Benoemingen, enz.
BUITENLAMP.
grijze pastoor, de heer G. Vugs, zijn 50jarige werkzaamheid
in die gemeente, sedert 1821 als kapellaan en 1828 als
pastoor, herdacht. Vele en prachtige geschenken gaven
blijk van dc algemeene belangstelling in. dit feest.
Te Zoelmond is een wagentje met twee paarden
aangekomen, terwijl do eenige persoon er in, lag te slapen
de stalhouder stalde en voerde het beest en maakte toen
den slaper wakker, die in 't geheel niet ingenomen was
met die ongevraagde bediening, dadelijk weer liet inspannen
en verder reed.
Tot lid der Prov. Staten van Zeeland in het hoofd
kiesdistrict Middelburg is gekozen de heer rar. G. A. Fokker.
Onder de Arnhemsche artilleriepaarden, die te Driel
in eene weide loopen, hebben er twee den kwaden droes
gekregen. Men heeft ze doodgeschoten.
De grasverpachtingen nemen te Wijhe een aanvang.
Men berekent dat het hooi op stam tegen 30 de 500
kilogram verkocht wordt.
Het guste en dragtige vee is sedert de laatste dagen
15 a 20 per stuk gerezen.
De landbouwer R. K. in de gemeente de Wijk, heeft
op zijn korenakker een halm gevonden met zeven korenaren,
de hoofdaar in 't midden en aan andere zijde drie aren.
Te Leeuwarden heeft jl. Zondag morgen in dc nabijheid
dier stad een treurig ongeluk plaats gehad. Op de Wielen
nl. moet ten gevolge van een windstoot een boot, waarin
een paar jongelingen, zonen van een aldaar wonende weduwe,
die uit visschen waren gegaan, zijn omslagen, met het
gevolg, dat beiden, naar men zegt, verdronken zijn.
Op de jongste vergadering der eerste afdeeling van
de Friesche Maatschappij van Landbouw en Veeteelt zijn
de belangen van den boterhandel besproken. Aan eene
commissie werd opgedragen de grondslagen te onderwerpen
van eene vereeniging onder den naam van „Boterbond"
wier leden, zoo mogelijk in overleg met de boterhandelaren
zullen trachten den openbaren verkoop van de vaten boter
naar de innerlijke waarde te bevorderen, waardoor men
hoopt dat de producent zich gedrongen zou voelen boter
van de beste kwaliteit ter markt te brengen.
Te Tjerkgaast is dezer dagen een rund bezweken
aan miltvuur.
Te Kommerzijl is een jonge vrouw, die na een enga
gement van zes jaar getrouwd was, den tweeden dag van
haar huwelijk van haar man weggeloopen naar haar
ouders huis.
Te Kommerzijl is den 13 tot en met den 15 dezer
de vrouw van den arbeider T. de Vries bevallen van vier
welgeschapen kinderen, drie zoons en een dochter. Moeder
bevindt zich heel wel. De drie zoons overleden twee
dagen na de geboorte.
Te Beesd werd Zaturdag een knaapje van anderhalf
jaar, terwijl zijne moeder op eenigen afstand van hem stond
te schrobben, midden op den rijweg door een boerenwagen
overreden, zoodat hij op de plaats dood bleef.
Te Brussel zal de vereeniging der hengelaars een
concours houden.
Jl. Zaturdag is door het gepeupel te Madrid verhinderd,
dat aldaar ter stede ter eere van den Paus geïllumineerd
werd. Er werden naar verscheidene balcons steenen
geworpen.
Do Figaro meldt dat mademoiselle Therèse Zaturdag
voor het eerst weder1 in de Chatte Blanche zal optreden.
Het blad voegt er de heugelijke bijzonderheid bij, dat zij
décidéinent niet gehuwd is.
De reus Martin van Buren Bates van Kentucky en
de reuzin Anna Swan, zijn dezer dagen in de kerk te St,
Martin, onder een bijzonderen toeloop van volk gehuwd.
De tweelingen uit Carolina, mejnfvrouw of de jufvrouwen
Christine, behoorden tot de bruidspartij. Toen het bruids
paar knielde, kwam het hoofd van den reusachtigen gees-
telijke, die twee treden hooger stond en 6 voet 3 duim
lang is, te naauwernood boven het hoofd der knielende uit,
In Kansas (N.-A.) heeft ecu vrouwelijke advocaten-
firma hare werkzaamheden aangevangen. Da dames Marv
Wattles en Helen Comb hebben zich tot dat doel geassocieerd.
