Marine-Haven Nieuwediep.
SC H AG ER MARKT van HEDEN.
Proces der Petroleuses.
aan
teer
laar
Hen
is.
tijd
jaar
iten
tans
om
De
Ierland blijft de oorzaak van ongerustheid voor
Engeland, niettegenstaande al hetgeen er door het ministerie
Gladstone is gedaan om de Ieren met het Britsche rijk te
verzoenen. De Times wijdt weder een hoofdartikel aan de
lersche grieven; de slotsom zijner beschouwingen komt
hierop neder„Tusschen ons en de Ieren staat iets zonder
wezen of kern, maar toch werkend als een booze geest;
het is eene hersenschim, een spooksel, namelijk het aan
denken aan een reeds lang voorbijgegaan verleden. Wij
moeten volstrekt een of ander middel vinden om dat af
schuwelijke spooksel te bannen."
Een officier te Madras heeft een water-velocipède
uitgevonden, die uitstekend voldoet, volgens de Madras
Mail. Het geheel zou sterk en eenvoudig zijn ingerigt;
men heeft er weinig gevaar mede van omslaan, terwijl een
man, in een luijerstoel gezeten en onder het genot van
een geurige sigaar, den velocipède op zijn gemak met een
vaart van 7 a 8 mijlen door het water kan trappen.
Door bemiddeling van den Engelschen kolonel Kirkliam,
zijn, na een langdurig tijdsverloop, weder berigten ontvangen
uit Abessinie. 't Is daar alles behalve rustig. Sedert den
val en den dood van Keizer Theodorus wordt daar ernstig
getwist over de opperheerschappij. Het krijgsgeluk schijnt
thans op de hand van Kassa te zijn, wiens geregelde
troepen door bovengenoemden kolonel worden aangevoerd.
Kassa heeft zijn magtigcn tegenstander Gobazie totaal ver
slagen. Kirkham schrijft, onder dagteekening van 12 Julij,
uit den omtrek van Adua: „Eindelijk is de strijd tusschen
Gobazie en Kassa ten einde. Den 9 leverden wij een veld
slag, waarbij Gobazie en zijn geheele leger in onze handen
vielen en nu zal Kassa Keizer van Abessinie zijn."
Duitichland.
Te Straatsburg wordt vermist: de hoofdbeambte .van
het postbureau, met zijn negenjarig zoontje en.... een bedrag
van 18,000 tlialer in staats-obligatiën van 1850 en 1852,
ter waarde van 1000, 500, 200 en 100 thaler. De directie
van het postkantoor heeft een premie van 1000 thaler op
de aanhouding van de voortvlugtigen uitgeloofd.
Een spoorwegwachter nabij Bendorf heeft op den weg
m het zand een ongeslepen diamant gevonden, naar men
zegt ter waarde van eenige duizende thalers.
Het Beijersche nationaal museum is dezer dagen
verrijkt met twee voorwerpen, die algemeen de aandacht
rekken. Het is een guitar en eene viool, tijdens het
beleg van Parijs vervaardigd door twee Beijersche infante
risten, en wel uit stukken van sigarenkistjes en glasscherven,
[onder aanwending van ander materiaal dan een zakmes
en een weinig lijm. Naar de verklaring der manschappen
van de 8ste compagnie van het Beijersche regiment genaamd
Kroonprins, hebben de beide makkers door hun spel op de
istrumenten aan hunne kameraden menig vrolijk uurtje
verschaft.
ji Was de ontvangst van Keizer Wilhelm door den
j8postenrijkschen monarch hartelijk en beleefd, een groot deel
der Oostenrijksche aristocratie heeft van zijne tegenover
gestelde gevoelens doen blijken. Zoowel Isclil als Gastein
in Salzburg werden door tal van aartshertogen, graven en
idelijken verlaten, zoodra het bekend werd, dat de Duitsche
eizer daar zou komen. Ook de aanzienlijkste vrouwen,
■aa
l de
reet
rge-
mis.
t,C
irig
der
dei
hen
de»
ïeei
'zelfs van het hof, gaven door dergelijke demonstraties blijk
van hare anti-Pruissische gevoelens. De boeren daaren-
;egen koesteren een andere gezindheid; want den 7 en 8
lgeI Sept. 11. waren er wel 6 a 7000 plattelandbewoners naar
dalSalzburg gekomen, om den man te zien, „die Napoleon
zoo ferm had geklopt."
