1872. N°. 82.
Woensdag 10 Julij.
30 Jaargang.
Indringers.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCRE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65,
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Priji der Adverteatiën: Van 1i regels 60 cent.
elke regel meer 16 eent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMALEN 1
Naar Oost-lndië: via Triest 23 Julij 's avonds 6 u. 25 m
Marseille 18 Julij 's avonds 6 u. 25 m.
n u Brindisi 11 Julij, 's avonds 6 u. 25 m.
West-lndië: viaSouihampton 15 Julij, 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. Nazaire 4 Aug., 's avonds 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: 23 Julij, 's morg. 6 u. 25 m.
via Triest 22 Julij,'s m. 6 u. 25 m.
Indringers.
Gij bedoelt die hatelijke wezens die, zich beroepende
op voorgewende connectiën, met het vriendelijkste gelaat
van de wereld en zoo beleefd dat gij onmogelijk onbeleefd
kunt zijn, uwe woning betreden, plaats tusschen de uwen
nemen, uwe huiselijke of vriendschappelijke gesprekken
storen, niet willen begrijpen dat zij overbodig of te veel
zijn, beslag leggen op uwen tijd, uwen wijn, uwe sigaren,
ja, waarop al niet!
Die lieden zijn gewis zeer lastig, maar ik had ze
ditmaal minder op het oog.
Dan bedoelt gij voorzeker die goed gekleede heeren
en dames, die u te spreken vragen, in uwe entreekamer
gelaten worden en als gij u, na in de verwachting van een
gewichtig bezoek haastig uwe kantoorjas door deftiger
kleeding vervangen te hebben, tot hen vervoegt, u een
prijscourant, ja somwijlen handschoenen of zeep te koop
aanbieden?
Ook die zijn lastig, maar thans niet bedoeld.
O, gij hebt het oog op die pluimstrijkende, flik
flooiende lieden, die alle moeite doen om uwe klanten te
ontmoeten of met hen in betrekking te komen, hun beleefd
heden bewijzen, dienstaanbiedingen doen, alleen met het
doel om u die klanten te ontfutselen, om uit eigenbelang
uwe broodwinning te ondermijnen?
Even onuitstaanbaar als de vorige soort, maar nogmaals
misgeraden.
Gij meent dan gewis de vreemdelingen, die op een
stroowisch komen aandrijven, en door onderdanigheid en
vlijt in ondergeschikte betrekkingen het, tot schade van
onze eigen landgenooten, langzamerhand zoover weten te
krengen, dat zij al grooter en grooter zaken gaan drijven
en met hunne magazijnen letterlijk de beste standen innemen?
Ik meen, als gij mij eindelijk tijd tot spreken wilt
iaten, indringers die onze nationaliteit bedreigen, en dat
doen de vreemdelingen die gij zoo gaarne „moffen" scheldt,
niet. Zij komen hier niet om propaganda voor het Duitsche
Rijk, maar doodeenvoudig om hun fortuin te maken, en
daarin slagen zij door zuinigheid, vlijt en volharding door
gaans zoo goed, dat wij er een lesje aan mogen nemen.
Veeleer dan ons voor Dnitschland te winnen, winnen wij
hen voor Nederland, waar zij zich zoo acclimatiseeren, dat
hunne kindskinderen volstrekt niet meer van onze lands
kinderen te onderscheiden zijn. Bovendien moogt gij niet
vergeten, dat velen van hen, óf als Catholieken óf als
jvelfschgezinden, noch den tegenwoordigen staat van zaken
Duitschland bevorderen, noch Keizer Wilhelm en Prins
Bismarck bewonderen zullen. Niet zij verdienen den naam
van indringers, maar wel voeren zij die indringers met
óch mede.
Nu begrijp ik in 't geheel niet meer waar gij heen
*ilt; de „moffen" zijn geen indringers die onze nationaliteit
bedreigen, maar zij dragen die indringers met zich!
