[871. N°. 130.
Zondag 29 October.
29 Jaargang.
AANBESTEDING.
71.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
AN
AH
Irijf,
HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertenti.n: Van 14 regels CO cent,
elke regel meer 15 cent.
Groot, letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
nai
Post.
iielfi
Kort
k, 17
rdam
Texel
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN
•(aar Oost-Indië: via Triest Dingsdag 31 Oct. 's av. 6 u. 30 m.
Brindisi, Vrijdag 3 Nov. 's av. 6 u. 30 m.
West-lndie: viaSt. Nazaire, Zondag 5 Nov. 'sav. 6 u. 30m.
Soï<t/iamjü(onMaandag30Oct.'sm.6u.25m.
de Kust van Guinea: Vrijdag 3 Nov. 'sm. 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: Dingsdag 7Nov. 's m. 6 u. 25 m.
over Frankrijk en Woensdag 8 Nov. 's m. 6 u. 25 m.
'tor.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
mgen ter openbare kennis, dat op gisteren voorloopig vastgesteld
gedurende de eerstvolgende 14 dagen, op de gewone kantooruren,
secretarie ter inzage is nedergelegd, het tweede Suppletoir Kohier
i den Hoofdelijk en Omslag, dienst 1871.
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
in 28 October 1871. L. VERHEY, Secretaris.
)estai
van
d«
ree.
uk.
eht.
1!
en f f
Dp Vrijdag den 3 November 1871, des avonds ten
ntn ure, zal aan het Raadhuis der Gemeente, in liet
enbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed:
1. »e levering van VililHI liTH STIIHKEÏÏ,
voor de jnren 1871, 1873 en 1871, en
1. De levering van STEENKOILEN aan de
geineentc-inrigtingen, voor het jaar 1873.
)e voorwaarden van aanbesteding liggen op de gewone
Btooruren aan de Secretarie der gemeente.
Helder, den 28 October 1871.
Burgemeester en Wethouders dier gemeente,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
in de
BINNENLAND.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 October.
Ir. Ms. transportschip Java is jl. Donderdag namiddag
hier naar Sliields vertrokken, ter afhaling van eenige
i.f2Sfc
i c. z.
i vaste
16,20
25 ls
64-
3de b
r kilo|tn
1 f 24,
r in pi1
;r. en
envi
gevoe
De familiepapieren van Jeannette,
door Erckmann Chatrian.
laf-,
oen ik nog een kleine jongen was, had ik de gewoonte iederen
na schooltijd, aan het andere eind van ons dorp, te gaan
naar het werk van Jean Pierre Coustel, den draaijer. Hij
een bejaard man, met een bijna kaal hoofd, groote gescheurde
len aan de voeten, en een pruikje op, waarvan de staart op
rug danste. Hij vertelde gaarne van zijne veldtogten langs den
i de Loire en in de Yendée. Dan keek hij u aan en lachte
l f 154blJ z'ch zeiven. Zijn vrouwtje, Madama Jeannette, zat achter
in de schaduw te spinnen. Zij had groote zwarte oogen en
n zoo wit, alsof ze van vlas waren. Ik zie haar nog. Zij zat
sisteren, maar hield met spinuen op, zoodra Jean Pierre over
es sprak; daar waren zij in het jaar 93 getrouwd,
het gisteren was, zie ik de twee kleine, met klimop omkranste
ters, de drie bijenkorven op een plankje boven de oude vermolmde
de bijenzwermen in een zonnestraal boven het rieten dak,
iéevoi ï>'erre Coustel met zijn krommen rug, sporten van stoelen en
'a iklosjes draaijend, de krullen die als kurketrekkers van het bout
lakeien, alles staat mij weder even duidelijk voor den geest,
tegen den avond zie ik ze ook allen komen: Jacques Chatillon,
)"kilo: boutkooper, met zijn groolen rossigen baard en zijn maatstok
■n f 3r ^en arm' l'en boschwachter Beuassis, met den hartsvanger
0 a lijde en zijn met een kleinen jagthoorn versierd petje op één
ler'hec m'jnbeer Nadasi, de deurwaarder, den gebraden baan uit-
iddelbitn('' en me' zbn neus 'n ^en w'n(^> eeu bril er boven op, en
50 kik all^en 'n ZÖÜ achterzakken heen en weder loopend, alsof hij
o wil„Ik ben Nadasi, de man die ten huize van slechte
srs exploiten doet." Voorts mijn oom Eustache, dien men
(lier noemde, omdat hij bij de kavalerie gediend had, en ver-
deue anderen, waaronder de vrouw van den kleinen snijder
din, die na negenen haar man kwam halen, in de hoop dat
192 R 'laar vra°en zou een ?'as mel'e 'e drinken. Want behalve zijn
j bank, hield Jean Pierre er een tapperijtje op na. Aan den
,evel hing een klein uithangbord, en in den winter, als het
of als de sneeuw zich tegen de glasruiten opstapelde,
len de dorpelingen gaarne in de oude stulp bij elkaar, en
rden naar het eendragtig gonzen van het vuur en van Jeannette's
wiel, terwijl de windvlagen door de dorpsstraat gierden.
