1872. N°. 105. Zondag 1 September. 30 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Kapitaliseering der Staats-toelagen aan de Kerkgenootschappen. Binnenland. HELDËRSCHE E.\ NIEUWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. M franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der AdvertenticnVan 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. lo- oer sch vat, per logt °- deels ijzen l lot priji. ep, De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER breiM ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN i DINGSDAG den 3 SEPTEMBER 1872, des AVONDS n ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, den 31 Augustus 1872. STAKMAN BOSSE. PUNT TER BEHANDELING: Verkiezing van een Wethouder. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA fAULOWNA, op Dingsdag den 3 September 1878, "-1 namiddags ten twee ure. Anna Paulowna, De Burgemeester 31 Augustus 1872. C. E. PERK. Onderwerpen ter behandeling: Aanbieding begrooting 1873. Benoeming Vroedvrouw. Voordragt Zetters. Verkiezing Wethouder. Wij wezen vroeger op het voorrecht, dat Kerk en Staat lier te lande niet vereenigd, maar (althans in hoofdzaak) gescheiden zijn, en dat wij daardoor bevrijd blijven van de moeilijkheden, welke de goede verstandhouding tusschen machten in gevaar brengen, ja hen vaak vijandig over elkander doen staan. Onze regeering bemoeit zich niet met de godsdienstige meeningen der ingezetenen, die allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsregten genieten, niet met de leer of geloofsbelijdenis onzer talrijke gezind heden, zij oefent geen invloed op de aanstelling der geeste lijken uit, zij geeft op hare openbare scholen geen gods- ienstig onderricht, maar laat het godsdienst-onderwijs aan e kerkgenootschappen over, zij zorgt alleen dat die genoot- iliappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid tan de wetten van den Staat. Toch bestaat er nog een gewichtig punt van aanraking taschen de regeering en de kerkgenootschappen. Art. 168 Ier grondwet zegt: ;/De traktementen, pensioenen en indere inkomsten, van welken aard ook, thans door de tnderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leer- lars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd. Aan de leeraars, welke tot nog toe uit 's Lands tas geen of een niet toereikend traktement genieten, kan ien traktement toegelegd of het bestaande vermeerderd borden." Alzoo bezoldigt onze Staat de leeraars der kerk genootschappen, welke laatste zij op hun terrein geheel «afhankelijk laat. Nu zou men kunnen meenen, dat het voor den Staat van overgroot belang is, dat de burgers de godsdienst op prijs stellen en zich door haar in hunne «indelingen laten leiden; dat de godsdienstige menschen niet de slechtste ingezetenen zijn, maar integendeel een goed Voorbeeld geven door eerbied voor de gestelde machten, strikte gehoorzaamheid aan de wetten, zucht tot orde en irbeidzaamheid; en dat het ge volgelijk op den weg van den itaat ligt, de godsdienstigheid der ingezetenen door gelde- "jke ondersteuning der kerkgenootschappen te bevorderen, oor die meening is zeker iets te zeggen, maar velen 'allen haar niet deelen en beweren, dat niet alle kerk- [enootschappen blijk geven van onderdanigheid aan de wereldlijke overheid te prediken, maar integendeel het die overheid somwijlen zeer lastig maken, door niet juist te onderscheiden wat Godes en wat des Keizers is. Maar behalve dit, ondersteunt de Staat de kerkgenootschappen Oet eene bedoeling als wij daareven te kennen gaven, dan hij zich volkomen op de hoogte moeten stellen van de leer der verschillende Kerken, misschien die van de eene ®eer, die van de andere minder aan zijn doel bevorderlijk achten, en alzoo ten koste van de aan allen gelijkelijk toegezegde bescherming, zijne ondersteuning niet overeen komstig het beginsel van billijkheid toekennen, maar over eenkomstig zijn belang verleenen of onthouden moeten. Niet uit Staatsbelang intusschen is onze begrooting met meer dan 2 miljoen voor de kerkgenootschappen bezwaard oorsprong dezer uitgaaf ligt daarin, dat in vroeger ;en de Staat zich de kerkelijke bezittingen toegeëigend daarmede de verplichting ep zich genomen heeft om yoor de bezoldiging der leeraren en de verdere behoeften der toenmaals heerschende gereformeerde eeredienst te torgen. Hij deed dat een paar eeuwen lang, totdat meer rorlichte en verdraagzame begrippen deden beseffen, dat vruchten van bezittingen, herkomstig uit tijden toen geen verschil van godsdienstige meeningen de inge- tetenen verdeelde, niet ten bate mochten komen van één ®kel kerkgenootschap, dat andere er even gegronde aan spraken op konden doen gelden. Zoo geraakten ook andere gezindheden in het