1872. N°. 100. Woensdag 21 Augustus. 30 Jaargang. BEKENDMAKING. Uitgever Bureau: A. A. BAKKER Cz. al loonsverhooging op den duur baten? EN NIEÜWEDIEPER COURANT. V Haait HELDERSCHE „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.80. t franco per post - 1.65. MOLENPLEIN, N°. 163. PrijB der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. 178; astei; Dvei- VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS [aar Oost-lndiê: via Triest 3 Sept. 's avonds 6 u. 25 m. Marseille 29 Aug. 's avonds 6 u. 25 m. Brindisi 22 Aug, 's avonds 6 u. 25 m. West-lndië: viaSouthampton 31 Aug., 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4 Sept., 's avonds 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: 23 Aug., 's morg. 6 u. 25 m. via Triest 22 Aug., 's m. 6u. 25 m. 19,81 BURGEMEESTER der gemeente HELDER maakt bij deze in de daarbij belanghebbenden bekend, dat bet Voljaarskobier van jt Patentregt over het dienstjaar 1872/1873 den 15 dezer maand den Heer Provincialen Inspecteur is goedgekeurd en invorder- uar verklaard. Helder, en 19 Augustus 1872. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. Niet minder dan in de dierenwereld wordt in onze «nschen-maatschappij een geweldige strijd gevoerd om het leven. Ieder spant zich in om zich het noodige levens- ■lerhoud te verschaffen en zijne positie zoo goed en zoo ungenaam mogelijk te maken; niemand vraagt, of door ijn ijver daarvoor anderen schade lijden, of zijne welvaart verkregen wordt ten koste van anderer welvaart. De schapen zucht om het leven te behouden dringt alle iverwegingen op den achtergrond; ja, men wil van zijnen nvervloed wel iets afstaan ten behoeve van minder bedeelden, oen deelt somwijlen zijn brood met den hongerenden hoeder, maarhet hemd is nader dan de rok, men moet ja de eerste plaats zorgen voor zich zeiven en voor zijn in; men moet, is 't mogelijk, wat ter zijde leggen voor k kwaden dag of later leeftijd, waarin de krachten ont- tken zullen om het noodige te winnen; men moet zich tnaarstigen om minstens te blijven die men is, om door dreigende concurrentie, de even geduchte inspanning n anderen, niet overvleugeld, niet verdrongen te worden «n moet kampen voor zelfbehoud. Was nu al dat streven nog maar voldoende en mocht Ier door zijnen vlijt in staat zijn te verwerven wat hij "n j loeft! Maar helaas, hoe velen, die toch werkelijk hun 6 0 st doen, worden in hun bestaan geknakt door anderen, ie rapper, slimmer of wel gelukkiger zijn, of die, hunne venseischen lager stellende, voor minder prijs hun arbeid 13,31. dito dito Bakt ;ht. !0. aW, 7. vat. liter. Kal- .lverei Aug. ■BH 61 'H 10& 161 81 •2A i81 161 '7ür 10 5} ep. Naar de Diamantvelden.*) hemd en een meleskinen in een paar waterlaarzen Uitgerust met een blaauw baaijen nek, waarvan de pijpen halverwege idwenen, een dikken degenstok in de eene hand en een klein liertje met flanel, hemden, enz, in de andere, een, met zes schoten iaden, revolver aan de zijde, een diggersgordel, waarin een gedeelte mijn kapitaal, om den buik, een blikken trommel, in den irm van een ransel, met 25 hard gekookte eijeren, een brood, 'ee pond ham, twee groote worsten, wat gerookt vleesch, scheeps- schuit, en een bottle echten pontac-wijn, op den rug, een hoed, den vorm eener Hollandsche soepterrine, van een sluijer voor- )i op het hoofd, begaf ik mij op den morgen van den 26sten S. om 6) uur naar den Kaap Wellington-Spoorweg. Verscheidene -■nissen waren daar om mij nog eene hand te reiken, geluk en mrspoed te wenscken ennaar huis gegaan zijnde, mij te ver- den, zooals dat mij zoo dikwerf gebeurd is van de zijde mijner Kte vrienden. ir stond dan de trein gereed, die weder twaalf menschen, 'elke hoopten dat op de velden te vinden wat zij als het doel 'n hun leven beschouwen, uit eene stad zal wegleiden welke zij w ongaarne verlaten. Kaapstad leverde hun toch alle