1872. N°. 67.
Woensdag 5 Junij.
30 Jaargang.
NATIONALE MILITIK~
INSPECTIE YOOR DE VERLOFGANGERS.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
De Prostitutie en de Openbare School.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN NIEÜWEDIEPER COURANT
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatuedag namiddag.
Abonnementsprijs per lcwartaal 1.30.
n franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN
Naar Oost-lndië: via Tritst 11 Junij's avonds 6 u. 25 m.
Marseille 6 Junij 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 13 Junij, 's avonds 6 u. 25 m.
West-lndië: viaSouthampton 15 Junij, 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. Nazaire 4 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: 8 Junij, 's morg. 6 u. 25 m.
via Triest 7 Junij,'s m. 6 u. 25 m.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen
ter openbare kennis
Dat het ONDERZOEK OVER DE VERLOFGANGERS van de Militie te
land, bedoeld bij art. 138 der wet op de Nationale Militie, voor deze gemeente
ii bepaald op Woensdag den 12 Junij 1872, des voorraiddags ten elf ure, in
de Bonwzaal achter het Bnreau voor Gemeentewerken naast het Weeshuis alhier.
Aan dat onderzoek moeten deelnemen de VERLOFGANGERS der Militie te
land, behoorende tot de ligtingen van 1868, 1869, 1870 en 1871, voor zooverre
zij vóór den 1 April 1872 in het genot van onbepaald verlóf waren gesteld.
De belanghebbenden worden herinnerd aan de volgende wetsbepalingen:
Art. 140. De verlofganger verschijnt bij het onderzoek in uniform gekleed,
en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met
verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas.
Art. 141. Behoudens het bepaalde in art. 130 kan een arrest van twee
tot zes dagen, te ondergaan in- de naastbij gelegen provoost of het naastbij
zijnde huis van bewaring of arrest, door den militie-commissaris worden
opgelegd aan den verlofganger:
1. die zonder geldige redenen niet bij het onderzoek verschijnt; 2. die
daarbij verschenen zijnde, zonder geldige redenen, niet voorzien is van de in
bet voorgaand artikel vermelde voorwerpen; 3. wiens kleeding- of uitrusting
stukken bij het' onderzoek niet in voldoenden slaat worden bevonden4. dje
Weeding- of uitrustingstukken, aan een ander toebehoorende, als de zijne vertoont.
Art. 142. Is de verlofganger, wien krachtens het voorgaand artikel arrest
is opgelegd, bij het onderzoek tegenwoordig, dan kan hij dadelijk onder verze
kerd geleide in arrest worden gebragt.
Is hij niet tegenwoordig cn onderwerpt hij zich niet aau de hem opgelegdje
straf, dan wordt hij op schriftelijke aanvrage van den militie-commissaris, te
rigten aan den Burgemeester der woonplaats van dien verlofganger, aangehouden
en onder verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of het naastbij
zijnde huis van bewaring of arrest overgebragt.
Art. 143. Ou ver minder de straf, in art. 141 vermeld, is de verlofganger
verpligt, op den daartoe door den militie-commissaris te bepalen tijd en plaats,
en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen om te
Morden onderzocht.
Art. 144. De verlofganger, die zich bij herhaling schuldig maakt aan het
feit sub 4. van art. 141 bedoeld, of niet overeenkomstig art. 143 voor den
militie-commissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde, in het geval ver
keert, sub 2 en 3 van art. 141 vermeld, wordt onder de wapenen geroepen en
van 3 tot 6 maanden gehouden.
Art. 145. De verlofganger der militie, die niet voldoet aan ecne oproeping
voor de werkelijke dienst, wordt als deserteur behandeld.
Art. 130. Het Crimineel Wetboek en het Reglement van krijgstucht voor
het krijgsvolk te lande zijn op de manschoppen der militie te land, die zich
onder de wapenen bevinden, van toepassing en met opzigt tot de verschillende
gevallen van desertie op al de bij de militie te land ingelijfden.
Die manschappen worden geacht onder de wapenen te zijn
1. zoolang zij zich bij hun corps bevinden 2. gedurende den tijd, dien het
in art. 138 bedoeld onderzoek duurt3. in bet algemeen, wanneer zij in
uniform'zijn gekleed.
Burgemeester cn Wethouders der gemeente Helder,
Helder, STAK MAN BOSSE, Burgemeester.
den 23 Mei 1872. L. VERHEY, Secretari».
