1872. N°. 92. Vrijdag 2 Augustus. 30 Jaargang. BEKENDMAKING. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Een blik op onze Courantenwereld. Binnenland. HELDERSCHE m i\IEUWEDIËPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per I-wartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Ad verte ntiënVan 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente ANNA PAULOWNA brengen ter openbare kennis, dat de Rekening der Inkomsten en Uitgaven van de gemeente, over het dienstjaar 1871, door den Raad voor- loopig vastgesteld en van heden af, voor een ieder ter lezing op de Secretarie nedergelegd en in afschrift, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar is gesteld. Anna Paulowna, den 31 Julij 1872. Burgemeester en Wethouders voornoemd, C. E. PERK, Burgemeester. A. DE JONGH, Secretaris. Wanneer men, na eene gedwongen onthouding gedurende eenigen tijd meer of minder vreemd is geworden aan den verscheurenden strijd derdagbladen, en dan met die bladen we der kennis maakt om te geraken op de hoogte van de binnen- landsche journalistiek, dan is die kennismaking ver van aan genaam en verkwikkend, integendeel zij is teleurstellend en walgingwekkend. Onze aandacht valt het eerst op eenige bladen, die, geen godsdienstig of kerkelijk vaandel vertoonende, niettemin voor de aanhangers van een bepaald kerkgenootschap bestemd zijn. Van de meeste is de betoogtrant even plat als opper vlakkig, vaak onbeschaamd zelfs, slechts geschikt voor een publiek dat weinig geletterd is en niet gewoon zich een eigen oordeel te vormen. Van de strekking zeggen wij liefst niet veel: ontevredenheid met de inrichting der heden- daagsche maatschappij wordt er door bevorderd, strenge afzondering van andersdenkenden, argwaan en wantrouwen, en een vermeend gevoel van opzettelijk terugzetten worden er door aangekweekt. Vaderlandsliefde wordt er in ver- londigd, maar eene van de vreemdste soort, die de roem rijkste daden van het voorgeslacht verminkt overbrengt of geheel wegredeneert. Wat de hoon betreft, hoever zijn wij achteruit gegaan sedert de tijd, dat de hevige Fakkel onder de eenparige afkeuring van protestanten en catho- lieken bezweek. Zij zou ons misschien zoetsappig voor komen, indien zij thans tot ons wederkwam. Aan wie de schuld dier herleefde hatelijkheid, in een land, dat steeds op zijne verdraagzaamheid prat ging en waar de burgers, zonder het drijven van dweepzuchtige woelgeesten, ook nu nog zoo gaarne verdraagzaam zouden willen zijn? Die felle toon beheerscht zelfs een blad, dat, in duizenden exemplaren verspreid, bestemd is om op Zondag de gezinnen binnen te treden en daar tot nuttig en aangenaam onderhoud te strekken. Mijn God! wat denkbeeld maakt de kemphanige redactie zich van hare leus, van den Zondag, van liet huisgezin? Is dat Zondagslectuur? Wij wenschen den geabonneerden in groote mate de gave des onderscheids toe. Een tweede groep bieden ons de zoogenaamde conser vatieve bladen aan, vertegenwoordigd door het Dagblad van Gravenhage, de Amsterdamsche Courant, de Noordstar, de Nieuwe Amhemsche, Middelburgsche en Alkmaarsche Courant, enz. De deken onder deze is het Haagsche Dagblad, het evangelie van hen die zich in Nederland conservatieven noemen. Nauw daarmede in verband schijnen de Nieuwe Amhemsche, enz. te staan, die, plaatselijk door eene enkele familie gesteund, hunne dozis politiek uit den Haag ont vangen. 