De namen zijn gevaarlijk voor de tegenpartij. Roskam en
Roede zou de firma in onze taal luiden.
Uit de Industriebliltter ontleent men het volgende
berigt, dat de bekende //duiven- of hoendermest" voorden
haargroei aan te bevelen, werkelijk op een oud geneeskundig
voorschrift berust. In Gessner's Vogelbuch (1557) wordt
bij //de liaan» de volgende stelling gevonden:
«/Volgens Iiasis maakt de mest van hennen op de hoofd
huid gestreken, dat het haar weder opgroeit op plaatsen,
waar liet uitgevallen is. Men moet de plaats echter vooraf
met een doek en uijen wrijven, totdat zij rood is geworden.'
De minister van Oorlog, de kolonel der infanterie A. Engelvaalt,
is benoemd tot generaal-majoor.
De kapt. jhr. L. M. van der Goes, van het corps ing. mineurs
en sappeurs, thans op non-activiteit, is op pensioen gesteld.
De kapt.-luit. ter zee P. Koning is, op zijn verzoek, wegens
ongeschiktheid voor de militaire dienst, ter zake van in en door
de dienst bekomen ligchaamsgebreken, en C. A. L. H. baron van
van Heeckeren en H. E. Bunnik zijn, wegens langdurige dienst,
met den 1 Junij a. s. op pensioen gesteld.
Tot kapt.-luit. ter zee zijn bevorderd de luits. ter zee 1ste kl.
jhr. N. A. llolmberg de Beckfelt, F. II. P. van Alphen, \Y.
Sluyterman van Loo en G. F. Servatiusen tot luit. ter zee 1ste kl.,
de luits. ter zee 2de kl. J. C. Joekes, D. J. Weys, C. A. Ie Bron
de Yexela en J. M. Berends.
De luits. ter zee 2de kl. C. A. Ie Bron de Vexela, W. J. H.
de Kantcr en B. T. W. van Hasselt, laatst behoord hebbende tot
het escader in Oost-Indië en van daar de beide eerstgenoemden j
den 12 en de laatstgenoemde den 10 dezer in Nederland tetug- I
gekeerd, worden met die datums op non-activiteit gesteld.
heel
mal
I
kon
dat
Bot
zjj
in
uit:
Eei
bet
Ké'
50
Ne
var
scb
mo
o.
vol
België.
Het feest ter eere van den Paus wordt alom, behalve
te Luik, waar dc deelneming zeer gering is, met grooten
luister gevierd. Te Brussel hebben een 150tal jonge lieden
een manifestatie tegen den Paus beproefd. Zingende en
schreeuwende trokken zij door de stad. Aan een aanmaning
der politie gaven zij geen gehoor, dan nadat deze eenigen
hunner gearresteerd had, hetgeen niet zonder verzet'
geschiedde. Veel te beteekenen had dit voorval niet.
Overigens zag men hier en daar ook Italiaansche vlaggen
waaijen. Een later berigt zegt: Zondag avond zijn de
troepen in de kazernen geconsigneerd. Gedeelten der
nationale garde zijn opgeroepen, daar men onlusten vreest
ter gelegenheid van de illuminatiën en andere manifestatiën
ter eere van het feest van den Paus.
L'Etoile Beige meldt: De burgerwacht is genoodzaakt
geweest tnsschenbeide te treden, ten einde de orde te hand
haven, en heeft de bajonet moeten gebruiken om de volks
menigte uiteen te drijven. Een 68tal personen werd in
di
he
SC
vo
vc
VS
w
g«
or
vs
ds
vs
kl
D
w
dezelfde vraag eerst ten voordeele van den ontvanger en
daarna ten voordeele van het schip beslist; bet Provinc.
Hof in Noordliolland stelde eenige jaren geleden de ont
vangers der lading in het gelijk.
Ook te Beverwijk heeft het gras in publieke veiling
buitengewoon veel geld opgebragt. Men rekent 45 a 50 pCt.
meer dan verleden jaar. Het gewas is over liet algemeen
goed, van sommige streken uitmuntend.
De vorige week zijn te 's Hage 35 pokkengevallen
aangegeven, zijnde 3 meer dan in de daaraan voorafgaande
week. Van het getal 35 waren er 32 te Scheveningen.
