Benoeming-en, enz.
In do week van 14 tot 20 dezer zijn te Amsterdam
aan pokken overleden 44 mannen en 41 vrouwen, te zamen
85 personen, waaronder 58 kinderen.
Naar aanleiding van het besluit van den gemeenteraad te
Amsterdam om aldaar de kermis geleidelijk af te schaffen
zegt het 1 Cents Volksblad
TfWij noemen dat een goed besluit. In onze geschriften
Geschiedenis der Kermis of Jaarmarkten, de Kermis, door
P. H. Ilugenholtz Jr., de staathuishoudkundige gevolgen
der Kermis, de aanstaande afschaffing der Kermis, en in
enkele kleine opstellen in Wenken voor het leven in het
1 Cents Volksblad hebben wij meermalen aangetoond, hoe
de kermis is ontaard van een godsdienstige feestviering
in de middeleeuwen in een jaarmarkt, en van een jaarmarkt
in een bachanaliënfeest, vol zedeloosheid en bandeloosheid
en liederlijkheid, ieder weldenkond, ieder Christenmensch
onwaardig.
Een feest, voor welks gevolgen men algemeen bevreesd
wordt; als cholera of pokken of typhus heerschen;
een feest, dat men algemeen in strijd acty, als oorlogs-
en andere rampen teisteren, zulk een feest moet ophouden
te bestaan, zulk eqn feest mag inderdaad eene regering,
die geroepen is de ware volksbelangen voor te staan, niet
doen voortduren. Ieder gevoelt het, ieder is er ten volle
van overtuigd, dat de kermis thans in geen enkel opzigt
strekt tot waar volksvermaak, al mogen er 3500 hand-
teekeningen onder het adres staan, waarbij het ophouden
der kermis werd afgekeurd.
Mogten er onder die 3500 personen zijn, die de petitie
geteekend hebben, in de meening, dat men het volk geen
vermaak gunde, wat betwijfeld mag worden, die vrees is
ongegrond. Men kan verzekerd zijn, dat de reeds aan
gewende pogingen tot het verschaffen van goede volksver
maken krachtiger zullen worden, en niet alleen gedurende
een paar weken in het jaar, maar voortdurend. Het volk
moet en mag zich vermaken, maar op betamelijke wijze.
Ter correctionele teregtzitting van de regtbank te
Botterdam stonden jl. Dingsdag twee tienjarige knaapjes
teregt en deden zich als zeer bij de hand kennen. Jammer
dat zij hunne handigheid op eene verkeerde wijze in praktijk
bragten. Het bleek toch, dat zij, in verbinding met andere
jongens van dienzelfden leeftijd een soort van dievenbende
in miniatuur vormen, die er zich op toelegt om alles in
winkels weg te nemen wat zij maar grijpen kunnen, en
daarbij met zulk een overleg te werk gaan, dat het meestal
moeijelijk is hen te betrappen. Thans waren zij aan
geklaagd van diefstal van eenige pakjes lucifers uit een
winkel op de Botersloot, waar een der beklaagden een
knikker kocht om een voorwendsel te hebben om in den
winkel te komen, terwijl eenige kameraadjes buiten de
wacht hielden. De beide bekl. bekenden volledig hunne
schuldeen van hen is veelal van het huis zijner
ouders verwijderd, soms gedurende acht dagen, en brengt
dan de nachten in portalen door. Do heer. officier heeft
de overtuiging niet verkregen dat de bekl. met oordeel
des onderscheids de misdrijven bedreven, en requireert
daarom hunne vrijspraak, doch dat hunne opsluiting in een
verbeterhuis zal worden gelast gedurende een tijd van niet
meer dan twee jaren. In menig oog onder het publiek
welde een traan bij het zien dezer ongelukkige verwaarloosde
kinderen, die beloofden „het nooit weer te zullen doen.»
(N. R. C.)
