Door Z. M. is tot eersten prijs geschonken voor den
schietwedstrijd, die te Hoorn door de Weerbaarheid zal
plaats hebben, een sierlijk bewerkt zilveren inktvat, waarvan
het deksel een scherpschutter met de vlag in de hand
voorstelt, en een zeer kostbaren vergulden sigarenkoker.
Het Prov. Geregt.shof te Amsterdam heeft jl. Dingsdag
G. F. B., vroeger kantoorbediende bij een fabrikant te
Neede, schuldig verklaard aan het hem ten laste gelegde
valschelijk met den naam van dien voormaligen patroon
onderteekenen van een bij de Crediet-Vereeniging te
Amsterdam betaalbaar gestelde promesse, groot duizend
gulden, en aan het persoonlijk ten kantore dier vereeniging
ter disconto aanbieden van gemelde valsche promesse,
waarop het bedrag onder aftrek van het disconto hem is
uitbetaald, doch niet door hem verantwoord. Geheel over
eenkomstig den eisch van het O. M., is de ter zake van
valschheid in een geschrift van koophandel en het des
bewust gebruik maken van dat valsche geschrift schuldig
verklaarde veroordeeld tot een tuchthuisstraf van 5 jaren
en twee geldboeten, ieder van 50.
Het gemeentebestuur van Amsterdam heeft drie prijs
vragen uitgeschreven: 1. voor het ontwerp eener brand
spuit 2. voor het ontwerp eener drijvende stoombrandspuit;
3. voor het ontwerp eener electro-magnetische telegraaf-
geleiding met toebeliooren.
Gewoonlijk is de post overstelpt met brieven, kaartjes,
enz., bij gelegenheid van het nieuwjaarsfeestdeze keer
moesten nog besteld worden twee-honderd-duizend circu
laires op 1 Jan. van de firma Isenthal Co. te Amsterdam
aan zooveel Belgen gezonden, om hen op te wekken tot
deelneming aan eene premieleening.
De brief a 20 centimes berekend, werd 40,000 fr. porto
er voor betaald. Een mooi voordeeltje voor de schatkist,
maar wat een last en moeite voor de ambtenaren
De Gebr. Koster te Amsterdam verkoopen de weer-
baarheidsloten, welke elders 2,50 kosten, voor j 2,45 en
geven een spel kaarten toe.
In het Nieuws van den Dag wordt het plan aan de
hand gedaan om al de plaatselijke feestvieringen, die welligt
op 1 April zullen volgen, zamen te vatten in één enkelen
nationalen gedenkdag; en daarvoor te nemen 3 Mei 1879,
den dag, waarop de Unie van Utrecht tot stand kwam.
Die dag zou dan moeten gevierd worden door een stichting
op groote schaal, bijvoorbeeld eene inrigting tot opleiding
van architecten ten behoeve van flinke jongens uit den
handwerksstand.
„Den Haag is den Haag." Die woorden legt in eene
zamenspraak het Vaderland in den mond aan een der beide
vrienden, die het gesprek voeren. Zij spreken ,/Over de
Vereeniging tot bevordering van het volksonderwijs in
Nederland," een jaar of' vijf geleden gesticht door een paar
wakkere Friezen en waarvan, naar de een den ander verhaalt,
thans eene afdeeling in den Haag zal worden opgerigt.
Het doel dier vereeniging isa. bescherming en verdedi
ging der beginselen van de wet op het lager onderwijs van
1857b. verbetering van het volksonderwijs en verheffing
van de onderwijzers door betere opleiding en voldoende
jaarwedden; c. het vestigen eener volksovertuiging van de
onmisbaarheid van opvoeding en onderwijs en het nadeel
van schoolverzuim; d. grondig onderzoek naar, en zoo
mogelijk opheffing van de bezwaren tegen eene tusschen-
komst van de regering om het onderwijs algemeen en ver-
pligtend te maken.
Hij, wien dat medegedeeld wordt, zegt eindelijk, na alle
sprak hem moed in. Uit het eerste stuk doek, dat hij vermogt
naar weusch te vulcaniseren, had hij eene jas voor zichzelven
rervaardigd, welke zelfs in zijn besten staat verre was van een
sierlijk kleedingstuk te zijn; maar om aan de ongeloovigen te
toonen, dat het bestand was tegen vuur, brogt hij het zoo dikwijls
in aanraking met heete kagchels, dat het ten laatste al een zeer
onooglijk voorkomen bad. Zijne jas stemde dan ook het publiek
geenszins gunstig voor hem, en versterkte zelfs een ieder in de
meening, dat hij aan eene ongeneeslijke manie leed.
