ADVERTENTIËN.
Duitschland en Oostenrijk.
Turkije.
Amerika.
Marine-Haven Nieuwediep.
ALKMAARSCHE MARKT VAN HEDEN.
dit besluit werd medegedeeld, hield o. n. in, „dat eene
nieuwe expeditie niet bet eenige middel is, waarvan dl'.
Livingstones behoud redelijkerwijze kan worden verwacht."
Naar de beteekenis dier zinsnede gevraagd zijnde, zeide sir
H. Rawlinson, dat zij, naar zijne meening, beteekenen moest,
dat dr. Livingstone ook alleen te huis kon komen, en dat
alsdan eenig staatsgeld uitgespaard zou zijn. Een der leden
drong er op aan, dat door die medeleden, welke lid van
het Parlement zijn, alle mogelijke pressie op de regering
zou worden uitgeoefend.
Een Hollandsch zeeman, varende op een Rotterdamsche
stoomboot, is te Londen, wegens smokkelen, tot eene boete
van 100 p. st., met subsidiaire gevangenisstraf v.in zes
maanden, veroordeeld.
Gedurende den nacht van Dingsdag op Woensdag 11.
heeft boven Londen een hevige storm, gepaard met zwaren
regen, gewoed. Onder de schade, die daardoor te genoemden
stede is aangerigt, behoort het omverwaaijen van een dei-
spitsen van den middensten toren van het nieuwe paleis
van Westminster, zoo als men weet, het Parlementsgebouw.
De spits was twee tonnen zwaar en heeft in zijnen val
vrij wat schade toegebragt, die op verscheidene honderden
ponden sterling wordt begroot.
Christina Edmunds, de gifmengster van Brighton, is
krankzinnig verklaard; het doodvonnis zal derhalve niet
aan haar voltrokken worden.
Voor de vele Franschen, die als leden der Commune
naar Engeland vlugten en daar thans gebrek lijden, worden
in de nieuwsbladen betrekkingen gevraagd.
Prins Napoleon zal zich voor goed te Londen gaan
vestigen. In Lancastergate heeft hij voor 25,000 frs. een
huis gehuurd.
Zij die steeds liefhebberij hebben om naar kunststukken
met wilde dieren te gaan kijken, mogten wel eens stille
getuigen geweest zijn bij een gesprek, dat tusschen een
correspondent van een Ëngelscli blad en een man, die in
een menagerie zijn brood verdiende, werd gevoerd. De
woorden van dien man uit de heffe des volks zouden hen
dan eens overtuigd hebben, hoe ongelukkig het lot van
een zoogenaamden leeuwenkoning is, en welk een demora-
liserenden invloed dat bedrijf op hem uitoefent.
Het gesprek kwam in hoofdzaak op'het volgende neder
Ei! ei! mijnheer, hebben de beesten eindelijk den armen
Massarti opgepeuzeld? Ja, dat had ik al lang gedacht, dat
gebeuren moest, toen ik hoorde, dat hij de kunst verleerd
was om zijn pink omlaag te houden. Het is de drank,
mijnheer, die klanten van ons gehalte, die kool stooft.
Wees zoo matig als je wilt, maar eenmaal krijg je een
knaauw en dan begin je zenuwachtig te worden, dan kan
je het hok niet meer in, of je moet eerst een hartsterking
hebben. Een borrel smaakt naar meer, en alsof de drommel
er mee speelt, er zijn ongelukkig altijd menschen, die een
kerel willen tracteren, die hart in zijn lijf heeft en met de
leeuwen durft spelen alsof het poesjes waren. En zoo
wordt men roekeloosin plaats van het beest steeds in de
gaten te houden, in welke de slapende duivel mot een
stroowisch gepord wordt, laat men het achter zich komen
men is wat aangeschoten, maakt een mistred, struikelt en
in een wip zitten je de leeuwen op de huid.
Ik heb dat heele spelletje van het begin tot het eind
meegemaakt. Kijk maar eens hier, daar hebben ze me
het levende vleesch uit het lijf gescheurd, totdat het
gebeente bloot kwam. Ik ben nu een oud man, doch mijn
kop was al jong grijs en dat kwam van het in het hok gaan.