Naar aanleiding van het vernielen der woning van
Thiers, herinnert de N. Rott. Cour., dat ongeveer twee
honderd jaar geleden in 1690 te Rotterdam een dergelijk feit
daar Lee hem een opgaaf zond van verscheidene notarissen en
makelaars in vaste goederen tot nadere informatie, „maar", zeide
hij tegen zijn klerk, „over de weduwen zal ik maar niets schrijven,
daar ik niet van plan ben makelaar iu huwelijkszaken te worden
Oude soldntcn, weduwen en weezen van gesneuvelden vervulden
eene groote plaats in zijne correspondentie, daar hij dadelijks door
die klasse om hulp of raad werd gevraagd, die hij, waar 't hem
mogelijk was, verleende.
Somtijds werd hij bezocht door correspondenten der nieuwsbladen,
die hij echter steeds duidelijk te verstaan gaf, dat eene conversatie
hem steeds aangenanm was, mits deze niet moest strekken om
in de nieuwspapieren te worden opgenomen. In alles was hij regt
door zee en een vijand van met woorden te spelen, of zijn naam
voor winstgevende doeleinden te doen gebruiken. Een agent voor
den verkoop van een werk over den oorlog in Amerika verzocht
hem eens om een recommandatie voor het boek, maar de generaal
antwoordde: „Gij moet mij verschoouen, ik kan geen- boek aan
bevelen, dat ik niet heb gelezen en ook niet deuk te lezen. Alleen
heb ik gezien, dat mijn naam verkeerd vermeld staat. Ik heet
Robert Edtnuml en niet ltobert Edward."
Een zijner vroegere stafofficieren zegt, dat generaal Lee nimmer
eenig zuidelijk werk over den oorlog heeft aanbevolen, maar zulks
iutezendeel steeds uitdrukkelijk weigerde en gewoon was te zeggen:
„Vóór ik een aanbeveling geef, moet ik niet alleen persoonlijk met
den man bekend zijn, maar teven9 overtuigd wezen van zijne ge
schiktheid om datgene te doen, waarvoor hij aanbevolen wenscht
te zijn."
Persoonlijk kon hij er nooit toe gebragt worden, over zichzelf
of zijne krijgsbedrijven te schrijven. Liever wijdde hij zich, na de
stormen des oorlogs, aan de wetenschap en het bestuur der
Washington Universiteit te Lexington, totdat eene kortstondige
ziekte een einde aan zijn veelbewogen en roemrijk leven maakte.
Hij ligt in de kapel der academie begraven, waar zijn stoffelijk
overschot met grooten luister werd bijgezet. Bij zijn vroegeren
tegenstander, generaal (thans president) Grant, stond hij in ltooge
achting en werd door dien oppersten magistraatspersoon met groote
onderscheiding ontvangen, toen hij in het voorjaar van 1S70 te
Washington een bezoek brngt; en ter eere van Grant moet het
gezegd worden, dat deze steeds heftig opkwam, tegen het plan," om
generaal Lee even als Jeffcrson Davis wegens hoog verraad in staat
van beschuldiging te stellen.
Thans rust generaal Lee in den koelen schoot der aarde, met
zich nemende de liefde van de ntillioenen bewoners van het „Suniiy
South." De tijdgenoot zal hem vereeuwigen in metaal en marmer,
wanneer de sporen van den bloedigen burgerkrijg geheel zijn uit-
gewischt, en een dankbanr nageslacht zal hem van noord tot zuid
huldigen als een der grootste krijgslieden der 19de eeuw en een
der edelste burgers van de groote Amerlkaansche republiek.
J. W. V. D. II.
plaats bad. Do volkshartstogtcn waren destijds in beweging
tegen den baljuw, Mr. Jacob van Zuvleii van Nyevelt,
wiens buis en tuin werden geplunderd en tot den grond
afgebroken. De baljuw was er in geslaagd, als soldaat
verkleed, te ontvlugten.
Te Delft heeft zekere A. M. van Rotterdam een rol
tapijt van de stoep van een winkel naar het politie-bureau
gebragt, en verzocht in de gevangenis te worden opge
nomen, hetgeen gebeurd is.
Te 's Bosch heeft een bruiloftsgast, J. S., zich twee
vingers afgeschoten met een pistool, dat hij ter eere van
het bruidspaar loste en dat uiteensprong.
