1871. N°. 104.
Woensdag 30 Augustus.
29 Jaargang.
V
clt
Oa
so.
1871
alle
Oc!
heet
iraeii
IIELDERSCHE
EN NIËIWEDIEPER (01 KANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
M franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Vau 14 regels 60 ceut,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
dij jlondrrdag den 31 Aug. vertrekt van hier de West-
2,36[ndischc mail over Southainpton, ]>er laatNten trein.
Woensdag den O Sept. vertrekt van hier de
Oost Indische innil via Triest, per eersten trein.
Vrijdag den 8 Sept. vertrekt van hier de Oost-
Indische mail via llrindisi, per trein van 6.25 's av.
9,50
8,61
'5,5i
ieuv
4,56
odei
ral
Kal
6/1
12/' )f
Hl E L A i\ I).
HELDER en NIEUWEDIEP, 29 Augustus.
De Fransche minister van Financiën toont zich in de
tegenwoordige omstandigheden een verklaard vriend der
'l°g' jndirectie belastingen. Hij heeft voorgesteld tot verhooging
r bestaande indirecte belastingen en bij de behandeling
der daartoe strekkende voordragt heeft hij doen uitkomen,
die belastingen de beste bron zijn om bet geld op te
vera leveren, dat Frankrijk noodig heeft om zijne schuld af
te doen.
Spanje kan men nog steeds niet onder de gelukkige rijken
igeljtan Europa rangschikken. Burgerkrijg is er aan de orde
op handen. Thans wordt er weer een Carlistische
opstand aangekondigd, 't Is of ze daar nooit moê worden
't verstoren der inwendige rust. Behalve die staat-
;undige opschuddingen komt er nu weder een kerkelijk
eschil op 't tapijt, namelijk over de wettigheid van 't
urgerlijk huwelijk. De aartsbisschop van Madrid handhaaft
JOg!
n d
ban
90/.
inga
lijlt
cius,
e
Hl
(Z.)
(Z.)
d
I
zee i dezen de regten der kerk.
De ex-Keizer Napoleon heeft in onderscheidene deelen
an Frankrijk en inzonderheid op het eiland Corsica nog
ele vrienden en aanhangers. En als men bedenkt hoevelen
tijdens het keizerrijk onder dien regeringsvorm veel
erdienden of althans hooge inkomsten genoten, dan zal het
iemand verwonderen, dat er nog altijd voorstanders gevonden
lorden van de vroegere orde van zaken. De leden dezer
artij zitten in den laatsten tijd niet stil en vooral ter ge-
a ei igenheid van den Napoleonsdag hebben zij door giften en
itdeelingen gezorgd, dat de herinnering aan den gevallen
igen lonarch bij 't volk niet wordt uitgewischt. Het Journal
telI|les Débats vindt daarom dan ook voldoende reden om tegen
partij te waarschuwen en de aandacht te vestigen op
iet bestaan en het streven der vrienden van het keizerrijk.
De Keizers van Duitschland en van Oostenrijk hebben
iet plan vastgesteld om elkander te Salsburg te ontmoeten..
(Z.) gerucht als zoude de president-minister van Oostenrijk,
isk e heer von Beust, in eene onhoudbare positie zijn gekomen,
geb rordt uit Weenen bepaaldelijk weersproken.
iren
ken.
man
S t r ij cl en Liefde.
(Vervolg.)
De abt antwoordde mij zeer driftiguitroepingen en vervloekingen
an den tuinman vermengden zich met dat antwoordik verstond
en abt, die in zijn drift alleen Fransch sprak, evenmin als den
linman; zij spraken hun Fransch veel te driftig en te schielijk;
mar Frederik kreeg daardoor tijd op te staan, zijn geweer te
rijpen en nog slaapdronken, naast mij te gaan staan.
«Gij ziet," aldus hervatte ik, „dat gij niets meer kunt redden,
tinheer de abt, vvildet gij een strijd met ons beiden wagen, dan
ludt gij daarbij niets winnen en mijne manschappen zouden komen
i u overweldigen, als wij daartoe niet in staat waren. Laten wij
tedzaam uit elkander gaan, buig u voor liet onvermijdelijke, dat
lor u niet meer te veranderen is, even als ik mij buig voor het
ivel van mijn plicht. Gelooft gij, dat dat mij minder smartelijk
moeijelijk is?"
Hij mompelde iets, terwijl hij zijne gebalde vuisten in de hoogte
efvervolgeus keerde hij zich om als om te luisterenen
derdaad men hoorde in het voorhuis voetstappen en het kletterend
iluid van sporen. Een vau de uhlanen, die vóór de anderen
teed was, kwam binnen stormen en klopte aan de gesloten deur
n mijn kamer. Frederik ging daarheen om hem open te doen.
s abt en de tuinman verwijderden zich oudertusscken door den
inkeren gang.
