1372. N". 126. Zondag 20 October. 30 Jaargang. Indische Tarieven, Uitgever A. A. BAKKER Cz. B i n n e n 1 a n d. a (i sn fl maai everit 501,; f411 5de kilo» a 11 farkt was 3 vi erkod i; gel ilogn HELDERSCHE E\ NIEUWEDIEPER COURANT. „W ij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatuedag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Adv,ertentiënVan 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend ii. inpiï c 6 E f 6, 4 leref i. f.1 De herziening van het Indisch tarief is door de Tweede Kamer ten einde gebracht, en wel geheel in den zin der regeering. Een amendement van den heer van Lijnden, bepalende dat indien de eventuëele accijns op het gedes tilleerd in Indië hooger mocht zijn dan het nu vast te stellen invoerrecht, dit laatste alsdan daarmede in overeen stemming zou worden gebracht, werd door den minister van Koloniën overgenomen, alle overige amendementen werden afgewezen. De verdediging en bestrijding dier wijzigingen, ingegeven deels door de meening dat de voor dracht te ver, deels door die dat zij niet ver genoeg ging, versterkten het vermoeden, dat de regeering het juiste midden gekozen heeft, door op te ruimen wat gemist, door te behouden wat, althans voor het oogenblik, niet gemist kan worden. Wij willen de amendementen achtereenvolgens herinneren. Op art. 1 waren er twee. De heer Bredius wilde tot Januari 1880 slechts van azijn, bier, buskruit, gambier, gedestilleerd, mineraalwater, opium, speelkaarten, tabak en wijn nog invoerrechten heffen en daarna alle rechten af- S5 Ei schaffen. Hij wenschte door zoodanig overgangstarief, dat, in verband met zijn amendement op art. 3, om van de P"j suiker een uitvoerrecht te heffen van 1 de 100 ponden, a financiëel geen schade opleverde en voor den inlander weinig "j drukkend was, diens voedingsmiddel, de rijst, onbelast latende, komen tot het stelsel van porto franco. De heeren de Jong en Oldenhuis Gratama wilden tot uit. 1877 van vreemde manufacturen 10, van Nederlandsche 6, en na dat tijdstip van beiden 6 p. c. heffen, en aldus gedurende weinige jaren de vaderlandsche nijverheid met 4 p. c. bevoorrechten. Hoewel den vrijen handel gezind, achtten zij behoedzaamheid noodig en den voorgestelden stap te groot. De adressen der Kamers van Koophandel te Almelo, Goor, Leiden, enz., dat van den heer Regout, het gevoelen der Handelmaatschappij en van het blad Nederland en Java mochten in dit opzicht wel als wegwijzers dienen. De heer van der Linden voegde hier bij, dat de nijverheid niet tijdig voorbereid was, want in 1865 had de Kamer het amendement der heeren van Bosse en van Swieten, om met 1872 de differentiëele rechten af te schaffen ver worpen en een ander aangenomen, strekkende om de wet in 1873 te herzien. De tijd was onze katoennijverheid araB thans ook niet gunstigde oorlog was pas achter den rug, steenkolen waren duur. De heeren Viruly, Blom, Lenting en de minister voerden hiertegen aan, dat in 1865 duidelijk te kennen gegeven was, dat na '72 met de bescherming gebroken moest worden; was de nijverheid in 7 jaren niet genoeg gewaar- ichuwd, zij zou het 3 jaren later evenmin zijn. De vroegere beletselen waren nu vervallen, de brandstoffen vrij van accijns, de aanvoer van ruwe katoen verzekerd, het technisch onderwijs gevestigd. De prijsverhooging der steenkolen veroorzaakte in Engeland meer bezwaar dan hier te lande. D e donkere voorspellingen bij de wijziging der scheepvaart wetgeving waren door de uitkomst gelogenstraft, evenals de iu 1824 in Engeland gedane voorspellingen van bankroeten en rampen; de Engelsche zijde toch houdt de concurrentie met de Eransche volkomen vol. De heer Regout voor spelde bij elke herziening den ondergang der industrie. Uit de verslagen der Kamers van Koophandel over de 3 laatste jaren bleek, of de nijverheid levensvatbaarheid had. Tegen de opheffing van het beschermend