Hf [A Woensdag 26 Junij. s, 1872. N°. 76. 30 Jaargang. LI. INGI m AEB r 2 DEN, 0.50, Uitgever Bureau: A. A. BAKKER Cz. Gemeenscliappelij ke, Algemeene en Bijzondere Belangen. en van Ier, die d. i, 'ansc/i ure. mende, :tra. HELDËRSCHË E\ NIEUWËDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per hwartaal 1.30. franco per post - 1.65. MOLENPLEIN, N°. 103. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN ,r Oost-lndië: via Triest 9 Julij 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 4 Julij 's avonds 6 u. 25 m, i, Brindisi 27 Junij, 's avonds 6 u. 25 m. West-lndièviaSouthampton 30Junij, 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4 Julij, 's avonds 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: 8 Julij, 's morg. 6 u. 25 m. eau via Triest 7 Julij, 's m. 6u, 25 m. soort; f400. jarig! 1,181 t f 398 immei F.rirta 14- ks, 12,70, 10,81, f6,1 o li ■m. ei 20 al. S'. 'ii Offlfl gelijl wedt n ooi e prjj silog' soort' Het onderwijs wordt tegenwoordig zoo levendig als ooit door de dagbladen besproken, 't Betreft thans niet de kwestie tusschen openbaar en bijzonder, of liever tusschen neutraal en confessioneel onderwijs, maar de vragen: voldoet liet openbaar onderwijs aan de behoefte, wordt er wel genoeg partij van getrokken, wat kan er aan verbeterd worden? Die vragen voeren ons op practiseh terrein; zij getuigen van belangstelling in het onderwijs, eene belangstelling, welke het nog zeer behoeft. Aanleiding tot die besprekingen gaf wel in de eerste plaats het bij de Tweede Kamer door wijlen den minister Thórbecke inge- amden verslag over den toestand van het lager onderwijs het einde van 1869, vergeleken met dien op het einde van 1857. Uit dit verslag blijkt welken invloed de wet van 13 Aug. 1857 gedurende eene twaalfjarige werking op het onderwijs heeft uitgeoefend. In vele opzichten is die invloed gunstig geweestvermeerdering en uitbreiding van het aantal scholen, onderwijzers, leerlingen, van be- loldigingen en leermiddelen valt op te merken. Aan den inderen kant blijkt, dat vele gemeentebesturen het hoog belang van goed onderwijs niet beseffen, dat zij slechts schoorvoetende aan de minste eischen dor wet voldoen, 't Onderwijs is hun veeleer een lastpost dan een troetel kind; slechts dit ééne stond op den voorgrond, dat het zoo weinig mogelijk moest kosten. Op het einde van 1869 waren er nog 206 hoofdonderwijzers, wier inkomen r.iet meer bedroeg dan het minimum der wet, vierhonderd guldens, en 832 waarvan het beneden de vijfhonderd guldens bleef. Zoo waren er ook hulponderwijzers, die zich met het minimum van tweehonderd guldens West-Friesche Correspondentie. VUI. t Is een tijd van feestviering, althans men schijnt bet er voor houden. Het eene feest is nauwlijks achter den rug, of een mier wordt weder op touw gezet. Waarom feest gevierd wordt, in of de gebeurtenis, die er aanleiding toe geeft; eigenlijk wel van feestelijken aard is, treedt geheel op den achtergrond, feest Boet er zijn, als er meuschen bij elkander komen, onverschillig welke reden en feest moet er zijn, om menschen bij elkander lijjrijgen, als er niets aan de hand is. n Franschman lieeft eens van de Hollanders gezegd, dat zij nooit eene vergadering kunnen houden, zonder ze met een maaltijd lt besluiten. Dat was in ieder geval nog soliede en kan men 'ffi een gezond en krachtig volk als de „Hollanders" verwachten, Baar nu is het anders, nu moet er bij iedere gelegenheid feest gemaakt worden. ze goede West-Friezen vooral zijn er bijzonder vóór, om nu en dan feesten te organiseeren, en Hoorn, onze oude hoofdstad, 'pant daarin de kroon. Er kan geen titeltje zoo klein voor zijn, af de stad tooit zich in feestgewaad en er wordt feest gevierd. ze voorliefde voor feestvieringen heeft evenwel meer dan eens "ar gunstig gewerkt op den goeden geest en de algemeene harmonie ander de bevolking. Ik geloof nooit, dat b. v. de feesten bij gelegenheid van de herinnering der inneming van den Briel zoo «gemeen gevierd waren geworden, als de onwederstaanbare lust tol