Marine-Haven Nieuwedicp.
SCHAGER MARKT van HEDEN.
Auber is nog niet begraven. Men wil liever zijn
begrafenis uitstellen tot de voornaamste musici naar Parijs
zijn teruggekeerd. Heeft iemands stoffelijk hulsel ooit aan
spraak kunnen maken op een plegtige ter aarde bestelling,
in de eerste plaats zal dit wel het geval zijn met dat van
den auteur der Muette en van den Domino Noir.
(De Indépendance Beige noemt onder zijn voornaamste
werken la Juivq!) Het ligchaam van dm grooten compo
nist is voorioopig bijgezet in een kelder van de kerk der
H. Drieëenheid.
Toen de Yendóme-kolom gevallen was, kwam Felix
Pyat in de Vengeur onmiddellijk met een nieuw denkbeeld
voor den dag. Hij stelde namelijk voor om de stoffelijke
overblijfselen van Napoleon I in het graf van Tropmann
over te brengen.
Een speculant heeft voor eenige dagen een groote
som geboden voor den afbraak van de woning van Thiers.
Hij wil er presse-papiers en schoorsteen-ornementen van
maken. Voor stukken van de Vendöme-zuil bieden Engel-
scben, schoon meestal te vergeefs, ongelooflijke sommen
gelds. Jules Simon heeft voorgesteld de zuil weder te
herstellen.
Het Vendóme-plein zag er een paar dagen na den
val der zuil zeer stil uit. Op het voetstuk der kolom
zijn 6 roode vlaggen geplaatst. Een cordon van schild
wachten belet de nadering tot de overblijfselen der kolom,
waar de grond mede bezaaid is. Het is uitdrukkelijk ver
boden het geringste stukje aan te raken. Een nationale
garde is opgepakt, omdat hij met een stuk ijzer op een
stukje brons had geslagen. Het consigne is onverbiddelijk.
Het kolossale standbeeld van Napoleon I ligt op den rug.
De buste is in tweeën gebroken. Het hoofd, door den val
van het beeld, van den romp gescheiden, is wederom op
de schouders van den bronzen kolussus geplaatst. De
regterarm, door den schok op de straat gebroken, is weer
bij den romp gevoegd, hij draagt nog den metalen aardkloot,
waarop het vergulde beteldje der overwinning geschroefd was.
De dikte van het brons is 2 centim. aan den hals en 4
centim. in de plooijen van den mantel. Het standbeeld is 11
voet lang. Een grappenmaker heeft het keizerlijk hoofd
uit spot een oude pet van een agent van politie opgezet.
Men is voornemens binnen kort de overblijfselen der kolom
op te ruimen, het schijnt echter, dat het geen gemakkelijk
karrewei zal zijn. Een ingenieur berekent, dat er ten
minste 3 weken toe noodig zijn. Men denkt, dat het
voetstuk de volgende week zal zijn afgebrokendaar zou
men Zondag of Maandag mee beginnen. De kanonnen,
die gedurende het omverhalen der kolom van hunne plaats
waren gehaald, zijn thans wederom teruggebragt.
De bakkersknechts te Parijs hebben het werk gestaakt,
nu een decreet der Commune bepaalt, dat zij 's nachts niet
mogen werken; zij eischen voor zich het regt om's nachts
wel te werken. De straatvegers en gotenscheppers daaren
tegen hebben verklaard 's nachts niet te willen werken.
Engeland.
Prins Arthur is jl. Vrijdag aan een groot gevaar ont
komen. Hij leunde tegen een vensterdeur die niet gesloten
was en viel achterover van eene hoogte van 8 voet. Het
liep echter beter af dan men had durven vermoeden.
Do minister Granville heeft in het Huis der Lords
medegedeeld, dat Duitschland eene som van 177,000 francs
betaald heeft als schadevergoeding voor de Engelsche'
schepen, die de Duitsche troepen tijdens den oorlog in de
Seine hadden doen zinken.
Duitschland.
Op den dag van den intogt der Duitsche troepen te
Berlijn, zal zich eene deputatie uit de Keulsche burgerij
bij generaal Moltke aanmelden, om hem een origineel
geschenk aan te bieden, namelijk een prachtig bewerkt
vat eau de cologne, inhoudende 7000 flesschen en van
binnen verdeeld in verscheidene kleine afdeelingen, die
aan den buitenkant door middel van gouden kraantjes
kunnen worden afgesloten.