genot van subsidiën, ten laatste zelfs die der Israëlieten, van wie de kerkelijke goederen zeker wel het allerminst afkomstig waren. En wat nog vreemder is, de Christelijk-Afgescheidene, oud-Gereformeerde en dergelijke gemeenten, die zich, wegens hare meerdere vast houdendheid aan de leerstellingen der Dordsche Synode, gedrongen gevoelden om zich, door uittreding van het Hervormde kerkgenootschap, te vormen, genieten tot nog toe niets uit 's Rijks schatkist. Toch konden zij, volgens het tweede gedeelte van het door ons aangehaalde artikel der grondwet, hare aanspraken op ondersteuning doen gelden, gelijk dat ook kunnen alle andere gemeenten, welke zich bij de toenemende verschei denheid van meeningen op godsdienstig gebied nog mochten willen vormen. Het artikel is zoo rekbaar als men slechts kan verlangen: de bestaande bezoldigingen blijven verzekerd, op nieuwe voor nog niet daarmede bedachte leeraren en verhooging van ontoereikende tractementen wordt het uitzicht geopend. In welke verhouding staat die mildheid tot de waarde der eenmaal wereldlijk gemaakte goederen, wie weet die goederen op te noemen of aan te wijzen Vergeefsche vragen. Bij elke vorming van eene nieuwe, bij uitbreiding eener bestaande gemeente kan men vorderen dat de Staat zijne gelden beschikbaar stelt; bij elke nieuwe afscheiding en vorming van een nieuw kerkgenootschap, bij elke nieuwe versnippering van het lichaam der Kerk, moet hij, zal hij zijn onzijdig standpunt bewaren, gereed staan om in de behoeften van het ontstane kleine kerkelijke gezin te voorzien, gezwegen nog van de omstandigheid, dat bij den tegenwoordigen prijs der levensbehoeften reeds alle betaald wordende tractementen ontoereikend zijn. Met hoeveel angstvallige onpartijdigheid de Staat zijne subsidiën tot op- of herbouw van kerken, zijne bezoldigingen van leeraren in nieuw gestichte of zich uitbreidende ge meenten ook toekent, hij zal de verdenking van partijdigheid niet kunnen ontgaan. De beide groote afdeelingen der christelijke Kerk zijn in dit opzicht zoo jaloersch mogelijk en schromen niet zulks te doen blijken. Wenschelijk is het zeker, de door ons geschetste en niet te vermijden uitbreiding van uitgaven paal en perk te stellen, en alle aanmerkingen over bevoorrechting of terug zetting voor goed den pas af te snijden. Zulks zou zonder onbillijkheid kunnen geschieden door alle verkregen aan spraken te eerbiedigen, alle nog ongeboren maar in het oneindige te voorziene aanspraken te voorkomen. Onze tegenwoordige minister van Financiën, de heer van Delden, heeft zich reeds als lid der Tweede Kamer een voorstander van zoodanigen maatregel betoond, door den wensch uit te spreken, het bedrag der tegenwoordige uitkeering te kapi- taliseeren en, in verhouding tot het thans door elk genoten wordende, op het Grootboek der Nationale Schuld, ten name der verschillende kerkgenootschappen [die door hunne besturen voor de ontvangst en verdeeling zouden behooren te zorgen] te doen inschrijven. Wij gelooven niet, dat het laatste gedeelte van het meermalen genoemde grondwets artikel zoodanige regeling behoeft te beletten, dewijl dit niet imperatief is, maar alleen de vrijheid geeft om nieuwe of verhoogde bezoldigingen te verleenen, eene vrijheid waarvan al of niet gebruik kan gemaakt wordenmaar waarvan het gebruik billijkheidshalve niet te vermijden is, zoolang de bestaande toestand onveranderd blijft. Wij hopen, dat het den minister gegeven zal zijn, zijne ambtgenooten van het nut van bedoelde verandering te overtuigen en haar aan de Staten-Generaal voor te stellen, als een nieuwen stap op den weg tot volkomene losmaking der banden, welke hier te lande eertijds Kerk en Staat verbonden en, tot bevordering van wederzijdsche vrijheid en zelfstandigheid, op enkele na geslaakt zijn. HELDER en NIEUWEDIEP, 31 Augustus. Het krooningsfeest van Vorst Milan IV van Servië zal waarschijnlijk voor onderscheidene Hongaren hoogst onaan gename gevolgen hebben. Uit Hongarije zijn namelijk velen heengetogen om de festiviteiten bij hunne naburen en stamgenooten mede te vieren, naar 't schijnt met het doel om van hunne geneigdheid te doen blijken, dat de Servische landstreken van hun vaderland ook onder den scepter van den jeugdigen hospodar mogen gebragt worden. De regering van Hongarije heeft besloten de deelnemers aan die demonstratie geregtelijk te doen vervolgen wegens landverraad. Nog altijd laat zich de bepaalde mededeeling wachten omtrent de beslissing, door de Geneefsche vierschaar in zake de Alabama-kwestie genomen. In Amerika meent men te weten, dat de oplossing van dit zoolang reeds hangende vraagstuk nu haast aanstaande is en dat er j genoegzame zekerheid bestaat, dat beide partijen de