1872. N°. 55. Woensdag 8 Mei. 30 Jaargang. BEKENDMAKING. KENNISGEVING. Uitgever A. A. BAKKER Cz. De Inkomsten-belasting verworpen. ff w vUlluliCl^ U iflvii HELDE1SCHË EN ^1EVWEDIEPËR COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per Awartaal1.30. u franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 1C3. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels GO cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte bereken VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN Naar Oost-lndië: via Triest 14 Mei, 's avonds 6 u. 25 m. f Marseille 9 Mei 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 16 Mei, 's avonds 6 u. 25 m. West-lndië: viaSouthamplon 15 Mei, 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4 Junij, 's avonds 6 u. 25 m. t de Kust van Guinea: 9 Mei, 's morg. 6 u. 25 m. u Kaap de Goede Hoop: 8 Mei, 's morg. 6 u. 25 m. v ir y o via Triest 22 Mei,'s m. 6 u. 25 m. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER herinneren bij deze, dat vorderingen ten laste der gemeente over het dienstjaar 1871, vóór den lsten Julij 1872 moeten zijn inge diend, bij gebreke waarvan zoodanige vorderingen, volgens de wet, norden gehouden voor verjaard eis vernietigd. Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den i Mei 1872. L. VERHEY, Secretaris. De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt ter kennisse: Dat sedert eenigen tijd zeer veel vleesch, afkomstig van buiten de gemeente geslagt vee, albier wordt ingevoerd; Dat, ofschoon dit vleesch niet directelijk als nadeelig voor de gezondheid kan afgekeurd worden, bet grootste gedeelte van minder goede hoedanigheid, en veel minder geld waard is dan het goede vleesch afkomstig van in deze gemeente geslagte runderen. De afschaffing van de plaatselijke belasting op bet vleesch en de vermindering van het getal plaatselijke ambtenaren, hebben het loezigt bij den invoer zeer bemoeijelijkt. Ofschoon de Natuurkeurmeesters reuk, geeigt en smaak, genoeg- zame waarborgen opleveren, is het echter minder raadznam zoogenaamd Hein vleesch, rollades of gebakt te koopen of aan buis te laten bezorgen, tenzij bet. vleesch in tegenwoordigheid worde afgesneden of gehakt. Ten overvloede worden de huismoeders herinnerd dat vleesch geen bleekroode of purperroode kleur mag hebben, dat het vet hard en talkachtig zijn moet, dat week en waterig vet een slecht verschijnsel is, en dat gezond vleesch vast en veerkrachtig op het gevoel is en den vinger ter naauwernood vochtig maakt, terwijl minder goed vleesch zeer vochtig is. Goed vleesch kan gekookt worden zonder veel zamen te krimpen en zonder veel aan gewigt te verliezen, slecht vleesch trekt zich l)(j het koken sterk te zamen en valt dikwijls in stukken. Het is raadzaam dat ieder het te koop zijnde vleesch goed onderzoeke en betale volgens de waarde. Helder, De Burgemeester voornoemd, den 6 Mei 1872. STAKMAN BOSSE. Pas was ons eerste artikel over de bespreking der inkomsten-belasting in de Tweede Kamer, waarvan de plaatsing eenige vertraging had ondervonden, onder de oogen onzer lezers gekomen, of reeds was het lot der voordracht leslist. Waar, blijkens de opgaaf in onze beide artikelen, zich 14 sprekers er onvoorwaardelijk tegen, 10 geheel en 1 behoudens wijzigingen vóór verklaard hadden, terwijl men ook de heeren Gratama, v. Delden en Sinidt, als voor stellers van toen reeds aangekondigde amendementen, voor voorstanders van het beginsel der wet mocht houden, moge de uitslag voor sommigen twijfelachtig geschenen nebben, 't was te vermoeden, dat het eene amendement het ander in den weg zou staan, en