Te midden van zijne eerste zoo ontmoedigende proeven met
zwavel, had hij eene gelegenheid zich in eens uit al zijne beslom
meringen te redden. Eene firma te Parijs deed hem eene voor-
declige aanbieding voor bet gebruik zijner sterkwater-methode.
Uit de diepte zijner ellende antwoordde echter de eerlijke man,
dat die methode, hoe schatbaar ook, op het punt stond vervangen
te worden door eene nieuwe, welke hij bezig was te vervolkomenen,
en zoodra bij daarin naar wensch geslaagd was, zou hij met vreugde
het gedane aanbod aanvaarden. Was het wonder, dat zijne naburen
hem voor gek hielden?
Juist na het afslaan van het Pranseh aanbod, was hij ter prooi
aan de ergste mate van ontbering en vernedering. Het was in
den winter van 1839 op 18+0. Een van die langdurige en vreese-
lijke sneeuwstormen, waarvoor Nieuw-Engeland bekend is, bad
gedurende verscheidene uren gewoed, toen bij bij het ontwaken
zijne kleine woning half onder de sneeuw begraven vond, terwijl
de storm steeds doorhuilde, en in zijn huis geen griezel brandstof
of bete broods voorhanden was. Zijne kinderen waren nog zeer
jong, en hij zelf was ziek en zwak. De mededeelzaamheid zijner
buren was uitgeput, en hij had geen moed zich aan hunne ver
wijtingen bloot te stellen. Bij het staren uit zijn venster op de
barre en woeste natuur, zooals hij opmerkt „een trouw zinnebeeld
van zijnen toestand," kwam bet hem voor den geest, dat weinige
dagen vroeger een „bekende, die op een paar uren afstand woonde,
hem op weg vriendelijker groet gegeven had dan hij gewoon was
te ontvangen. Het bad hem toen innig goed gedaan, en-thans
schoot zulks hem op nieuw levendig te binnen. Tot dezen man
besloot hij thans om bijstand te gaan, bijaldien bij diens huis
slechts bereiken kon. Verschrikkelijk was zijn kampen tegen wind
en sneeuwjagt. Vaak stond bij op het punt door vermoeijenis,
ziekte en honger te bezwijken, en zag hij zich genoopt op een hoop
sneeuw eene rustplaats te zoeken. Hij bereikte echter het huis en deed
zijn toestand kennen, daarbij niet vergetende het reeds zoo dikwerf
gedaan verhaal zijner nieuwe ontdekking, die mijn van weelde,
indien hij slechts de middelen bezat haar te ontginnen! I)e vurige
welsprekendheid van den uitvinder werd geholpen door het mager
en geel galaat van den smeekeling. Zijn edelmoedige bekende
onthaalde hem gastvrij en leende hem eene som geld, welke niet
alleen zijn gezin door het ergste van den winter hielp, maar hem
tevens in staat stelde zijn# proefnemingen op eene geringe schaal
voort te zetten. De naam van dezen weldoener was O. B. Coolidge,
van Woburn. (Wordt vervolgd.)
denkbeelden geopperd te hebben, „den Haag is den Haag."
En de ander meent: er is werkelijk in den Haag iets, ik
en weet niet wat, iets deftigs, iets liighlifeachtigs, iets militair-
ondergeschiktachtigs, iets fatsoenlijks, iets geganteerd—
pliilantropisch iets wanhopigs. Zijn vriend heeft gelijk;
maar toch, daar is, behalve het Bosch en Dunkter en
Paulez, nog wel wat anders, dat toch ook zoo kwaad
niet is. En daar begint leven te komen waar het dood
was. Daarvan zal ook de Vereeniging „Volksonderwijs"
het bewijs leveren. (Haart. Crt.)
-De man, die zijn zoon met voorbedachten rade met
een mes hoeft verwond, is jl. Dingsdag door de Kegtbank
te Rotterdam veroordeeld tot eene gevangenisstraf van
drie maanden.