recht bestond geen bezwaar: in het tijdvak 186065, met eene bescherming van 12 p. c. waren ingevoerd 527,447, in 186668 met 10 p. c. 1,702,198, in 1869—71 met 5 p. c. 1,596,803 stukshet aandeel van den invoer uit Nederland was reeds geklommen tot bijna 45 p. c. Van alle manufacturen heeft thans reeds uitvoer plaats naar China, Japan en andere onbeschermde markten. De verlaging van het invoerrecht »P Java van 10 op 6 p. c. komt onze industriëelen ook ten goede. Het amendement-Bredius werd verworpen met 66 tegen bi het amendement-de Jong-Gratama met 51 tegen 21 en daarop art. 1 goedgekeurd met 38 tegen 34 stemmen. kw. c., a - ilogn rN, ir ot sU ke laat t en vraag oerei vaarè en. 160t 54; 65; 871 29{ 25 25 1)1 41 741 2291 2211 97 275 591 641 641 991 71 71 711 715 84 )di«f HELDER en NIEUWEDIEP, 19 October. Zr. Ms. stoomschip de Valk is gisteren middag alhier van Engeland geretourneerd. In den nacht tusschen Donderdag en Vrijdag 11. Werden de ingezetenen weder uit hunnen slaap gewekt door het geroep van brand en het klokgeklep. Ditmaal was het echter geen gebouw, dat door 't vuur werd bedreigd oon in de buitenhaven liggend vaartuig, de Noorsche bark Prinds Erederik Oscar, kapt. P. Christophersen, stond in brand. Dit schip, voor eenigen tijd met eene lading rijst hier binnengekomen, was leeg gelost, geballast, had den vorigen dag victualie ingenomen, en zou binnen eenige dagen naar Oost-Indië vertrekken. De kapitein was wegens zaken afwezig, en kwam, toen het vaartuig in volle vlam stond, met den spoortrein uit Amsterdam hier aan. Onmiddelijk werden door den havenmeester, den kapt. ter zee W. B. F. Escher, met zijn onderhebbend personeel, de noodige maatregelen genomen, aanvankelijk om den brand te blusschen en toen dit onmogelijk bleek te zijn, om verder gevaar te voorkomen. Te meer was dit noodig omdat in de onmiddelijke nabijheid een schip lag, met petro leum geladen. Met den meesten spoed waren de brand spuiten der gemeente en die der marine ter plaatse aangesneld en werd er eene groote hoeveelheid water aangevoerd. Eindelijk was men genoodzaakt om de kettings te laten slippen en werd het brandende schip door de sleepbooten Stad Amsterdam en Noordzee buiten de haven op den Zuidwal gesleept, waar met de marine-spuiten werd ge werkt om zoo mogelijk nog te blusschen. Ten einde water in 't schip, dat van binnen eene vuurzee geleek, aan te brengen, werden twee gaten boven de waterlijn in het vaartuig geschoten. De brand bleef echter voortwoeden. Intusschen had men de tuigagie en de verdere inventaris grootendeels geborgen, terwijl bij 't een en ander de man schappen der marine de gewigtigste diensten bewezen. Des avonds leverde de brand, van 't Havenhoofd gezien, een treffend gezigt op en vooral toen lokte zulks tal van toe schouwers derwaarts. Het schip, ruim 400 gemeten last groot, was zoo goed als nieuw, en een schoon vaartuig. Bij de pogingen, tot hlussching en tot voorkoming van verdere onheilen aangewend, hebben geene persoonlijke ongelukken plaats gehad, dank zij de goede orde, die er gehandhaafd werd. Jl. Donderdag namiddag is een vlet alhier ter reede omgeslagenvier personen, die zich daarin bevonden, werden gered door A. Baak, K. Kikkert, P. v. d. Wiele en A. van Engelen, die zich in een andere vlet bevonden en terstond ter hulp toeschoten. De sleepboot No. 4, varende tusschen Amsterdam en hier, is heden nacht gezonken. De equipage is gered. Naar wij vernemen zal de eerste der volksvoordragten vanwege het plaatselijk departement der Maatschappij tot Nut vau 't Algemeen alhier te houden, worden opgeluisterd door de opvoering van een blijspel door hh. onderoffi cieren der Infanterie. Ds. Kindermann, alhier, komt voor op het drietal bij de Ev. Luth. gemeente te Bergen op Zoom. Met aandrang bevelen wij de op nieuw opengestelde inschrijving voor de Nederlandsch-Indische Droogdok-Maat