dat de 3 op artikel 1 elk voor zich eenige voorstanders van de beide andere en bovendien de verklaarde tegenstanders der wet tegen zich zouden hebben, dat niet één aangenomen, maar genoemd artikel en daarmede het beginsel der wet verworpen zou worden, gelijk de uitkomst heeft bevestigd. Het betere is steeds de vijand van het goedewaar ieder voor het betere volgens zijne zienswijze strijdt, komt liet goede nooit tot stand. De poging van den heer v. Aker laken om de voorgestelde amendementen in de afdeelingen ,e doen onderzoeken, en daardoor misschien eene overeen stemming tussclien de voorstellers en tusschen deze en de 'ogeering te bewerken, was door de houding van 8 liberalen met 40 tegen 36 stemmen afgewezen, en reeds daardoor de uitslag te berekenen. He rij van tegenstanders, in ons eerste artikel opgeteld, "as nog vergroot door de heeren Arnoldts (ook al een voorstander van „verbetering" en uitbreiding van liet patent- fechtj, Begram, C. v. Nispen en Haffmans. Deden de eeren Begram en v. Nispen, gelijk vervolgens nog de heer otorm, uitkomen, dat zij aan hun votum geene politieke heteekenis hechtten, ja verklaarde de heer v. Nispen vooral geen politieke oppositie tegen den minister Blussé te bedoelen, de heer Haffmans deed dit wel degelijk en reikte dus, als uitersten die elkander raken, de liand aan den heer v. Houten. Het kabinet voerde, toen het optrad zeide hij hervorming van het belastingstelsel in zijne leus, en schoot het hierin tekort, dan had het zijne roeping gemist. De lieer Wijbenga gaf later ook nog als zijne meening te kennen, dat, werd de door hem noodzakelijk geachte wet verworpen, liet bewind niet aan het hoofd van 's lands zaken zou kunnen blijven, hetgeen hij, vooral wegens het prestige, de kennis en het staatsmansbeleid van den lieer Thorbecke, eene ramp voor het land zou achten. Vóór de wet verklaarde zicli nog de heer v. Beyma (en hij de discussie over de amendementen de heer Bredius), al waren hem minder percenten en ontheffing van den grondeigendom aangenaam geweest. De heeren v. Kuyk en Kappeyne voerden, na de ver dediging des ministers, met vergunning der Kamer nogmaals liet woord, om hunne bezwaren nader aan te dringen. Laatstgenoemde verklaarde de aanneming der wet eene schande voor het land te achten; de zetters zouden oor- deelen naar de verteering en dus in strijd handelen met het beginsel, dat de inkomsten heiasten wil. 't Was natuurlijk, dat de sprekers der laatste dagen geen nieuwe argumenten konden aanvoeren, al liet voor en tegen was reeds, veelzins goed en met overtuiging, uiteengezet. Het amendement van den heer Tak, eerst den 30sten na een achtdaagsche discussie voorgesteld, liet heffen eener directe belasting van de zuivere inkomsten bedoelende uit: „onroerend goeduit roerende goederenuit arbeid, beroepen, bedrijven, handel, nijverheid en andere ondernemingen; uit openbare ambten, bedieningen, betrekkingen, uit wacht gelden en pensioenen, uit de openbare kassen genoten; uit eiken anderen hoofde," en alzoo, met behoud van het principe der wet en art. 1 en 2 daarvan samensmeltende, overeenkomstig liet Ehgelsclie systeem, de verschillende bronnen tot verschillende maatstaven der heffing makende, het zakelijk karakter in de plaats stellende van het persoon lijke, en geen privilegie aan vreemdelingen gevende, werd, als de wijdste strekking hebbende, het eerst in stemming gebracht en verworpen met 50 tegen 28 stemmen. Dit amendement had hij den minister, die het meer een voudige Pruissische stelsel gekozen had, meer bijval ge vonden dan de heide andere, maar, alvorens zich er mee te