In de laatste nachten zijn te Rotterdam eenige
brutale diefstallen gepleegd. De eerste had plaats in de
G. Wagenstraat bij een handelaar in horologies. 's Zondags
morgens 6 ure werd gescheld. Do bewoners ontvingen
een bezoek van de politie, die hun kwam mededeelcn dat
er was ingebroken. Bij onderzoek bleek dat de winkelkast
was opengemaakt, door dat met geweld een ijzeren boom
daarvan was omgebogen. Na een blind te hebben weg
genomen, hebben de dieven een ruit uitgesneden en zoo
doende eenige kostbaarheden weggenomen ter waarde van
400. Het schijnt dat zij in hunne bedrijven gestoord
zijn en hun heil in de vlugt hebben gezocht, daar zij
gemakkelijk meer hadden kunnen stelen. Dadelijk zijn
alle pogingen tot ontdekking in het werk gesteld en o. a.
werden vermoedens opgevat tegen een persoon, die Vrijdag
in den winkel was geweest. De koopman herinnerde zich
hem en merkte tevens op, dat die persoon bij zijn bezoek
een valschen naam had opgegeven. Bij onderzoek in diens
woning vond men in een bed een paar der vermiste voor
werpen. Men vernam nu dat hij, v. G. is zijn naam,
geholpen was door een tweede, die eveneens werd opge
spoord en die nog een paar voorwerpen bij zich had,
waarvan hij zich heimelijk wilde ontdoen, onder de wande
ling naar het politiebureau. Naderhand vond men nog
meer, zoodat beide daders, van schuld overtuigd, in ver
zekerde bewaring zijn gesteld. Een tweede feit had plaats
aan den Binnenweg bij een slager. Men was door het
bovenlicht eener deur in de slagterij gedrongen en had
daar voor een waarde van 25 aan spek weten te ont
vreemden. Een derde feit had evenzeer plaats aan den
Binnenweg bij een bakker, bij wien men door inklimming
en door verplaatsing van een lessenaar, uit dezen laatsten
verscheidene voorwerpen van waarde heeft weggehaald,
alles te zamen voor een bedrag van 100. Men is de
daders der laatste ontvreemdingen nog niet op 't spoor.
Eindelijk werd nog een buitenbraak gepleegd bij den heer
Trousselot, in den Oppert, waar men een kolossale ijzeren
ster, het wapen van den winkel, van boven de deur heeft
weten magtig te worden. Men begrijpt niet hoe men dit
zware voorwerp heeft kunnen los krijgen, zonder argwaan
te wekken, en weg te voeren, evenmin als men nog weet
wie de daders zijn.
Ook in Amsterdam hebben in den laatsten tijd her
haaldelijk diefstallen plaats, veelal vergezeld van inbraak.
De Britsche Geograpliisehe Maatschappij moet zich
met hare expeditie haasten, zegt de N. Rott. Crt., indien
zij voor zichzelven den roem en de verdienste wenscht van
dr. Livingstone te hebben opgespoord en teruggebragt.
Een geduchte mededinger is haar vóór; een gezant en
verslaggever van den New-York Herald, die reeds,
zoekend naar den grooten reiziger, tot Khiwara, in 't dis
trict Unyanyemme, is doorgedrongen, en vandaar, onder
dagteekening van 4 Julij 1871, een eerste schrijven aan
zijn patroons te New-York heeft gerigt. Wie dat schrijven
doorloopt, zal er zeer weinig bijzonderheden in vinden
nopens landen en volkeren maar daarentegen eene uit
voerige opsomming van wat de verslaggever plagt te eten
en to drinken, en van de tallooze malen dat hij genood
zaakt was zijn diefachtige bedienden te kastijden alles
doorspekt met echt Amerikaansche snorkerijen, en eindi
gende met deze manhafte verklaring: „Tot ik meer van
hem hoor, of den lang vermisten grijsaard van aangezigt
tot aangezigt zie, roep ik u vaarwel toe. Maar wdar hij
zich ook ophoude, wees verzekerd, dat ik hem vinden zal.