Eergisteren werd men wilwillend in de gelegenheid
gesteld den prachtbijbel te bezigtigen, die binnen kort aan
H. K. H. Prinses Marie bij gelegenheid van HD. huwe
lijk zal worden aangeboden.
De Bijbel uitgave van Keur verguld op snede, is
gevat in marokijn lederen band, die prachtig, rijk en tevens
smaakvol is versierd.
De voorzijde van den band is met 18 karaats goud
beslagen, de achterzijde met zilver, terwijl de zilveren sloten
zijn versierd met gouden beelden, voorstellende Mozes en
Paulus.
In front prijkt het Nederlandsche wapen, met de
wapens der doorluchtige Prinses en van Z. D. II. den
Prins von Wied.
In het midden ziet men de Nederlandsche maagd, met
de regterhand de speer met den vrijheidsvloed opheffende,
terwijl do linkerhand rust op den Bijbel. Daaronder is
een ovaalvormige plaat, waarop de aanbieding^gegraveerd
is. Drie gepaste Bijbelwoorden (Joh. V: 39, Spreuken
XV: 6a en Ps. 119: 54), door professor van Oosterzee
daartoe aangewezen, zijn aan het benedengedeelte in het goud
geschreven.
Aan de Koninklijke Utrechtscli. zilverfabriek en vooral
aan den beer Knijff, die met de bewerking belast was, komt
ten deze alle eer toe.
Het bij den Bijbel gevoegd album is in rood marokijn
leder prachtig ingebonden, met zwaar vergulden rand. De
lezenaar is in antieken trant uit eikenhout zeer kunstig
vervaardigd; bet lofwerk is uitmuntend gekozen en maakt
met het overige een alleszins bezienswaardig geheel uit. (D.)
Op het Badhuis te Scheveningen ziet men te ver
geefs naar badgasten uit; in het dorp gevoelt men den
druk daarvan zeer zwaar; daar een groot aantal ingezetenen
hunne apartementen, die zij gewoon zijn te verhuren, nu
renteloos hebben staan.
Te Delft is een kind van 3 jaar op zijn verjaardag,
terwijl zijne moeder en een buurvrouw er mede speelden
op de stoep, ernstig aan het hoofdje getroffen door een plot
seling van het dak gegleden dakpan.
De betrekking van gemeentebode te Zoeterwoude is
sinds bijna twee eeuwen in de familie Francken, van vader
op zoon overgegaan. De laatste waardigheidsbekleeder,
Nic. Francken,had op 15 Junij zijne betrekking 51 jaar
waargenomen.
Te 's Bosch zijn dezer dagen twee miliciens met
baden verdronken.
Do vrees voor een schraal hooigewas te Capelle
(Langstraat) is al weder voorbarig geweest, daar de laatste
warme dagen de groeikracht zoodanig hebben bevorderd,
dat er reeds nu op de meeste plaatsen meer hooigras
aanwezig is dan in het verloopen jaar.
Voor de Catholieke ingezetenen van Woensel wai
het den 16 dezer een dubbel feest, daar dien dag hun
gij de grootste babbelaar uit de provincie zijt.»
Een dozijn mannen, waarvan twee met geweren, een derde met een
kavallerie-snbel, een vierde met een pistool en de anderen met
hooivorken gewapend waren, kwamen juist voorbij. Ik wees ze
aan ühfeld, zeggende: „Hij heeft het ten minste niet overdreven.
Hoewel wij den dood niet vreezen, zon het toch ellendig zijn op
deze wijze vermoord te worden."
„Ja," hernam de eerlijke Duitscher, „en bovendien zou het een
schande voor het dorp zijn; doch hebt geene vrees. Gij zijt mijne
gasten; zij zouden eerst over mijn ligchaam moeten gaan, alvorens
tot ti te komen. Wacht even, ik zal hen toespreken. Jou," voegde
hij er bij, zich tot den gebogchelde wendende, verbied ik te ver
trekken, want ik kan mij nog niet begrijpen, dat ge ook niet
verteld hebt, dat deze mcuschen bij mij waren en vrees, dat ge
uwe tong daaromtrent niet zult kunnen bedwingen."
„Uhfeld!" zeide de kleine Mattliias met een verlegen gelaat,
„ik zal er wel op passen: ik begrijp zeer goed hoe ernstig thans
de zaken staan."
