1871. N°. 151. Zondag 17 December. 29 Jaargang. Wat wij wenschen. II. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. B I i\ E L A i\ D. HELDERSCHE Ei\ NIEUWEDIEPER COIRAVT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- eu Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 00 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden nanr plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN 1 Naar Oost-Indiëvia Triest Dingsdag 26 Dec. 's av. 6 u. 30m. u Brindisi, Vrijdag 22Dec. 's av. 6 u. 30m. West-lndie: viaSout/iamp(oiiZaturdag30Dec.'sm.6u.25m. de Kust van Guinea .-Donderdag21 Dec. 's m. 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: Vrijdag 22 Dec. 's m. 6 u. 25 ra. over Frankrijk en Zaturdag 23 Dec. 's m. 6 u. 25 m. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN op DINGSDAG den 19 DECEMBER 1871, des AVONDS ten ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 16 December 1871. STAKMAN BOSSE. PONTEN TER BEHANDELING: 1. Voordragt ter benoeming van een hoofdonderwijzer. 2. Aanbeveling Leden Bestuur Weeshuis. 3. idem Burgerlijk Armbestuur. 4. Benoeming Leden Commissie Strafverordeningen. 5. Brief Gedeputeerde Staten Begrooting 1872. 6. Mededeeling van ingekomenc stukken. Onze burgerlijke regtsbedeeling. III. In naauw verband met de laatst behandelde vraag staat de derde grieve, die tegen onze burgerlijke regtspraak pleegt te worden aangevoerdde onzekerheid van den uitslag van alle regtsgedingen. Elk regtsgeleerde, die geraadpleegd wordt ovér den vermoedelijken afloop van een proces, zal u schouder ophalend toevoegen, dat daarover eigenlijk niets te zeggen is, met zekerheid althans, voor dat hij 't vonnis op zijn schrijftafel heeft liggen. En het spraakgebruik, dat van het „winnen en verliezen'' van een proces spreekt, even alsof 't een loterij ware, gaat in dat opzigt van dezelfde stelling uit? Hoe komt dat? Daargelaten het altijd mogelijke geval van regterlijke dwalingen of onbe kwaamheid van de raadslieden der partijen, is hier ook weêr de hoofdschuldige geen persoon, maar de wet. En deze is bijna altijd de schuldige, want regterlijke dwalingen zijn veel zeldzamor als 't publiek wel gelooft, en onbekwame raadslieden zijn al zeer spoedig door de openbare meening geoordeeld en veroordeeld. En toch het is niet te ontkennen, dat vele regters en regtbanken onbillijke vonnissen wijzen en menig onregt- vaardig proces gewonnen wordt? Daarvoor zijn verschillende redenen. Eenigen zijn onmoge lijk weg te nemen, anderen daarentegen kunnen, en moeten dan ook, verwijderd worden. Onder de eerste noemen wij: het gebrek aan wetskennis van de meeste, zelfs van zeer ontwikkelde burgers; daar door veronachtzamen zij wettelijke bepalingen en voor- geschrevene vormen, daardoor stellen zij zich buiten de mogelijkheid hun regt te handhaven. Een voorbeeld strekke tot verduidelijking: gij koopt een paard voor f 300, in tegenwoordigheid van getuigen. De verkooper voldoet niet aan zijne verpligting en ontkent de overeenkomst en de regter zal u toelaten deze met getuigen te bewijzen. Kost echter het paard slechts één gulden meer, dan verliest gij uw proces, zonder dat gij uwe getuigen hebt mogen doen hooren. Waarom? Omdat gij niet hebt acht gegeven op de wetsbepaling, dat voor elke overeenkomst, die een vordering van 300 of meer ten onderwerp heeft, getuigen- bewijs is uitgesloten. Zulk een vonnis is dat een regt- vaardig, maar tevens een onbillijk vonnis. Hier bij kan men dan nog voegen, dat elke wet, ook de beste, leemten heeft en gebreken, en er altijd personen gevonden worden, die hun verstand en gaven