Benoemingen, enz. Buitenland. Frankrijk. Vrij logies met kostelooze verpleging in de gevangenis, moet den man hebben aangespoord, tot het plegen van dit misdrijf. De zestienjarige dochter van dezen brandstichter zit mede gevangen, wijl zij zich voor eenige dagen schuldig maakte aan het ontvreemden, van een bakje met ongeveer 400 centen uit een winkel te Oude-Schild. Gelukkig dat ons eiland van dergelijke gevaarlijke indi vidu's wordt bevrijd." Tot lid der plaatselijke schoolcommissie te Zijpe is, door den raad dier gemeente benoemd, den heer D. Bakker, en zulks ter vervanging van den heer F. H. Leis, naar elders vertrokken. Ter vervanging van den heer J. Lanser, onlangs overleden, is tot hoofdingeland van den polder Zijpe gekozen de heer D. Bakker aldaar, met, 71 van de 100 uitgebragte stemmen. Op den heer J. van Beusekom waren 29 stemmen uitgebragt. - Den 23 dezer zal te Slikkerveer van de werf van den heer Jan Smit te water worden gelaten, het schip Liberaal, het grootste schip onzer koopvaardijvloot, dat in ons land is gebouwd. Zaturdag 18 Mei 11. had de aanbesteding plaats van het maken van damsluizen en waterkeeringen voor de nieuwe Hollandsche waterlinie bij Utrecht. Het werk werd aangenomen door J. Boshouwers Co. te Botterdam voor eene som van 139,500. -- Als een verblijdend teeken van vooruitgang in den ondernemingsgeest van enkele Ylissingers, mag voorzeker wel genoemd worden het daarstellen van een badhuis, op de duinen buiten Vlissingen, tusschen de stad en het fort de Nolle. Aanvankelijk zijn door den heer C. Scheybeler de toebereidselen daarvoor gemaakt; zoodat men zich vleit nog dezen zomer eenige genotvolle oogenblikken op Vlissing's duinen in het nieuwe badhuis door te brengen, waar, zoo mogelijk eens per week, muziek zal worden gemaakt. In het Album der Natuur werd onlangs een voor beeld aangehaald van het vernuft van een hond. Het verhaal bleek evenwel geheel onwaar te zijn. Waarheid is iutusschen, zegt de Deventer Crt., hetgeen onlangs te Deventer voorviel. Voor een winkelhuis in een der drukste straten had men op een avond de kelderluiken vergeten te sluiten. Does, de huishond, had het opgemerkt en, in plaats van zijn gewoon nachtkwartier te betrekken, legde hij zich digt bij de opening neder. Een paar voorbijgangers die nog laat passeerden en te nabij den ingang kwamen werden door hem aangevallen. Trouw bleef hij den nacht door waken. Toen in den vroegen morgen de bedienden kwamen, verliet hij zijn post, ging naar den stal en legde zich rustig te slapen. De trouwe does had zijn pligt volbragt. Te Enschedé en omstreken heeft jl. Zaturdag een vreeselijke hagelbui gewoed; de glasruiten zijn meest alle verbrijzeld. De hoop des landmans is verwoest. De schade moet enorm zijn. De oud-inspecteur van het geneeskundig staatstoezigt in Friesland, dr. W. II. Idzerda, heeft in een kort geschrift de aandacht gevestigd op het afdoend voorbehoedmiddel tegen de longziekte bij het veede inenting. Moge zijn waarschuwende stem invloed uitoefenen in 't belang van den bedreigden veestapel. Men meldt uit Knijpe, dd. 16 dezer „Onze hoogbejaarde dorpsgenoot Tjitte de Vries, die den 2 Maart jl. zijn 107den verjaardag vierde, heeft op heden nog een stukje tuingrond bewerkt en met boontjes bezet, een blijk voorwaar dat de grijsaard thans, niettegenstaande zijne hooge jaren, nog krachtig en gezond van gestel is." De KI. Crt. bevat een artikel: „Naar buiten," waarin het herinnert aan de bezwaren, die ons land en klimaat opleveren, waarom de Genestet zong: „O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen, Doorsyperd stukske grond, vol killen daauw en