871. N°. 101.
Woensdag 23 Augustus.
29 Jaargang.
JZEr
er
1 uri
HËLDERSCHE
IV VlEilWEDIEPER COURANT.
ks
prijs
r 186
f 20(
eterat
„Wij huldigen het gcede."
Verschijnt Dingsdaq-, Donderdag- en Zaturdao namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
M franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 103.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 'cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
0^
r, Oc!
mme:
Woensdag? den 33 Aug. vertrekt van liicr de
Dst-Indisclie mail via Triest, per eersten trein.
Vrijdag den 35 Aug. vertrekt van hier de Oost-
idische mail via Briudisi, per trein van 6.35 's av.
Ponderdag den 31 Aug. vertrekt van liier deWest-
idische mail over Southainpton, per laatstcn trein.
B 1 V V E V L A V D.
HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Augustus.
Men wil, dat een Russisch diplomaat, dezer dagen gevraagd
ar zijn gevoelen omtrent den staatkundigen toestand van
uropa, gezegd heeft: door de vernedering van Frankrijk
tof ingevolge van den jongsten krijg is Rusland in een even
ering iteligen toestand geplaatst tegenover Duitschlandals
aarin Frankrijk' zich bevond na den oorlog van 1866
Galat «schen Pruissen en Oostenrijk. Is die opmerking juist,
p mogen de aanstaande verwikkelingen minder nabij ons
derland voorvallen, maar ze zullen niet te min ernstige
olgen kunnen hebben voor de andere staten van dit
srelddeel. Voor alsnog is echter de staatkundige hemel
ibewolkt, en het is .hartelijk te wenschen, dat het nog
0 a 5 ng> zeer 'ang 200 blijven moge.
euH De bijeenkomsten van vorsten en staatslieden, die dezer
eboi gen aan badplaatsen en elders plaats vinden, zouden ons
;eboi na overtuigen, dat de vriendschapsbanden tusschen dynastiën,
teringen en volken steeds naauwer werden toegehaald,
■e liet niet dat het jaar 1870 ons had geleerd, dat op
verschijnselen weinig valt te bouwen. Even als in
irige jaren worden ook nu aan die zamenkomsten staat-
imdige plannen vastgeknoopt, en worden gevolgtrekkingen
6Jjj geleid, die echter geen gewigtiger naam dan dien van
atere gissingen verdienen. De goede verstandhouding,
Ivere e er tusschen Oostenrijk en Duitschland bestaat, wekt
ieds de bezorgdheid op der Fransche dagbladpers. 'tWare
:hter te wenschen, dat de gehoudene zamensprekingen
een ander doel hadden dan de bevordering en instand-
ousing van den vrede, dat is: van de welvaart der volken.
Vreemd, maar niettemin waar is het, dat de verdraag-
'f jamheid in het godsdienstige, ondanks verlichting der
9de eeuw, nog lang niet algemeen is doorgedrongen. De
sraëlieten ondervinden daarvan vaak zeer onaangename
rigtei evolgen. De heer Cremieux, zelve Israëliet, die voor
s toe enigen tijd de gelijkstelling voor de wet voor zijne geloofs-
3 pi enooten in Algerië heeft geproclameerd, toen hij deel van
'r j" iet Bewind uitmaakte, vernam dezer dagen dat de Nationale
6,SI
l.vir lr,
:ilog,
t Kal
•koel
to:
mei
steel
klein
T.
hutt k
Strijd en Liefde.
(Vervolg.)
Ik viel zeer spoedig, in weerwil van de pijn, die ik nog altijd
ne ei oelde, in een slaap zoo vast en diep, dat het reeds zeer laat op
idemen dag was, toen ik den volgenden morgen ontwaakte. Het
VI ras nauwelijks morgen meer, het was reeds bijna middag. Ik
roei >4 moeite mij te herinneren, wat er gebeurd was, waar ik was,
in of het een droombeeld of werkelijk jonkvrouw Blanche was,
tegenover mij op de sopha zat, over een boek gebogen. Toen
ontwaakt was, stond zij op, ging naar een schellekoord in den
ioek van de kamer en trok daaraan. Daarop kwam ze naar mijn
ed toe en ging op een stoel aan het voeteinde er van zitten.
,Zijt gij het?" vroeg ik, haar geheel in verwarring aanziende.
«Hoe bevindt gij u?" vroeg zij bewogen. „Goddank! dat gij
noek
(D.)
(Dj
ie rakker zijt geworden, zoodat men uw wond verbinden kan; ik
geb
rilde niet toestaan dat men uw slaap stoorde en toch werd ik
(D.) ingstig bij dien langen slaap."