De opgewondenheid in liet dorp nam steeds toe, groepen van
vier en vijf personen liepen onder luidruchtige gesprekken heen
en weder. Uhfeld vertrok; hij sloot de deur achter zich en liet
ons alleen met de dienstmaagd en Mattliias, wiens uiterlijk zoo
duidelijk schaamte en berouw uitdrukte, dut men waarlijk mede
lijden met hem moest hebben.
Twee personen, dezelfde die reeds met geweren gewapend waren
voorbijgekomen, verschenen weder voor het huis, hielden halt voor
de deur en klopten aan.
De meid vroeg hun, wat zij wilden en zeide tot hen: „Mijnheer
is juist uitgegaan."
„Dat is ons om 't even; doe open, wij willen er in."
„Ik heb niets met u te maken, komt als mijnheer tehuis is."
De boeren spraken eenigen tijd zachtjes met elkander, wierpen
een wantrouwenden blik op het huis en vertrokken.
De goede dienstmaagd verbeeldde zich ongetwijfeld, dat we niet
op ons gemak waren en zeide: „Wees gerust, alles is hier hecht
en sterk en de meester zal wel weten te beletten dat men u eeuig
leed doet."
De opschudding in het dorp was eindelijk zoo hevig geworden,
dat volgens onze meening zelfs onze gastheer, hoe groot zijn
invloed ook mogt wezen, niet in staat zou zijn die tot bedaren tc
brengen. Uit dit huis te ontkomen zonder gezien te worden, daar was
geen denken aan. Nog nooit was onze toestand zoo gevaarlijk
geweest, 't scheen of wij roofdieren waren, die nten vervolgde.
Een uur verliep en nog was Uhfeld niet teruggekeerd. Daar
zagen wij een man met vuurrood gelaat en dikken buik in uniform
gekleed aankomen.
„Daar is de veldwachter", riep Matthia^ bevende uit, „een
brutale en slechte vent, als hij maar niet hier komt." Hij kwam
nogthans.
Terzelfder tijd hoorden wij een geweldige vuistslag op de deur.
Terwijl hij, dien Matthias ons als de veldwachter had aan
gewezen, op de deur trommelde, verscheen Uhfeld; deze had een
kort onderhoud met den zwaarlijvigen ambtenaar, vervolgens knarste
de sleutel in het sloten hoorden wij schreden in den gang weerklinken.
Ik moet bekennen, dat ik op dat oogenblik een slechte meening
van onzen gastheer begon te koesteren, eene meening, die door llutant
gedeeld werd, want hij zeide„Als wij ons moeten overgeven, zullen
wij hun de overwinning toch duur laten betalen." Maar tot onze
verwondering kwatn noch Uhfeld, noch de dikke veldwachter.
De oude dienstmaagd was juist bezig ons te vertellen, dat zij
in eene andere kamer gegaan waren, toen zij door haren meester
geroepen werd.
Spoedig daarop kwatn zij lagchende terug. „Mijn meester," her
nam zij, „is een vreemdsoortig man. Hij heeft mij twee fiesschen
wijn doen brengen. De veldwachter is reeds half dronken; volgens
gewoonte zal hij het spoedig geheel zijn en dan kan men met hein
doen wat men wil; mijn meester heeft zeker een plannetje."
Nnauwelijks had zij dit gezegd of Uhfeld trad binnen. „Het
geheele dorp," dus begon hij, „zoekt naar u. Wetende dat ik
Fransch spreek en de Fransclieu altijd gaarne heb mogen lijden,
heeft men tnij natuurlijk verdacht u eene schuilplaats verleend te
hebben. Mijn huis is liet voorwerp aller bespieding geworden;
ik voor mij geef daar weinig om, doch voor u was ik beducht.
Geen kans ziende om die verbitterde lieden tot bedaren te brengen,
heb ik, in tegenwoordigheid van de woedende menigte, den veld
wachter uitgenoodigd met mij naar huis te gaan. Wanneer hij
genoeg geproefd zal hebben van den wijn dien ik hem heb doen
toedienen, zal hij, daar ben ik zeker van, aau iedereen vertellen,
dat hij niemand bü mij gezien heeftik zal zelfs proberen hem te
doen zeggen, dat men u op een halve mijl van hier heeft ontmoet.