i voor mij, klein als ik was, verroerde mij niet, maar bleef
°Trend in mijn boekje zitten, totdat oom Eustache, zijn pijp
oppend, tot mij zeide„Komaan, Franijois, op marschGoeden
bnren
nn.,jn 6tond hij op; wij gingen naar buiten, en zochten, soms door
lodder, soms door de sneeuw, ons bed in het huis van mijn
90 «t
■en
)e H'Jde
58 a 7l{,
,e kw,
5 a-
Daal
„i (vader, die ons zat te wachten.
'se levendig komen, als ik er aan denk, al die lang vervlogen
in zich voor mijne verbeelding scharen!
aar wat ik mij vooral goed herinner, is de geschiedenis der
der l i |SseDj c|;e je ou(je Jeannette in de Vendée bezat, aan den
Lama nt, en die haar en haar man rijk zouden gemaakt hebben,
en He ij [lun eigendom eerder opgeëischt hadden,
tje ku sr
het schijnt, had men in 93 te Nantes de gewoonte,
ieden te verdrinken; vooral de lieden van adel. Men
net P
en V
Armstrong-kanonnen van Newcastle. In het laatst van
November vertrekt genoemde bodem van hier naar Oost-Indie.
Het departement Helder, der Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen, opende gisteren avond de reeks zijner
buitengewone vergaderingen voor dit saizoen. De spreek
beurt werd vervuld door den heer D. Dekker, die naar
aanleiding van de woorden, bij 't openslaan van een boek
boven aan eene bladzijde aangetroffen„grijpt. Maar 't is
tijd," sprak over grijpen, over de beteekenis van 't woord
maar... en over 't is tijd, en dit deed op eene wijze, dat
liet zeker voor de hoorders al te spoedig tijd werd dat
de spreker eindigde. De heer G. E. Bron droeg
als bijdrage voor het door prof. ter Haar vertolkte gedicht:
„Klagte van Zwingli's weduwe," terwijl de heer J. G. R.
Vos aan 't slot voordroeg een proza-stukje, getiteld: „Lot
gevallen van een Engelschman te Parijs."
De Java-Bode verneemt, dat de beer Braat, gezag
voerder van de Prins van Oranje, als bewijs van erkente
lijkheid voor de vele blijken van belangstelling, ondervonden
bij gelegenheid van de aankomst te Batavia van den eersten
Nederlandschen mailstoomer, namens de directie van de
maatschappij Nederland eene som van twee honderd gulden,
ten behoeve van de algemeene armen aldaar, aan den
resident heeft doen aanbieden.
Gedurende zijn verblijf te Batavia ontving kapt. Braat
van Z. K. H. Prins Hendrik een telegrafischen geluk-
wenscli, wegens zijn voorspoedige reis met genoemd
stoomschip.
Z. M. de Koning is tegenwoordig te Apeldoorn druk
aan het jagen. Veel wild wordt er door hem geschoten.
Jl. Zaturdag een reebok.
H. M. de Koningin heeft jl. Donderdag den Paus
een bezoek gebragt.
Tot hulponderwijzer aan de openbare school te Span
broek is benoemd de heer H. Rol Hz., te Nieuwe Niedorp.
Men schrijft ons van Texel, dd. 26 dezer:
„De sociëteit Neptunus, te Oude Schild, hield jl. Dingsdag
verzamelde hen in schuiten, bond ze rug aan rug, voer naar
de plaats, waar de Loire op het breedst is, en liet daar de schuiten
zinken. Dat was in de dagen van het schrikbewind. De boeren
in de Yendée schoten op hunne beurt al de republikeinsche sol
daten dood, die zij konden vangen, zoodat het mes van twee kanten
te gelijk sneed. Men ontzag niets meer. Alleen in het geval dat
een republikeinsch soldaat er in toestemde eeu van de adelijke
meisjes, die men ging verdrinken, tot vrouw te nemen en het arme
schepsel bereid was hem te volgen, liet men haar los. Op die wijze
was moeder Jeannette de vrouw van Coustel geworden. Pas zestien
jaren oud, een leeftijd, waarop niemand naar den dood verlangt,
zou zij sterven. Reeds bevond zij zich aan boord van een der
schuiten. Zij zag angstig rond, of geen sterveling zich over haar
ontfermen zou. Op dat oogenblik viel het oog van Jean Pierre
Coustel, die met zijn geweer op schouder voorbijtrok, juist toeu de
schuit van wal stak, op het jonge meisje. „Halt," riep hij, „wacht
een oogenblik! Burgeres, wilt gij mij hebben? Dan red ik u
het leven!"