Je moet weten, ik was stadsaanplakker en had geen
werk en daarbij lag mijn wijf in het kinderbed en nog
wel van tweelingen. Daar komt men mij met het baantje
rail beestentemmer op de proppen. Wat moest ik doen?
Wijf en jongens van honger laten omkomen? Neen dan
maar mijn huid onder de duivels gewaagd.
Daar kwam de dag dat ik het hok in moest, en ik
verzeker je, dat toen de zenuwen sterker dan de wil werden;
ik rilde en beefde; doch het moest er door, ik moest er
in, ik deed een schietgebedje; ja wel, het hielp niet, do
knik wou niet uit de knieën; toen kreeg ik een fikschen
slok brandewijn, dat was een probaat middel en van toen
af zorgde ik altijd, dat ik een lialven brom in had, voor
dat ik mij onder de mensclienvreters waagde.
En ik heb van het brandewijntje gelust, dat verzeker ik
je; zie je die scheur op mijn arm, kijk, die kreeg ik op
een avond, toen ik zoo gelikt had, dat ik die oude stinkert
van een leeuwin niet achter mij kon zien kruipen.
Ten slotte kreeg ik door mijn zuipen een drankberoerte.
Hé! nog eisch ik van al dat verschrikkelijke, dat ik toen
voor mijn oogen zag. Nacht en dag spookten leeuwen en
tijgers om mij heen. Somtijds kwam de Bengaalsche konings
tijger, zette dan zijn groote klaauwen op mijn borst en
blies mij zoodanig met zijn gloeijenden adem in de keel,
dat ik bijna stikte.
Verbeeld je nu eens, wat ik gevoelde, toen ik na mijn
herstelling weêr het hok in moest en ik die schrikbeelden
nog voor mijn oogen zag dwarrelen en dan kwam daar de
gedachte nog bij, dat ik wijf en kinderen te huis had, die
eiken nacht duizend angsten uitstonden en bij het minste
gerucht dachten, dat men mijn verminkt ligchaam te
huis bragt.
Zou de ruwe maar krachtige taal van dien man niet het
beste argument tegen het geven van dergelijke voorstel
lingen zijn?
Op eene meeting van afschaffers te Exeter, onder
voorzitterschap van bisschop Temple, is het eenigzins ruw
toegegaan. Tusschen de voorstanders en tegenstanders der
matigheidsbeweging kwam het tot een geregeld gevecht
nadat vooraf de bisschop, sir Wilfried Lawson en andere
heeren, door een storm van scheldwoorden van het spreek
gestoelte waren verjaagd. De bisschop en sir Wilfried
werden onder den inhoud van een zak meel bedolven.
Ten slotte moest de politie de zaal doen ruimen.
Ter herinnering aan den 18 Januarij 1871, den dag, waarop
Keizer Wilhelm de hem aangeboden keizerlijke waardig
heid heeft aangenomen, heeft Z. M. uit vele plaatsen binnen
en buiten het rijk gelu-kwensehen ontvangen. Do Keizer
heeft aan den rijks' kanselier opgedragen, ter openbare
kennis te brengen, dat Z. M. die bewijzen van liefde en
gehechtheid, welke hot hart goed doen, met vreugde ont
vangen heeft, en zich gedrongen gevoelt aan allen zijnen
wehvillenden dank daarvoor te betuigen.
De Kroonprins van Duitschland heeft, zoo als bekend
is, liet letterzetten geleerd. Zijn oudste zoon heeft nu het
ambacht van boekbinder gekozen, en deze week zijn eerste
les bij den hof-boekbinder Collin gehad.
Te Crefeld heeft zich een wasclivrouwenvereeniging
gevormd, die jl. Dingsdag haar eerste vergadering hield.
Daar werd gesproken over eene eventuele werkstaking.
Eischen werden geformuleerd, waarvan do voornaamste
waren: geen opgewarmde koffij 's morgens en een glas
Beijersch hier 's avonds. Een der aanwezigen ried der
vergaderden aan niet toe te geven, maar pal te staan
tegenover de mevrouwen van Crefeld, met de volharding,
welke der Duitsclie waschvrouw betaamt.