misbruiken om die gebreken op te zoeken, om daarmede hun voordeel te doen. Wel kunnen echter andere redenen, die tot de bedoelde onzekerheid niet weinig toebrengen, worden weggenomen. In de eerste plaats brengen wij daartoe de afhankelijkheid van vormen, die onze procesorde nog veel te veel beheerscht. Veel van hetgeen in vroegere tijden als vormelijk regt bestond, is verdwenen, en van het eigenlijke formulenregt is slechts in de zoogenaamde bezit-actiën een spoor overig. Maar in plaats daarvan is bij ons de overdrijving gekomen van den overigens juisten regel, dat de regter over niets anders mag oordeelen, dan over dat wat liem is voorgelegd; dat de regter niet meer of anders bevelen mag in zijn vonnis dan hem is gevraagd door de bevelende partij. Daarvan is dus het gevolg, dat een eisclier, die in zijne feitelijke stellingen volkomen gelijk lieett, dien onregt is aangedaan, zijn proces dan ook nog verliest, als hij onge lukkig is geweest in de keuze van de middelen, die dat onregt moeten herstellen. Voorbeelden zijn er te over en elke verzameling van vonnissen is er vol van, maar moeijelijk is het zoodanig voorbeeld te kiezen, dat den niet regts- geleerden lezer de zaak duidelijk maakt. Wij willen het echter beproeven. Koopman A., te Helder, draagt zijn makelaar op om 1000 kilo tabak in Amsterdam te koopen. Deze voldoet daaraan, maar de verkooper blijft in gebreke dien tabak te leveren. Nu is het toch zonneklaar, dat koopman A. regt heeft op dien tabak, of, als die niet kan geleverd worden, op schadevergoeding. Een regt dat ook de wet erkent. Koopman A. roept nu den verkooper, dien wij C. kunnen noemen, in regten op, en eischt, dat de regter C. zal veroordeelen om aan hem den verkochten tabak te leveren, of om hem eene evenredige schadevergoeding te betalen, en hij zal zijn eisclien staven door te bewijzen, dat hij den makelaar B. last heeft gegeven om te koopen, en dat deze ook werkelijk gekocht heett. In eene regts- pleging, zoo als wij die wenschten, zoude A. zijn proces winnen; zoo als die thans is ingerigt, zal elke regter zijne vordering afwijzen. Want, hoewel hij toch niets anders gevraagd heeft dan wat zonneklaar zijn regt was, heeft hij twee fouten gemaakt, die de regter niet mag herstellen. Hij heeft nl. vergeten, dat zijn makelaar wel voor zijne rekening, maar niet op zijn naam gekocht heeft en dat hij niet te gelijkertijd kan vragen, of de levering van den tabak of de schadevergoeding, want dat de regter deze laatste eerst kan toewijzen, als de levering onmogelijk is ot niet verlangd wordt. Wat had hij dus moeten doen? Hij had zijn makelaar moeten aanspreken, en deze den verkooper; dan had hij moeten kiezen tussehen die beide vorderingen eu alleen de levering van den tabak, of alleen de schade vergoeding moeten vragen. Dit voorbeeld, dat door ons wel wat sterk gekleurd, maar niet uit de lucht gegrepen is het geval is beslist bij een vonnis der regtbank te Tiel, 9 December 1864 moge duidelijk maken, waarom wij den regter alleen aan de feiten, en niet aan de regtsbeschouwingen van partijen wenschen gebonden te zien. In dat geval zoude deze na kennisname van alle omstandigheden, die betrekking hadden tot de zaak, uitgaan van de veronderstelling, dat koopman A. regt had op den gekochten tabak of op de schadeloos stelling. Hij zoude kunnen bevelen, dat alle gebreken in den vorm, die verhinderden, dat aan A. regt geschiedde, werden hersteld. Hij zoude hebben gelast, dat de makelaar in het geding werd geroepen. Hij zoude den verkooper veroordeeld hebben om te leveren binnen een zekeren termijn, en was door het verloopen