Zoo levend, dan zult ge hooren wat hij to zeggen heeft;
zoo dood, dan breng ik u zijn gebeente." De blague van
een Edmond About en andere Fransche oorlogs-corres-
pondenten was nederige en bezadigde taal, vergeleken bij
die van dezen Yankee. Men hoore hoe hij opsnijdt van
de missie, waarmede zijn blad hem belastte, en waarvan
blijkbaar eene onderneming als 't opsporen van Livingstone
slechts een zeer ondergeschikt deel was. - „Mijne instruc-
tiën" zóó herinnert hij zijne principalen van den Herald
„mijne instructiën warenLivingstone te verlossen en
't meest mogelijke te weten te komen omtrent zijne ont
dekkingen. Maar vóóraf had ik mij van vroegere orders
te kwijten. Ik moest tegenwoordig zijn bij do opening en
inwijding van het Snez-kanaal; ik moest den Nijl opvaren
tot aan den eersten waterval. Ik moest uitgebreide ver
slagen leveren van wat ik gezien en gedaan hadeen
reisgids compileren voor Beneden- en Opper—Egypte. Van
Egypte moest ik naar Jeruzalem trekken, en daar aan 't
papier toevertrouwen wat Warren in die vermaarde stad
ontdekt had. Van Jeruzalem moest ik naar de Kriin, om
schetsen te geven van 't hedendaagsch Sebastopol, en van
de slagvelden, op welke Engeland's, Frankrijk's en Rus-
land's heirscharen tegen elkander botsten. Dit verrigt
zijnde, had ik den Caucasus te doorreizen, Turkestan te
bezoeken en na te gaan hoever Stoteboff en de Russen
gevorderd waren met hunne veroveringen van de vallei
van den Oxias (sic). Daarna had ik Perzië in geheel zijn
lengte te doorwandelen en licht te verspreiden over 't
ontwerp van den Euphraat-spoorweg. Eindelijk leidde mijn
weg over zee naar de Afrikaansche kust naar de ver
blijfplaats van Livingstone in de onbetreden wildernis
De Pall Mali Gazette uit de niet ongegronde vrees, dat
dr. Livingstone, indien hem ter oore rnogf komen hoe deze
Amerikaansche pennenheld hem op 't spoor is, ijlings zich
zal gaan schuil houden in de een of andere onbekende
streek, waar geen verslaggever van den Herald hem zal
kunnen volgen. In dit geval zou de kans om iets van
den reiziger te vernemen nog geringer zijn, dan wanneer
de Herald zijn bereisden afgezant had thuis gelaten.
LuiJens de verklaringen van den president, in de jongste
vergadering van de Britsche Geograpliisehe Maatschappij,
mag men hopen, dat met de ontworpen expeditie voortgang
zal kunnen gemaakt worden. Reeds 40 vrijwilligers hebben
zich tot deelname aangeboden. Ook de geldelijke bijdragen
vloeijen niet karig. In antwoord op de vraag, of 't opsporen
van Livingstone niet kon overgelaten worden aan sir
Samuel Baker, antwoordde de president volstrekt ontken
nend. Op een tot de regering gerigt verzoek om bijstand,
was, zeide hij, nog geen afdoend bescheid ontvangen. Er
bestond echter alle reden om te hopen, dat de regering in
deze zooveel medewerken zou, als slechts haar pligt gedoogde.
In de fabriek van de lieeren F. Kloos Zoon, te
Kinderdijk, zijn dezer dagen twee personen onder een
vallenden bok geraakt. De een bleef op de plaats dood
en de andere werd zwaar gekwetst, zoodat men voor het
behoud van zijn leven vreest.
- Jl. Dingsdag heeft het Prov. Geregtshof van Utrecht
de personen van W. K., oud 29 jaren, geboren te Sneek,
wonende te Zeist, en G. v. N., oud 27 jaren, geboren en
wonende te Zeist, schuldig verklaard aan diefstal van vee
uit de weide en hen veroordeeld ieder tot eene tuchthuis
straf van vijf jaren.
-- Uit Rozendaal wordt gemeld, dd. 15 dezer:
Tot aanvulling van het berigt van gisteren over den
diefstal van geld dient, dat de vier ontvreemde geldzakken
in twee balen waren geborgen. De vier gevonden zakken
hielden in 137,920 fr., terwijl in den waggon nog vier
zakken waren achtergelaten, ter waarde van 90,000 fr.
Omtrent de daders is nog niets uitgelekt. De afzender van
het geld zal aan de Spoorwegmaatschappij nog 4000 fr.
extra vracht moeten betalen, wegens frauduleuse aangifte,
daar de gelieele som slechts voor 56,000 fr. was gede
clareerd. (N. Rott. Crt.)