damp, Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen, Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp Toch, als de lente aanzweeft uit het warme zuiden en nieuwe veerkracht, door alle aderen nieuw bloed aanvoert als de groote corbeille der jonge bruid binnenkort weer zal gevuld zijn met bloemen, wier aantal al de hellingen van den Mont-Blanc niet zouden kunnen bevatten en onze Meische morgens bevracht zijn met geuren; als dikke, levenszwangere druppels neervallen op de jonge bladeren en de pas geopende voren den lenteregen indrinken, ten bate van het vredig verwachte zaad; als hier en daar en ginds en overal de bij begint te gonzen en de kleine vogeltjes zich om en omwentelen in het mulle zand; als het water in de vliet helderder straalt dan dat van de Kison of Hiddekel, en elke Hollandsche waterplas tusschen lis en riet wegschuilt als 't Vierwaldstiitter meer dat zich zoo vleijend aandringt tegen den Bigi of den Bosensteck als het minnelied heengluurt tusschen de kantige eiken bladeren en ieder bosclije klapt en keuvelt van dingen, die men niet vertelt op de straten en wier aanwezen de vriende lijkste deerne ontkent op het onbescheiden marktplein; in de zoete dagen van de klaver en den room, als zangerige melkmeisjes staan te wachten bij het hek en forschgebouwde knapen de ploegpaarden sneller voortzweepen over den stuivenden weg, om den weerglans der zon te begroeten in de heldere blaauwe oogjes en de roodgekleurde wangen als een hemel van vrede, weldadigheid en kracht zich schijnt te welven over uwe gezegende velden en een gloed van vruchtdragend leven en dartelen overvloed dien hemel tegenlacht van omlaag; als gij daar voor mij ligt, gelijk een loflied aan den Schepper en een profetie Zijner liefde.... ja, in de lente, die wij weer te gemoet gaan, wier glimlach wij reeds een paar maal bespeurden door vlaag en nevel heen.... zijt ook gij schoon, o mijn Holland! Onder de landen der aarde tooit ook gij u als eene bruid en dwingt al wat ademt en zingen kan tot een lied. En in den herfst! als de lucht meer tinten en schakeringen aanbiedt dan liet weelderigste palet, als het licht en donkerbruin iedere boomgroep tot een landschap en elk verschiet tot eene oneindigheid uitbreidtals ons hart zoo vrij, zoo forsch en fier en bij den overvloed der milde schepping zoo dank baar kloptals de Datuur digter bevolkt is dan een wereld stad en hare voorraadschuren dreigen te bezwijken onder den last van al wat er gemaaid en geoogst werd; als lustige dartele knapen zich kransen om de slapen winden en de grond bezaaid is met de halmen, die neervielen van de krakende karren, wier wielen diepe groeven achterlieten in de kleials gezelligheid en huiselijke vrede beginnen te stralen uit de lage boerenwoning, half verscholen achter het opgetaste hooi, waaronder het kiezelpad begraven werd en dat in bossen hangen bleef tusschen de latten van het hekals gij op den weg naar het dorp kinderen met roode wangen tegenkomt, die zich heenspoeden naar de school, waar het bedompte vertrek niet meer zoo sterk contras teert met de vrije, frissche buitenlucht of het duffe boek met den geur van boekweit en versche klaver; ja, in den herfst, als het tintelende bloed tot een breeden bergstroom wordt en de slappe spieren zich spannen alsof ze wisten, dat de dagen der rust voorbij zijn en hot leven een kamp strijd is voor den mannelijken geest,.... dan is 't schoon en heerlijk op onze duinen de zon bloedrood te zien ondergaan in de onrustig woelende zee, terwijl purperen en paarsche wolkjes stoeijen en dartelen om den gouden wagen of grillige schimmen teekenen op het rijk getinte hemelvlak. En wie heeft nooit, o, Holland! uw wintertooi bewonderd, hetzij gij