Te Keulen is een Duitsche vrouw aangekomen, die
sinds 18 jaren in Parijs was gevestigd; zij was gevliigt,
vreezende het iot te ondergaan van haar papegaai, die door
de Parijzenaars was verscheurd, omdat het beest: Vive
1'Empereurriep.
Belangrijk voor velen
In alle branchcn, bijzonder eekter met betrekking tot de algemeen
gezochte origineele loten, is liet vertrouwen geregtvaardigd, ecnerzijds
doqr de erkende soliditeit der firma en ten anderen door den
daardoor voortgevloeiden enormen aftrek. De uithoofde van hare
naauwkeurig- en stiptheid bekende Staatselfectenhandel van
ADOLPH HAAS, in Hamburg, wordt dao ook aan ieder met
warmte aanbevolenen 'doen wij een ieders aandacht vestigeii op
de heden in ons blad voorkomende advertentie der voormelde firma.
Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet).
Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart
Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Bestemming.
24Mei. CorneliaAdolphine.J.G deïtoever.Australië viaGothenb.
Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart.
Binnenk. Schip. Gezagvoerder. Cargadoor Herkomstg.
24 Mei. Galveston. G. H. Briard. DuinkerSsGoedk. Passaroean.
Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de
Binnenhaven te lossen.
Schip. Gezagvoerder. Herkomst. Lading. Cargadoor.
/Eren. F. IV. Waerner. Drammen. Hout. Araons Co.
Sirius. F. Elliot. Newcastle. Steenk. Duink.&Goek.
PER TELEGRAAF.
'<u
Uren.
Windrigting
en
Kracht.
Barometer
mm.
Thermometer
C.
Vochtigh j
proeent. 1
Toestand
van
de
zee.
Stand.
Afw.
Stand.
Afw.
24
12
otz. 3k.
763.96
t 3.30
18.4
3.0
0.49
wein.golv
25
8
ozo. 7
763.01
t 2.33
16.0
t 2.4
0.59
25
12
zoto. 8„
761.89
f 1.21
18 3
t 2.7
0.47
Golvend.
Weersgesteldheid: 24 Meil2 u. Helder, mooiweer.
25 Mei 8 u. Helder, winderig, mooiweer.
25 Meil2 u. Helder, winderig, mooiweer.
Paarden
2 Ossen
3 Stieren
130 Gelde-Koeijen
80 Kalf-Koeijen
70 Vaarzen
40 Gras-Kalveren
30 Nucht.Kalveren
f a
- 80 al20
- 80 al60
- 60 al20
-140 a
-110 a
-70 a-
4jallj
4 VetteRammen - 25 a 36
810 ^apen - 2Q 2g
Vette Schapen -
1950 Lammeren - 5 a 13
20 Bokk. enGeiten - 1 a 9
18 Magere Varkens f 10 a 16
141 Biggen - 5 a 7
Eenden c. a
30 Kippen - 60 allO
Boter per kop - 80 a
KaasperK.G. - 30 a 40
Kip-Eijeren per 100 -250 a270
Eend-Eijeren -310 a
Nadere bijzonderheden omtrent liet verbranden van de
stoomboot Willem III.
Van een passagier heeft het Haagsche Dagblad den volgenden
brief ontvangen
„Na Donderdag 18 Mei om half 12 uur uitgezeild te zijn en
bij Texel eenige uren vertoefd te hebben om de compassen te
verifiëeren, ving men de eigenlijke reis naar Java aan, 's avonds
om half 8 uur. Het sehip dreunde weinig; een ieder was blij dat
de stoommachine zoo zacht werkte en vergenoegd ging die eerste
avond op zee voorbij, met de onderlinge kennismaking.
Den volgenden dag, bij bet opstaan, bleek het dat alles gnnstig
was gegaanhet schip had 10 mijlen in de wacht geloopen, en
men maakte reeds berekeningen wanneer men Gibraltar zou passeren.
Een der passagiers van klasse B verhaalde echter, dat in zijn hut
door een der couchetten een stoompijp liep, niet omwonden, die
's nachts zoo warm was geworden, dat zijn kind, dat daarin sliep,
het er niet kon uithoudendat de kapitein er naar gezien had, en
hij dus hoopte dat het nu beter zou zijn.
Meer werd daarover niet gesproken ook merkte men dat in de
dames-badkamer veel stoom was, maar men werd gerust gesteld
door de verzekering dat de machinist reeds daarvoor gezorgd had.