In het lokaal der effecten-societeit te Weenen heeft
den nacht van 6 op 7 dezer een diefstal met inbraak
gen plaats gehad. In den achterwand eener ijzeren kast is
door uitboring eene opening gemaakt en langs dien weg
eene som van fl 35,000 aan effecten gestolen. Naast die
papieren lagen eenige zakken geld, te zamen fl 30,000,
ziclibenevens 25 bankbiljettenmaar vermoedelijk hebben de
a dit niet bemerkt; althans dit alles is onaangeroerd
blijven liggen. Bij het plaatselijk onderzoek vond men de
ing kenteekenen, dat de daders 's avonds het gebouw waren
binnengeslopen, en na den diefstal door een raam zijn
uitgeklommen.
De runderpest is in Galicië uitgebroken en de be-
tmetting heeft haren weg reeds over de Duitsche grenzen
weten te vinden. De besmette plaatsen zijn onmiddellijk
loor een cordon van militairen omgeven.
c|j;Zeilklaar liggende en vertrokken Schepen Groote Vaart
.Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Bestemming.
10 Kennemerland. P. de Jong qq. Batavia.
12 13 Sept. Vooruit. K. A. van Wijk. Napels.
Binnengekomen Koopvaardijschepen Groote Vaart,
innenk. Schip. Gezagvoerder. Cargadoor. Herkomst.
12 Sept. W. G. Putnam. T. Richard.*H.J.Tweehuijs. NewOrleans
13 Sehastian Back. J. Sandstedt. Duinker&Goedk. Itangoon.
mal 13 ii Ottawa. T. Robinson. van Vliet Co.
va Heeft vijf dagen quarantaine ter reede gelegen.
^reJ Binnengekomen Schepen bestemd hunne lading in de
Binnenhaven te lossen.
Gezagvoerder. Herkomst. Lading. Cargadoor.
A. Pedersen. Onskuldvick. Hout. Amous Co.
L. Rafen. Sundswall.
M. Morck. Porsgrund.
Nylancl.
Drammen.
J. C. Uirichsen. Sundswall.
O. Norbom. Soderhamn.
E. Ostensen. Krageroe.
Soou. i,
Sundswall. P. Haagsma.
Kongshavn.
>mu
nee
n i
hek
lijk®
jkS' Schip.
Victoria.
Rac Minerva.
jutl pordcop.
(lofHerm.dcRuiterL. H. Draijer.
ee_ IvendeBródre. L. Olsen.
ïE
uLiicine.
va Neptun.
Vestalinden.
N. Nilsen.
C. G. Morck.
AnnaMariaWilh.J. de Haan.
irc|j Adm.P.Tordenskjold.M.Saxlund. Wyborg.
olei Henriëtte. T. Aasuldsen. Soderhamn.
Oscar. W. Wittusen. Hernosand.
Urafna. M. Eredrieksen. Helsingfors.
'n' HenriëtteMaria.J.P.Oldenburger.Sundswall.
Johannes. P. Nannings. Soderhamn.
Vliet Co.
Blikman Co.
Cato. E. Furlong.
Amphilrite. R. Furnbull.
John Clarke. T. Slebhengs.
Wynyard. R. Robson.
Vnnguard. G. Howe.
Sunderland. Steenk. Duinker&Goedk.
Newcastle.
Zur Mühlen Co.
Seaham.
Sunderland. Order.
PER TELEGRAAF.