schappij aan. Voorzeker zou het een treurig bewijs van gebrek aan energie zijn, indien de benoodigde som van 900,000 niet werd volfeekend, ten behoeve van eene onderneming, die in het belang van handel en scheepvaart, deze voorname bronnen van volkswelvaart, zoo noodzakelijk is. De kanaalwerken aan de Noordzee hebben weder door den Westenwind der laatste dagen veel geleden. Vooral het Zuiderhoofd; ook het Noorderhoofd vertoont hier en daar scheuren. Door de Nederl. Handelmaatschappij zijn bevracht voor Amsterdam de schepen: Louis, Ferdinand Louis en Aria Betsy. De lading houtwaren van de Pransche schoener Perrine, heeft te Texel in veiling opgebragt ruim 3000. Door den landbouwer B. Lap, van den Hoorn te Texel, is voor 1200 aangenomen om de Perrine af te brengen. Ofschoon in de laatste dagen buitengewoon veel regen is gevallen, hebben de landerijen te Nienwe-Niedorp, dank zij de goede inrigting der watermolens en loozing, het hoofd boven water kunnen houden. Toch zou droog weder zeer gewenscht zijn, daar de winteraardappelen gedeeltelijk nog niet gerooid zijn, en er bovendien nog veel meer veldarbeid te verrigten is. Even als vorige jaren zullen aldaar gedurende den winter van wege het Nut eenige volksvoorlezingen worden gehouden. De Kleine Courant wijst op het feit, dat een vijfde stoomvaart tusschen Antwerpen en Amerika, in België is opgerigt. Zij zal geen staats-subsidie ontvangen en met eenen met den staat begunstigde lijn moeten concurreren. Toch brengt de Belgische ondernemingsgeest haar tot stand. Een hunner booten, ruim 100 meters lang en bijkans 12 meters breed, is genaamd Nederland. Zon die naam, vraagt de KI. Crt., een persiflage zijn? Zijn bij ons de sluimerende kapitalen niet wakker te schudden Ontbreekt het ons aan moed? Aan kennis? Aan beiden welligt? Moeten de Duitschers eerlang te Vlissingen ons het werk uit de handen nemen? Onze stoomvaart op Amerika is een nationaal belang. Wanneer zal men dit inzien? Vier dragtige koeijen werden op de laatste veemarkt te Zwolle verkocht voor de som van 1600. Op de kalvermarkt, jl. Woensdag te Bolsward gehouden, gold een middelmatig kalf ƒ70. De aanvoer bedroeg 400, tegen 1200 verleden jaar. Door den schuttersraad te Almelo is jl. Donderdag avond uitspraak gedaan in zake de bij het oproer aldaar niet opgekomen schutters, en zijn dientengevolge veroordeeld, een sergeant tot 26, een korporaal tot 75 benevens degradatie, een schutter tot 100 een tweede tot 25, een tot 10, een tot 5, een tot 2 en een elève tamboer tot 3 boete, benevens allen in de kosten; vrijgesproken zijn twee schutters. In Pruissen zijn voor het oogenblik, tengevolge van de karige bezoldiging, niet minder dan 1029 onderwijzers plaatsen vacant, terwijl 1792 plaatsen uit nood door personen zijn bezet, die tot het geven van onderwijs niet geregtigd zijn. De opstand te Ferrol is geëindigd in eene nederlaag der insurgenten. Het grootste deel heeft zich, niettegen staande de voorzorgen van de regeering, door de vlugt over zee gered, zoodat de werkelijke toestand niet verbeterd is. Deze lieden zullen op een andere plaats in Spanje landen en misschien daar meer steun vinden dan in Ferrol. Een vreeselijke schipbreuk. De New-Yorker bladen melden het volgende; „Een schip, dat van een lange reis huiswaarts keerde, ontmoette in Mei 11., tusschen de wateren van Hiaska en de zee van Behring, een onttakeld schip, dat van tijd tot tijd tegen onafzienbare drijvende ijsbrokken stiet. Na hevige en gevaarlijke stroomen doorgeworsteld te hebben, gelukte het den kapitein eindelijk, langs het ijs en kort bij het ontredderd schip aan te leggen. Toen de bemanning er, na talrijke malen gevaar geloopen te hebben om zijne onderneming met den dood te boeten, eindelijk in slaagde aan boord van het wrak te klimmen, stonden zij voor het nieuwste maar vreeselijkste schouwspel, dat ooit