Te Zundert wordt een 19jarige ongehuwde moeder
beschuldigd van haar kindje, dat eenige maanden oud was,
tegen haar borst gesmoord te hebben.
Een bediende van do aannemers der spoorweg- en
kanaahverken op Walcheren is met een som van f 2244,
waarmee hij eene wissel moest gaan betalen, spoorloos
verdwenen.
De boerenknecht te St.-Anr.aland, Iman Dorst, zal
Vrijdag a. s. voor het Prov. Geregtshof in Zeeland teregt-
staan, beklaagd van moord op de dienstbode Apollonia
Belia Ligtendag, die hij in een paardenpot geworpen en
haar hoofd zoolang onder water gehouden heeft tot de
dood er op volgde.
Jl. Maandag heeft te Arnhem een hoogst treurig
ongeluk plaats gehad. Een der officieren van een aldaar
in garnizoen liggend regiment, met een paar vrienden op
zijne kamer zijnde, sprak met deze over het schijfschieten,
waaraan hij dien morgen had deelgenomen, en terwijl hij
zijn revolver werktuigelijk hanteerde, ging een schot af, dat
hem onder het hart trof. Hij storte neder met de woord en
„Ik wist niet dat het geladen was!» Later herhaalde hij
nog, toen men hem te bed had gelegd en geneeskundige
had ingeroepen: „Moest deze avond zoo eindigenZoodat
niet aan eenig opzet kan. gedacht worden. De wond
schijnt zeer ernstig. (Arnh. Crt.)
In Friesland is een schapendief gevangen, die met
de opbrengst van 't gestolene naar Engeland was gegaan,
doch uit armoede van daar teruggekeerd, nu vier dagen
zonder eten zich schuil had gehouden op het land.
Aan het Dagb. van Nederland wordt het volgende
ter plaatsing toegezonden:
Canton, den1871.
Geachte heer redacteur. Ik wil u hier een curieus
voorval meêdeelen, dat zich bij du laatste district—verkie
zingen alhier heeft voorgedaan. Voor het district
Hel-mon du, moesten drie mauderijnen aftreden, te weten
de hh. Va-De-Dnng, vrederegter te A-ste, Pri-ntze te
Gera-ert-e en de heer Sm-i-thu.
In de hoofdplaats van het rijksdeel, wat bij u eene
provincie zon lieeten, had zich een kiesvereeniging gevormd,
die vooral geïnspireerd werd door den opperpriester aldaar
en die geen andere candidaten wilde zitting laten nemen
dan degenen, die blindelings zouden volgen de geboden,
voorgeschreven door hun grooten onfeilbaren god dei-
wereld. De twee eerstgenoemde mandarijnen werden
door die v"ereeniging niet goedgekeurd en hadden alzoo
weinig kans van door het domme volk, door de geringe
dorpspriesters opgestookt, te worden herkozen, daar zij
worden voorgesteld als vrijmetselaar en liberaal, wat zooveel
als duivelsgebroed beteekent in deze landen.
De mandarijn Va-De-Dung wilde met het dorpshoofd
Va-De-Mor-Te een poging doen bij zijn tegen-candidaat
om dien van zijn candidaatschap te doen afzien, en zij
hadden daartoe een zamenkomst met dezen, den aspirant
mandarijn Blu-y-ssen en den dorpspriester te A-ste.
Gij hebt een vriend, alzoo sprak de aspirant-mandarijn,
„in de districts-vergadering, de hr. Sa-Sjèn, die tevens
lid is van onze hoogste landsvergadering. Deze opper-
mandarijn heeft van die duivelsche vreemde leerstellingen,
is liberaal en moet bij de eerste gelegenheid als opper-
mandariju vallen. Zult gij tegen hem stemmen?»
„Dit mag ik niet beloven," antwoordde de waardige
Va-De-Dung.
„Dat is een reden waarom gij geen maudarijn moogt
blijven. Bovendien hebt gij een broeder die 'eeraar is
in de staathuishoudkunde, aan de allerverderfelijke koogere
school te Hcl-moiwluü!»
„Welnu, mij dunkt dat het gelukkig is, dat een vertrouwd
persoon daar leeraart, want wie weet welke andere persoon
daar anders soms slechte dingen zou kunnen gaan leeren.»