feestvieren daartoe het zijne niet had bijgedragen. Er waren zeer vele in den lande, die ernstige bedenkingen tegen de uenag van 1 April hadden. Niet alleen dezulken, die de geheele bevrijding van Nederland van het Spaansche juk misschien be treuren, want, geloof mij, die zijn er al zeer weinigen, zoo al één! «Ifs zij, die het zeerst tegen de vieriug der Aprilfeesten geschreven whben, heb ik goed recht, te verdenken van meer uit konzekwentie, omdat zulks nu eenmaal op hunnen weg lag, misschien ook wel, omdat zij door een andere partij geprovoceerd werden, gehandeld hebben, dan wel uit eigen gemoedsaandrang. Ik geloof, als men doze heeren, met de hand op het hart, vroeg, of zij werkelijk den 'oestand van Nederland, immers in vorm van staatsbestuur, zouden terug wenschen, zóó als die was vóór 1568ik geloof, dat zij *el eenigzints om een geschikt antwoord verlegen zouden zijn. «t een glimlach zouden ze u antwoorden, dat zeker toen ook niet mms couleur de rose was, dat de schuld zeker wel eenigzints aan eide zijden lag, doch, dat de middelen in ieder geval onwettig en 'baarsch waren, waarmede het kwaad bestreden is. Zoo iets, geloof ik, zou het ontwijkend antwoord zijn, maar rechtstreeks „ja," Jou geen enkel antwoorden, en juist zij het minst. Zij, omdat het jmst de grootste woord- en penvoerders onder de leeken der '"O'ieke partij zijn, die het naast aan den afgrond der dwaling t[| 'an het verzet wandelen. Het gaat hier als in iedere andere moesten vergenoegen. Dat zijn bezoldigingen, te gering voor sjouwerlieden, zoudt gij meenen, en men werpt zulk een loon toe aan hen, wien voor een goed deel de vorming der jeugd, der toekomstige mannen en vrouwen is toever trouwd Zal zulk een onderwijzer, miskend in de beteekenis zijner gewichtige betrekking, door zorgen gedrukt, slecht gevoed, te arm om zich een studieboek aan te schaffen, om ooit iets tot afwisseling van zijn ingespannen arbeid te genieten, zijne taak met opgewektheid, met liefde kunnen verrichten? Alle waar is naar zijn geld, zegt het spreek woord; bij zoo schriele belooning kan men van het onder wijs geen hooge verwachting hebben. Art. 19 der wet, hetwelk de minima bepaalt, eischt dus herzieninghet hield in 1857 tegenover het vroeger bestaande eene verbe tering in, maar 't was eene eerste schrede en is thans, nadat de levensbehoeften weder zoo belangrijk in prijs gestegen zijn, ten eenenmale onvoldoende. Aan de te geringe bezoldigingen is het te wijten, dat slechts weinig jongelieden uit den gegoeden stand zich aan het lager onderwijs wijden, hetgeen onmisbaar terugwerkt op het gehalte der onderwijzers. Voor de kweekelingen, die een groot deel van den dag in de scholen werkzaam zijn, schieten er slechts weinige uren over om de voor het examen vereischte kennis te kunnen vergarenmaar daar blijft het dan ook precies bij, algemeene ontwikkelingen beschaving moeten er Wel overschieten. De dagbladen houden zich ook bezig met de vraag, of de provinciale commissie in Noordholland te streng, of die in de andere gewesten te toegevend examineeren; wij zouden genegen zijn om aan te nemen, dat de overige commissiën met het oog op art. 44 niet te toegevend zijn, en om tevens in het belang van liet onderwijs te wenschen, dat de maatstaf der N oordhollandsche commissie de overal aangenomene mocht zijn. 't Zelfde gebrek aan belangstelling, dezelfde zuinigheid doet het onclórwijaeml jjcrooneel onvoldoende zijn't beant woordt aan het minimum der wet, maar gaat er vaak niet boven; hulponderwijzers en kweekelingen worden toebe deeld volgens art. 18 op 70 leerlingen 1 hoofdonderwijzer, ii 71—100 ii 1 1 kweekeling, „101150 e 1 1 hulponderw., e 151200 i/l ii 1 hulponderw., 1 kweek., 201-250 „1 2 hulponderw. richting, men begint met volle overtuiging te strijden naast, zoo niet onder de leiding van autoriteiten, die men bemint en van barte is toegedaan, maar zachtkens aan krijgt men naam en aanhang, men begint te vertrouwen op eigen kracht en lijdt niet gaarne tegenspraak, ook somtijds niet van den kant