En Jeannette was schier bewusteloos in zijne armen gevallen.
Hij bad haar medegenomen, en zij waren naar het stadhuis gegaan.
Moeder Jeannette sprak nooit over die dingen uit den ouden
tijd. Zij had in haar jeugd het leven eener dame uit de groote
wereld geleidhad knechts, meiden, paarden en rijtuigen bezeten.
Daarna was zij de vrouw geworden van eeu soldaat, een armen
drommel van een republikein. Zij had voor hem den pot gekookt
en zijn klecren versteld. De beugenis van kasteelen, van wandel
dreven, van boeren, die beleefd de muts voor haar afnamen, waren
vervlogen.... Zoo gaat het in de wereld 1 Somtijds zelfs stak de
deurwaarder Nadasi, een geboren vlegel, den draak met de arme
oude vrouw, en riep: „Mevrouw de barones, een pintje!... een
glaasje!"....
Bijwijlen vroeg hij ook wel, hoe het met hare bezittingen gesteld
was. Dan zag zij hem aan en kneep de lippen zamen. Haar bleeke
wangen kleurden zich bijna; een oogenblik scheen liet alsof zij liem
zou antwoorden. Maar weldra boog zij het hoofd weer voorover
en ging in stilte voort met haar spinnewiel.
Had Nadasi niet veel geld in het kroegje verteerd, Coustel zou
hem stellig de deur gewezen hebbenmaar als men arm is, moet
men soius allerlei onaangenaamheden verduren, en dat weten zulke
ellendelingen 1 Nooit vermaken zij zich ten koste van lieden, die
hen aan de ooren zouden kunnen trekken, zooals mijn oom Eustache
ongetwijfeld gedaan zou hebben. Daar zijn zij te voorzigtig voor.
Welk een ergernis, dat men zulke wezens dulden moet! In Gods
naam, ieder kent dat slag van volkik vervolg mijn vertelling.
Op een avond in den laten herfst van 1830, dat wij onder een
stortregen in de tapperij bij elkaar zaten, kwam omstreeks een uur
of acht de boschwachter Beuassis binnen, met de woorden: „Wat
een weer!.... Als dat zoo voortgaat, zullen de drie vijvers
overloopen."
Hij sloeg het water uit zijn pet en trok zijn kiel uit om dien
achter den kagchel te laten droogen. Vervolgens zette hij zich
neder op het tipje van de bank, tot Nadasi zeggende: „Komaan,
schik wat op, leeglooper, dat ik tegenover den brigadier kan
zitten."
Nadasi schikte op.
Benassis scheen, ondanks den regen, in een goeden luim. Hij
avond liare eerste buitengewone vergadering met dames in
j dit saizoen.
De heer Muller, secretaris dezer vereeniging, die als
redenaar bij die gelegenheid zou optreden, hield eene im-
provisatie over „de waarde van het kleine." Vele voorbeelden
ter staving daarvan aangevoerd, verwierven luide toe-
juiching en niet het minst was dit het geval bij de bespiegeling
over een mierennest, waarmede spreker aantoonde, dat de
groote mensch soms zoo veel van de kleine mieren kan
leeren.
De toeschouwers waren over een en ander zeer voldaan
en uitten den wensch, dat de geachte spreker hen gedurende
den aanstaanden winter nog menig aangenaam uurtje moge
verschaffen.
Ook de bijdrage, daarna door den heer Bakker over „de
zegeningen des vredes" gehouden, voldeed goed.
Nadat door andere heeren ook nog iets ten gehoore was
gebragt, waaronder menig stukje den lachlust opwekte,
scheidde men zeer tevreden over den genotrijk door-
gebragten avond."
„Er heeft zich te Oude Schild eene vereeniging gecon
stitueerd, met het doel in de aanstaande winteravonden een
viertal volksvoorlezingen, tegen vrije entree, te houden.
De Heeren Muller, Wassenaar, J. Hillenius, W. Mets,
W. Zegel en J. Vos zullen hij die gelegenheid als sprekers
optreden."