„Wat!» gilde de dorpspriester en de aspirant-manderijn,
„spreekt gij zulk een inrigting des duivels voor, neemt gij
die in bescherming, dan zijt gij niet langer waardig man-
derijn te blijven"....
De uitslag was, zooals werd voorzien, de twee mauderijnen
werden niet herbenoemd, de aspiranten kwamen in hunne
plaats, terwijl vooral te A-ste voor dezen laatsten boven
dien ijverig gewerkt was door den geldzamelaar Borrett-tsji
die zelf aspirant is voor den oppermatiderijn voor de tweede
vergadering des rijks, a's candidaat van de ultra-bergpartij.
Zulke dingen gebeuren toch niet bij u te lande; is wel,
heer redacteur, maar alleen in China.»
Naar luid van berigten uit Buenos-Ayres neemt de
gele koorts in hevigheid afevenwel bedraagt het aantal
sterfgevallen nog omstreeks 100 dagelijks.
STATEi\-f.E\KRAAL.
Twrcde finraer.
Zitting van Dingsdag 23 Mei. De nlgemeene beraadslagingen
over Hoofdstuk Oorlog worden voortgezet. De minister verdedigt
nader zijne begrooting tegen de opmerkingen van verschillende
leden. Inzonderheid doet hij opmerken, hoe de strijdkrachten
voldoende kunnen worden geacht om den eersten aanval eens
vijands door te staan, terwijl inmiddels het noodige kan wor
den gedaan ter verdediging. Omtrent de huwelijken der officieren,
zegt de minister, dat, na de beslissing voor die der Marioe, eene gelij ke
herziening voor die der landmagt, hoewel tegen zijn zin, moet volgen,
llij gaf den heer Stieltjes niet toe dat onze weermiddelen sedert
1866 weinig of niets waren vooruitgegaan; wat de houding der
troepen aangaat, staat ons leger bij weinig legers in Europa achter.
Wat ér ontbreekt is te weinig oefening, en daarin heeft de minister
door het laten karapeereu willen voorzien. Ons kader officieren is
voortreffelijk. De minister houdt zich bezig met het veelomvattend
werk van de inrigting van divisiën en brigades, de aanwijzing van
bemanning en hoofd voor elk fort eu stelling, enz., en beloofde de
overlegging voor eeu overzigt der leemten en gebreken, welke bij
de jongste mobilisatie ziju gebleken. Voor elk der 60,000 geweren
die wij hebben, zijn 200 patronen aanwezig, een voldoende voorraad
als men bedenkt dat iu den oorlog van 1864 niet meer dan 7
patronen per infanterist verschoten zijn.
Tusschen den minister en den heer de Roo had nog een vrij
scherpe woordenwisseling plaats naar aanleiding van de qualificatie
door den minister van de rede van den heer de Roo, als zou zij
blijken dragen van „bitterheid en meesterachtigen toon."
Nadat nog onderscheidene leden het avoord hadden gevoerd,
zijn de algemeene beraadslagingen gesloten. Bij de behandeling
der artikelen is een amendement van den heer van Sypesteyn, om
het geld voor het kamperen der troepen weder op de begrooting
te brengen, verworpen. Een ander amendement van dat lid,
strekkende om eene som van f 6000 voor de practisehe oefeningen
der artillerie op de begrooting te brengen, is aangenomen.
Zitting van Woensdag 24 Mei. De beraadslagingen over het
budget van Oorlog worden in deze zitting ten einde gebragt. In
eene rede, door den minister gehouden, verzekerde hij dat Nijmegen
niet meer in het nieuwe vestingstelsel zal worden begrepen.
De geheele begrooting is daarna aangenomen met 41 tegen
27 stemmen.
Hoofdstuk Koloniën is met 55 tegen 3 stemmen aangenomen.
Aan den heer P. Forbes Wels is, op zijn verzoek, eervol ontslag-
verleend als auditeur bij den schuttersraad der dd. schutterij te
Vlissingeuen als zoodanig benoemd li. A. W. Jacobze, gep. off.
van adm. 1ste kl. bij 's Rijks zeemagt.