De dag van Vrijdag 19 Mei ging goed voorbijde kinderen
gingen 's avonds tegen 9 ure naar bed ook eenige passagiers
volgden dat voorbeeld, terwijl de anderen zich in de salon vereenigd
hadden, waar muziek gemaakt werd, toen men eensklaps tegen 10
uur 's avonds van voren hoorde roepen„brand 1 brand 1" Het
schip was toen tusschen Portland en Wight, zoo ongeveer 20 Eng.
mijlen van Ventnor (op het eiland Wight). Een ieder sprong door
dat roepen op; de kapitein en alle officieren van het schip liepen
naar voren, de ouders naar hunne te bed liggende kinderen, en de
angstkreten verspreidden zich van alle kanten.
Spoedig hoorde men door de scheepsofficieren roepen: „blijft,
bedaard, weest niet bang, wij zijn den brand meester, hij is gebluscbt
Maar weldra bleek dit, belaas! niet waar te zijn; want zij die nog
naar hunne hutten trachtten te loopen, om iets te redden, konden
er niet meer in, zonder te stikken van den rook. Allen liepen dus
naar boven; met veel moeite werden de booten losgemaakt en te
water gelaten. De eerste boot was natuurlijk bestemd voor de
dames en kinderen deze werden er dus zooveel mogelijk in gelaten.
Die boot zou echter ook dadelijk gezonken zijn, zoo men niet
spoedig bespeurd had, door het stijgen van het water daarin, dat
men vergeten had de prop daarin te doen. Gelukkig werd hierin
voorzien. Zes booten kwamen langzamerhand te water en werden
zoo vol mogelijk gevuld met opvarenden, en toch bleven er nog
een honderdtal op het brandende schip; wat zou hun lot worden?
niemand wist het. Gelukkig werden de orde en rust goed ge
handhaafd onder het detachement troepen, dat aan boord was, door
hunnen Hinken kommandant en de officieren die hem bijstonden zij
zagen met moed den dood voor oogen, met de bede dat God ben
ook mogt redden.
Een zegen was het dat er bijna geen wind wasde zee was dus
vrij kalm. Had de Voorzienigheid hier niet geholpen, dan zou
niemand het leven hebben behouden. Nu dobberde men op bet
vlakke water; want roeijers had men bijna niet, totdat men
ongeveer half 2 uur 's nachts op een afstand een kotter zag komen.
Twee booten roeiden zoo goed als ze konden daarheen, de passagiers
werden op dien kotter overgebragt en onmiddelijk keerden de
booten terug naar het brandende schip, om de overgeblevenen
te halen. God zij gedankt, dat ér nog tijd was; allen werden toen
op de booten overgebragt."
De N. R. Crt. ontleent aan de Times het volgende omtrent het
verbranden van de Willem III:
Het uitgebrande caseo van het ijzeren schroefstoomscliip kwam
Zaturdag omstreeks 12 ure te Spithead aan. Nadat het op de
zandbank nabij 1'ortsmouth w as gezet, werden er gaten in geboord
om het vuur uit te dooven, dat steeds voortwoedde in het ver
brande overschot van de steenkolen vóór de machinekamer.
Gelukkigerwijze zijn er bij deze snelle en algeheele vernieling van
een groot stoomschip op zee, dal als het ware opgevuld was met
passagiers, geen menschenleveus te betrcureu. De brand barste uit,
terwijl men het land in 't gezigt had, en tijdens een prachtigen
kalmen nacht; er waren andere schepen digt in dg nabijheid om
hulp te verleenen, zoodat tot den laatsteu man aan boord eene veilige
gelegenheid vond om het brandende schip te verlaten. Zij, die geheel
gekleed waren, mogten van geluk spreken. Heel wat vrouwen en
kinderen landden te Portsmouth in nachtgewaad. Sommigen waren
gedeeltelijk gekleed, doch barrevoets en zonder hoofddeksel. Allen
bevonden zich in den toestand, waarin zij het schip verlaten hadden
om hun leven te redden. Al wat hun toebehoorde was een prooi
der vlammen geworden. Een heer eb dame, Duitschers, waren
onlangs gehuwd, zouden zich te Batavia vestigen; alles wat zij
bezaten, ter waarde van 1500 p. st., hadden zij bij zich in den
vorm van allerlei goederen, waarmede zij ginds een toko zouder.