door menschenoogen aanschouwd werd. In het achteronder van het drijvende schip waren zes bedsteden, terwijl regts en links de kajuit Van den kapitein en den stuurman opgeslagen waren. Op elk dier bedden lag een lijk uitgestrekt, op eene wijze, die door een langen en vreeselijken doodstrijd moest zijn voorafgegaan. De lijken hadden eene metaalvaste hardheid, doch hun overlijden scheen niet langer dan 24 uren te dagteekenen. Bij nader onderzoek vonden de zeelieden de uitlegging van dit afgrijselijk schouwspel. In de kajuit des kapiteins lag het scheeps- dagboek, dat door den kapitein was ingevuld tot op den dag, dat zijne krachten hem niet meer toelieten, dit werk te verrigten. De laatste berigten luiden, dat het schip op 70 graden door het ijs werd ingesloten, 17 Dec. 1871. Vier matrozen waren door de strenge koude bezweken en nog acht anderen bleven er toen over om ook hetzelfde lot te verbeiden. De ijsschollen stapelden zich rond om het schip en steeds hooger op, en konden het vaartuig van oogenblik tot oogenblik verpletteren. Die aanteekening, bij eene vreeselijke kortheid toch duidelijk en naauwkeurig, was met eene vaste hand geschreven. De ramp dagteekende reeds van voor vijf maanden. De lijken der zeelieden werden met de gewone plegtigheden aan de zee prijsgegeven, waarna het scheepsvolk het wrak verliet en naar zijn' eigen bodem terugkeerde." De Prins van Joinville over den soldaat. Een .paar dagen geleden is te Langres (Boven-Marne) een aan de nagedachtenis der bij die stad in het voorjaar van 1871 gesneuvelde mobile garden gewijd gedenkteeken onthuld. Bij die gelegenheid is door den Prins van Joinville, die het genoemde departement in de Nationale Vergadering vertegenwoordigt, eene rede uitgesproken, waarin hij op eene treffende wijze de zelfopofferende toewijding van den krijgsman, en wel inzonderheid van den gemeenen soldaat, geschetst en ten slotte krachtig tot eendragt aangemaand heeft. „Vroeger (zeide hij) rigtte men na een oorlog enkel standbeelden voor de groote legeraanvoerders op; thans betalen wij aan allen, die hun leven voor het vaderland ten offer bragten, welken rang. zij ook bekleedeu mogten, den tol onzer dankbaarheidHet lqger, dat ons reeds zoo herhaaldelijk aan de regeringloosheid ontrukte, kan niet hoog genoeg door ons worden vereerden van dat leger maakt de jonge soldaat den grondslag en de kracht uit.... Welk een toonbeeld van zelfverloochening, van krijgstucht bij het vaandel levert hij niet opHoeveel heldenmoed zien wij hem, denionbekeude, niet ten toon spreiden, voordat hij, doodelijk getroffen, bedaard tot zijnen nevenman zegt; „Ik heb mijne bekomst!" en ter zijde wijkt om in een greppel te sterven, zonder de zijnen eenig ander aan denken te kunnen achterlaten dan het berigt, dat hij verdwenen, vermist is! Dat is, mag men zeggen, de pligt der vaderlandsliefde tot het uiterste gedrevenbij zulk een voorbeeld verbleekt elke toewijding van een minder gehalte, welk een weerklank zij ook moge vinden!.... Ik wenschte, dat, wanneer wjj de Kolom van Vendöme, dat grootsche, door de Commune, onder de toejuichingen onzer vijanden, vernielde gedenkteeken van onzen roem, weder oprigten, op den top daarvan het standbeeld geplaatst werd van een gemeen soldaat, als het edelste symbool der toewijding aan het vaderlandHopen wij, dat uit de ondereenmenging van alle standen, welke, naar de nieuwe iegerwet, in de gelederen van het leger zal plaats hebben, die gevoelens van kameraadschap en van wederkeerige hoogschatting zullen geboren worden, welke ons eindelijk in staat zullen stellen om staande te blijven op de noodlottige helling, die ons in minder dan eene eeuw tijd reeds zooveel om keering en beroering tegemoet voerde, die ons op de bloedigste burgeroorlogen en boven dat alles op drie invasiën te staan kwam 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1