BUITENLAND.
F r a u k r ij k.
In ile jl. Maandag door (ke Nationale Vergadering
gehouden zitting heeft de heer Thiers eene redevoering
uitgesproken, waarin hij o. a. het volgende heeft gezegd
„De zaak van het regt, der orde en der beschaving heeft, dank
zij ons dapper leger, gezegevierd.» (Algemeene toejuiching).
De redenaar treedt vervolgens in een overzigt van de
krijgsoperatie:), waaruit het volgende blijkt: Het leger van
generaal Douai is tot aan den Are de Triomphe voortgerukt,
gelijktijdig met den generaal Ladmirault en heeft met het
grootste deel van het leger den Are de Triomphe bezet
de generaal Vinoy staat in naauwe gemeenschap met den
generaal Cissey, wiens linkervleugel op den Mont Parnasse
en wiens regtervlougel op het liötel des Invalides steunt.
De generaal Clinchant, door den foubourg Honoré binnen
getrokken, is tot aan de Opera voortgerukt. „Ziedaar,"
zegt de spreker, „de toestand zooals hij ten 2 ure was.
Wij hebben reden om te gelooven, dat Parijs weldra aan
zijn waren souverein, dat is: Frankrijk, zal worden terug
gegeven.»
De heer Thiers, sprekende over het lot dat de insurgenten
wacht, zegt, dat de wet met gestrengheid zal worden ten
uitvoer gelegd. Het is met de wet in de hand, zegt hij,
dat wij zullen optreden tegen de schurken, die eigendom
noch monumenten hebben ontzien.
Rochefort is jl. Zondag morgen als gevangene binnen
Versailles gebragt. Hij zat in een door gendarmen en
Afrikaansche jagers geëscorteerd rijtuig. Rochefort had
zijn baard afgesneden, om op zijn vlugt niet herkend te
worden. Zijn intogt binnen do stad gaf aanleiding tot
heftige tooneelcn.
Een persoon, die het waagde Leve Rochefortte roepen,
werd bijna door de menigte verscheurd; een oorverdoovend
geschreeuw van: Weg met den moordenaar! op den grond
met den roo ver! dood aan hem! volgde op dien onvoor-
zigtigen kreet.
Met zeer veel moeite gelukte het aan het escorte den
gevangene in veiligheid te brengen.
Uit Versailles wordt van gisteren gemeld: Onze
troepen verjoegen gisteren de gefedereerden van de vootstad
St. Germain en andere plaatsen, en zetten hun zegevierenden
togt voort. De Louvre en de Tuilleriën staan iu brand. De
gefedereerden veroorzaakten dien door middel van petroleum.
Dombrowsky is gekwetst en te St. Denis gearresteerd.
Behalve het Louvre en de Tuilerien hebben de insur
genten ook het paleis van het Legioen van Eer, het gebouw
van den Staatsraad enandero in brand gestoken. De regerings
troepen drongen door van links tot achter Belleville in
het centrum tot aan de Louvre en van regts tot aan het
Observatoire. Men dacht dat de opstand Woensdag avond
geheel zou worden bedwongen. Alle branden zijn door de
insurgenten met petroleum gesticht. De lucht in de stad
is geheel daarvan bezwangerd.
De laatste berigten uit Parijs luiden als volgt:
De barricaden op het plein Vendöme en op het plein
la Concorde bieden nog weerstand. In de rue Rivoli en
in de wijk der Madeleine woeden hevige braDden. De
troepen van Versailles hebben de laatste barricaden in
Belleville aangetast en aldaar een krachtigen tegenstand
ontmoet van de wanhopige opstandelingen, en zeer groote
verliezen geleden. Men hoopte, dat alles gisteren zou
afgeloopen zijn.
Men verzekert, dat de Tuileriën geheel zijn afgebrand
en dat men er in geslaagd is de galerijen van het Louvre
te behouden.
Er heeft eene vreeselijke ontploffing in het centrum der
stad plaats gehad; waarschijnlijk is het Hotel de Ville in
de lucht gevlogen; men ziet een hevigen brand en digte
rookwolken.