Ik nam nu de lamp, om mijne manschappen, die de een voor,
ander na aankwamen, bij te lichten; spoedig ecliter was er een
lf dozijn tegenwoordig, waaronder Glauroth, die mij allen met
mne vragen als bestormden; het was een aardig gezicht, die
lf gekleede mannen met geweeren en ontbloote sabels in de hand,
wijl ze mij aanzagen en om mij heen drongen en ik de lamp
de rechterhand hield.
«Waar is de vijand?,, riep Glauroth uit, „wat is er gebeurd?
wie hebt ge geschoten? waarachtig, gij ziet er uit als Wallen
en te Eger te midden vau zijn moordenaren.... bleek, met recht
ereind staande haren, door blanke zwaarden omringd...."
«Ik zal u den vijand laten zien, kameraden!" zeide ik, „het is
Her ;een vijand van vleeseh en bloed, ik spreek sleehts van
n bekenden boozen vijand vau het menschelijk geslacht, die de
d verderft: ik spreek van den verderfelijken mammon."
Toen zij in de kamer, waarheen ik hen leidde, aangekomen
"en, was de verbazing en de vreugde groot. De zwaarte van
vaatjes werd beproefd, de afzonderlijke pakjes werden bekeken
deksels der vaatjes werden bij het licht gehouden en de op
luiken gelezen; ondertusschen werd ik met vragen bestormd;
Zr. Ms. stoomschip Kijkduin, onder bevel van den luit.
ter zee 1ste ld. IV. F. II. C ram er, zal eerstdaags, waar
schijnlijk Maandag, van hier vertrekken en een kruistogt
in de Noordzee maken tot bescherming van onze visschersvloot.
Zr. Ms. instructievaartuig Ternate, onder bevel van
den luit. ter zee 1ste kl. C. J. Smith, is alhier terug
gekeerd van den kruistogt in de Noordzee.
Volgens een bij het Departement van Marine uit
Batavia ontvangen telegram, was het schroefstoomschip
Vice-Admiraal Koopman, onder bevel van den kapt.-luit.
ter zee B. D. van Trojen, uit Nederland, den 26 dezer aldaar
aungekomen, en was het schroefstoomschip Curayao, onder
bevel van den kapt.-luit. ter zee jhr. M. IV. Bowier, be-
hoorende tot de zeemagt in Oost-Indie, den 27sten Junij
jl. te Melbourne geankerd. Aan boord dier bodems was
alles wel.
Gisteren is alhier, na een reis van 187 dagen, van
Passaroeang aangekomen het Nederlandsch koopvaardijschip
Noordbraband, kapt. Rovers.
Tot ouderling bij de Herv. Gemeente alhier, in de
plaats van wijlen den heer IV. F. Kissing, is in de gisteren
gehouden vergadering van het kies-collegie benoemd de
heer G. J. van Hoohverff.
Een zonderling vaartuig is gisteren voormiddag van
hier naar Texel vertrokken met verdere bestemming naar
Harlingen. Het is een sloep of liever een kano, genaamd
Rob Roy, eigenaar en tegelijk kapitein de heer Mac Gregor.
Hot vaartuigje is 14 Eng. voeten lang, 3 voet breed en
18 duim diep; het voert een loggerstuig. Als scheeps-
provisie had de gezagvoerder beschuit, kaas en water aan
boord. Overigens was alles aanwezig wat voor tuigage als
anderzins op een zeetogtje noodig is, alles in de grootste
orde gerangschikt in de zeer beperkte ruimte, en zóó dat
de bestuurder liet onmiddelijk kan grijpen. De heer Mac
Gregor zat op den bodem van de sloep met een hondje
hij zich, zijn eenige reisgezel. Voor het geval van water
over te krijgen, was hij voorzien van een gutta-pereha jas,
die zijn bovenlijf niet alleen beschutte, maar die tevens de
opene ruimte bedekte, waarin hij zat. Het vaartuigje was
zoo ligt, dat het met zeer veel gemak door twee jonge
lieden werd gedragen. De eenigè positie, die de eenige
opvarende maakte, was dat hij zorgvuldig waakte, om met
zijn ligchaam altijd eene houding aan te nemen tegenover
gesteld aan de overhelling van het ranke vaartuig.