In een schrijven uit Konstantinopel van 13 Jan. zegt
de correspondent der Indépendance Beige„Het denkbeeld
is in Engeland geopperd om eene internationale commissie
voor het Suez-kanaal te vormen. De Porte heeft thans
een plan van die strekking van de Egyptische regering
ontvangen met verzoek om daarop te heslissen; maar zij
heeft nog geen besluit genomen, en wil eerst weten hoe
die zaak door de andere mogendheden beschouwd wordt."
Omtrent den moordaanslag op James Fisk Jr. worden
door de Amerikaansche dagbladen nadere bijzonderheden
meegedeeld. Sedert Lincoln door de hand van een moordenaar
viel, zegt de New-York Herald, heerschte er nimmer zulk
eene opgewondenheid in New-York. Gisteren, (6 Jan.)
zegt genoemd blad, werd die misdaad door Edward Stokes
in het Grand Central Hotel gepleegd. De heer Fisk had
voor eenigen tijd de dwaasheid gehad, verzot te worden
op Josephine Mansfield. Hij deed groote opofferingen voor
haar; niet alleen verrijkte hij die dame, maar hij maakte
haar zelfs tot zijne vertrouwelinge en deelde haar alle
geheimen mede, betreffende zijn reusachtige speculatiën en
zijne politieke manoeuvres. Die liefdeshistorie was echter
alles behalve rozengeur en maneschijn. Nu en dan viel er
een kibbelarij voor en door den invloed van derden werden
de gelieven elkander spoedig vijandig, 't Gevolg was, dat
mrs. Mansfield werd afgedankt. Men beweerde, dat jaloezie
de hand in 't spel had en dat, als de heer Fisk geen
gunstig oogje op eene andere dame had geworpen, op
welke hij weldra tot over de ooren verliefd werd, mrs. Mans
field hem tot den huidigen dag trouw zou zijn gebleven.
Zij maakte kennis met mr. Stokes en, om zich op Fisk te
wreken, schonk zij eerstgenoeinden hare gunsten. Dit
hinderde den grooten speculant, die, zinnende op wiaak,
weldra gelegenheid vond om zijn medeminnaar wegens
opligterij to doen arresteeren. Daarop begon de oorlog.
De strijd werd nu niet meer gevoerd in de opgesmukte
salons van het paleis in de Twenty-Third-street, maar voor
de regtbanken; spotprenten zagen het licht en er werd
gedreigd, dat compromitteerende brieven zouden worden
openbaar gemaakt. Het voordeel scheen aan de zijde van
den heer Fisk te zijn maar zietop het onverwachtst
wordt hij door zijn tegenstander vermoord. Gisteren (6 Jan.)
omstreeks half vier bevond kolonel James Fisk zich, in
zijn koets gezeten, in de nabijheid van het Grand Central
Hotel in Broadway. 't Was zeer levendig in de hoofd
straat. De koets werd op eene eenigzins geheimzinnige
wijze gevolgd door een coupé. Op den bok van dat rijtuig
zat een man, die er onbeschaamd uitzag. Hij hield de teugels
met vaste hand en zijne oogen waren steeds gerigt op den
koetsier, die troonde op den bok der equipage van den
Prins van Erie. Toen de coupé digt bij Becker-street
was gekomen, werd het portier geopend, een man sprong
er uit, die in allerijl zich een weg baande door de menigte
wandelaars. Die man was Edward Stokes, de bitterste
vijand van den grooten speculant. Spoedig had hij den
ingang van het Grand Central Hotel bereikt, een paar
oogenblikken vóórdat de equipage van Fisk er voor stil
hield. Hij liep naar boven, 't Viel velen in het oog dat
hij zeer bleek en geagiteerd was, maar niemand hechtte
hieraan eenige beteekenis. Stokes had de eerste verdieping
bereikt, toen Fisk de vestibule binnentrad en den trap
opliep. Te naauwernood was hij een paar treden opgegaan,
toen Stokes, die boven hem stond, met een revolver op hem