Paarden
Ossen
Stieren
Geldc-Koeijen
Kalf-Koeijen
Vaarzen
Hokkelingen
Nlicht. Kalveren
VetteRammen
Schapen
f 80 a-
-170 a240
- 70 allO
- 80 a225
-180 a230
-160 i,200
- 60 allO
- 16 a 21
- 2S a 85
- 15 a 36
23
Lammeren f 13
Bokk. en Geiten -
Magere Varkens- 10
Biggen - 4
Eenden c. 35
Kippen
Boter per kop -itu a
Kaas per K.G. - 30 a 45
Kip-Eijeren per 100 -330 a350
Eend-Eijeren -350 a
22
6
60
- 40 al40
-110
Den 4 Sept. werd ten 12 ure 's middags de zitting van den
vierden krijgsraad te Versailles geopend. Op de bank der beschul
digden zaten Elisabet Rétitfe 37 jaar, kartonwerkster, Leontine
Suétens 24 jaar, waschvrouw, Josefine Marchais, 30 jaar, Eulalie
Papavoine, Lucie Marie Bocquin, 28 jaar, waschvrouw.
Wij gelooven onzen lezers geene ondienst te doen, wanneer wij,
alvorens in nadere bijzonderheden te treden omtrent dit geding,
eerst iets meêdcelen betreffende de beminnelijke persoonlijkheid van
deze vijf dames-brandstichters.
De vrouwen llétiffe, Suétens Marchais, Papavoine en Bocquin
zijn ware typen van Ieelijkheid; zij dragen vooral die afschuwelijke
sporen van de ondeugd op het gelaat, dat is de Ieelijkheid, zooals
zij rondwaart in die naauwe, sombere steegjes van Parijs, zooals
zij gezien wordt in de werkhuizen, een Ieelijkheid, waarvoor de
afkeer te grooter is, naarmate zij nog verhoogd wordt door die
onbeschaamdheid of gemeenheid van den oogopslag, van de houding,
van de als dweilen neerhangende rokken, van de vuile huid en den
walgelijken adem. Men vraagt zich onwillekeurig af, tot welke
orde van wezens dat vrouwmensch behoort, dat zich Rétiffe noemt,
met haar grooten en dikken neus, die zij met snuif opvult en
met een grooten lap katoen snuit. In welk beest zou men een
lageren oogopslag, een dierlijker en huiehelachtiger mond terug
vinden?
Waar moet men de weerga zoeken van dat blonde schepsel,
met dat katachtig voorkomen, dat met kinderlijke stem, zoetsappig
en lispelend antwoordt? Zij antwoordt op den naam van Suétens;
zij is de jongste van de vijf. Daarom heeft zij zeker een rood
lint in de haren gevlochten en haar ooren met blaauwe oorbellen
versierd. Om den hals draagt zij een smal zwart fluweel lint,
waaraan een kruis hangt. Maar wat een monc^ voor een jong
meisje
Het lijkt wel een vulkaan, die .mond, met zijn duidelijke ken
teekenen dat door den eigenaar een overvloedig gebruik van
brandende vloeistoffen werd gemaakt een mond, die bovendien
verwrongen is onder de woeste kusseii van dronkaards en hier
door uit den oorspronkelijken stand is geweken. De mond van
Suétens ligt dwars over het gelaat en de huid van den linkerwang
draagt een groot gat; de een of andere galant zal haar op die
plaats waarschijnlijk geheten hebben.
Mij dunkt, ik stel mij haar zoo voor, in een witte kiel met
roode sjerp, en tyrolerhoed op het hoofd, vloekende en met haar
hecsche stem de henden, die zij aanvoerdde, tot misdaad opruijende.
Zij bevond zich op de plaatsen waar het schroot eu de kogels
neerploften, maar zij was ook, ongelukkig genoeg voor haar, daar,
waar gebrand en geplunderd werd; zij woonde alle feesten bij.
Zoo was het ook met haar kameraad Marchaisdeze heeft meer
uitdrukking, maar nog dierlijker woestheid op het gelaat. Haar
hoofdhaar is hij de slapen omhoog gekamd en een groote chignon
rust in den nek. Haar oogopslag en glimlach verraden allerlei
booze hartstogten. Vrouw Marchais is bedelares van beroep; men
kan 't haar aanzien, want de zwarte vodden, die haar costuum
uitmaken, hangen slordig langs het lijf. Haar moeder bragt vijf
jaar in de gevangenis door, wegens verleiding van meisjes tot
ontucht. De dochter bragt het tot den rang van pétroleuse.