van dien termijn 's mans onwil of onvermogen gebleken, den kooper hebben gemagtigd tot het vorderen eener schadeloosstelling. Bij dit stelsel wordt echter, wij zeiden het reeds, van den regter oneindig meer gevergd dan thans, en wij zullen de eersten zijn om te erkennen, dat het in de toekomst zeer slechte resultaten zoude geven, indien niet alvorens de regterlijke magt met het oog op liet nieuwe stelsel werd georganiseerd. Nu de regters geroepen worden om over een bepaalde regtsvraag uitspraak te doen, is het reeds niet altijd even gemakkelijk bekwame regtsgeleerden te vinden, die zich uitsluitend om de eer, (want het allersoberste tractement komt, als belooning van hunnen arbeid, ter naauwernood in aanmerking) de moeijelijkheden aan dit ambt verhonden, getroosten, maar dan, als èn de verant woordelijkheid èn de vereischten voor eene juiste vervulling dier betrekking in zoo hooge mate zouden zijn verhoogd, zoude inen die mannen stellig niet vinden. Want de regterlijke magt zoude dan ophouden eene regelmatige loophaan te vormen, waarin inen op jonge jaren een ondergeschikte post bekleedt, om langzamerhand op te klimmen tot hoogere rangen. Dan toch zoude voor die betrekking behalve regtsgeleerde wetenschap, zooveel prac- tische ondervinding en algemeene menschenkennis worden vereischt, dat de regterlijke ambten alleen door mannen zouden mogen en kunnen worden bezet, die in het practische, maatschappelijke leven hunne sporen hadden verdiend. Om die ondervinding op te doen is het regterlijke ambt zelf zoo ongeschikt mogelijk. Want de geheele waarheid ver neemt de regter zelden of nooit; de motiven die de regt- zoekenden hebben doen handelen hoort hij zelden geheel. Men moge dat betreuren, maar liet is nu eenmaal zoo. Het eigenbelang is te sterk. Men zal den regter nu juist geen onwaarheden vertellen, maar de geheele waarheid, ook de voor den verteller ongunstige waarheid mede te deelen, schijnt te veel gevergd van de menschelijke natuur. Als dan de regterlijke betrekkingen slechts kunnen ver kregen worden door de uitstekendste practische regtsgeleerden, dan moet men die begeerlijk maken, èn door ruime bezol diging, èn door veel werk. Veel werk, omdat dat alleen de belangstelling gaande houdt. Deze hoogere bezoldiging die toch niet mag en kan uitblijven, ook al verandert men niets anders aan den bestaanden toestand zal voor de schatkist minder bezwaar opleveren dan men geneigd is te meenen. Want het aantal regterlijke collegien, dat bij ons is berekend naar een lang vervlogen toestand, vóór dat iemand van spoorwegen en stoom droomde, kan zonder schade voor iemand belangrijk worden verminderd. De helft der provinciale Hoven, meer dan de helft der kanto"- geregten, en zelfs enkele arrondissements-regtbanken, kunne11 veilig worden opgeheven, zonder dat eenig regtzoekende daarvan nadeel zal hebben en de daardoor vrijvallend0 bezoldigingen kunnen dienen om de overblijvende tracte" menten te verlioogen. Maar ook al moest de staat zich opofferingen getroosten, zoo heeft hij toch het regt niet, ambtenaren, van wien hij zulk eene algeheele toewijding eischt als van de leden der regterlijke magt, zoo onbe duidend te beloonen, als thans het geval is. Ziet hier in eenige grondtrekken wat wij wenschen zouden ten opzigte van onze burgerlijke regtspleging. Het is hier de plaats niet, dit in alle bijzonderheden uit te werken. Ook geven wij onze inzigten gaarne voor beter. Mits wij goedkoop, zeker en betrekkelijk snel regt krijgen, is ons elk middel goed. HELDER en NIEUWEDIEP, 16 December. Ook in Duitschland is blijkbaar met belangstelling