De Standaard, liet orgaan der protestantsch-clerikale
partij, heeft in de, ook in dit blad behandelde, artikelen
van het Nieuws van den Dag over de prostitutie aanleiding
gevonden, de Kleine Courant te vragen, of zij zich tevreden
stelde met de regeling van dit onderwerp bij de wet te
vorderen, en of eene herziening van het stelsel van op
voeding en onderwijs hier te lande niet het beste genees
middel was voor dien socialen kanker. Als tot staving
dezer tweede vraag werd aangehaald, dat professor Agassiz
van vele gevallen vrouwen vernomen had, dat de eerste
aanleiding tot haren val de godsdienstlooze school geweest
was, en het blad meent, dat, waar de wet verbiedt met
christelijke beginselen het ontkiemend zaad der zonde te
bestrijden, weinig uitgevoerd kan wordendat het verkeerd
gezien is, dat verbeterd onderwijs, bestrijding van onkunde
alleen, genoegzaam is om het kwaad te kunnen bestrijden.
De Nieuwe Rotterdammer en Arnliemsche Couranten en
ten laatste het N. v. d. D. zijn op deze vragen het ant
woord niet schuldig gebleven. Allen hebben het opgenomen
voor de godsdienstlooze school, waarop men zoo gemakke
lijk het kwade kan schuiven, dat men om zich heen op-
mérkt, die men nu zelfs verdacht maakt als eene kweekplaats
van ontucht. Terecht hebben zij gevraagd, of men de on
tucht niet tot haar toppunt gevoerd vindt te Parijs, waar
de lagere school grootendeels in handen van geestelijke
ordebroeders is, en te Berlijn, waar de scholen confessioneel
ZIJn; of Spanje, waar tot voor kort de geestelijkheid alle
onderwijs in handen had, of de Kerkelijke Staat, Napels,
onz. eene gunstige uitzondering met opzicht tot de zede
lijkheid maken; welk onderwijs dan de revolutionairen der
vorige eeuw en welk de revolutiën en talrijke burger
oorlogen in Spanje heeft voortgebracht. Zij zouden het
onbillijk achten om aan de godsdienst te wijten, dat zoo
veel verpleegden der weeshuizen, waar meestal het gods
dienstig onderwijs eene breede plaats beslaat, op later
leeftijd in de huizen van ontucht teruggevonden worden,
maar meenen, dat ook evenmin de godsdienstlooze school
aansprakelijk kan worden gesteld voor de zedeloosheid der
volwassenen. De juistheid van het door prof. Agassiz
omtrent Amerika vertelde wordt betwijfeld, en daartegen
aangevoerd, dat de ongelukkige wezens, die uit armoede,
ijdelheid, luiheid, enz. van haar lichaam eene broodwinning
maken, zich niet inlaten met de kwestie van godsdienstige
of godsdienstlooze scholen, en voor het grootste gedeelte
niets weten van morale indépendante [van de godsdienst
onafhankelijke zedeleer], atheïisme [godloochening] en der
gelijke begrippen.
Uitbreiding en verbetering van het onderwijs acht het
N. v. d. D. het edelste middel tot bestrijding van het
kwaad der prostitutie, maar niet „herziening van het stelsel
van opvoeding en onderwijs;" dewijl die herziening in het
algemeen eene nationale ramp zou zijn, en de herinneringen
aan den zedelijken toestand der maatschappij, toen de Kerk
de School beheerschte, ver van verkwikkelijk zijndewijl
de prostitutie niet in regtstreeksch verband tot de vraag
der openbare of bijzondere school staat. Het blad miskent
den invloed van zedelijk-godsdienstige beginselen overigens
volstrekt niet, en het verwacht alles van een algemeen
oordeel over het zich prostitueeren van aanzienlijken en
geringenmaar het acht de handhaving der openbare
zedelijkheid door materiële maatregelen de aandacht van
godsdienstige menschen zeer waardig, en gelooft dat de
overheid, die de prostitutie brandmerkt, evenveel doet voor
het Rijk der waarheid en gerechtigheid, als de school
onderwijzer, die haar bestrijdt zonder haar te noemen.