Ik zal 't u nader verklaren. Sedert de dagen van
het Bourgondische Gravenhuis is onze taal overstroomd met
lui van vreemde woorden, voornamelijk aan het Eransch
ontleend. Bij ons leger, bij onze administratie krielt het
van uitheemsche, veelal Fransche benamingen, waarvan zeer
"velen, zonder schade voor de duidelijkheid, door goede
Nederlandsche woorden vervangen konden worden. Van
sRe kan men dit niet zeggen; sommigen geven, vertaald
zijnde, slechts flauw, minder juist en eigenaardig, terug wat
er in het oorspronkelijke door verstaan wordt, en wij doen
goed dezulke onvertaald te bezigen. Voor onze taal is
daar weinig gevaar inalle aan de Romaansche talen ont
leende woorden zijn zoo afwijkend van ons taaleigen, dragen
hun merk van vreemdelingschap zoozeer voor het hoofd,
dat niemand zich in hunne afkomst vergissen of ze als tot
onzen eigen taalschat behoorende beschouwen zal. Hoe in
1 g- aanzienlijke kringen ook met de Fransche taal gedweept
jvordt, zoodat men zijnen kinderen Fransch-Zwitsersche
•onnes geeft om ze toch vóór alles aan eene zuivere uit
braak van het Fransch te gewennen, hoe sinds eeuwen
tostmird en rechtgesproken is in een akelig mengsel van
'ransche en Hollandsche woorden, door het volk als
■ïladshuiswoorden" gekenmerkt, hoe kleermakers, mode
maaksters, kappers, tandmeesters en kermiskunstenaars zich
mot, vaak onjuiste, Fransche titels trachten te versieren,
de volksklassen hebben maar weinig Fransche woorden in
hunne spreektaal opgenomen en radbraken die zoo ellendig,
dat ieder er een smakeloos pronken met vreemde veêren
in herkent.
Iets anders is het met woorden, die uit verwante talen
bij ons indringen. Zij bieden vele punten van overeenkomst
met eigen woorden aan, zij worden niet zoo gemakkelijk
als vreemdelingen ontmaskerd, zij schijnen meer huisge-
nooten dan verre familieleden. Wie wel eens uit het
Duitsch vertaald heeft, weet hoe gemakkelijk hij, meenende
in goed Nederlandsch. over te brengen, zulks slechts in
schijn deed, daar hij in zinbouw en woordenkeus meer
Duitsch dan Hollandsch was.
Germanismen noemt men zulke Duitsch-Hollandsche
woorden en uitdrukkingen. Taalkundigen onderscheiden ze
in de volgende soorten: verouderde Nederlandschewoorden,
gelijk aan de Hoogduitsche, waafvoor wij sedert lang
woorden van gelijke waarde hebbenwoorden, die in het
Duitsch en het Hollandsch gelijkluidend maar in beteekenis
verschillend zijn, gebruikt in de beteekenis welke 't Duitsch
er aan toekentwoorden tegen de analogie gevormd
woorden die de taal verarmen, d. i. in eene onbepaalde
uitdrukking een aantal kenmerkende woorden en wendingen
oplossen en doen verloren gaan.
Dat de hier gevestigde Duitschers zich aan dergelijke
taalzonden schuldig maken mag hun niet toegerekend worden.
Integendeel, zij trachten zich voor ons verstaanbaar uit te
drukken, zij geven hun Duitsch, als ik het zoo eens zeggen
mag, een Hollandsche knoei, of behelpen zich met een
Duitsch woord, waar geen Hollandsch hun spoedig genoeg
ten dienste staat. Maar dat Hollanders hun gehaspel over
nemen verdient afkeuring, daartegen dient gewaakt en
geijverd te worden. Onze taal is het hechtste bolwerk
onzer nationaliteit. Geen volk kan overheerscht of ten
onder gebracht genoemd worden, zoolang het zijn eigen taal
spreekt en daaraan met hand en tand vasthoudt. Hebben
wij dus onze moedertaal lief, maar trachten wij haar ook in
al hare zuiverheid en rijkdom tegen vreemde en verslappende
invloeden te bewaren, waken wij vooral tegen die schoon
schijnende en zoo gemakkelijke indringers. Een paar tot
voorbeeld.
„Daarstellen" is geen Hollandsch woord; 't is ook in
onze taal volstrekt niet noodig. En let nu eens op, in
hoeveel verschillende beteekenissen het gebruikt wordt.