derzelfde autoriteiten, aan wie men zich verbonden heeft. Wierook maakt velen duizelig, vandaar, dat er meer bewierookten vallen dan gewone stervelingen. Gedurende den storm der harts tochten, roekeloos genoeg in de Aprildagen ten leven geroepen, heb ik mij wel gewacht een woord te spreken, veel min te schrijven, wat onheilig vuur te meer kon aanbrengen op het outer der ver deeldheid. Thans, a tête reposé, kan hst geen kwaad eens te filosofeeren over wat geschied is. Wanueer men het Nederland van 1 April 1872 verdeelen wil in een Katholiek gedeelte en een Protestantsch, springen duidelijk bij iedere partij drie fractiën in het oog. Beginnen wij met de Katholieke partij. Eerste fractie, die zich krachtdadig verzet tegen elke uiting van feestvreugde, omdat de Katholieke godsdienst in de dagen, die men feestelijk herinneren wil, bloedig en gewelddadig vervolgd is; die den opstand tegen den Koning van Spanje onwettig en onge oorloofd noemt en de eindelijke zegepraal der Nederlandsche gewesten betreurt, of althans zegt te betreuren. Ticeede fractie, die wel inziet, dat het verzet der Nederlandsche gewesten, zgo al geen wettige daad was, althans veel gerechtvaardigd werd door het misbruik van macht der toenmalige beheerschers; die misschien niet ontkennen willen, dat, zij het dan ook in veel later jaren, door het zelfstandig optreden in den rei der Europesche staten, Nederland tot bet groot aanzien en de onmiskenbare welvaart is gekomen, waarin bet zich eeuwen lang verheugd heeft, maar die niet vergeten kunnen, met wat ruw geweld en ten koste van wat stroomen bloeds hier te lande den godsdienst is vervolgd, dien zij lief heeft en belijdt. Het is deze fractie, die zonder eigenlijk verzet in de herinnering van die dagen geen aanleiding kon vinden tot feestvreugde en zich voornam feest te laten vieren wie wilde, doch zelf daaraan geen deel wenschte te nemen. De derde fractie eindelijk waren zij, die er niet van houden, immer en immer oude wapens uit lang gesloten tuighuizen te halen, om burgers tegen burgers te doen strijden, maar die veeleer alle geoorloofde middelen te baat nemen, om door vaderlandscbe herinneringsdagen Nederland te doen gevoelen, dat bet een zelf standig krachtig volk is, die het den tijdgenoot niet enkel duidt, wat de voorzaat heeft misdaan, maar die liever opbouwt voor de toekomst dan afbreekt uit liefde voor 't verleden. Deze fractie heeft men in beide partijen kunnen waarnemen en behoef ik dus slechts éénmaal te beschrijven. Bij de Protestanten had men dus nog twee andere fractiën, zij waren Eerste fractie, die zich geen Nederland kan denken, zonder de orthodox-gereformeerde staatskerk; bij wie, in den opstand tegen Op 70 leerlingen 1, op 100 leerlingen 1| onderwijzer, en verder op elke 50 leerlingen een halve onderwijzer meer Hoe moet die man met 70 leerlingen zijne 3 klassen (dat is wel de kleinste indeeling) te gelijk bezig houden, hoe de verschillende in de wet genoemde vakken onderwijzen Hoe kan het gaan in de verhouding van al de aangegeven cijfers? Een groot deel der kinderen moet zich oefenen in stilzitten, zich vervelen, uit verveling het onderricht van anderen verstoren. In eene goede school voor kindéren van 6 tot 12 jaren zou men 6 afdeelingen moeten aan nemen en aan elke daarvan een onderwijzer moeten gunnen. Op een klein getal leerlingen zou dit zeker nog al kost baar zijn, en daarom ware 't goed art. 18 zoodanig te herzien, dat het laagste aantal leerlingen op 50 en elke opklimming op 25 gesteld werd. Art. 194 der grondwet zegt, dat overal in het Rijk van overheidswege voldoend openbaar onderwijs wordt gegeven: op den bestaanden voet is het zeker niet voldoende te achten. Maar wat zal zelfs voldoend onderwijs baten, indien er geen of te kortstondig gebruik van gemaakt wordt? Ten opzichte van het schoolverzuim bevat het verslag van den minister cijfers, waaruit blijkt, dat dit euvel nog in groote mate bestaat; en het onlangs verschenen „Rapport over het onderwijs der kinderen die in of voor fabrieken ar