't Is voor een groot blad niet onaardig, dergelijke satelieten te hebben. Men wil eens iets recht vuils van ie tegenpartij zeggen, maar, al is men'ook voor geen klein geruchtje vervaard, 't is kras genoeg. Men zendt het dus taar een dergelijk provinciaal blaadje en, is het daar op genomen, dan neemt men het een dag later met het leukste gezicht van de wereld over, er bij voegende, „men leest "i de Nieuwe Asche of Bsche Courant," daardoor tevens een Wijk leverende, hoe men in alle hoeken van het land zelfs, ln A. of B. van de verfoeilijke beginselen en daden der tegenpartij overtuigd wordt en hoe een wolk van getuigen uch daartegen verheft. Het Haagsche Dagblad heeft overigens het blozen lang verleerd en dergelijke kunst middeltjes niet noodig. 't Spreekwoord zegt: een renegaat is erger dan een Turk, en dat heeft de redacteur Lion ten Jjolle waar gemaakt. Gevat, strijdlustig, onvermoeid scheldt mj wat hij vroeger vergoodde, met een talent en volharding, eene betere zaak waardig, 't Goede in tegenstanders te orkennen, zaken afgescheiden van personen te behandelen, 18 hem niet mogelijk, alles wordt door de bril van het Partijbelang beschouwd. Zijn bitterste haat valt op de radicalen, een soort ellendigen, die de rust, de welvaart, de toekomst van het vaderland bedreigen, het Koningschap roeken te beperken en te vernietigen, de godsdienst af te tehalfen, alles het onderste boven te keeren en op de fmnhoopen van het bestaande het zwijmelfeest der revolutie 18 vieren. Die radicalen, waarde lezerzijn gij en wij, die benden bedaarde liedenliefhebbers van Koning en vaderland, voorstanders van orde en vrijheid, in één woord liberalen te zijn. Maar Lion zegt, dat wij revolutionairen, hij en de zijnen slechts nationalen en steunpilaren van den troon zijn, en de lezers van zijn blad en van de hem nabauwende kleine blaadjes gelooven het als heilige waar heid. Er zijn er onder hen, die hun voordeel vinden of meenen te zullen herkrijgen bij het vertoonen der conser vatieve vlag, genoeg, die door stand en opvoeding wel beter weten, dit belet hen niet, de dagelijksche mokerslagen van Lion op het liberalisme met instemming te hooren, gutta cavit lapidem, de goede oude tijd mocht nog eens wederkomen, waarin niet het lastig examenstelsel (dat domme groote-lui'sjongens achter doet staan), maar voor spraak en gunst over het begeven van burgerlijke posten beslisten, 't Strekt intusschen tot oneer der conservatieven, dat een in zijne polemiek zoo oneerlijk orgaan als het Haagsche Dagblad, hunne beginselen en belangen ver dedigen moet; door dergelijke hulp zou zelfs eene betere zaak zich compromitteeren. De Amsterdamsche Courant, schoon ook niet afkeerig van het schelden op de radicalen, wordt in fatsoenlijker toon geschrevenhet eerlijkste en fatsoen lijkste blad, dat ooit de conservatieve zaak gediend heeft, de oude Rott. Courant, is, merkwaardig teeken des tijds, ten onder moeten gaan. Een blijk van de oneerlijke tactiek der conservatieve bladen vonden wij dezer dagen weder in de bestrijding der dotatiewet ten behoeve der dochters van wijlen den staats man Thorbeckc. Een oogenblik is er spraak geweest, dat het initiatief tot dit wetsvoorstel genomen zou zijn gewor den door eenige Kamerleden van de meest uiteenloopende richting, ten minste het gerucht, dat wij zeer betwijfelbaar achtten, meldde het zoo. De regeering liet zich echter het initiatief niet ontnemen en diende zelf het voorstel in. Geheel verkeerd, volgens de conservatieven. Was het dooi de (enkele vertegenwoordigers der) verschillende partijen geschied, dan was de zaak nationaal geweest, nu is de zaak antinationaal. De zaak zou dus nationaal of niet nationaal zijn, naarmate van de personen, die haar op touw zetteden, niet uit zich zelve. Maar wordt dan eene zaak antinationaal als 's lands regeering haar voorstelt-? ge zwegen nog van de mogelijkheid, dat het regeerings- initiatief het persoonlijk initiatief des Konings verbergt Wat ellendig modderen niet