Pralende op de liefdesbetrekkingen, die zij met anderen onderhield,
smaakte zij op zekeren dag de zelfvoldoening om op de barricaden
in de Rue du Bac door haar man geslagen te worden. Als een
furie sprong zij hem naar den hals en sleepte hem in het vuur.
Vrouw Papavoine doet moeite om zich een dragelijk voorkomen
te geven. Zij had haar hart geschonken aan Balthazar, korporaal
van het 135ste bataillon, maar haar persoon behoorde aan het
geheele bataillon. Men weet waarlijk niet, wat hier meer bewon
dering wekt; de toewijdende liefde van jufvrouw Papavoine of de moed
van het bataillon. Papavoine is blond, ofschoon haar vel bruin is;
zij draagt een tour, opgemaakt met een paarsch lint en zwarte
kant. De minnares van Balthazar loopt op lage schoentjes. Zij
heeft een grof, plat gezigt, een vervaarlijke kin, waarover de hoef
ijzervormige mond geen minder ontzagwekkend figuur maakt.
Vrouw Bocquin heeft in het geheel geen kin, maar des te grooter
is haar mond, die onder een kleinen neus en in een klein gezigt
staat. Men vericlt dat er op haar gedrag niets te zeggen viel,
toen een zekere Dubois haar leerde kennen, en haar introduceerde
bij het eerwaardig gezelschap van petroleuses. Op zekeren morgen
viel deze Dubois, door een kogel getroffen; zijn mnitresse nam het
ligchaam op, bragt het bij den moeder van den verslagene eu keerde
terug naar de plaats, waar gevochten werd.
Ziedaar de collectie, die, op dc bank der beschuldigden, de
collectie communalisteu heeft opgevolgd. De vijf Megera's dochteren
worden ook beschuldigd van den regeringsvorm te hebben willen
veranderen.
Zij hebben willen doen wat men in den avond van den 4 Sept.
en op den 18 Maart heeft gedaan cn de beschuldiging plaatst ze
in hetzelfde gelid als de lieeren Emmanuel Arago, Jules Ferry,
Glais-Bizoin en Ernest Picard; zij bewijst ze dezelfde eer als
Ferré, Régère, Urbain en Billioray.
Verandering van den regeringsvorm, daarmee bemoeit zich iedereen;
daartoe worden complotten gesmeed in de salons, iu de cafés en
in de kroegen. Om het gouvernement omver te werpen, verlaat
de afgevaardigde zijn zetel in het paleis Bourbon, de advocaat
zijn studeerkamer, de werkman zijn werkplaats, de ligtekooi het
bordeel, de galeiboef het bagno.
Elisabet Rétiffe heeft, volgens hare verklaring uit mensch-
lievendheid dienst genomen bij de ambulances. Aan brandstich
tingen heeft zij volstrekt geen deel genomen. Geheel toevallig
was zij getuige van den brand van het gebouw van het Legioen
van Eer. Leontine Suétens verklaarde, dat zij sedert zes jaar
leefde met Louis Aubert, sergeant-majoor der nationale garde.
Als marketentster heeft zij verscheidene gevechten bijgewoond,
zonder dat zij zeker weet welke. Aan plundering heeft zij zich
schuldig gemaakt, maar hare medebeschuldigde Papavoine heeft
veel meer gestolen. Josefine Marchais heeft evenals hare moeder en
hare zusters reeds meermalen met de justitie kennisgemaakt. Zij was
waschvrouw bij een vrijkorps, maar dc drie laatste dagen van den
opstand was zij t' huis gebleven. Eulalie Papavoine was bij het
Roode Kruis van den opstand geweest. Zij verzorgde de gewonden,
toen de branden ontstonden. Zij heeft wel petroleumvaten zien
rollen, maar zij heeft er verder geen acht op geslagen. Zoo wel
deze beschuldigde als de vorige trachtten voor alle hun ten laste
gelegde misdaden eene Duitsche vrouw, Masson geheeten, verant
woordelijk te stellen, die men echter nog niet heeft kunnen vinden.