vuurde. Het eerste schot trof Fisk in den linker arm; er
volgde onmiddelijk een tweede. De kogel trof hem nu in
den onderbuik en Fisk riep uit: „Om Gods wil, kan
niemand mij redden?" Stokes loste nog twee schoten,
wierp een verwoeden blik op zijn vijand en snelde daarop
naar boven. Aan de tweede verdieping gekomen, ont
moette hem een heer, die de schoten had liooren vallen en
eens kwam zien wat er gaande was. Hij passeerde Stokes
en merkte niets bijzonders in hem op. Fisk gilde middeler
wijl steeds om hulp. De heer, die van beroep chirurgijn
was, liep haastig de trappen af om bijstand te verleenen
aan den man, die bloedende op den grond lag. Middeler
wijl waren ook de bedienden uit het hotel toegeschoten en
een groot aantal nieuwsgierigen hadden post gevat voor
het gebouw. Fisk werd behoedzaam opgenomen en in een
bed gelegd, terwijl er gelijktijdig om een anderen chirurgijn
werd gezonden. De kogel was door het vleesch in den
buik gedrongen. Op de vraag aan Fisk gerigt of hij meer
wonden had, wees hij naar zijn arm en maag. Nadat de
medicus de wonden had onderzocht, vroeg Fisk wat cognac
met water. Toen hij dit gedronken had, peilde de geneesheer
de wonden, doch bevond dat zijne instrumenten niet lang
genoeg waren om de kogels er uit te halen. Fisk legde
bij die operatie de grootste kalmte aan den daggeen spier
van zijn gelaat bewoog. De heer, die 't eerst was toe
geschoten, vroeg aan Fisk welken persoon hij verdacht
den moordaanslag te hebben gepleegd, en 't antwoord
luidde: Stokes. Een der chefs van de politie kwam na
verloop van een paar minuten in het vertrek, en na eenige
woorden mot den doctor te hebben gewisseld, ging hij heen
om terug te keeren met Edward Stokes, welbewaakt door
twee politieagenten. Stokes werd voor het bed gebragt.
Zijn blik was kalm, doch strak; zijn gelaat onbewegelijk
't was echter zigtbaar, dat hij zich geweld aandeed om zijn
ziedenden hartstogt to onderdrukken. Fisk werd door den
chef der politie gevraagd: „Is dat de man, die op u ge
schoten heeft?" De Prins van Erie keek Stokes aan en
antwoordde: „Ja, dat is de inan, die op mij gevuurd heeft."
Zoodra Stokes de schoten op Fisk had gelost, was hij
naar boven gevlugt, maar onmiddelijk was hij teruggekeerd
in allerijl de trappen afgesneld. Den boekhouder voegde hij
in het voorbijgaan toe, dat er iemand doodgeschoten was.
Op dat oogenbiik scheen hij alle zelf beheersching te hebben
verloren en door een panischen schrik te zijn bevangen.
Hij keek met een woesten blik om zich heen, als zocht hij
eene gelegenheid om te ontvlugten Plotseling liep hij een
vertrek binnen, dat, zoo als hij wist, een uitgang had in
Mercer-street. De boekhouder maakte middelerwijl alarm
en riep: „Houdt dien man!" Een tal van personen schoten
toe, Stokes werd staande gehouden en aan de politie over
geleverd. Er werd daarop een naauwkeurig onderzoek
ingesteld naar den revolver of het pistool, dat Stokes
gebruikt had, doch dat niet in zijn bezit werd gevonden.
Later werd het moordtuig ontdekt in een kamer, waarin
de misdadiger het geworpen had. Stokes werd naar het
politiebureau overgebragt; hij had intusschen zijn zelf-
beheersching teruggekregen, gaf kalmpjes zijn naam en
beroep op en werd daarna naar een cel gevoerd. Later
werd hij, zoo als hierboven reeds gezegd is, voor het bed
van zijn slagtoffer gebragt.
Fisk stierf in 38jarigen ouderdom, naar men weet, weldra
aan de bekomen wonden.