kennis genomen van de boodschap van den heer Thiers. Een der Duitsche bladen begroet het gesprokene door den president met goedkeuring, daar het blijkt dat de Fransche regering gezind is om de overeenkomst met Duitschland gestand te doen. Te meer wordt aan de goede gezindheid der rege ring van Versailles hulde gebragt, omdat kennelijk bij de bevolking het streven bestaat om vijandschap te kweeken en te onderhouden tegenover den overwinnaar met wie men vrede gesloten heeft. Het blad doet ook nog uit komen, dat de president die verklaring heeft afgelegd zonder daartoe te zijn genoopt en zonder eenig voorbehoud. De berigten uit Engeland bevatten nadere mededeelingen nopens den ziekte-toestand van den Prins van Wallis. De meer gunstige berigten der laatste dagen zijn in 't Vereenigd Koningrijk door de bevolking met blijdschap ontvangen. Pruissen, zoo beroemd om zijne meerderheid in krijgs zaken, wijdt blijkbaar ook de noodige belangstelling aan de zaken van liet onderwijs. Bij den Landdag is thans aanhangig een wetsontwerp, regelende het staatstoezigt op het onderwijs en de opvoeding, welke voordragt tot voor loopster dient van eene meer uitgebreide organisatie van dien tak der staatsdienst. In de Belgische Kamer der Vertegenwoordigers zijn een paar zittingen gewijd geweest aan de bespreking van het aftreden van 't vorige en de optreding van het nieuwe kabinet. Uit die discussie is gebleken, dat het nieuwe bewind zich zooveel mogelijk zal bepalen tot het afdoen van zaken van niet-politiek gewigt, in afwachting van de verkiezingen van 1872; verder dat de Koning na het ontslag van den heer de Decker aanvankelijk alleen het ontslag van den minister van Binnenlandsche Zaken had verlangd, maar toen het kabinet verklaarde dat het met dien minister wilde staan of vallen, had Z. M. aller portefeuilles teruggevraagd. Het concert, den 9 dezer in Musis Sacrum alhier door vier dilettanten gegeven, heeft na aftrek der onkosten opge- bragt de som van f 35, en de tooneelvoorstelling van jl. Woensdag door de onderofficieren der artillerie 47.46. Door de Fransche vereeniging van het Roode Kruis zijn voor welwillende hulp, verleend op het slagveld en in de ambulances gedurende den krijg van 187071, medailles vereerd o. a. aan mevr. E. Praeger geb. van Vliet en aan de heeren: J. K. Stakman Bosse, dr. F. J. van Leent en H. C. Steenbergen. Het lijk van Prinses Therèse van Oldenburg, geb. Nassau, gemalin van Prins Peter van Oldenburg, halven broeder van H. M. de Koningin, is Woensdagmiddag te Praag naar het spoorwegstation overgebragt om met een extra-trein naar Petersburg te worden getransporteerd, ten einde in het familiegraf te worden bijgezet. Het geheele garnizoen onder bevel van Hertog Wilhelm van Wurtem- berg, begeleidde het stoffelijk overschot der Prinses. (V.) De Prinses van Oldenburg, dochter van Prins Peter van Oldenburg, halven broeder van H. M. de Koningin, is verloofd met den Erfgroothertog van Saxen-Weimar. Door het Provinciaal Geregtshof van Noordholland is W. Romijn, ter zake van bigamie, veroordeeld tot 2 jaren gevangenisstraf. De beschuldigde was gewoon nu eens eenige maanden bij zijn eerste en dan weer eenige maanden bij zijn tweede vrouw te vertoeven. Als hij weer heenging, bleef hij niet in gebreke het geld, dat hij magtig kon worden, mede te nemen. Bij de Herv. gemeente te Westzaan is beroepen de heer E. Snellen, pred. te Driel. (De heer Snellen is onlangs te Zierikzee beroepen en heeft dat beroep aangenomen.) Op de lijst van aanbeveling door de regtbank te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1871 | | pagina 1