waar? De conservatieve pers zit met deze historie in de klem. Zal de dotatiewet natio naal zijn als de Kamers haar eenstemmig aannemen, zal zij het niet zijn als enkele stemmen zich er tegen verklaren? De eenstemmige hulde, door zoovelen in den lande, door zoovelen der beste burgers, en daaronder van alle partijen, aan de nagedachtenis van den heer Thorbecke toegebracht, zegt meer dan het machteloos gesis der conservatieve bladen, die dan eens gedrongen worden de onmiskenbare talenten van den verscheiden staatsman hulde te doen, dan eens hem verwijten dat hij den revolutiegeest gehuldigd, dan eens hem prijzen dat hij dien geest tot staan gebracht en onder de wet gebogen, dan eens hem nageven dat hij niet het heil des vaderlands, maar dat zijner eigen partij gezocht en bevorderd heeft. Keeren wij ons af van zooveel geknoei, zooveel onkieschheid. Aangenamer gewaarwording treft ons, wanneer wij de liberale hoofdorganen, het Handelsblad, de N. Rotterd. Courant, het Vaderland inzien. Neen, wij willen niet be weren, dat deze zich fsteeds geheel vrij hebben weten te houden van het partijbelang, dat zij nooit geprezen hebben wat minder prijzenswaard, nooit vergoêlijkt hebben wat eerder afkeurenswaardig was. Ook hunne schrijvers zijn menschen, wien het vaak moeilijk valt, zich los te maken van bestaande sympathiën en antipathiën. Maar behoudens deze zwakheden, moeten wij hulde doen aan het ernstig streven naar waarheid, aan de grondige behandeling der onderwerpen, aan de kennelijke zucht om het algemeen welzijn te bevorderen. De stijl is doorgaans zoo beschaafd, als de inhoud degelijk is. Argumenten worden steeds ge bezigd, machtspreuken en groote woorden vermeden. Genoemde bladen hebben zich de afschaffing van het dagbladzegel wel ten nutte gemaakt, zij nemen eene voor name plaats in de Nederlandsche dagbladpers in en ver tegenwoordigen die op waardige wijze in het buitenland. De Amhemsche Courant, een der liberale veteranen, heeft in den laatsten tijd, sedert de ontbinding van het vorige kabinet, eene eenigzins vreemde houding aangenomen, welke misschien van overgroote zelfstandigheid, maar van weinig staatsmanswijsheid getuigt. Wij begrijpen niet recht wat zij wil. Wij zullen niet afdalen tot de kleinere liberale bladen, waarbij ook het onze een bescheiden plaats inneemt. Wij willen slechts eindigen met de betuiging, dat wij, als wij den staf durven breken over anderen, nauwlettend op ons zeiven toezien, opdat de gelijkenis van den splinter en den balk ons niet worde voor de voeten geworpen, en dat wij steeds getrouw trachten te blijven aan het devies van ons blad: „Wij huldigen het goede!" HELDER en NIEUWEDIEP, 1 Augustus. Thiers wrijft zich in de handen. Hij heeft eer van zijn werk. De kolossale geldleening is welgeslaagd. De berigten omtrent de inschrijvingen overtreffen zelfs de stoutste ver wachtingen. Er is haast geen voorbeeld van, dat er zooveel deelnemers was. Men vermoedt dat voor niet minder dan het twaalfdubbele bedrag zal zijn ingeschreven. Die uitslag heeft eene niet onbelangrijke staatkundige heteekenis, waarop, zij het dan ook bij herhaling, wel mag worden gewezen. Frankrijk heeft een enorm crediet en zijne tegen woordige staatkundige instellingen genieten het vertrouwen van het geldbezittend publiek. Geen wonder dus, dat Thiers zich verblijdt en verheugt; zijne in vele opzigten wijze staatkunde doet het vertrouwen in de welvaart van Frankrijk steeds toenemen. Met eene geslepenheid, die den staatsman kenmerkt weet hij hier te vleijen, daar te dreigen, zoodat hij ten slotte alle partijen naar zijne hand weet te zetten. Door de linkerzijde te vleijen, heeft hij haren steun bij de grondstoffen-belasting