verbonden, blijft bestaan, en men doet haar op nieuw regt wedervaren in de wereld. (Toejuichingen). De nieuwe toestand schenkt ons voldoening en stelt ons in staat te zeggen, dat ook voor Afrika genoegzame voorzieningen getroffen zijn. De gevaren die Algerië bedreigen zijn overigens voor een deel reeds weggenomen, en ik hoop dat binnen kort al het gevaar verdwenen zal zijn." Na Thiers vat de minister Dufattre het woord op. „Wanneer Frankrijk," zegt hij, „weder meester van Parijs geworden zal zijn door de nederlaag van den opstand, zal de justitie al hare pligten vervullen, al de schuldigen op sporen en hen straffen.» De heer Mortimer Terneanx leest het manifest der gede legeerden van de municipaliteit van Bordeaux voor, welk stuk het verhaal bevat van hun onderhoud met Thiers. Spreker vraagt opheldering hierover aan de regering. De linkerzijde protesteert tegen het verlangen van Mortimer, doch deze dringt er op aan. Thiers zegt: „Nadat ik mij met onmiskenbare belangeloosheid aan Frankrijks dienst heb 'gewijd, zult gij wel veroorloven dat ik mijne verwondering betuig over het feit, plagerij te ontmoeten. Ik zeg en herhaal het woord plagerij (tracasserie). Wanneer een man gedaan heeft al wat hij kon doen, wat moet hij dan denken, als hij uwe ondankbaarheid ziet? De laatste levensdagen, die mij nog zijn gegeven, wijd ik aan de openbare dienst, maar dan is het noodig dat het volbrengen mijner taak mogelijk gemaakt worde. Ik verlang dat deze vergadering zich hierover uitspreke, want onder zulke omstandigheden en in zulken toestand als waarin men mij thans plaatst kan ik niet regeren. Een gemotiveerd besluit is noodig. Mijn ontslag is gereed. Weet wél dat, wanneer gij mij verzwakt, gij u zelven verzwakt. De tegenwoordige toestand eischt veel openhartigheidgij zijt onvoorzigtigen, gij wilt met te veel overhaasting te werk gaan. Nog slecht» acht dagen en er zal volstrekt geen gevaar meer zijn.» Deze woorden veroorzaken opschudding en een langdu rige gisting in de vergadering. Mortimer verklaart, dat het geenszins in zijne bedoeling lag Thiers aan te vallen. De heeren Chochery, Bethinont en andere leden der lin kerzijde, stellen de volgende motie voor„De vergadering, volkomen vertrouwen stellende in het hoofd van het uit voerend bewind der Fransche republiek, gaat over tot de orde van den dag.» Thiers verklaart tegen deze motie geen bezwaar te heb ben. De heer Kedrel tracht Mortimer te verdedigen en beweert, dat Thiers zich te gevoelig heeft getoond. Spr. verlangt dat het incident vergeten en de eendragt hersteld worde. Thiers brengt hulde aan de loyauteit van Kedrel, maar acht toch een besluit noodig. Daarna wordt de motie Bethmont aangenomen met 495 tegen 10 stemmen. Een lantaarnopsteker beklaagt zich in de Mot d'Ordre over zijn dienstwerk 's nachts en doet een beroep op dc Commune om een besluit uit te vaardigen, waarbij hij en zijne broeders voor de straatverlichting, even als de bakkers knechts, voortaan van nachtdienst ontheven en slechts tot dienst gedurende den dag aangewezen worden. De Estafette geeft verslag van het volgende dood vonnis, op het fort Issy ten uitvoer gelegd: Jl. Zondag morgen, ten 10 uur, heeft te Issy een treffende en tragische plegtigheid plaats gehad. Het gold een veertigtal vlugte- iingen, die hun post verlaten hadden en nu voor kolonel Hossel gebragt werden. De kolonel was vergezeld door zijn adjudanten Rosana en Beaufort. Rossel, wiens vreese- lijk strenge opvatting van de militaire tucht genoegzaam bekend is, liet de vlugtelingen in twee gelederen plaatsen, na ze eerst de wapenen te hebben doen afnemen. Op' ijskouden toon beet hij den ongelukkigen vervolgens toe, dat hun den regtermouw van de kapot zou afgesneden worden; aldus gekenteekend moesten zij voor de gefede reerde bataillons defileeren en werden ten slotte gefusilleerd. Bij het hooren van dergelijke monsterachtige dwangmiddelen, die meermalen plaats vonden, kan men zich niet meer verwonderen, dat de Commune het zoo lang uithoudt. Onder den titel: uDe belegerde Keukenmeidis dezer dagen te Parijs een boekje uitgegeven, hetwelk geschreven is door eene huisvrouw en waarin zij mededeelt op welke wijze, zij hare tafel tijdens het beleg van smakelijke vleesch- spijzen wist te voorzien. De schrijfster vleit zich dat zij de ketiken met een aantal geregten, die tijdens den nood werden geïmproviseerd, duurzaam zal hebben verrijkt. De ex-opperbevelhebber Rossel heeft, in een zeer uit voerig schrijven aan de leden der Commuue, de redenen ontvouwd, die hem tot het nemen van zijn ontslag hebben geleid. Wij zouden voorzeker onzen lezers geen dienst bewijzen, wanneer wij het der moeite waard rekenden dat geschrijf, al ware het om der curiositeitswille, op te nemen, maar de slotregels zijn inderdaad origineel en der vermelding wel waard. Zij luiden aldus „Ik trek mij terug en ik heb de eer u een cel in Mazas te vragen.» "(get. ROSSEL.)" Henri Rochefort beaamt ten volle het besluit van „burger» Rossel en eischt van de Commune, dat zij hem tot militair dictator, tot het hoofd van het uitvoerend gezag kieze. Dat reactionnaire beginselen overal in Frankrijk beginnen te overwinnen, blijkt volgens een der dagbladen uit de modes. Lyon is op het oogenblik de koningin der mode, en zij geeft alle voorjaars- en zomer-toilletten een zeer aristocratisch, reactionair karakter. De stof, welke

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 2