Jl. Zondag, ongeveer ten 3 ure 's namiddags, is er
niet ver van Baarle, een dorpje in de nabijheid van Tilburg,
een afschuwelijke moord gepleegd. Een jonge boeren
dochter, oud 24 jaren, die met hare zuster huiswaarts
keerde, werd plotseling aangevallen door een boerenknaap
van 22 jaren, die vroeger met de verslagene verkeerde en
die vergeefs beproefd had, de oude betrekking weder aan
te knoopen. Hij bragt haar met een mes verschillende
wonden in het aangezigt toe, die haar deerlijk misvormden,
totdat een wond in de slagader haar het leven benam.
De zuster had het met angst op een loopen gezet. De
justitie uit Breda was 's avonds op de plaats en stelde een
onderzoek in, dat de bovengemelde feiten aan het licht
bragt. De onmiddellijk gearresteerde misdadiger heeft,
zelfs in tegenwoordigheid van het lijk van zijn slagtoffer,
alle schuld ontkend, terwijl de aanschouwing van het lijk
hem op het eerste oogenblik schier doed bezwijmen. (Am.C.)
- Een Engelsch lieer met familie, per jagt te Veere
gekomen en zich met de jagt op zeevogels bezig houdende,
had jl. Maandag het ongeluk, dat zijn geweer bij het af
vuren sprong, zoodat hij doodelijk gewond werd.
Men herinnert zich nog dat eenigen tijd geleden den
rijksveldwachter G. Branderhorst, nabij Velp door den met
verlof zijnden militair B. Driessens, met een geweer eer
doodelijke wond toegebragt werd. De krijgsraad heeft
Driessens veroordeeld tot 20 jaren tuchthuisstraf en ver
vallenverklaring van den militairen stand. De auditeur
militair is gemagtigd tegen dit vonnis appèl aan te teekenen.
Jl. Dingsdag had te Zwolle een zeer treurige ge
beurtenis plaats. Zekere II. ter Moolen, mr. metselaar
buiten de Diezerpoort, had het ongeluk bij het verlaten
van een verkoop op eene der bovenzalen van het „Odéon"
(gewoonlijk hebben die plaats in het benedenlokaal) van de
trappen te vallen en zich letterlijk den nek te breken. Hij
laat een bedroefde weduwe met negen jeugdige kinderen
hulpeloos achter. (D.)
De regtbank te Sneek heeft eene geldboete van/50
opgelegd aan een veehouder te Wolsum, die zijn aan long
ziekte lijdend vee niet afgezonderd gehouden had.
Het bestuur eener vereeniging te Maastricht loofde,
bij de eerste aankondiging van een bal, een prijs uit van
150 francs aan eene dame, die in het fraaiste toilet zou
verschijnen. Later bleef de uitloving echter achterwege,
zoodat die edele wedstrijd niet is doorgegaan. Denkelijk
heeft men nog bij tijds ingezien, dat in onze dure tijden
de praalzucht niet behoeft geprikkeld worden.
De volgende vergelijking is ontleend aan een artikel
in het Venlooscli Weekblad':
„De inkomstenbelasting is te vergelijken met een kraan
aan den bodem van het vat, waarin da volksrijkdom zich
bevindt. Of er veel of weinig in het vat is, doet niets
ter zake; men heeft niet meer of minder moeite om te
tappenis de drukking minder sterk, mon zet de kraan
maar wijder open. Bij andere belastingen daarentegen
moet boven uit het vat geschept worden. Hoe leêger het
vat is, hoe dieper men bukken moet, en hoe lastiger het
valt met halve lepels iets naar boven te brengen. Maar
deze moeite juist is goed en heilzaam; zij schrikt af en
belet het vat uit te putten, terwijl men, met een kraan
aan den bodem, het vat zonder moeite tot den laatsten
droppel laat leeg loopen. Men hoede zich dus voor de
kraan en voor de inkomsten-belasting."
-De akademie te Kopenhagen heeft voor 1871 en 1872
de volgende prijsvraag voor de geschiedenis uitgeschreven:
„Men verlangt eene beschrijving der betrekkingen tus-
schen de Nederlandsche republiek en de Noordsche staten,
van den dood van Christiaan III en Gustaaf I tot aan het
uitbreken van den Noordschen oorlog in 1657."
Aan den Koning van Griekenland is door den Koning
van Spanje de orde van het Gulden Vlies verleend geworden.
De berigten uit Japan melden, dat bij een brand
tachtig vrouwen zijn omgekomen.
Te New-York zijn vijf jonge Japansche vrouwen van