het donzen sneeuwkleed om de schouders hingt of een ragfijn kantwerk plooidet langs alle takken en geledingen van ijp of beukeboom? Wie weet niet hoe dartel het licht dan kan spelen op den effen ijsspiegel en hoe sierlijk guirlandes en ranken zich dooreenstrengelen op onze vensterruiten. Als een wild maar krachtvol leven alle vaarten en kanalen in breede spoorbanen herschept, waarover de vlugge rijders heensnellen, met het eenige doel om zich te bewegen; als de ijle, metaalrijke lucht de kleinste vochtdeelen schijnt te cristalliseeren en de gezelligste haard ons niet kan weerhouden deel te nemen aan de vreugd en ontspanning, die ook den ouden en strammen suffer naar buiten lokt; als het vrolijke gejoel eener levens lustige menigte zich doet hooren op alle wateren en de kermis hare tenten heide in zware balken van ijs; dan, ja ook dan zijt gij schoon, o mijn vaderland; dan hebt gij zoo goed als het zuiden uwe spelevaarten, dan vertoont ook ons nevelig noorden kleine drama's van liefde en scherts, karnavals en serenades, feestgewoel en jubelgezang!" Ónder den titel: „Waarom is het in Nederland zoo moeijelijk geld voor industriële ondernemingen te bekomen?" bevat de Nederl. Industriëel het volgende: Geld? Nederland is een land van geld; Amsterdam een der voornaamste geldmarkten van de geheele wereld. Geld is hier in overvloed. Ondernemingslust Daaraan ontbreekt het ook niet; er zijn onderscheidene schoone plannen in den laatsten tijd ter sprake gebragt, maar men heeft het er niet voor kunnen krijgen. Kennis? Die onmisbare factor moge in den regel iets te wenschen overlaten, men vergete slechts nimmer, dat er bijkans geen enkele industriële onder neming wordt gevestigd, die niet eerst eenige magere jaren doorloopen, doorworstelen, soms doorkruipen moet, eer er een begin van voorspoed valt waar te nemen. De practijk leert de zaken eerst helder doorzien en overzien. Nergens is het minder waar dan hier, dat tweemaal twee vier is. Maar die onverbiddelijke wederwaardigheden van nieuwe industriëele ondernemingen kunnen slechts den minkundige verrassen. De man van kennis is daarop voorbereid; hij kan, hij zal ze ook te boven komen. Waar kennis in het eerste gelid staat, behoeft men zich over aanvankelijken tegenspoed geen zwaar hoofd te maken. Er zullen betere tijden komen. En dat ziet men dan ook in den regel gebeuren. Maar, ééne kennis ontbreektde kennis onzer industriële waarden, actiën en obligatiën. De heeren van de beurs willen slechts weten van dage- lijksclie notering voor een enkele Nederlandsche groote industriële maatschappij, van spoorwegwaarden in één woord, en bij voorkeur, naar het schijnt, van min bekende buitenlandsclie. De Nederlandsche industriële ondernemingen vinden, voor den prijs harer aandeelen enz., geen geregelde markt, geen dagelijksche koers aan de Amsterdamsche beurs. De actiën, enz. zijn en blijven alzoo onbekende grootbeden. Het is waar, om de zes weken wordt er een zoogenaamde veiling van industriële effecten gehouden, maar die veiling betreft in den regel de niet—prijshoudende, minder courante stukkenwant de aandeelen in bloeijende ondernemingen, zoo als wij er een aantal kunnen noemen, komen niet aan de markt. De houders dier stukken genieten hunne dividenden, en daarmede uit. Het gevolg is, dat, bij ontstentenis eener dagelijksche markt en dage lijksche notering, er in die stukken geen handel bestaat; het groote publiek alleen kennis bekomt van de, blijkens het lage bod of gemis van bod, in ongunst geraakte industriële waardenen de algenreene opinie, bij gemis van prikkel en belang, lieerschende blijft: „Nederland is geen land voor industrieonze industriële ondernemingen