De heer J. C. de Leeuw, burgemeester te Anna
Paulowna, -heeft tegen 1 Jan. a. s. zijn eervol ontslag uit
die betrekking gevraagd.
Men schrijft ons uit Oudkarspel, dd. 26 October:
„Gisteren, den 25 dezer, heeft alhier de verhuring plaats
gehad van het land, dat in 1718 door Reijer Adriaanzoon
Groenveld aan de Hervormde gemeente te dezer plaatse
gelegateerd is. Het land, gisteren verhuurd, is groot 48 bunders
75 vierk. roeden en 70 vierk. ellen en voor vijf achtereen
volgende jaren, waarin het slechts tweemalen gehooid mag
worden, heeft het jaarlijks de kapitale som van 5719
vertelde, dat er dienzelfden dag een groote vlugt wilde ganzen uit
het noorden was komen opzetten dal zij de lucht met hun geschreeuw
vervuldendat zij in de vijvers van de Drie Zaagmolens waren
neergestrekendat hij ze in de verte gezien had en dat nu de jagt
in het moeras spoedig beginnen zou.
Vergenoegd ledigde Benassis zijn glas en wreef zich de handen;
ieder luisterde naar hem. Mijn oom Eustache zeide, dat hij ook
wel op de jagt zou willen gaan, maar in een schuitje, want dat hij
weinig lust gevoelde, zich met groote laarzen in den modder te
wagen en er misschien tot over de ooreu in te zakken. Ieder voegde
er toen een woordje bij en de oude Jeannette mompelde, geheel in
zichzelvc: „Ook ik bezat moerassen, vijvers!"
„Hoort eens aan," riep Nadasi spottend uit, „moeder Jeannette
beeft van haar leren eigen vijvers bezeten!"
„Stellig," zeide zij, „bezat ik ze."
„Waar dan, edele dame?"
„In de Vendée, aan den zeekant."
En toen Nadasi de schouders ophaalde, alsof hij zeggen wilde
De bes maalt! liep Jeannette den kleinen houten trap aan het
achtereind der stulp op en kwam spoedig terug met een mand vol
vodden, garen, naalden, klosjes en gele paperassen. „Dat zijn,"
zeide zij, de mand op de tafel plaatsend, „onze familie-papieren.
De vijvers, de moerassen, het kasteel, met alles wat er bjj behoort,
zitten daarin! Onder Lodewijk XVIII bebben wij ons goed op
geëischt, maar de familie heeft bet ons niet willen teruggeven,
omdat ik ons geslacht onteerd had, zeiden ze, door met een repu
blikein te trouwen. Wij hadden moeten procederen en wij hadden
geen geld om de advokaten te betalen. Is het niet zoo, Coustel?"
„Ja," zeide de draaijer zonder op te zien.
Niemand der aanwezigen verwaardigde Jeannette's papieren met
een blik. Zij beschouwden ze met hetzelfde oog als de pakken
assignaten uit den tijd der republiek, die men nog in oude kasten
vindt liggen. Alleen Nadasi vouwde spotachtig een der documenten
open en wilde, zijn bril in de hoogte schuivend, aan het voorlezen
gaan, ten einde ouder gewoonte het gezelschap ten koste van Jeannette
te vermaken, toen zijn gelaat op eens eene ernstige plooi aannam.
Hij veegde zijn bril af en vroeg aan de oude vrouw, die reeds weer
aan haar spiunewiel zat:
„Zijn die papieren uw eigendom, vrouw Jeannette?"
„Ja, mijnheer."
„Mag ik ze eens inzien?"
„Och ja," antwoordde zij, „doe er mede wat gij wilt; wij hebben
ze niet meer noodig."
Toen sloeg Nadasi, bleek van aandoening, het document digt,
stak het met nog eenige anderen in den zak van zijn overjas in
zeide: „Dat moet ik eens nazien. Het is negen ure geslagen.
Goeden avond."
Hij ging en de anderen volgden hem spoedig.
Acht dagen later was Nadasi op reis naar de Vendée. Hij had
Coustel cu zijn vrouw Jeannette eene verklaring iaten teekenen,
waarbij zij hem volmagt gaven, al hunne goederen in bezit te
nemen, te vervreemden, of te verkoopen. Hij, Nadasi, zou zich
met de kosten belasten, onder voorbehoud, het uitgeschotene te zullen
verhalen op de erfenis.
Van dat oogenblik af verspreidde zich in het dorp het gerucht,
dat vrouw Jeannette van adel was, dat zij een kasteel iu de Vendée