vereenigen, had hij een nieuw onderzoek en de schorsing der beraadslaging noodig geacht. De heer de Bruyn Kops had een sub-amendement voorgesteld, strekkende om achter „onroerend goed" te lezen: „niet onderworpen aan grond belasting," en achter „uit eiken anderen hoofde" „uitge nomen aan grondbelasting onderworpen goederen;" maar dit ingetrokken nadat de lieer Tak ei- op gewezen had, dat door zijne redactie de vraag over de grondbelasting gere serveerd werd. Het amendement van den heer v. Delden strekte om achter art. 1 te doen volgen de woorden: „voor zoo ver het inkomen niet krachtens reclit of bezit of eenig ander zakelijk recht, waarop de verplichting tot betaling van grondbelasting rust, getrokken wordt uit hier te lande gelegen onroerende goederen." Het werd verdedigd op grond, dat de grondbelasting geen grondrente is, en dat eene inkomsten-belasting, zoolang zij geen impót unique is, den grond niet treffen mag; en bestreden met aanvoering, dat het eene bevoordeeling van de groote grondbezitters zou zijndat de grondbelasting moet treffen de waarde van den grond, hetgeen door de groote waardevermeerdering niet meer het geval is, zoodat de grondbezitters zeer goed in de nieuwe belasting konden bijdragen. De minister was met dit amendement niet ingenomen. Werden de grondeigenaars van de belasting ontheven, dan zou de grondbelasting tocli moeten herzien worden en zulks ook de kleine grondeigenaren drukken, hetgeen bij de aanhangige wet niet het geval was. Het werd verworpen met 64 tegen 16 stemmen. [Het amendement-Gratama, van dezelfde strekking, op art. 2 voorgesteld, is niet aan de orde gekomen]. De kwestie of de grondbelasting eene onveranderlijke, op oude herkomsten gevestigde grondrente is, die hij den aankoop van vaste goederen in aanmerking wordt genomen, en dus geene belasting; of dat zij bij het heffen eener inkomsten-belasting wel als belasting moet in rekening gebracht worden, hield ook bij dit amendement de sprekers verdeeld. Wat de grondeigenaren zelf aangaat, als er sprake is van herziening van het kadaster en ver hooging der grondbelasting, ijveren zij voor het denkbeeld van vaste grondrente, maar zoodra van eene inkomsten belasting gerept wordt, beweren zij reeds eene belasting van de opbrengst hunner vaste goederen te betalen. Het amendement van den heer Smidt, strekkende om de bdasting ook toepasselijk te verklaren op alle hier te lande gevestigde zedelijke lichamen, stichtingen, maatschappijen en naamlooze vennootschappen, waartegen de minister aanvoerde, dat dan ook betaald zou moeten worden van inkomsten uit goederen, die strekken tot dekking van uitgaven van algemeene dienst, hetgeen hij onrechtvaardig achtte, en dat hij het economisch niet goedkeurde om het vreemde kapitaal te weren en den vreemdeling te belasten, door wien het meeste geld voor groote werken hier te lande is geleverd, deelde in het lot der vorige en wel met 41 tegen 37 stemmen. Artikel 1, en daarmede het beginsel der wet, kwam vervolgens in stemming en word verworpen met 51 tegen 27 stemmen. De voorstemmers waren liberalen en de heer v. Yoorthuysen, de tegenstemmers conservatieven en catho- lieken, benevens de heeren Tak, Kombach, Jonckbloet, Rutgers, Kops, Westerhoff, v. Kerkwijk, Godefroi, Kap peyne, Viruly, Sandberg, Storm, v. Eek, v. d. Maesen, Dumbar en Mackay. De minister trok daarop het ontwerp, waaromtrent de heer Bredius geconstateerd had, dat zelfs bij de tegenstanders het beginsel geen algemeenen tegen stand gevonden had, in. Tien dagen heraadslagens, behalve de tijd aan het voor- loopig onderzoek besteed, waren alzoo