verworven en nu hij, ter bewaring van het evenwigt, de regterzijde aan zich zoekt te binden, toont hij op overtuigende wijze hoe dubbel zinnig zijn bondgenootschap is. Thiers kent de Franschen; hij weet hoe weinig zij menschen van beginselen zijn en trekt partij van hunne wispelturigheid. De berigten uit Italië verzekeren steeds meer, dat de gemeentelijke verkiezingen in liberalen zin zijn uitgevallen. De Keizer van Rusland wordt te Berlijn verwacht, om getuige te zijn van de herfst manoeuvres der troepen. Men vreest te Antwerpen de vernietiging der gemeen telijke verkiezingen door den provincialen raad. Er heerscht tengevolge hiervan eene hevige agitatie. De regering heeft het korps gendarmes versterkt. Eergisteren avond had in de Bouwzaal, achter het Bureau voor de Gemeentewerken eene bijeenkomst plaats van inge zetenen dezer gemeente, daar vereenigd op uitnoodiging der Kamer van Koophandel en Fabrieken alhier. Het voorzitterschap werd door den President der Kamer, den heer C. Giltjes, bekleed. De President herinnerde de aanwezigen, dat onze havens voor de tegenwoordige behoefte veel te beperkte ruimte tot lossing en lading aanbieden, en dat herhaaldelijk reeds gewezen is op de dringende behoefte aan meerdere plaatsruimte voor de talrijk hier binnenvallende vaartuigen. Door den gemeente bouwmeester, den heer G. Scholten, is een plan tot uitbrei ding der bestaande havens alhier der Kamer van Kooph. aangeboden, welk plan de goedkeuring van dit Collegie wel kon verwerven. Tengevolge hiervan wilde de Kamer ter kennisneming van dit plan de leden van den gemeente raad, de Cargadoors en Scheepsagenten en andere belang stellenden vereenigen, ten einde van die plannen kennis te nemen. Op uitnoodiging kwamen Dingsdag jl. een 40tal personen ter aangeduider plaatse hijeen en werd in hoofdzaak het navolgend plan, naar raming eene uitgaaf van 2i millioen vorderende, aan de vergadering voorgelegd: 1. het verlengen van de buitenhaven over eene lengte van p. m. 10,000 meters en het daardoor maken van eene lig- en losplaats, ruim 600 meters lang, hoofdzakelijk bestemd voor stoomschepen. 2. het leggen van een spoorweg langs dat gedeelte van de haven. Die spoorweg loopt langs genoemd gedeelte en verder over den Koegras-Zeedijk, aansluitende aan den staats spoorweg te Anna Paulowna. 3. het maken van een bassin aan de zuidzijde van het fort Oostoever, bestemd tot ligplaats van drijvende dokken. 4. het aan de oostzijde verbreeden van het Noordhol- landsch Kanaal, over eene lengte van 1000 meters en een breedte van 40 meters. Langs dat gedeelte wordt eveneens een spoorbaan gelegd in verband met bovengenoemden spoorweg. Dat verbreede gedeelte kanaal zoude dienen tot losplaatsvoornamelijk van houtschepen, en de diepte daarvan zoude gelijk zijn aan de diepte van den slagdrempel van de Koopvaarders-Schutsluis, die op 6,58 meters beneden A. P. gelegen is. 5. het maken van een zeer groot terrein tusschen het verlengde gedeelte van de Buitenhaven en het verbreed gedeelte van het Noordhollandsch Kanaal, dienende tot het daarstellen van pakhuizen en inrigtingen voor den handel. Wij zeggen zeker niet te veel als wij deze zaak voor onze gemeente eene levenskwestie noemen. Mogten onze havens voor een twintig of vijfentwintig jaar voldoende worden geacht om de hier binnenkomende en uitvarende schepen eene geschikte ligplaats te verschaffen, de omstandig heden zijn sedert zoozeer veranderd, dat het geheel onmogelijk moet worden geacht met ongeveer dezelfde ruimte te voldoen aan de behoeften eener zooveel vermeerderde scheepvaart en van den steeds spoedeischenden handel. Wij meenen daarom.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1