Vrouw Bocquin noemt alles, wat men haar ten laste legt, ver
zonnen. Zij heeft slechts gewonden verpleegd. Daarna ging
men over tot het getuigenverhoor. Verry, directeur van een blok
arbeiderswoningen, heeft Rétiffe gedurende den gansehen opstand
voor de Commune zien partij trekken. Eerst in de laatste dagen
was zij bij eene ambulance geweest, omdat zij medelijden had met
de gewonden. Vrouw Basier heeft Rétiffe petroleum zien dragen
en plunderen. Eene andere getuige, vrouw Gaveau, heeft de
beschuldigden Rétiffe, Suetens eu Papavoine bij de branden gezien.
Een verschrikkelijk onwedcr noopte den president de zitting
een oogenblik te schorsen. Na de hervatting legde dc weduwe
Thomé, conciërge van den graaf de Chabral, getuigenis af. Haar
man was door nationale gardes en woedende wijven vermoord. Zij
herkende geen der beschuldigden. De vijfde getuige, ambtenaar
aan het Legioen van Eer, heeft Rétiffe onder de vrouwen gezien,
die brand stichtten. Zoo werd Marchais door een ander getuige
herkend, die verklaarde, dat de vrouwen der Commune erger
waren dan de mannen en dat Marchais tot de ergste behoorde.
Hij had haar onder de plunderaars en brandstichters gezien. Nog
een getuige, Theraux, hoefsmid, herkende de beschuldigden Suétens,
Rétiffe en Papavoine.
Den 5 Sept. hervatte de krijgsraad 's middags ten 12 ure zijne
zitting. De advocaten der beschuldigden Marchais en Suetens
waren weggebleven, zonder kennisgeving. De krijgsraad besloot
van dit schandelijk gedrag kennis te geven aan den deken der
orde en benoemde in hunne plaats den luitenant Quinez en den
opperwachtmeester Bordelais. Daarna werd het getuigenverhoor
voortgezet. De getuige Fleury heeft Rétiffe, Suetens en Papavoine
onder de brandstichters van het hotel van het Legioen van Eer.
gezien. Hij heeft haar doen gevnngen nemen, omdat hij vreesde,
dat zij de geheele wijk in brand zouden steken. Eene volgende
getuige herkende alle vijf beschuldigden en verklaarde, dat zij aan
het plunderen en brandstichten deel genomen hadden. Zij gaf eene
naauwkeurige beschrijving van de kleeding en van de verrigtingen
der beschuldigden. Kapitein Jouenne, commissaris der republiek,
hield daarop zijn requisitoir. Hij wees er op, hoe de vrouw,
wanneer zij in hare heilige roeping ontrouw werd, in een monster
ontaardde, gevaarlijker dan mannen ooit kunnen worden. Indien
men nog slechts kon aannemen, dat zij onwetend gezondigd hadden,
dat zij het verschrikkelijke harer misdaden niet hadden ingezien
men zou haar nog kunnen beklagen. Maar onder die vrouwen
zijn er, die zich noch op ellende noch op onwetendheid kunnen
beroepen. Onder degenen, die nog teregt moeten staan, bevinden
zich onderwijzeressen. Hier ziet men de vruchten van gevaarlijke
utopieën. De emancipatie der vrouw, daarmede is zoo menige
vrouw verleid 1 Die leeringen door vrouwen, soms beroemde
vrouwen, verspreid, zijn gretig overgenomen in bladen als de
Rappel, de Marseillaise, de Affranchi. Dat is de school, waaruit
alle deze heldinnen der onzedelijkheid, van den diefstal en van de
brandstichting zijn voortgekomen. Eenigen hebben van de kansels
onzer kerken de prediking der misdaad in 'de plaats van die des
evangelies gesteld; anderen hebben de scholen onzer kinderen
geprofaneerd. Overgaande tot de feiten, die aan deze beschuldigden
worden ten laste gelegd, toont de regeringscommissaris aan, dat
zij op de barricaden dc muiters tot den strijd aanzetten, en in
de huizen plunderden en brandstichtten. Hij vroeg een strenge
toepassing der wet. De advocaat van Rétiffe trachtte vooreerst
aan te toonen, dat het hier een politiek misdrijf gold en vervolgens,
dat haar schuld niet bewezen was. De ware schuldigen noemde
hij de aanvoerders en aanleggers, niet de werktuigen van lagen
rang. De advocaat van de beschuldigden Papavoine en Bocquin
wees als verzachtende omstandigheid op de slechte opvoeding, die
zij ontvangen hadden, op het lage moreele standpunt der eerste.