Gisteren is doordeMaassche vischsloepde Dankbaarheid,
stuurman S. Visser, alhier aangebragt de equipage van de
Glauroth berekende zeer vlug het geheele bedrag van de som en
een algemeen: hoera! volgde op zijne mededeeling, dat, als de
opschriften goed waren, alles met elkander 195,000 fr. bedroeg.
Ik zorgde er voor dat Frederik uit mijn kamer een blad papier
haalde, waarop wij het aantal der vaatjes en de sommen die zij
ieder afzonderlijk inhielden, aanteekenden. Dit protocol werd door
mij, Glauroth en twee andere ulanen onderteekend, daarop vouwde
ik het zamen en gaf het Glauroth.
„Gij moet opzitten, Glauroth," zeide ik, „en dadelijk naar Noroy
rijden om den kommandant met onze vondst bekend te maken.
Neem één man als gezelschap mede. De majoor zal u meuschen
medegeven om den schat van hier te haleumaak er hem op
merkzaam op, dat het zonder een wagen niet gaan zal. Haast u
Spreek niet van mijn wond Hoort gij
Glauroth was door de vondst veel te opgewonden om met meer
dan een half oor naar mij te luisteren.
„Ik zal hem er opmerkzaam op maken, dat wij allen ten minste
het IJzeren Kruis verdiend hebben door de gevangenneming van
zulk een vijand."
Twee anderen zette ik als schildwachten uit, de een op het
grasveld, de ander in den gang van het huis, daarmede was al het
noodige voor het tegenwoordige gedaan. De overigen zochten hun
leger weder op en ik zeide aan Frederik dat insgelijks te doen,
waarop ik, nadat ik de deur van de kamer gesloten had, mij ook
ter ruste begaf.
„Hoe was het mogelijk," zeide ik daarbij tot Frederik, „dat gij
zoo vast sliept, nog vaster dan een beer in zijn winterslaap! Ik
dacht, dat gij op zijn minst dood waart."
„Ja, ik moet zeer vast geslapen hebben," antwoordde hij, „en
ik ben nog zwaar in mijn leden ik geloof dat ik mij slechts behoef
neer te leggen om weder in te slapen."
„Voeldet gij dien slaap reeds vóór gij naar bed gingt?"
„Zeer merkbaar, mijnheer de vice-wachtmeester," zeide Frederik,
„even alsof men een slaapmiddel in mijn avonddrank gegoten had
Daarop wierp Frederik zich weder te bed; ik zocht het mijne
op en vroeg mij zeiven daarbij af of ik er niet zeer wel aangedaan
had het rustaanbrengende poeder van den abt niet aan te roeren.
Inderdaad, als ik het genomen had, zon ik bezwaarlijk het
overige gedeelte van den nacht zoo geheel slapeloos hebben door-
gebragt. Het waren zeer pijnlijke, onbeschrijfelijk kwellende en
rustelooze uren, waarin ik de vertwijfeling dikwijls nabij was,
omdat juist ik, dat verschrikkelijke goud had moeten vinden. Ik
had, zoo innerlijk gelukkig en in stilte juichende, voedsel gegeven
aan het vooruitzicht, dat het mij zou gelukken een brug over den
afgrond te leggen, die mij nu nog van Blanche scheiddeen nu
schoener de Zwerver, kapt. Hagedoorn, van Newcastle met
ijzer, cement en soda naar Riga bestemd. De gezagvoerder had
zijne vrouw en kinderen aan boord, welke mede gered zijn.
Door de opvarenden der vischsloep, die genoemd schip
in de Noordzee masteloos drijvende vonden, zijn herhaaldelijk
en onvermoeid pogingen aangewend om het vaartuig op
sleeptouw te houden en in de eene of andere haven binnen
te brengen. Door aanhoudend stormweder en eene lekkage
aan het schip is dit niet mogen gelukken. Zelfs hebben die
visscherlieden, genoodzaakt om in allerijl de schoener te
verlaten, onderscheidene hun toebehoorende goederen moeten
achterlaten. Stuurman Visser rapporteert, dat, naar zijne
meening, van het vaartuig niets zal zijn teregtgekomen,
daar het hij de hevige stormen, die jl. Donderdag, Vrijdag
en Zaturdag woedden, stellig is gezonken.
Jl. Zondag avond hebben alhier eenige infanteristen in eene
openbare danszaal, na geweigerd te hebben hunne vertering
te betalen, in den twist die daarover ontstond, van hunne
wapens gebruik gemaakt en den koffijhuishouder aan het
hoofd en de hand verwond en meer andere personen mis
handeld. De zaak is aangediend, en zal voor den bevoegden
regter worden behandeld.