Eene gemeente, een polder, een huis, eene maatschappij,
eene onderneming, eene vereeniging, een feest, eene ver
siering, ja wat niet al, worden tegenwoordig „daargesteld,"
nl. door lieden, die te lui of te dom zijn om de woorden
vestigen, maken, bonwen, stichten, oprichten, vormen, geven,
aanrichten, aanbrengen, enz., die naar ons taaleigen bij al
die zaken behooren, te zoeken en te vinden.
„Eigendommelijk" is evenmin een Hollandsche taalvorm
als adeldommelijkchristendommelijk, priesterdommelijk
gelijk men schrijft adellijk, christelijk, priesterlijk, zoo wordt
de afleiding van eigendom „eigenaardig."
„Voorradig" heeft menig koopman of winkelier zijne
waren, welke hij door de dagbladen aan den man zoekt te
brengen. Hollandsche letterzetters behooren de vrijheid te
nemen, daarvoor in de plaats te stellen „voorhanden" of
„in voorraad."
HELDER en NIEUWEDIEP, 9 Julij.
De mailboot Conrad, kapt. Oort, is den 7 dezer te
Port-Saïd aangekomenalles wel.
Bij den winkelier v. W. is Zondag nacht voor circa
125 aan contanten uit den winkel gestolen. De politie
doet onderzoek.
Door schipper Jan Jongkindt werd jl. Zondag op
zijn reis van Wieringen naar hier een persoon uit het
water gehaald, die van een nabijzijnd vaartuig over boord
was gevallen en op het punt was in de diepte te verdwijnen.
Onder de veelvuldige gelegenheden tot uitspanning,
door de ten einde spoedende kermis ons aangebragt, hebben
de tooneelvoorstellingen van het gezelschap onder directie
der heeren Albregt en van Ollefen, zeker eene zeer voor
name plaats ingenomen. Een achttal voorstellingen werd
door dit personeel van den Rotterdamschen schouwburg alhier
gegeven; de meeste dier voorstellingen getuigden van eene
uitmuntende keuze der op te voeren stukken, en van regt
degelijke opvoering. Stukken als Bartelmans lijden, Vrienden
van ons en Stad en dorp, zijn door hun boeijenden inhoud
en echt dramatische inkleeding, waarlijk uitmuntende tooneel-
producten, die bij eene zoo flinke opvoering, als waardoor
dit gezelschap zich steeds onderscheidt, niet nalaten indruk
te maken en sympathie te verwekken voor zulke tooneel-
uitvoeringen. Ook de nastükjes waren goed gekozen en
hadden bij hun vrolijken inhoud nimmer dat zoutelooze en
zedelooze, waardoor men zoo vaak jagt maakt op onver
diende toejuiching. Wij zouden wenschen, dat de heeren
A. en v. O. konden besluiten om ons in den volgenden
winter niet te vergeten, en, in verband met te geven voor
stellingen te Alkmaar, te Hoorn of te Haarlem, ons ten
minste maandelijks ééne uitvoering te bezorgen. Wij twijfelen
niet of het kunstminnend publiek zou de noodige belang
stelling wel betoonen in een getrouw bezoek der alsdan te
geven voorstellingen.
Tot de drukst bezochtef gelegenheden tot ontspanning
gedurende de kermis kunnen zeker gerekend worden de
matinees en soirées dagelijks in het lokaal 't Centrum
alhier gegeven door het concert- en operetten-gezelschap
onder directie van den heer A. van Daelen. Kon het zijn
dat onze mededeeling daaromtrent tot aanbeveling voor 't
vervolg, zij 't ook elders, kon verstrekken, we zouden niet
aarzelen die vereeniging van artisten ten zeerste te recom-
mandeeren. Hunne voordragten waren wat muziek en zang
betreft zeer verdienstelijk en de inhoud van het voorgedragene
was steeds zoo beschaafd, dat niemand behoefde te aarzelen
met zijne familie een bezoek aan dit gezelschap te brengen.
Wij ondervonden wel eens het tegendeel en daarom is 't ons
eene behoefte van deze aangename ervaring melding te maken.
Z. M. de Koning zal zich eerstdaags onder den naam
van graaf van Buuren op reis naar Zwitserland begeven.