(Z)
(D.)
imer,
ren.
:s ei
Blij,
Vóór ik mijne gedachten zoover kon verzamelen, dat ik in staat
ras haar te antwoorden want kon ik zelf wel weten, hoe ik
lij bevond? trad de abt binnen en kort daarna ook Frederik.
«Veroorloof mij uw wond te onderzoeken," zeide de abt, „ik
rS) 'en een halve doctor, een halve wondheeler, ten minste ik hoop
llthans het noodzakelijkste te kunnen doen, daar de huisdoctor niet
oor morgen, als hij mevrouw Kühn bezoekt, zal komen. Hij
loet uit Noroy hierheen komen en is zeer moeielijk te krijgen."
Daarna, en terwijl jonkvrouw Blanche zich verwijderde, begon
abt mijn wond, naar het mij toescheen, vrij vaardig van haar
loodverband te ontdoen; Frederik bracht water en de verband-
mMmiddelen, die zich reeds in de kamer bevonden; ik onderwierp mij
val1 «"Ügend aan de behandeling.
„Ik geloof niet, dat de wond eenigzins gevaarlijk is," zeide de
L kt, „het is een zuivere vleeschwond, die spoedig zal genezen.
let bloedverlies heeft u misschien een weinig uitgeput."
J' itHet bloedverlies, of de weg!" hervatte ik, „of beiden te zamen.
"°kgevoel ten miuste dat het mij zeer veel genoegen zal doen, als
eTUemand van mij verlangt, dat ik in de eerste vierentwintig uren
ten lid zal verroeren."
«Dat zal voorzeker ook niemand doen," zeide de abt, voort-
1 sande met wasschenvervolgens legde hij pluksel op de wond en
diart m^u arm te ver')'nden-
«Kunt gij den arm vrij bewegen vroeg hij, toen dit gedaan was.
Ik tilde mijn arm in de hoogte, een hevige pijn deed zich in
1® bovenste spieren gevoelen, maar de beweging werd door niets
lerhinderd. Jonkvrouw Blanche kwam kort daarna terug, plaatste
Itch in den stoel waarin zij eerst gezeten had en zeide op een
Vergadering van Versailles dat besluit trachtte te ver
nietigen. Hij spoedde zicli derwaarts en deed wat hij kon
om de belangen der Israëlieten te bevorderen. Voor'shands
beeft hij reeds de zelfvoldoening, dat de commissie van
rapporteurs haar advies betrekkelijk dit onderwerp in
gunstigen zin heeft gewijzigd.
Ter aanvulling van liet état-major van Zr. Ms. stoomschip
Willem, in ons vorig nommer opgenomen, vermelden wij
nog de volgende officierenW. J. Struick en B. de Groot,
luits. ter zee 2de kl.B. J. G. Volck, adelborst 1ste kl.
C. H. Schröder, offi van gez. 2de kl. en W. D. J. Be-
zemer, scheepsklerk.
Jl. Zondag had alhier de tweede huishoudelijke schiet
wedstrijd van liet Artillerie-Vrijkorps plaats. Daaraan werd
deelgenomen door 32 werkende leden. De uitgeloofde prijzen
werden behaald als volgt: op 200 passen: 1ste prijs de
majoor D. P. H. Aberson, 2de prijs de serg. J. J. Bekkers
op 100 passen: 1ste prijs liet werkend lid M. L. Beek,
2de prijs liet werkend lid G. Lemmers, 3de prijs de serg.
F. J. Bussing en 4de prijs de serg. G. Tliomasz. De
rozenprijs werd behaald door den korporaal K. Graaft',
's Avonds had in 't lokaal Musis Sacrum, onder de leiding
van de feestcommissie, een réunie van leden en geïntrodu-
ceerden plaats. De prijzen en getuigschriften werden door
den president der commissie, den 2den luit. J. Schuijt, met
gepaste toespraken uitgereikt. De majoor Aberson nam het
verkregen getuigschrift in dank aan, docli deelde mede, dat
hij, daar hij zicli had voorgenomen geene door hein te
behalen prijzen voor zicli te behouden, den behaalden prijs,
in een paar sierlijke bloempotten bestaande, bestemde als
prijs voor den eerlang te houden jaarlijksclien schietwedstrijd.
Aan de tamboers van Peursen en Groot werden, namens
de werkende leden, geschenken uitgereikt, als bewijzen van
erkentelijkheid voor hun betoonden dienstijver. Door den
president der sociëteit Mars werd hulde gehragt aan 't
streven van het Vrijkorps en ten slotte 'een toast ingesteld
op Z. M. den Koning. Met een zeer geanimeerd bal werd
deze feestelijke bijeenkomst besloten.