brengen den kapitalist slechts schade aan." Noodlottige dwaling Indien in deze beschouwing van de oorzaken der gering schatting hier te lande van industriële ondernemingen, uit het oogpunt van geldbelegging en handel, eenige waarheid gelegen is, gelijk vvij zonden meenen, welke weg is er dan in te slaan om hierin verandering en verbetering te zien komen? -In de vorige week is te Bome een Birmasche ambas sade aangekomen, welker hoofd, Mengyee-Maha—Sayhoo- Kennoow-Mengyee, een der voornaamste mannen van het Birmasche rijk is. Hij is vergezeld van twee Birmasche secretarissen, van een Engelschen tolk, den heer Jones, van den Italiaanschen fregat-kapitein Bacchia, onderhande laar over een Italiaansch—Birmasch tractaat en van dertien Birmasche onderdanen van verschillenden rang. Deze ambas sade heeft de reis naar Europa gedaan aan boord van de Iskjayee-Besan, een door den Keizer van Birman uitgerust stoomschip. De ambassade is door Koning Victor Emmanuel te Napels ontvangen en daarop naar Bome teruggekeerd, vanwaar zij zich vervolgens naar Florence, Milaan en eenige andere Europesche steden zal begeven. Men onder stelt, dat zij ook door den Paus zal worden ontvangen. „Pius IX (schrijft een Bomeinsch berigtgever) heeft Birman met toestemming des Keizers in drie apostolieke vicariaten verdeeld. Ofschoon een Pleiden, legt de Keizer eene zeer welwillende gezindheid jegens de Catholieke zendelingen aan den dag; en hadden de Birmasche ministers er zich niet tegen aangekant, dan zou hij niet slechts de reis- en verblijfkosten der apostolische vicarissen tijdens het bijeenzijn van het Vaticaansche Concilie voor zijne rekening hebben genomen, maar ook aan al de leden dier Kerkvergaderin» een gouden, met robijnen versierd kruis ten geschenke gegeven hebben." Tegelijkertijd is te Bordeaux een Afrikaansche neger, koning aangekomen (met een enkel woord reeds medegedeeld), Banalalalulu geheeten, die aan boord van de trans-atlautiscle pakketboot la Guienne derwaarts is overgebragt. Zijn gevolg bestaat, behalve uit zijne vrouwen, uit zijnen eersten minister en verscheidene zijner voornaamste rijks-beambten, uit een gesnedene en een kok, die tevens offeraar is. Dezt Afrikaansche heerscher heeft de reis naar Europa voor- namelijk ondernomen met het doel om zich bij de gouver. nementen van Frankrijk en Engeland te verontschuldigen wegens beleedigingen en harde bejegeningen, die in zijne staten aan Fransche en Engelsche zendelingen zijn aangedaan, Banalalalulu wordt eerstdaags te Parijs en te Versailles verwacht en zal, naar men meent, door den heer Thiers officieel worden ontvangen. Te Bordeaux heeft hij dt geheele eerste verdieping van het „Hotel des Princes" vooi zich en zijn gevolg afgehuurd. Eest vreemde vangst. Bij Kedichem was dezer dagen een man aan het steken van aal. Meenende zuil een visch te vangen, haalde hij uit de Linge op.... een nog gave kaas van 15 pond! Benoemd zijn: tot heemraad van het dijksbestuur van Wieringen de heer C. Bakker; tot dijkgraaf van den Sloterdijkermeer de heer C. van Beem Cz.tot heemraad van den polder de Schermer heer D. Olij. Tot gemeente-ontvanger te Zaandijk is benoemd de heer J. Schulp, Dr. M. Salvcrda, hoogleeraar aan de hoogeschool te Groningen en schoolopziener in het eerste district dier provincie, is benoemd I tot inspecteur van het lager onderwijs in de provincie Utrecht. De heer H, Boom, te Assen, is, met ingang van 1 Junij a. s, benoemd tot schoolopziener in het eerste schooldistrict van Drenthe, De off. van gez. 2de kl. D. Matak Fontein wordt met den 81 dezer geplaatst in de rol van Zr. Ma. wachtschip te Willemsoord, met bestemming om gedetacheerd te worden