openen. Dit alles Ï9 te loor; en, ongelukkig genoeg voor hen, was
het niet verzekerdzij zijn nu van alle middelen ontbloot. Dit
geval is volstrekt niet éónig ouder de ongelukkige passagiers. De
1 meerderheid van de geredden werd Zaturdag morgen vroeg te
Portsmouth aan wal gebragt door de Scorpion, een schroefboot, van
Sunderland naar Charente; de rest volgde aan boord van den loods-
kotter Mary van Portsmouth. Dit kleine vaartuig (24 tonnen)
nam niet minder dan 114 personen aan boord, waaronder 4S
soldaten en hunne officieren met familiën, behoorende tot een
detachement bestemd naar Batavia, benevens 20 dames en 12
kinderen. De heer Coote, de loods van den kotter, constateert, dat
hij Vrijdag avond, ten ongeveer 10 ure des avonds het vuur
schip van de Ower in peiling noordoost op ongeveer acht mijlen
van den kotter snel achtereenvolgens wit, rood en blaauw vuur in
zuidelijke rigting zag; blijkbaar een sein van eenig schip, dat zich
in nood bevond. De wind woei toen flaau\v uit het N. W.; inaar
desniettemin zette de kotter onmiddelijk koers naar de rigting,
waarin de noodseinen gezien werden, terwijl het gewone loods-
signaal in antwoord herhaaldelijk gegeven werd. Daar de kotter,
wegens de' Haauwe koelie, -slechts zeer weiuig vaart liep, zoodat
de boot met twee roeijers werd voorgespannen, die gedurende meer
dan een uur deu kotter opsleepten totdat het punt bereikt was,
vanwaar de noodseinen gegeven waren, en waar thans de bemanning
van de Mary een groot schip vond, dat van voor tot achter hevig
brandde. Rondom het schip zag men verscheidene lichtenlantaarns
in de booten, in welke al de passagiers en een gedeelte van de
bevolking zich gered hadden. De levende lading van vier dier booten
ten getale van 114 personen werd dadelijk aan boord van
de Mary genomenen de overigen roeiden, op raad van Coote,
een ander vaartuig tegemoet, dat op het brandende schip afkwam.
(Hier volgen eenige overbekende aanduidingen omtrent schip en
lading)Sommige der geredde passagiers verzekerden, dat acht
vaatjes kruid en ammunitie, op last van den gezagvoerder, over
boord waren geworpen. Niemand zelfs niet van de aanwezige
officieren wist te zeggen, hoeveel de gansche voorraad ammunitie
bedragen had; en daarom moest de kotter zich voorzigtig-
heidshalve op behoorlijken afstand van het brandende schip houden,
in afwachting of er ook nog meer levens zouden kunnen gered
worden. Een Fransehe schoener en het stoomschip Scorpion voegden
zich bij de Mary. Ook een andere loodskottcr, de Alarm, schipper
Greenham, kwam adsistentie bieden; en een der loodsen van dezen
kotter begaf zich aan boord van de Scorpion, om die boot voor
Spithead binnen te loodsen. De Cambria, eep Londensche sleepboot,
die mede van het uitkijkstation tan St. Catberine Point op de
Willem III was afgestoomd, nam het verongelukte vaartuig op
sleeptouw en bragt het voor Spithead, des Zaturdags ongeveer op
den middag.
Daar het vuur nog immer in het ruim met geweld voortwoedde,
en dekken en masten reeds verteerd waren, zoo werd het schip
tot hoog op de zandbank tusschen Spithead en den ingang van
de haven van Portsmouth weggesleept en daar geboord. Spoedig was
de haven-admiraal, sir James Hope, bij 't brandende wrak; onder diens
leiding werden door kapitein Moriarty C. B., met behulp van de
sleepbooten Camel en Pelter en van de drijvende brandweer, de
meest krachtdadige pogingen aangewend tot vermeestering van de
vlammen. Tot gisteren middag (21 Mei) werd voortdurend water
in het wrak gespoten. Desniettegenstaande is het vuur nog niet
geheel gebluschtr; de koleumassa brandt nog van biuneli. Gelijk
de boot nu op de zandbank ligt, heeft zij een hoogst merkwaardig
aanzien. De ijzeren huid boven de waterlijn is, tengevolge van de
ontzettende inwendige hitte, in allerlei bogten gewrongen. Aan
boord zelf is bet schouwspel nog vreemder. Alles, van voor tot
achter, vormt een verwarde massa van doorcengewrongen ijzer. Van
wat brandbaar was, is niets meer te vindende ijzeren dekbalken
zijn gebogen en gebroken, als door een vulcanische werking.