gerieflijk- en zelts het armste levensonderhoud, want daar heerseht volslagen armoede zooals in mijn vaderland, helaas, te dikwerf le' geval is. Dnr stond dan de trein, met den transportwagen, die ons van elliogton naar de velden zoude brengen, op een harer goede- tëwagens. •Mijnheer, gaat u naar de velden?" ih." iiMag ik dan uw kaartje zien? AU right, stap dan asjeblieft dien wagen tweede klasse; gij zult er andere passagiers voor velden vinden. Wij moeten weg." •Wil je niet eerst een glas bier drinken, conducteur?" •Time is money, Sir! Off we go!" kling, ling, ling luidt de bel van het station, een scherp gefluit t! locomotief en wij stoomen weg, terwijl de postillon van den ^sportwagen een lustig deuntje blaast op den ook hier voor den PMdjon zoo onmisbaren hoorn. Terwijl wij nu voorbij Zoutrivier, D'urbanroad, Eerste Rivier, "enbosch, Klapmuts en de Paarl (alle bloeijende dorpen nabij De volgende correspondentie ontleenen wij aan de Zaan- Wnsche Courant. aanbieden, benadeeld door nieuwe uitvindingen, welke hun beroep overbodig of minder winstgevend maken. Mogen er zeer vele lieden arm zijn door eigen schuld, door onbe dachtzame levenswijze en brooddronken verkwisting in tijden van goede verdiensten, ook velen zijn het omdat hun de kracht ontbrak, de moed ontzonk om den strijd voor 't leven met goeden uitslag te blijven voeren, omdat de toe nemende veelheid der strijders den kamp gedurig moeilijker en bezwaarlijker maakte. Zie ze gereed staan om hun deel van den buit machtig te worden; waar er één dood van de kampplaats gedragen wordt, dringen er honderd om zijne plaats te vervullen; waar arbeid is voor vijftig zoekt het dubbele getal zich er van meester te maken; het aanbod van werkkrachten overtreft ver de behoefte, de prijs van den arbeid daalt daardoor zoo laag, dat hij te gering wordt om, zelfs op karige wijze, in het levensonderhoud te kunnen voorzien. Wat is daartegen te doen? „Dwing de patroons antwoordt de Internationale om hooger loonen te be talen en gij zult beter kunnen leven." En zoo de patroons van elders werklieden ontbieden die, talrijk en hongerig als zij zijn, wèl voor het aangeboden loon willen werken „Dat zal ik beletten antwoordt de machtige vereeniging.Noem ik mij niet Internationale? Ik breid mijne macht uit over alle landen van Europa, ik belet de arbeiders van het eene land naar het andere over te komen, maar ik vergeet ook die arbeiders niet. Ik wil gelijkheid van belangen voor alle werkenden in alle Staten, ik wil overal een loonsverhooging tot stand brengen, en door vereeniging van alle krachten in mijne hand zal mij dit gelukken." Dat is ook strijd voor het leven, geen individuëele maar gemeenschappelijke; zooals een volk zich vast aaneensluit om den strijd voor zijn bestaan tegen een ander volk te voeren, zoo ook sluiten de arbeiders der verschillende landen zich aaneen om den strijd tegen de andere standen der maatschappij, tegen de bezitters, tegen het kapitaal te ondernemen. En zal hun dit, gelijk de Internationale meent, gelukken? Aanvankelijk schijnt het van wel; alom zien wij verhooging van loonen. Maar en dit is de keerzij van de medalje wat ontwaren wij daar nevens? De verhooging der loonen in eenig vak van nijverheid wordt onmiddelijk gevolgd door eene prijsverhooging van het fabrikaat, welke, zooals de ondervinding ons leert, somtijds tot 30 k 40 percent der waarde bedraagt. De huizenver huurders, de handelaars in levensmiddelen, in brandstoffen, in huisraad, in gereedschap redeneeren alsnu: „wij moeten voor alle artikelen meer betalen, wij krijgen minder waar Kaapstad) stoomden, had ik volkomen tijd kennis te maken met drie of vier medepassagiers, gezeten in denzelfden waggon. Yoor mij zat toevallig iemand, dien ik reeds kende. Een Amster dammer van geboorte, had hij de Amsterdamsche gewoonten echter nog niet afgelegd. Nog nooit had