Ieder zal dan naar buis gaan, en wanneer alles rustig is kunt gij
stil vertrekken. Jou," voegde Uhfeld er bij, zich tot Matthias
wendende, hond ik gevangen tot deze soldaten vertrokken zijn, uit
vrees voor uwe tong; doch wees gerust, uw dag zal u betaald en
zelfs dubbel betaald worden."
Behoef ik u nog te zeggen, niet welke opregte gevoelens wij
onze bewondering en dankbaarheid betuigden aan dien schranderen
eu edelmoedigen man, die zulk een vernuftig plan bedacht had
om ons te redden? Een kwartier later ging de veldwachter, ver
zadigd door den inhoud der twee fiesschen, de rol spelen, die
onze gastheer voor hem bestemd had. Werkelijk was de rust in
het dorp weldra hersteld.
In die tussclienbedrijven wus het middag geworden. Uhfeld stond toe
dat wij enMatthias het middagmaal gebruikten; den geheelen namiddag
bleven wij aan tafel, liet gesprek liep natuurlijk over het voorge
vallene. Al pratende begon de avond te vallen, 't geschikte tijd
stip om ons uit de voeteu te maken was daar. De brug te
Keuleu en de stad Tan dien naam rezen weder als spookgestalten
in onze verbeelding op. Ik waagde het op nieuw, het verzoek der
kleederen op het tapijt te brengen.
Onzen gastheer plooide het voorhoofd. „Uwe vraag, zeide hij,
„doet mij werkelijk verdriet, daar ik er niet aan kan voldoen; de 1
reden is u bekend. Na betgeen gebeurd is, moet mijn bezwaar
wonderlijk voorkomen? Wat zal ik u zeggen, 't is een gewetenszaak.
Nogmaals betuigden wij onzen hartelijken dank en vertrokken
door eene achterdeur, die op een weiland uitkwam, dikwijls nog
naar het huis omziende en 's hemels gunsten voor den bewoner
afsmeekende.
Moge deze woorden, zoo hij ze ooit leest, hem toonen, dat hij
niet met ondankbaren te doen gehad heeft.
Drie mijlen waren wij nog slechts van Keuleu af. Hoewel de
rust aan het been van Rutant veel goed gedaan had, kon hij
evenwel slechts langzaam gaan. Niettegenstaande dat, wilde die
zonderlinge snaak, nadat wij een half uur ver waren, weder naar
Uhfeld terugkeeren, om de tweede kip te halen die hij vergeten had.
Eindelijk vertoonde zich de trotsche stad in de verte aan j
onze oogenhet zal negen uur geweest zijn.
„Tot hiertoe," zeide ik tot llutant, „heeft de Voorzienigheid
ons zigtbaar beschermd, wij willen hopen, dat zij het zal blijven
doenmaar toch huiver ik bij de gedachte aan hetgeen ons daar
ginds wacht. Al de hinderpalen en gevaren, die wij ontmoet
hebben, zijn daarbij nog niets. Het is te laat en te vroeg om die
stad binnen te gaan, men zal ons bepaald herkennen."
„Uwe opmerking is juist, sergeant!" zeide hij, „wij hebben nog
een leelijke wandeling te maken, maar er bestaat immers geea
ander middel?"
„Ja, eigenlijk wel, het komt mij daar juist in de gedachte.
Bonn moet vijf mijlen van hier liggen; die stad bezit ook een
brug. De overtogt is daar lang zoo gevaarlijk niet als te Keulen
en de omweg is niet groot. Te Bonn bevindt zich eene hooge-
school, men kan zich daar vrijer bewegen. Onder de studenten zijn
er zeker wel eenigen, die de gewoonte hebben 's nachts rond te
zwieren; de politie, daarmede bekend, maakt het zich met de
nachtwandelaars niet moeijelijk.»
„Een bewonderenswaardige ingeving!" riep llutant in verruk-
kiug uit. Wij gaan naar Bonn. Drommels! wat is het toch jammer
dat ik mijn kip vergeten heb."
„Maar zult gij met uw gekwetste voet die reis nog wel kunnen
maken
„De oefening heeft er een wcldadigen invloed op. Met mijn
schoenen is het anders gesteld, de beweging maakt hen hoe langer
hoe ongeschikter."
Na eenige uren gaans stuitlaa wij op een riviertje, de Agger
genaamd. (Slot volgt.)