uit spraak zullen billijken. In Engeland schijnt de overtuiging zich te vestigen, dat er aan Amerika eene schadevergoeding zal moeten betaald worden. Omtrent het bedrag verdiept men zich alsnog in gissingen. De aanstaande Keizers-bijeenkomst lokt nog steeds tal van vragen en opmerkingen uit. In de permanente commissie te Versailles is tot den minister van Buitenl. Zaken de vj-aag gerigt, of die zamenkomst ook gevolgen kon hebben, waarvoor men beducht behoefde te zijn. De minister gaf een zeer geruststellende verzekering van het tegendeel. In Oostenrijk-Hongarije begint bezorgdheid te ontstaan, dat de zamenkomst der Keizers zal worden dienstbaar gemaakt aan eene algemeene verdrijving der Jezuïten, op het voor beeld van Duitschland. De clericale bladen aldaar zijn ongerust en ook andere organen vreezen dat Oostenrijk zich tot handlanger der Bismarcksche staatkunde zal laten gebruiken. Het Amerikaansche oorlogstoomschip Brooklijn, komman- dant Bryson, laatst komende van Gravesend, is gisteren alhier ter reede aangekomen. Een schrijven uit Lerwick vermeldt de komst aldaar van Zr. Ms. stoomfregat Wassenaer. Alles was wel aan boord. Men dacht tot den 5 September aldaar te vertoeven, om daarna den kruistogt naar Edinburg voort te zetten. De heer D. Dekker, alhier, zal te 's Gravenhage en te Utrecht een zijner Texelsche novellen voordragen. De Noordh. Spoor Heider-Uitgeest-Zaandam heeft opgebragt in Mei jl. 29,450.741 en in Junij ƒ24,106.22. Men schrijft van Texel, dd. 28 dezer: Door de Noord- en Zuidhollandsche Reddingmaatschappij werd ons een flinke nieuwe reddingboot met toebehooren van de laatste constructie toegezonden, ter vervanging van de oude aan de Koog. De begrooting van inkomsten en uitgaven voor 1873, jl. Woensdag den raad te Alkmaar aangeboden, bedraagt in ontvangst en in uitgaaf eene som van 147,757. Daarbij wordt o. a. voorgesteld om de opcenten op de rijks perso- neele belasting van 25 te verhoogen tot 50, en den hoofde- lijken omslag van 23,500 tot 30,000. Een gedeelte van het Oude Gouw, te Enkhuizen, groot 6.3794 H. A., dat onlangs is ingepolderd en droog gemaakt, heeft thans in veiling opgebragt de som van ƒ9100. De Amsterdamsche politie heeft 221 signalementen van zakkenrollers naar Groningen gezonden. Jl. Woensdag heeft een pleiziertrein geloopen van Amsterdam naar Groningen, waarvoor 1200 plaatskaartjes waren uitgegeven. Er is echter door niet meer dan 450 personen gebruik van gemaakt; waarschijnlijk omdat de kaartjes in handen van opkoopers waren geraakt en slechts weinigen lust gevoelden om er een hoogeren prijs voor te geven dan die van de uitgifte. Zijn we wèl ingelicht, zegt het Dagblad, dan is het ongeluk, jl. Woensdag aan de Gorinchemsche stoomboot te Amsterdam overkomen, bepaald te wijten aan al te groote krachtsinspanning om, nog vóór het passeren van den extra- trein naar Groningen, onder de spoorwegbrug door te varen. De machine werd, ter bevordering van denspoed, zoodanig aangezet, dat de vermelde ramp er het gevolg van was. De Standaard levert een artikel over: „de conferentie van Vliedzorg." Daarvan is te weinig notitie genomen door publiek en pers. Wie deze conferentie der Jongelings- Vereenigingen meent te kunnen afmeten naar wat de Jongelings-Vereeniging tot dusver ten onzent werd, bedriegt zich. Hier zijn deze vereenigingen in aantal nog gering, in tal van leden onaanzienlijk, klein in geldelijke kracht, in het groot geheel des maatschappelijken levens nog niet opgenomen. De kwijnende toestand onzer natie, de magt van den revolutiegeest ten onzent, die, terwijl in Engeland en Frankrijk al wie de Christelijke banier opheft de sociale sympathiën heeft ten onzent de zoodanigen op antipathie doet stuiten, eigenaardigheden van ons volksleven, de conventikelgeest ziedaar zoovele oorzaken van dat verschijnsel. Het scheen dan ook zegt de Standaard voor onze Hollandsche ooren fabelachtig, toen we hoorden van dat net vereenigingen met duizenden én tien duizenden ledendat Engeland en Amerika overdekt, hoorden van eene Jongelings-Vereeniging, die driemaal honderdduizend dollars voor de stichting van haar [gebouw had uitbetaald, eene andere, die 40,000 in een enkel jaar geboden had als honorarium voor lezingen van beroemde mannen in haar midden, van eene reeks van vertakkingen, waardoor deze vereenigingen geheel het maatschappelijk leven omvatten, en in schier elke behoefte van vorming en ontwikkeling, van plaatsing en logies, van medische en alle denkbare hulp voorzien, Dr. Shipton, de secretaris van den Engelschen Jonge- lings-Bond, deelde mede, dat, toen onlangs de vrede tusschen Amerika en Engeland bedreigd werd, de Jongelings—

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1