Op welk standpunt zullen de lezers der Heldersche en
Nieuwedieper Courant zich in deze kwestie stellen Stemmen
zij met het door ons in dit blad geleverd artikel in, waarin,
nevens de door het N. v. d. D. verlangde beteugeling van
overheidswege, wordt aangedrongen op eene zedelijke ver
heffing der maatschappij, uitgaande van allen, die oogen
hebben voor hare kwalen en een hart vol liefde voor hunne
medemenschen? Misschien zijn er dan ook onder hen
geweest, die met den Standaard tot het besluit kwamen,
dat de godsdienstlooze school de oorzaak van het zede-
bederf was, en dat de confessioneele school het universeele
geneesmiddel voor alle gebreken der maatschappij zoude
zijn. Wat wij hierboven medegedeeld hebben van de, op
bewering van den Standaard gegeven antwoorden, moge
ook als onze bestrijding van deze opvatting aangemerkt
worden.
't Strekt niet tot eer van de ijveraars voor de confessi
oneele school, dat zij, zooals de Standaard ditmaal deed,
de openbare school met slijk werpen, waar deze het niet
verdient. De tegenwoordige wet op het lager onderwijs is
waarlijk nog te kort in werking, om aan de door haar in
het leven geroepen scholen eene verbastering der zeden toe
te schrijven, en het onderwijs op die scholen wijkt in te
weinige opzichten af van dat der vóór de invoering dier
wet bestaande scholen (op welke intusschen al de tegen
woordig zoo ijverige clerikalen hunne opleiding hebben
genoten), om daaraan eene verandering ten kwade van het
zedelijk gehalte der maatschappij toe te schrijven.
Volgens de wet van 13 Aug. 1857 dient de volksschool
tot het doen verkrijgen van die kundigheden, welke voor
alle lieden onmisbaar zijn, als lezen, schrijven, rekenen, en
voorts de beginselen der vormleer, aardrijkskunde, geschie
denis, taalkunde en natuurkennis, benevens het zingen. Dit
onderwijs kan in vele opzichten en moet dienstbaar gemaakt
worden aan de opleiding tot maatschappelijke en Christelijke
(in onze Christelijke maatschappij eigenlijk woorden van
dezelfde beteekenis) deugden. Het godsdienstig onderwijs
laat de wet, en dit kan ook niet anders in een land waar
verschillende secten bestaan, over aan de kerkgenootschappen,
en zij stelt de sclioollocalen buiten de gewone leeruren
daarvoor beschikbaar. Of de kerkgenootschappen zich nu
aan dit godsdienstig onderwijs zooveel laten gelegen liggen
als wenschelijk is, zullen wij daar laten. De confessioneelen
óordeelen gewis van te weinig; zij ten minste maken ruim
gebruik van de door de wet gelaten vrijheid tot het op-
rigten van bijzondere scholen, in welke zij aan het gods
dienstig element, ten koste van andere leervakken, zooveel
tijd kunnen laten als zij verkiezen. Zij kunnen daar den
hijbei doen lezen, de bijbelsche geschiedenis behandelen,
kerkelijke liederen doen zingen, zelfs dogmatiek onder
wijzen, zij kunnen daar de school en de catechisatiekamer
vereenigen naar hun begeeren; maar of nu dit alles hunne
kinderen, die op 12 a 13jarigen leeftijd de schoolverlaten,
wij willen niet zeggen: meer zal ontwikkelen, maar: waar
lijk vromer en deugdzamer, op later leeftijd, wanneer zich
vroeger ongekende driften trachten te doen gelden, zedelijker
zal maken, of het in hen de kiem zal leggen van weer
standsvermogen tegen de klippen van onzedelijkheid, die
zij op hunnen levensweg zullen ontmoeten, dit be
twijfelen wij.
Waar de Standaard insinuëert, dat de wet verbiedt (in
de openbare scholen) het ontkiemend zaad der zonde met
„christelijke beginselen" te bestrijden, verwart het blad
blijkbaar die beginselen met „leerstellingen," die niets
gemeen hebben met de door de wet bedoelde, in de open
bare school niet uit het oog verloren en aan de godsdienst
bevordelijke opleiding tot christelijke en maatschappelijke
deugden.