hij vermoeijenissen of reisavonturen beleefdhet is derhalve niet te verwonderen, wanneer hij menigmaal op de reis moedeloos het hoofd liet hangen; want wij hadden heel wat vermoeijenissen alvorens wij te Du Toits Pan arriveerden. Met de andere reizigers maakte ik weldra kennis. Een der eerste vragen tot mij gerigtwas: „Zijt gij reeds lang in de kolonie?" Toen zij vernamen dat ik slechts vier maanden geleden gearriveerd was, gaven zij mij de verzekering dat ik niet lang aan de velden zoude vertoevenwant zeiden zij, het is onmogelijk aan de velden te acclimatiseren. De Amsterdammer vroeg „Waarom?" Toen men hem zeide dat de warmte het niet toeliet, steeg zijne verwondering ten top; hij kon niet gelooven dat het aan de velden warmer kon wezen dan in Amsterdam of Kaapstad, en reeds gevoelde hij berouw, gescheiden te zijn van „vrouw en kind." De tijd tot naar Wellington verstreek nog al ras onder het maken van conjectures, wie en hoe de andere passagiers zouden wezen, en onder het vertellen van anecdoten dbout the fields. In Wellington gearriveerd, stapten wij met ons vieren in de kar van „van Enters Hotel," vanwaar de transportwagen zoude ver trekken en waar wij nog een ontbijt konden nemen. Daar zaten zij, de diggers, een goed ontbijt voor zich en vol goede hoop. Daar zaten zij „zwijgend" denkt gij? O neen! allen spraken zij overluid en door elkander. De een stelde den ander voor en overal hoorde men over Diamonds spreken, terwijl de vriendelijke gastheer, de heer van Enter, het beste uit keuken en kelder op de talrijk bezette tafel liet plaatsen. Slechts zelden staakte het gesprek voor eenige oogenblikken, omdat de reizigers bedachten dat zij hunnen mond voor nog iets anders hadden, dan voor vrolijken kout, Harkde toonen van het lied „You fly don 't botter me," door den postiljon op zijn hoorn geblazen, klonken door tot in de eetzaal. Betalen, eenige Sina's appelen in den zak steken en in de meest grotesque verwarring zich naar buiten spoeden, was het werk van een oogenblik. Acht paarden, vurig en schuimbekkend, stonden daar stamp voetend voor den wagen gespannen, verlangende naar het vertrek. Tot mijn spijt moet ik ze echter nog een weinig op hun gebit laten bijten, omdat ik u eene korte beschrijving wil geven van den wagen en de koetsiers. Vier ontzaggelijke wielen, verbonden door zware, bijna onbreek- voor ons geld, wij kunnen niet meer zoo leven als vroeger, wij moeten onze huishuren, onze levensmiddelen, enz. enz. opslaan." Alzoo gebeurt het, en wat de arbeider door loonsverhooging verworven heeft, verliest hij weder door het duurder worden zijner levenswijze. Wat zal de Inter nationale in dat geval doen? Natuurlijk weder loonsver hooging eischen, met toepassing van het gebruikelijke dwangmiddel, werkstaking, 't Gelukt wederom, maar gelijke oorzaken brengen gelijke gevolgen, op nieuw stijgen alle prijzen. Wanneer zal deze strijd eindigen en wie zal er ten laatste als overwinnaar uit te voorschijn treden? Een eeuwigdurende strijd zonder beslissing zal toch wel niemand wenschen. De tegenwoordige pogingen der arbeiders tot verbetering van hunnen toestand door opdrijving der loonen, hoe volkomen verklaarbaar ook, kunnen op den duur voor hen geene zegenrijke gevolgen hebben, maar moeten den staat van zaken in het vervolg des te bedenkelijker maken. Waarom? Omdat de thans verworven loonen een onnatuur- lijken toestand in het leven roepen, omdat zij berusten op een ongezonden grondslag, in plaats van op het alleen goede beginsel van regeling door de onderlinge verhouding van aanbod en vraag. Aanbod van arbeid overtreft, zooals wij in dit artikel reeds zeiden, ver de vraagdaarbij komt nog dit bedenkelijk verschijnsel, dat de bevolking in sterker evenredigheid toeneemt dan de voedingsmiddelen, een kwaad dat vooral door de vaak vroegtijdige en onberaden huwelijken der arbeidende klasse