Zonder eenige publieke aankondiging hadden jl.
Zondag namiddag aan de Binnenhaven alhier eenige volks
vermakelijkheden plaats, die eene groote volksmenigte tot
zich trokken. Voor wandelaars, die daar passeerden, was
het een verrassend gezigt, zich plotseling en onverwacht
te bevinden midden van in stilte georganiseerde volks-
vermakelijkheden.
eigenaardigen vastbesloten toon:
„Uw oppasser heeft mij alles verhaald wat er gebeurd is, nadat
gij Colomliier verlaten hebt. Ik bril het, die de schuld vau dit
ongeluk draag, en ik zal u laten zien, hoeveel leed het mij ver
oorzaakt, terwijl ik alles doen wil om het weder goed te maken
en de gevolgen er van te verzachten...."
„En wanneer het uwe schuld niet was?" zeide ik langzaam, mijne
gedachten verzamelende.
„Wat meent gij?"
„Zoudt gij dan ook verondersteld dat ik vrouwelijke verpleging
noodig heb mij die met dezelfde goedheid aanbieden?"
Zij zag mij aan zonder te antwoorden.
„Gij begrijpt," aldus vervolgde ik lachend na een kort stil
zwijgen, „dat dat mij zeer gelukkig zou makenzegt gij mij nu
echter dat alleen het bewustzijn de schuld van mijn ongeluk te
zijn, alleen de behoefte dit weder goed te maken u tot zooveel
zelfverloochening aandrijft, dan zal ik u antwoordenik dank u,
de zaak is niet zoo ernstig en ik zal dadelijk opstaan om u te
toonen, dat ik inderdaad een zóó opofferende dienst niet noodig
heb, dat uw schuld wezenlijk niet zeer groot is en dat datgene,
wat mij i overkomen is, u volstrekt niet zwaar op het hart behoeft
te liggen."
Zij ging voort mij zwijgend aan te zien.
„Ik begrijp u niet," zeide zij vervolgens, als uit een droom ont
wakende, „wat gij zegt is onvriendelijk."
„Ik wil alleen maar zeggen, dat ik liever een bewijs van uw
goedheid dan van uw nauwgezetheid ontvangen wilde. Maar genoeg.
Veroorloof mij u te zeggen, dat ik niet begrijp hoe gij u zeiven
de schuld van mijn ongeluk kunt geven."
Zjj wierp een doordringenden blik op mij en zeide daarop:
„Nu zijt ge niet oprecht! Uw hart is vervuld met hatelijke
achterdocht, doch neen, een achterdocht, die maar al te natuurlijk
is! Gij houdt u overtuigd, dat wij u in een hinderlaag hebben
willen lokken; uit het verhaal van uwen oppasser heb ik ver
nomen, hoe de overtuiging, dat wij u van het begin af aan
gedurende den nacht te Coloinier hebben willen houden, u op
geschrikt en bewogen heeft stil heen te gaan. Bewijst dat niet
genoegzaam uw wantrouwen?"
Frcderik had zich reeds lang met de gebruikte zaken verwijderd,
en kon dus door mij niet als getuige worden opgeroepen, dat
Blanche zich vergiste; de abt had met hem de kamer verlaten om
mij, zooals hy zeide, eten te laten brengen; wij waren dus alleen.
„Ik ging heen, omdat het mijn plicht was des nachts niet van
mijn post weg te blijven," zeide ik, „eebig en alleen om die reden."
„Wezenlijk,,, riep ze met een bijzondere levendigheid uit. „Is
dat waar?"
Gisteren in den vroegen morgen verliet de jongeling
Willem Verhagen het ouderlijk huis, om zijne bezigheden
aan de gasfabriek te hervatten. Zijn vader, nog niet gereed
om naar 't werk te gaan, bemerkte dat zijn zoon bij het
heengaan meer slapende dan wakker was. Hij spoedde
zicli dus om zijn zoon te volgen, maar nergens vond hij
hem. Naar huis terugkeerende, verneemt liij, nabij de
Westerkerk gekomen, een hulpgeroep. Het is de schipper
van de daar liggende schuit, P. Pz. Kuiper, die den
eersten den besten voorbijganger ter hulp roept, ten einde
een drenkeling uit het Heldersch Kanaal te redden. Ver
hagen springt in een bootje en heeft het geluk, dat zijne
pogingen, met die des schippers vereenigd, slagen. Zij
brengen den gezonkene op den wal; maar wie beschrijft
de ontsteltenis des vaders, die in den drenkeling zijn zoon
herkent! Met behulp van J. Dienaar en A. Stijn wordt
de verdronkene naar het ouderlijke huis gebragt en de hulp
van den heer Boomsma ingeroepen. Na langdurige pogingen
gelukte het de levensgeesten des jongelings weder op te
wekken.