Zaturdag 11. zijn door de commissie voor het examineren
van varenslieden te Rotterdam toegelaten als 2de stuurman
de heer P. Steilberg, en als 3de stuurman de heer H. de
Waard, van Texel, beiden leerlingen van den onderwijzer
in de zeevaartkunde Leijer alhier.
Z. M. de Koning zal zich aanstaanden Donderdag naar
Rotterdam begeven, ten einde den scherpschutters-wedstrijd
daar met IIDs. tegenwoordigheid te vereeren.
Bij de commissie voor de oprigting van een monument
op de begraafplaats te Ginneken voor de gesneuvelden op
de Citadel van Antwerpen, is berigt onvangen, dat het
Z. M. den Koning heeft behaagd eene bijdrage beschikbaar
te stellen van 1000.
II. M. de Koningin zal, naar men verneemt, in het
begin der volgende maand met Z. K. H. Prins Alexander
een reis ondernemen naar Zwitserland.
De Gaulois, een blad dat wel eens meer weet dan
waar is, verzekert dat in de volgende maand te 's Hage
de Koningen van Nederland, Zweden en Denemarken met
den Keizer van Rusland een bijeenkomst zullen hebben,
als demonstratie tegen de sterk toenemende magt van
Pruissen in de Oost- en de Noordzee.
Van 12 Sept. tot 11 Oct. a. s. zal aan de Israëlitische
militairen verlof worden verleend wegens hunne godsdienstige
feesten.
kwam dat vervloekte zware goud en zette zich neder op mijn
luchtige en phantastisehe brug en onder dezen last was zij gebroken
en ingestort en de afgrond gaapte wijder en dieper dan te voren
en uit de donkere ledige diepte staarde mij de wanhoop tegen.
Eindelijk brak de morgen aan, de zon kwam op en steeg al hooger
en hooger, toeh gevoelde ik geen lust om op te staan, ik gevoelde
mij mat, zwak en alsof al mijn leden gebroken waren. Een meisje
bracht mij liet ontbijt. De abt verscheen niet, ofschoon hij zich
als mijn geneesheer opgedrongen had. Van Blanche vernam ik
natuurlijk niets. Ook de arts uit Noroy, die men mij gezegd had
dat van daag komen zou, kwam niet. Frederik was opgestaan
en liep verdrietig van mij naar de manschappen en van de man
schappen naar mijhij klaagde over hoofdpijn. Ik vatte eindelijk
moed en zond om den abt. Ik liet hem dringend verzoeken om
mij te komen bezoeken.
Na een geruiinen tijd kwam de abt.
Ik verzocht hem plaats te nemen en zeide op een schertsende
toon, die wel zeer gedwongen geklonken zal hebben
„Ik heb het poeder, dat gij mij gister avond voorgeschreven
hebt, niet ingenomen en dat schijnt u nu zoo toornig op uw patiënt
gemaakt te hebben, dat gij bem opgegeven hebt. Is het niet zoo?
Ik zou liet u ook niet kwalijk kunnen nemen. Ik wil ook inderdaad
die moeite en zorg niet meer van u vorderen, mijn wond geneest
wel zonder veel geneeskundige verpleging en is in ieder geval het
minste van datgene, wat mij ongelukkig mankt.... Ah, waarom
doet gij dat?"
De abt had met een eigenaardig droevig en verlegen gelaat mijne
blikken vermeden terwijl ik zoo sprak en strekte nu zijn hand
uit naar het glas, waarin hij gister avond zijn poeder vermengd
had en dat nog vol op m\jn nachttafel stond.
Hij nam het en ledigde het half in één teug.
„Waarom doet gij dat?" riep ik uit.
„Gij hebt het middel, waardoor ik u nachtrust wilde bezorgen,
versmaad," antwoordde de abt, „opdat het niet ongebruikt blijve,
zal ik het zelf nemen; na het tooneel van dezen nacht zal de
werking van dit poeder mij goed doen."
„Ah!" zeide ik, „mijne woorden hadden u daaromtrent ook
gerust kunnen stellenik heb er niet aan gedacht, dat dit poeder
niet schadeloos, zelfs zeer voordeelig werkt; als ik het ingenomen
had, zou ik voorzeker even goed en even vast geslapen hebben
als Frederik, en gij en jonkvrouw Blanche hadt ongestoord uw
voornemen ten uitvoer kunnen brengen. Ik gevoel nu geen ver
twijfeling over het leed, dat ik jonkvrouw Blanehe heb moeten
aandoen, het was ook geen wanhoop, die er mij toe aandreef, u
om een onderhoud te verzoeken. Ik wilde vau u vernemen hoe