De Memphis Appeal verhaalt het volgende, dat tast
baar een canard zou zijn, zoo het drama niet in Amerika
speelde.
Twee advocaten aan de regtbank van Missisippi, die
elkander sinds geruimen tijd vijandig waren, bepleitten dezer
dagen eene zaak, de eene voor, de andere tegen. Zoo
als reeds meermalen in een dergelijk geval was gebeurd,
begonnen zij elkander te beleedigen. Eindelijk springt de
een, de heer Meck, na een hatelijke opmerking van den
anderen, eensklaps met een geladen revolver in de hand
vooruit, zijn tegenstander toevoegende: „Gij hebt mij be-
leedigd, verdedig u." Niet het minst van zijn stuk ge
bragt, trekt ook de andere, Davis genaamd, zijn pistool;
doch een weinig te langzaam, want naauwelijks had hij het
in de hand en maakte hij zich gereed, om het te laden,
toen de andere op hem schoot en hem dood neêrstrekte.
Opmerkelijk is 't, dat de Memphis Appeal niet eens meldt,
dat de moordenaar in hechtenis is genomen.
Volgens berigten uit Montevideo van 27 Dec., was
de Italiaansche stoomboot America den 25sten op weg van
Buenos-Ayres naar Montevideo verbrand. Van de 241
passagiers en bemanning waren 87 verbrand of verdronken.
Weerkundige Waarnemingen te Helder (Landskeet).
Windrigting
en
Kracht.
Barometer
Stand.
12 zotz.
zo.
12 zo.
1.2k.
0.2„
0.1„
748.63
755.34
756.70
Afw.
-11.62
- 4.89
- 3.53
Thermometer
C.
Stand. I Afw.
7.0
4.5
5.5
f 3.6
f 2.6
f 1.9
Toestand
van
de
zee.
0.92
0.93
0.92
Vlak.
Weersgesteldheid26 Jan. 12 u. Bewolkt, mooiweer.
27 Jan. 8 u. Bewolkt, beneveld, mooiweer.
27 Jan. 12 u. Nevel, stil, mooiweer.
Zeilklaar liggende on vertrokken Schepen Groote Vaart.
Aankomst. Vertrek. Schip. Gezagvoerder. Bestemming.
21 Nov. 27 Jan. Johanna. W.II.E.K.Rösingh. Batavia.
7 Dec. Bellatrix. H.C.Haaeke. Soerabaija.
13 JacobaStChrislina. P. J. Mulder. Batavia.
16 27 Kitty. Z. Mulder. Batavia.
22 Willem .StClara. A.A.H.v.Herwerden. Batavia.
25 Suriname. H. Houtkoper. Suriname.
29 27 Kandanghauer. W. Zeelt. Batavia.
9 Jan. 27 f Zeebloem. T. D. Gollards. Soerabaija.
25 27 Stella Matutina. K.K.Hagedoorn. Venetiën.
VertrokkenPer Kitty de heeren G. J. Putman Cramer, T.
Rieselade; per Kandanghauer: J. J. A. Vermeulen echlgcn. en 3
kinderen, B. II. N. van Reijn echtgen. en 1 kind, mevr. A. van
Slooten, mejufvr. W. Reuvekamp Gille, B. F. Loomeijer, E. G.
Willer, F. van Loosbroek.
7 Paardenbov.'tjaar f 40a 85
Veulens - a
2 Koeijen - 175a
Vette Kalveren - a
22 Nuchtere dito - 4 a 16
321 Schapen - 13a 36
Lammeren - a
VetteVarkens,pK.G.f a
35 Magere dito - 10a 18
64 Biggen hen. 10 w.- 4a 8
6 Bokken en Geiten - 5a 9
Kleine dito c -a
Ezel f a
Boter, per 0.630 K.G. c 85al00
^QOCOQOZOOOdOQCOO'jOtaOO'QOOOQOQOQOOOQaeO-
<t> Twaalf-en-een-halfjarigc Echtvcreeniging;
(p VA»
SÜK
T.
E»
J. WILHELMINA
Nieuwedicp, 27 Januarij 1872.
L O II W S.