Achtereenvolgens werden door liet Rotterdamsch
tooneelgezelschap, onder directie der hh. Albregt en van
Ollefen een tweetal voorstellingen ter dezer plaatse gegeven,
op Zondag en Maandag jl. Des te meer belangrijk waren
die voorstellingen door de medewerking van mej. Beersmans,
ten onzent reeds sedert eenigen tijd allergunstigst bekend.
Beidé uitvoeringen droegen in groote mate de goedkeuring
weg van 't publiek, dat den eersten avond echter niet talrijk
was. Inzonderheid handhaafde iilejBeersmans liaar geves-
tigden roem, terwijl zij op flinke wijze door de overige leden
van 't gezelschap werd ter zijde gestaan.
Wenschelijk ware het, dat dit zoo degelijk gezelschap
kon besluiten om in het eerstvolgend wintersaizoen alhier
eene reeks van voorstellingen te geven. Mogt dit het
geval zijn, dan zouden we de directie den raad geven,
om het rooken in den schouwburgzaal bepaaldelijk te ver
bieden. Het genot wordt voor zeer velen door den stik-
kenden rook vergald.
De majoor der genie F. A. Vaillant alhier, is o. a.
lid der commissie belast met het afnemen van examen van
de officieren, die bij de-, stafschool verlangen geplaatst te
worden.
Het Dagblad ontving gisteren uit Antwerpen het
volgende telegram
„Heden ochtend ten 9 ure werd de Nederlandsche Commissie
tot ontvangst der stoffelijke overblijfselen van de Nederland-
„Zeker! kunt gij daaraan twijfelen?"
„Ik twijfel er altijd aan, dat een man alleen uit plichtgevoel,
een groote inspanning van zich vordert, terwijl hij zoo veel gronden
of voorwendsels heeft de noodzakelijkheid er van te ontkennen."
„Gij hebt niet veel achting voor mannelijk plichtsgevoel," merkte
ik op.
„Neen!" zeide zij koel.
„En toeh was het alleen plichtgevoel, dat mij gisteren avond
deed besluiten mij los te rukken uit een toestand, die, geloof me,
zeer veel bekoorlijkheid voor mij had, en dat mij deed afzien van
het genoegen, heden aan uwe zijde naar huis terug „te kceren.»
„Dan dank ik u," zeide zij levendig en mij als onwillekeurig
haar hand toestekende,... „ik dank u en wil u daarenboven nog
bekennen, dat het mij verheugt."
Zij zweeg, licht blozende.
Verheugt?... Wat?..."
„Dat gij standvastiger geweest zijt, dan ik gisteren meende dat
gij waart, toen ik vond, dat gij zeer toegevend waart."
„Maar als ik u nu van alle schuld aan mijn ongeluk vrijspreek,
vervalt ook voor u den plicht mij te verplegen en de barmhartige
zuster bij mij te spelen."
„Gij schijnt het er op toe te leggen mg dat moeielijk te maken 1"
„Neen zeker niet! Ik behoef u niet te zeggen hoe gelukkig het
mij zou maken, als gij, terwijl het uw plicht niet is, bij mij
b leeft..."
„O 1" aldus viel zij mij lachend in de rede, als om mij te
beletten verder over dit punt uit te weiden, „wij vrouwen kunnen
nog iets meer doen dan alleen onzen plicht vervullen; maar het i3
zeer veel van mij gevorderd, dat ik daarvan een bewijs zal moeten
geven."
„Gij hebt gelijk, de vreemdelingde vijand heeft dat niet aan u
verdiend. Welk een man zou het moeten zijn, voor wien gij zoo
iets zoudt kunnen doen, dat moeielijk en buitengewoon is en de
gewone Christenplicht ver te boven gaat...."
„Het zou een man van een buitengewoon karakter en iemand,
die zijne hartstochten weet te beheersehen, moeten zijn."
„Toch met uitzondering van de hartstocht voor ul" zeide ik.
Zij zag mij aan als om mij te straffen voor den spottenden toon
waarop ik dat gezegd had.
„Neen," hervatte ze scherp, „hij moet ook de hartstocht voor
mij met onverbreekbare kracht weten te beheersehen en te onder
drukken, als zijn verstand en zijn plicht het van hem eischen."
„Dan weet ik wat ik wenschen moet, namelijk de gelegenheid
om mij voor uwe oogen te vertoonen als zulk een soort vau Hercules,
die de Lernaeïsche slang van zijne hartstochten en als een soort
dierentemmer, die zijne booze neigingen overwint."