aan boord van hel instructievaartuig Urania. De off. van gez. 3de kl. bij de zeemagt F. II. L. Roessingh vai Iterson is, met ingang van den 1 Junij a. s., bevorderd tot of, van gez. 2de lel, met bepaling, dat bij zal rang nemen tusschen de off. van gez. 2de kl, K. G. F. Sloos en W. Schutte. Oost-Indië. Benoemdtot hoofding. voor het vakvan scbeepsb. eerst aanw. ing. bij het marine-etabl. te Soerabaija, de ingenieur lste kl. voor het vak van scheepsb. eerstaanwezend ingenieur bij het marine-etabl. op Onrust, S. Meibuizen; tot lste machinist bj de gouv.-marine de 2de machinist N. Plagge. Tijdelijk gedetacheerd: van het marine-etabl. te Soerabaija na» dat van Onrust, de ing. 2de kl. voor het vak van scheepsb. D. Boete, Bij de dienst der kerstverlichting: tot 2den gezagv. W. J. M. vai Bommel, thans tijdelijk met de waarn. dier betrekking belast; t« adspir.-lichtopz. B. P. Ros, thans 2de gezagv.tot 2den gezagv.J, Verhagen. Geplaatst: bij het licht—établ. op het Duiveneiland, dl lichtopz. 3de kl. J. W. lvroesen en J.H.L. de Vrijer; op het lichtsch. Lucipara, de lste gezagv. P. Schram; op het lichtsch. Soerabaija de 2de gezagv. B. Verhagen; bij het hayenl. te Batavia, de adsp.-licht B. P. llos; op bet lichtsch. Lucipara de 2de gezagv. W. J. M. van Bommel, Vergunning verleendom te repatrieeren, wegens ziekte, aan den luit. ter zee 2de kl. A. P. S. C. Gobee; wegens langdurig verblijf in Oost-Indië aan den luit. ter zee lste kl. G. W. C, Voorduin, den off. van adm. lste kl. P. A. Ie Mahieu en den lui!, ter zee 2de kl. J. L. Duker; wegens overcompleet, in zijnen nu; bij het eskader in Oost-Indië den inspect. van adm. A. C. Kuighart, Volgens liet Journal Officiel kunnen de militairen, die tengevolge vau wonden in den veldtogt van 1870-71 en gedurende den opstand geamputeerd zijn, bij den minister van Oorlog kunstledematen aanvragen, indieu hun daartoe de noodige middelen ontbreken. Sedert de eerste dagen der Commune dwong Auguste Chiffon, die dezer dagen voor den 4den krijgsraad versclieneu is, haar echtgenoot naar de wallen. Met een roode sjerp om de lenden en een revolver in de hand, inspecteerde zij de barricade van Austerlitz en die der boulevard Mazas, de verdedigers aanmoedigende, met geweld uit de winkels sterke drank halende om den strijders, wanneer zij moede waren, frissche kracht te geven. Van tijd tot tijd ging zij aan het hoofd van een piket gefedereerden de huizen in specteren om de onwilligen op te sporen, die zij, evenals haar man, naar de wallen zond. Den 25sten Mei stortte op de barricade Mazas ccu gefedereerde naast haar nederzij nam hem óp hare schouders en bragt hem een winkel binnen, waaruit zij de bewoners verdreef. Den anderen dag ontmoette men liaar in dl straat Daumesnil, met bebloede handen en roepende: heb er twee bezorgd." Daags na het binnentreden der troepen had men haai tegen een muur gezet om te worden doodgeschoten. „Schiet toe, zeide zij tot de soldaten, maar ik heb gekwetsten ver pleegd!" Op die woorden gaf de officier bevel, dat de executie niet zou plaats hebben en werd zij naar de ge vangenis gebragt. Aan den president van den krijgsraad antwoordde zij, dat zij naaister was en den ouderdom had van 35 jaren- Ik ben niet sterk genoeg, zeide zij, om een geweer te dragen; in dat geval zou ik het zeker hebben gedaan. H> heb geen winkels geplunderd, maar de gefedereerden ver pleegd en dat zou ik nog doen. President. Waarom droegt gij eene roode sjerp? Auguste. Ik lioud van die kleur, zij is het zinnebeeld der vrijheid. Ik houd van de gefedereerden. Mijn man B veroordeeld tot deportatie naar eene vesting. Ik voor nnj

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 2