H. M. de Koningin der Nederlanden heeft tijdens
haar verblijf op het landgoed Muskau van Prins Frederik
der Nederlanden verscheidene bezoeken aan vorstelijke
personen in den omtrek van dat lustslot gebragt.
De bekende correspondent van de Temps schrijft uit
's Hage: „Met den Prins van Oranje gaat het een weinig
beter, hij begint weer uit te gaan. Toch is zijn toestand
nog steeds onzeker en vereischt de grootste omzigtigheid.
Wanneer men hem ontmoet, nog zoo zwak, zoo ziek, kan
men een gevoel van medelijden niet weerhouden voor een
jongen, rijkbegaafden Prins, geleerd, geestig, die voor het
land een vorst beloofde te zijn, geheel op de hoogte van
zijn tijd, maar wiens loopbaan op zoo droevige wijze bedreigd
wordt door eene kwaal die slechts zelden verschoont. Men
mag echter nog hopen dat het aan zijn sterk gestel en zijn
nog jeugdigen leeftijd gelukken zal haar te boven te komen."
Het totale bedrag der giften voor den watersnood in
Bohemen, die in ons land geschonken zijn, bedraagt
11,552.811.
Het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap telde
op 1 Jan. jl. 159 afdeelingen; 2034 gewone leden, 709
contribueerende leden, 1121 geabonneerden op het maand
blad, nu tweemaandelijksch tijdschrift des genootschaps,
1670 stemhebbende leden, 120 algemeene leden, 7 leden
van verdienste, 185 honoraire leden en 170 voorstanders.
Door de levensverzekering-maatschappij des genootschaps
is in 1871 aan premiën ontvangen 7563.11 en in 1872
10,360.40; in 1871 zijn uitgekeerd 5 levensverzekeringen
ten bedrage van 3917, en aan lijfrente voor 22 weduwen
2608.13. Van het hulpfonds stond op het einde van
1871 24,111.88 in de spaarbank; aan suppletie aan 20
weduwen werd uitbetaald 1461.04. Op 1 Jan. jl. was
het getal deelnemers 559 voor 644,506 verzekering,
tegen 17,659.85 premie en 478.42 koopprijs.
Men schrijft ons uit Oostzaan, dd. 7 dezer:
„Heden middag hield onze leeraar, ds. J. C. Pool, ten
gehoore van een talrijk opgekomen schare, waaronder ver-
scheidenen uit zijn laatste standplaats, Randsdorp en velen
uit de omliggende gemeenten, zijn afscheidsrede, naar aan
leiding van Ruth Hl vs. 16: Opdat het u welga!'
Slechts anderhalf jaar mogt hij onze voorganger zijn, en
met leedwezen zien de meeste leden der gemeente hem
vertrekken. Moge veel sympathie zijn deel zijn in den
ruimeren werkkring, die hem wacht!"
Bij de op den 3 Julij 11. te Zijpe plaats gehad
hebbende verkiezing van twee leden voor den gemeenteraad,
heeft niemand de volstrekte meerderheid bekomen. Er werden
uitgebragt 142 stem'men. De heeren tnsschen welke eene
herstemming moet plaats hebben zijn: (ter vervanging van
den heer Lanser) J. Brommer die 59 en F. H. de Koning
die 42 stemmen bekwam; (ter vervanging van den heer
Schrieken) Sn. de Wit die 57 en W. Schermerhorn die
40 stemmen bekwam.
De hoofdonderwijzer J, Koppen, te Westgraftdijk,
heeft jl. Donderdag onder algemeene vreugdeblijken zijn
40jarig jubilé gevierd,
Men meldt uit de Beemster het volgende:
De hooibouw is hier thans in vollen gaan. Kwaliteit
en kwantiteit van het hooi laten niets te wenschen over.
De tongblaar verdwijnt meer en meer. Het schijnt echter
dat de landbouwers nu weer door een andere plaag zullen
bezocht worden. Op enkele stukken land beginnen ae veld
muizen verwoestingen aan te rigten. Naar men zegt, moet
dat in veel grooter mate in een gedeelte van de Zaanstreek
en van Waterland het geval zijn.