beiden", gevolg van een onderzoek door eene commissie van het Nederl. Schoolverbond ingesteld, doet zien hoevele kinderen, door voor hunne jeugdige krachten ongeschikten arbeid, geheel of teri deele van het onderwijs verstoken en tot een ellendig leven gedoemd worden. Het Schoolverbond heeft in zijne jongste algemeene vergadering een voorstel der afdeeling Gouda, om bij de regeering aantedringen op de invoering van school- of leerplichtigheid, met eene groote meerderheid verworpen, 't Was niet anders te wachten van eene Yereeniging, waarvan het doel is het schoolgaan door zedelijke middelen te bevorderen en alzoo het toepassen van dwang te voor komen. Na zoo kortstondig bestaan reeds te erkennen, dat dit streven niet tot de gewenschte uitkomst zal leiden, ware te veel gevergd. Toch kan het verbond door zedelijke middelen het schoolbezoek veel in de hand werkenveel goed doet het ook door den omvang van het schoolverzuim te doen kennen, gelijk thans weder door zijn rapport over de fabriekskinderen, waarvan de conclusie, merkwaardig ge- Spanje, bet staatkundig en materiëel gewicht geheel op den achter grond treedt, om de verkregen gewetensvrijheid, altoos volgens de orthodoxe opvatting, te schitterender te doen uitkomen. Het waren in ieder geval de gemoedelijke Protestanten, die vóór alles de zegepraal van het protestantisme in deze gewesten willen herdenken, en het zeer natuurlijk vonden, dat de Katholieken daarbij geen feest vierden. De tioeede fractie was van ander allooi. Het waren zij, die, zonder op het punt van godsdienst juist zoo bepaalde sympathiën te hebben, het den Katholieken bijna onmogelijk maakten feest te vieren, door hunne kwetsende karikaturen en schimpen. Het waren zij, die, in den strijd met de eerste fractie der Katholieke partij, deze verweten geene goede vaderlanders te zijn, omdat zij geen sympathie betoonden voor de Aprilfeesten, en den Protestanten waarschuwden, vooral toch te zorgen, dat het feest zijn oorspronkelijk, d. i. Protestantsch karakter behield. Deze mannen waren het, die, even als de eerste fractie der andere partij, van de gelegenheid gebruik meenden te moeten maken, om de klove, die, jammer genoeg, zoovele Nederlanders van elkander verwijderd houdt, moedwillig te verbreeden. Gelukkig, dat deze uiterste partijen niet gezegevierd hebben De gemeenschappelijke, derde fractie, die de liefde voor het vader land en de liefde voor eensgezingheid boven alles beoefende, was hen veel te sterk en te talrijk. Ook aan de gemoedelijke fractiën, ik heb ze bij de Protestanten de eerste, bij de Katholieken de ticeede genoemd, komt een woord van dank toe. Men lieeft, en zeer terecht, ter wederzijde wat toe gegeven de Protestanten hebben, bijna overal, alles vermeden, wat voor de Katholieken hatelijk of smartelijk kon geacht worden, en de Katholieken, van de hoogst geplaatste geestelijkheid af, tot den eenvoudigsten leek toe, hebben met beide handen de gelegenheid aangegrepen, om te toouen, dat zij, waar het maar even kon, alle vroegere grieven gaarne aan hunne vaderlandsliefde ten offer brachten. Nog was er een derde factor, die mede de feesten overal zoo prachtig heeft doen slagen; deze wil ik nog even aanstippen, te meer omdat daardoor deze correspondentie een logiesch verband krijgt. Het is een tijd van feestvieren, heb ik aan het hoofd gezegd. Als men een titel weet te vinden, om een feest te organiseeren, kan men te voren op de sympathie van het volk rekenen, ook al springt de aanleiding tot feestvreugde niet zoo aanstonds in het oog. Deze waarheid heeft veel bijgedragen om de Aprilfeesten zoo algemeen te doen zijn. Men had het zich nu eenmaal in bet hoofd gezet, feest te vieren, een mooi, een algemèen, een vaderlandsch feest; denkt gij nu, dat men, om een weinigje oude veeten, zich deze „spatz" laat vergallen? Dan rekent men buiten den tijdgeest! Een beetje toegegeven hier, een beetje toegegeven daar en.... feest gevierd 1 En zoo is 't maar goed ook. GÉRARD.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1