Nadat de passagiers en de troepen op Zaturdag te Portsmoutli aan
wal waren gebragt, werden de laatsten gemonsterd op het terrein
tegenover bet kantoor van den Hollandsehen consul, den heer van
den Bergb. De soldaten waren allen slechts ten deele gekleed,
doch ze waren vrolijk en hunne hoerah's klonken herhaaldelijk,
toen hunne officieren voor het front kwamen en een aantal vrouwen
en kinderen, mede slechts half gekleed, lien voorbijtrok. Op bevel
van den luitenant-generaal, lord Templetown, zijn de soldaten
ingekwartierd in de Anglesea Baracks, te Portsea. Het voorkomen
en 't gedrag van deze soldaten en hunne officieren op de plaats van
monstering pleiten zeer voor hunne geoefendheid en discipline
Eenige passagiers schrijven de ramp hieraan toe, dat uit de
machine door de kajuit pijpen liepen, die eene grootf hitte uit
straalden. Dit is evenwel eene bloote gissing. De oorzaak van den
brand kan slechts blijken uit een officieel onderzoek.
Een schrijven uit Londen meldt o. a. het volgende omtrent
deze ramp
Vrijdag avond laat, toen reeds velen ter ruste waren gegaan,
hoorde men eensklaps deu vrceselijken kreet (vreeselijk vooral op
zee): brand! brand! Meer dan 40 vrouwen en een 16tal kinderen,
dour angst overweldigd, snelden ijlings naar het dek, gevolgd door
vaders, echtgenooten, broeders, vrienden
IVelk een ontzagwekkend gezigt! liet schip, waaraan men zijn
leven en zijne bezittingen heeft toevertrouwd, zich verlatende op
de hechtheid en de sterkte van het vaartuig, staat in lichtelauije
vlamDoodelijk bleek is aller gelaat, zelfs dat van den moedigste.
De kust, ofschoon in 't gezigt, is 16 Engelsche (4 Ned.) mijlen
verwijderd. Geen hulp is nog zigtbaar. De sloepen worden neder-
gelaten; de eerste is onbruikbaar, niet voldoende digt; de tweede
en derde zijn in de touwen verward, daarom besluiten de aan
boord zijnde zeeofficieren te doen, wat de pligt der ondergeschikten
was. Zij slagen er in de onmisbare middelen van aller behoud reu
te maken. De kinderen verlieten 't eerst het schip, voor 't
meereudeel zijn zij ongekleed en in dekens en spreijen gewikkeld,
daarna volgden de vrouwen, ten slotte de mannen, die met
een traan in 't oog zoovelen, hun dierbaar, in de ranke sloepen
zien afdalen. Het is intusschen Zaturdag geworden; de wind legt
zichhet is, Gode zij dankoin een zeemans-uitdrukking te bezi
gen, „slecht water"; de duisternis doet het fel brandend schip te
beter uitkomen. Daar dobberen 6 a 7 kleine booten op de baren,
zóó beladen, dat er groot gevaar bestaat voor omslaan of zinken.
Eindelijk ziet men een naderend licht, het wordt bereikt, en wie
schetst de gevoelens der straks nog onzeker ronddobberende
honderden, toen zij zich andermaal op een zeebouwend vaartuig
bevonden. Opmerkelijk (om dit in liet voorbijgaan te zeggen) was
de vraag van den Frauschen gezagvoerder: „éten-vota des Allemande!
Op het ontkennend antwoord werd dadelijk hulp verleend. Een der
geredden ziet bij het schijnsel van de vlammen op zijn horologie:
liet is 2 uur min 10 minuten. Er wordt eene ontploffing gehoord:
3 kruidvaten zijn aangetast; weldra springen ook de ketels. Het
zoo trotsche als schoone zeekasteel is in weinige uren een totaal
wrak geworden.
De gewaarwordingen, die allen bezielen, kan men met geen pen
beschrijven. De traan in veler oog was een welsprekend bewijs
van hetgeen in het hart omging. De ontvangst te Portsmouth was
uitnemend, de bevolking gaf de treffendste blijken van deelneming
en sympathiezoo zag men o. a. een meisje zich van haar schoeisel
ontdoen, 'om een der militairen het loopen gemakkelijk te maken.
Er gaat slechts ééne stem van dankbaarheid op over de vriendelijke
en deelnemende behandeling, den schipbreukelingen te 1'ortsmouth
betoond.
Wij vernemen, dat, in tegenstelling van het berigt, in ons vorig
nommer opgenomen, de mailpakketten, die zich aan boord bevonden,