bevorderd wordt. Wat staat den werkman dan te doen, die ontwaart, dat zijne krachten niet gevraagd worden, dat zijn arbeid over tollig en hij zelf aan de groote tafel een ongenoodigde gast is, waarop men niet gerekend heeft? Hij is toch mensch zoo goed als ieder ander, die voor zijn bestaan worstelen wil en moet? Gewis, hij heeft het recht om te verlangen, dat van de door hem aangeboden krachten gebruik gemaakt wordt en dat zijn arbeid hem het dagelijksch brood verschaft. En daarvoor ontbreekt op deze wereld de gelegenheid waarlijk niet, indien hij slechts daar zijne krachten wil aanbieden waar behoefte en de markt niet reeds lang overvoerd is. In het groote America, in de Vereenigde Staten en in Brazilië, vragen vruchtbare, in gezegende luchtstreken gelegen, onafzienbaar groote uitgestrektheden grond de hand des menschen, om diens moeite en vlijt met duizendvoudige oogsten te loonen. Honderdduizenden van Duitschers, Engelschen, Ieren enz. zijn reeds derwaarts gegaan en hebben een nieuw vaderland, vroeger ongekende welvaart bare assen, dragen het bovengedeelte, dat gedeelte dat boven het water uitsteekt der bij ons te lande gebruikelijke treksohuiten. Stel u voor het geraamte overtrokken met linnen, en gjj hebt er eene voorstelling van, die de werkelijkheid zeer nabij komt. De wagen is van voren en van achteren open en kan afgesloten worden door linnen gordijntjes; glazen zijn gemakshalve weggelaten; vijf banken, met lederen kussens, zijn aaDgebragt om den reiziger tot zitplaats te verstrekken. Elke bank is ongeveer 5 voet lang, zoodat een ieder ongeveer lf voet ter zijner beschikking beeft; want op elke bank zitten drie reizigers. Op de voorste bank zit de postiljon (deze wordt hier leider genoemd) en de drijver. In de nabijheid van Kaapstad zijn dit Maleijers, later worden het Kaffers, Boscbjesmannen, Tamboetkoes enz. enz. De leider is gewapend met eene lange zweep, waarmede hij zelfs de voorste paarden of muilezels, dikwerf tien of twaalf in getal, kan regeren. De drijver heeft slechts den „shambock," eene zweep veel gelijkende op een varkenstaart, welke tot tuchtiging der achterste paarden dient. Het werk van den drijver bestaat in het aanzetten der paarden. Is de weg steil oploopende, dan verlaat hij zijne plaats om, naast het trekvee loopende, zijne sham- bock-slagen uit te deelen. Is de weg erg cirkelvormig en langs een afgrond loopende, dan begeeft hij zich naar het voorste span en leidt dit terwijl hij het gebit vat. Dit is een voorzigtigheids- maatregel, die dikwerf goede diensten doet. Deze beiden, de postiljon en de drijver, nemen de voorste bank in. Dan volgen de plaatsen der reizigers. De achterste bank is zoo ingerigt, dat de reiziger van achteren uit den wagen kijkt. Zijne voeten hangen buiten den wagen en zijn ligchaam wordt met een lederen riem aan de bank vastgebonden. Op deze bank zit ook de conducteur, hier „guard" geheeten. Hij dient om orde en rust te bewaren en om andere tegemoet komende wagens met zijn hoorn tot uitwijken te vermanen. De transportwagen heeft slechts voor de post uit te wijken. Tot Ceres waren de leidsels in handen van een Maleijer, in zijne beste Zondagskleederen uitgedost. Het was voor mij, groen Europeer, een tamelijk belagchelijke aanblik, hem zoo op zijne bank te zien zitten, trotsch op zijn Engelschleeren broek, geel vest met bruine ruiten, blaauw jasje en zijn onmisbaren pyramidaalvormigen hoed. Met kleine oogen, schuinstaande in een glimmend gezigt, voorzien van een lagchenden mond, die onder een zeer breeden en platten neus parade maakte met de omgevende dikke, roode lippen, zag hjjneder op zjjn broeder in het vak, op den drijver, een kaffer van den stam der broekkaffers, d. w. z. een Kaffer die een broek draagt. Later zal ik de Kaffers en andere volksstammen, welke ik op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1