De ware school der zeden is echter het huisgezin, waar
eensgezindheid, orde, vlijt en waarachtige godsdienstzin
(wel te onderscheiden van een koud vormgeloof) heerschen,
waar lichtzinnigheid, onwaarheid en lediggang bestendig
buiten gehouden worden. Het huisgezin is de grondslag
der maatschappij, de meerdere of mindere welstand van
deze staat met den eerbied voor het huiselijk leven in
nauw verhand. De Germaansche volken plegen zich steeds
van andere gunstig te onderscheiden door opprijsstelling
van het huisgezin. Zouden wij, Nederlanders, in dit opzicht
onze afkomst verloochenen, onze oude Hollandsche zeden
miskennen, onze voorvaderen oneer aandoen, in dit opzicht
niet conservatief zijn, hoe wij ook overigens de nieuwere,
meer vrijzinnige begrippen zijn toegedaan.
't Verwondere niemand, dat wij dit artikel weder eindigen
met dezelfde aanprijzing, waarmede wij ons vorige besloten.
Policie-toezicht en onderwijs beide uitmuntend tot het
beperken der prostitutie, maar daarnevenseen voorbeeld
gesteld van degelijkheid en zedelijkheid, dat boven alles in
staat zal zijn om ons vaderland te behoeden voor eenen
toestand van zedelijk verval, als wij in het ongelukkige
Frankrijk voor oogen hebben. Ieder helpe naar vermogen
om daartoe mede te werken!
HELDER en NIEUWEDIEP, 4 Junij.
De artikelsgewijze behandeling der legerwet vordert in
de Nationale Vergadering te Versailles met veel grooteren
spoed, dan er bij de algemeene beraadslagingen viel op te
merken, 't Debat ontaardde toen veelal in persoonlijke
kwestiën, of ging zelfs over in bij dit onderwerp al heel
weinig passende godsdienstige beschouwingen. De heer
Gambetta gaf aan een zijner medeleden den raad om een
arts te raadplegen, niet over de legerwet, maar ten aanzien
van 's mans eigenen zielstoestand.
Ten blijke, dat de regering in Frankrijk, ondanks de
enorme uitgaven voor oorlogschatting aan Duitscliland, nog
weinig tot spaarzaamheid geneigd is, kan dienen, dat de
thans ingediende begrooting 53 millioen francs hooger is
dan die van het loopende jaar. De belastingen zullen er
stellig niet op verminderen.
Beschuldigingen in te brengen is gemakkelijk, dié te
ontgaan soms zeer moeijelijk, en zichzelven schuldig maken
aan datgene, wat men zelve ten sterkste veroordeelt, blijkt
niet onmogelijk te zijn. Generaal Trochu, die dezer dagen
in de Nationale Vergadering zoo geweldig uitvoer tegen
de decoratie-woede der Franschen, moest een paar dagen
daarna uit de dagbladen vernemen de herinnering, dat hij
gedurende zijn niet-langdurig bewind niet minder dan
4176 kruisen had uitgereikt.
De opstand in 't noorden van Spanje schijnt zoo goed
als geheel onderdrukt. Minder gunstig zijn de berigten
van staatkundigen aard uit Madrid. Maarschalk Serrano,
die zijn kommando aan generaal Echague heeft overgegeven,
is naar Madrid gegaan om zijn gehouden gedrag te regt-
vaardigen. De ministeriële crisis, waarmede Spanje op nieuw
werd bedreigd, schijnt voor 't oogenblik geweken te zijn.
De zoo men zegt gekochte meerderheid in de Cortes heeft
eene afkeurende motie omtrent het gedrag der regering
onmogelijk gemaakt.
Ziehier hoe het staat met de Alabama-kwestie, die
dagelijks meer van hare beteekenis verliest. De scherp
ziende mannen van de beurs laten zich niet afschrikken
door den humbug die tusschen Londen en "Washington
wordt heen en weder geseind; de Amerikaansche staats
papieren rijzen in weerwil van alle zwartgallige voor
spellingen en de handelsbetrekkingen van alle landen der
wereld met de beide keffende partijen zijn levendiger dan
ooit te voren. In de parlementszitting van Donderdag
heeft de heer Gladstone gezegd, dat het oogenblik voor
eene mededeeling over den stand der onderhandelingen, met
Washington nog niet is gekomen; men mogt echter ver
wachten, dat dit spoedig zou kunnen geschieden. Voorloopig
echter kon de premier verzekeren, dat de telegrammen van
de Times en Daily Telegrapli, volgens welke de onder
handelingen waren afgebroken, niet juist waren. In de
volgende zitting kwam de minister op zijne verklaring
terug: thans heette het, dat het Parlement „in geruimen