vruchteloos geweest en verloren gegaan. Toch niet, volgens den heer Rutgers. Z. i. was gebleken, dat de mutatierechten en de zeepaccijns zijn veroordeeld, alsmede het patentrecht, behalve op naam looze vennootschappen en maatschappijen; dat er twijfel bestaat aan de doelmatigheid van den accijns op het ge slacht; en dat (wat voor sprekers rekening blijft) zoowel de weerzin van de meerderheid gebleken was om den grondeigendom te treffen, als hare geneigdheid om het privilegie van het kapitaal op te heffen. Dat alles achtte hij een schat van resultaten, waarop elke nieuwe minister plannen zou kunnen bouwen. De heer Blussé kon de gevoerde discussie beschouwen als eene terreinsverkenning, als eene inleiding tot zijne taak, en, zich overtuigd hou dende dat de minister dit verlangde, riep spreker hem toe: „Hoor niet naar hen die u tot rust vermanen. Rust niet, want gij hebt uwe lauweren nog niet verkregen. Zit niet stil, maar sla de handen aan het werk." Fraaie woorden! maar niet aan het rechte adres. De heer Blussé, zijne weldoordachte poging tot aanvankelijke verbetering van ons belastingstelsel, tot meer gelijkmatige verdeeling der lasten, door de samenwerking van tegenstrijdige elementen mislukt ziende, stoorde zich niet aan deze en andere ge dane betuigingen, begreep met zijn ontwerp te moeten staan en vallen, en verzocht den Koning hem te ontslaan. De Tweede Kamer had de meening van den heer v. d. Linden, dat het zeker niet gelijkmatig was om van ƒ1000 arbeid of coupons 20 te heffen, maar nog ongelijkmatiger om, zoo als nu plaats heeft, van den arbeid f 20 en van de coupons niets te vorderen, niet kunnen deelen, zij kon ter wille der hoofdzaak niet over bezwaren heenstappen, zij bestendigde, wie weet voor hoe lang, de zoo afgekeurde belastingen op de nijverheid en op noodzakelijke levens behoeften, liet onbelast zijn van de kolossale inkomsten, door zoovele vermogenden uit effecten genoten, het oneven redig laag belast zijn van het steeds in waarde stijgend grondbezit. Maakt zij, zoo doende, de bewering waar van den, voor eene uitbreiding van het stemrecht ijverenden, lieer v. Houten, dat eerst eene door grooter kiezerspersoneel samengestelde Kamer ons een rechtvaardig belastingstelsel kan verzekeren, hetgeen voor hem de politieke zijde dezer kwestie was? Juist nu wij deze vraag opperen, berichten de dagbladen ons ernstiger gevolgen van de gevallen beslissing en wel liet besluit van het gansclie ministerie om zijn ontslag in te dienen, eene gebeurtenis door den lieer Wijbenga terecht eene ramp voor Tiet vaderland genoemd. Ongesteldheid bij liooge jaren, liet gemis aan aaneensluiting onder- en de hem min welwillende houding van een paar leden der liberale partij, en misschien ook de moeilijkheden aan de schier onoplosbare en ministers verslijtende kwestie van 's lands verdediging verbonden, mogen den heer Thorbecke mede tot aftreden bewogen liebhen, de doorslag is zeker wel door de afstemming van het ontwerp-Blussé gegeven. In ons eerste artikel stelden wij, werd de inkomsten belasting verworpen, de vraag: wat nu? in dubbele mate herhalen wij, met grooter reden tot bekommering, de vraag: wat nu? Hopen wij, dat de discussiën over de inkomsten-belasting althans deze vrucht opleveren, dat zij de aandacht der natie hebben gevestigd, niet alleen op de gebreken van ons belastingstelsel, maar op belastingen in het algemeen, dat zij daarover doen nadenken en alzoo meer zuivere econo mische begrippen doen ontstaan. Dat was het doel ook onzer vrij uitvoerige verslagen. 4 Mei.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1