De eer der vrouw, riep hij uit, bcteekent sedert lang in ons
ongelukkig land zoo weinig. De opperwachtmeester beval zijne
cliënt in de genade van den raad aan. De jeugdige tweede
luitenant Quinez verdedigde de beschuldigde Marchais als volgt;
„Ik zal kort zijn, mijne heerenIk neem hier de plaats in, die
leden der balie hebben verlatenik sta op een opgegeven slagveld.
Gister stonden er advocaten van talent en van naam, die hunnen
bijstand aan de aanvoerders van het oproer boden. Geen hunner
heeft gemeend zich om deze paria's der maatschappij te moeten
bekommeren." De luitenant wees er op, hoe deze vrouwen slagt-
offers waren van armoede en ontbering. Er is te weinig gelegenheid
voor vrouwen om eerlijk haar brood te verdienen. Mannen
stooten haar dat uit. den mond, die het voor zich een taak rekenen
om 111 winkels katoentjes uit te meten. „Ten slotte," zoo eindigde
de militaire advocaat, „wil ik u een voorval mededeelen. Toen
de gevangenen naar Versailles gebragt werden, waren er vele
vrouwen onder; de menigte mishandelde haar. Eene bejaarde dame,
fatsoenlijk gekleed, naderde mij en zeide mij, als liadde ik die
menigte kunnen tegenhouden: „Mijnheer, laat men toch voor die
vrouwen niet geheel zonder medelijden zijn!" Op mijn beurt
herhaal ik die woorden: Weest niet zonder medelijden; het zijn
toch altijd nog vrouwen. Gij zult dit verzoek van een soldaat
verhooren."
Na eeuc beraadslaging van vijf kwartier veroordeelde de krijgs
raad de vrouwen Rétiffe, Suétens en Marchais tot de straffe des
doods, de vrouw Papavoine tot eeuwigdurenden dwangarbeid en
de vrouw Bocquin tot 10 jaren opsluiting.
De dames brandstichters kunnen niet klagen, dat ze niet goed
behandeld worden: ze hebben zich mannelijk willen gedragen, als
mannen zijn ze voor den krijgsraad teregt gesteldals mannen
worden ze gestraft.
Omtrent de uitdrukkingeudeportatie naar eene vesting en een
voudige deportatie, die in de jongste vonnissen de aandacht van
niet Fransche lezers trekken, moet men, tot goed verstand der zaak
het volgende weten; Volgens art. 5 van de F'ransche constitutie
is de doodstraf voor politieke misdaden afgeschaft en in plaats
daarvan is de deportatie naar een vesting buiten het vaste land
van Frankrijk gesteld. Zijn er verzachtende omstandigheden, dan
wordt de eenvoudige deportatie of wel de opsluiting toegepast.
Volgens art. 7 van het wetboek is de deportatie onteerend en
heeft zij de burgelijke degradatie tengevolge. Er zijn maar twee
vestingen of versterkte plaatsen, waarheen de veroordeelden ge
transporteerd worden: Belle-Isle-en-mer op de kust van Frankrijk
cn het dal van Vaïthan (Markiezen-eilanden). De veroordeelden
tot eenvoudige deportatie worden naar het eiland Noukahiva, ook
een der Markiezen-eilanden, overgebragt. Het gouvernement voorziet
in hun onderhoud, maar willen zij iets meer dan slechts het
nooilige, dan moeten zij het verdienen door arbeid, die door het
gouvernement wordt voorgeschreven. De gedeporteerde, die tracht
te ontvlugten, wordt, indien hij gevat wordt, zonder vorm van
proces tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld.