1872. N". 131.
Vrijdag 1 November.
30 Jaargang.
Ï3
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
fss Voorziening tegen besmettelijke ziekten.
Binnenland.
O las
id,
SU
Ga
rwt(
a 1
rdeu
heet
HELDEBSCHE
EN NIËUWËDIËPËR COURANT.
,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatukdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
franco per post - 1.65.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend
a 11
vei
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS*.
Jfaar Oost-lndiê: via Triest 12 Nov. 's avonds 6 u. 25 m.
Marseille 7 Nov. 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 31 Oct. 's avonds 6 u. 25 m.
met de Prins Hendrik 6 Nov.'sav.i.11 u.
West-ludië: viaSouthampton 31 Oct., 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. Nazaire 4 Nov., 's avonds 6 u. 25 m.
Kaap de Goede Hoop: 8 Nov., 's morg. 6 u. 25 m.
via Triest 7 Nov.'s m. 6u.25m.
13,1
14,1
iordl
di
II
II.
a ~f
3jar
flaai
fl!
00
levi
45,
Verloor de wet door de wijziging van art. 14, ten
gevolge waarvan de personen uit besmette woningen niet
rerhinderd worden om fabrieken en werkplaatsen te be
zoeken, veel van hare kracht, op een ander punt werd zij,
loor de wijziging van art. 17, de vaccine betreffende, aan
merkelijk versterkt. De minister bad de meer stellige
Oal bepalingen van het door het vorige kabinet ingediende
01jj ontwerp vervangen door andere, waarbij de bevordering
Pnis der inenting aan de gemeenteraden en andere autoriteiten
werd aanbevolen, en daardoor de wet in het oog der
tegenstanders van dit voorbehoedmiddel meer aannemelijk
dm gemaakt. Zijne beide artikelen deswege luidden als volgt:
17. De gemeenteraden zijn verplicht toepassing en
herhaling van inenting der koepokken ten allen tijde
zooveel mogelijk te bevorderen.
Tot het verleenen van subsidiën ter tegemoet
koming in de kosten van inrichtingen, welke bevor
dering dier kunstbewerking ten doel hebben, wordt
jaarlijks eene som op de staatsbegrooting uitgetrokken.
18. Gelijke verplichting als in het vorige artikel vermeld
rust op de bestuurders van gestichten van wel
dadigheid, in art. 1 en 2 der wet van 28 Juni
(Staatsbl. No. 100) vermeld, van gevangenissen, van
bedelaars- en krankzinnigengestichten, alsmede op
de commandanten van legercorpsen of oorlogschepen,
ten opzichte van hen die aan hunne zorg toever
trouwd of onder hunne bevelen geplaatst zijn.
Vele andere leden der Kamer meenden, dat de wet door
deze verslapping veel van hare beteekenis verloren had
dat de wetgever het eenige en doelmatige middel tot
bestrijding der geduchte pokken niet slechts in de belang
stelling der overheden aanbevelen, maar, om zoo te zeggen,
algemeen verplicht maken moest. Een drietal, de heeren
Godefroi, Idzerda en Jonckbloet gaven van deze overtuiging
h I'1 blijk door het voorstel om in de plaats der beide artikelen
te stellen het volgende:
„Onderwijzers, onderwijzeressen of leerlingen, die niet
ijkens verklaring van een geneeskundige met goed gevolg
en meer dan eens de inenting der koepokken hebben onder
gaan, of aan de natuurlijke kinderpokken liebheu geleden,
2go worden in de scholen niet toegelaten. De vorm, de plaats
en de wijze van inlevering en bewaring dier verklaringen
wordt hij algemeenen maatregel van inwendig bestuur
geregeld."
De minister bestreed dit amendement, op grond, dat het
doel der wet was de noodige bescherming te verleenen,
voor zoover de ingezetenen niet in staat waren zich zeiven
j!i tegen besmettelijke ziekten te beschermendoor de vacci
natie waren zij daar wel toe in staat, 's Ministers argument
gold zeker voor zulke personen, die over zich zeiven
beschikken kunnen, maar niet voor kinderen, die dergelijke
beschikking missen, en dus door het verzuim van anderen
in gevaar van besmetting worden gebracht. Da heer
Wintgens wees er dan ook op, dat de wet de belangen
van het kind in bescherming neemt tegenover de achte
loosheid en zorgeloosheid van hen, die verplicht zijn voor
die belangen te waken. Evenzeer als de wet de bezit
tingen van het kind beschermt tegenover den vader of den
voogd, zoo was zij ook verplicht voor de lichamelijke en
gO intellectuëele belangen van het kind te waken. Consequent
60 op dit standpunt voortsprekende, verraste de spreker zijne
J4 medeleden met de verklaring, dat hij ook was voor het
Verplicht onderwijs, 't welk „hoe langer hoe meer voor
standers erlangt, o. a. van een man als Guizot." Nota
nemende van deze verklaring, melden wij nog, dat de heer
W. in de vaccinatie geen inbreuk op de vrije beschikking
van ieder over zijn lichaam zag, en in de overdrijving
van het begrip van persoonlijke vrijheid eene miskenning
van het publiek belang. Geheel anders sprak de heer van
Lijnden, die het amendement als eene inbreuk op de per
soonlijke vrijheid en als een streven naar staatsalmacht
beschouwde, of de heer Saaymans Vader, die er een noode-
loozen en grondwettig ongeoorloofden dwang in vond, of
ie heer van Zuylen, die meende, dat eene bemoeiing van
den Staat met de inenting slechts in een stelsel van lands-
vaderlijk bestuur passen kon. Maar niet op deze gronden
«blijke
64
64:
874
30)
230
werd het amendement hoofdzakelijk bestreden: de heeren
van Loon, van Lijnden en Saaymans Vader brachten de
gemoedsbezwaren in, welke bij velen in den lande tegen de
vaccine bestaan. Zelfs deelden zij die bezwaren niet,
integendeel, zij noemden zich groote voorstanders der koe
pok-inenting, welke zij bevorderden waar zij konden, en
zelfs door den tweede een goddelijk geschenk genoemd
werd; maar zij wenschten de gemoedsbezwaren, de gods
dienstige overtuiging van anderen (die wel inzonderheid
onder hunne kiezers te zoeken zullen zijn) te erkennen en
te eerbiedigen.
Hoe, iemands godsdienstige overtuiging zou hem bezwaar
doen maken tegen eene kunstbewerking, waarvan in den
bijbel geen woord te vinden is, die met het geloof niets
te maken beeft, tenzij men een blind fatalisme tot zijn
geloof verkoren en elke voorzorg, elk voorbehoedmiddel
als geheel nutteloos, als eene den mensch niet passende
trotsering van hoogere macht, verworpen heeft? Wat zou
het gemakkelijk zijn, zulke armhartige gemoedsbezwaarden
op inconsequentiën te betrappen! De Staat moet, waar hij
kan, de godsdienstige bezwaren der burgers ontzien, maar-
de Staat heeft ook zijne eigene eischen, die hem b. v. het
godsdienstig bezwaar tegen het voeren der wapenen op
zijde hebben doen schuiven, een bezwaar dat, van het
Christelijk standpunt beschouwd, zeker juister en gewichtiger
was dan dat tegen de inenting. Maar bovendien, de Staat
kan bij den besten wil niet alles voor godsdienstige bezwaren
erkennen wat daarvoor wordt uitgegeven, zou hij geen
gevaar loopen, zoodanige exceptie dan hier, dan daarvoor
opgeworpen te zien. Wij deelen de vrees niet, dat er vele
ouders zullen zijn, die hunne kinderen liever verstoken
laten van onderwijs, dan hen te onderwerpen aan eene
operatie, waartegen zij godsdienstig bezwaar meenen te
hebben, en over het doelmatige en afdoende waarvan,
zooals de heer Saaymans Vader beweerde, meer bevoegden
nog veel verschillen.
Hooren wij wat de beide geneeskundige leden der Kamer,
de heeren Rombach en Idzerda, ongetwijfeld meer bevoegden
dan de heer S. V., over het amendement gezegd hebben.
De eerste verklaarde zich sterk voor de inenting en zelfs
voor de zooveel mogelijk verplichte. Indien het de regeering
ernst was met de bevordering der vaccine, dan moest zij
die verplichtend stellen voor allen, tenzij de volksgeest
zoodanig ware, dat zij er van moest afzienmaar hij
geloofde niet, dat daarvan spraak zou zijn. Nog sterker
verklaarde zich de heer Idzerda, die met overtuigende
cijfers aantoonde hoe in Friesland, waar bij provinciaal
reglement de inenting voor de scholieren verplichtend is,
de pokken oneindig minder slachtoffers maakten dan in
andere gewesten. Hij bestreed de stelling, als zouden vele
geneesheeren het doeltreffende der vaccinatie wantrouwen;
ook die, dat de toepassing tering en andere ziektën zou
veroorzaken, terwijl hij de beschuldiging van overbrenging
der syphilis bepaald onjuist en ongegrond noemde. Alleen
bij ongunstige omstandigheden kon de vaccine, even als
iedere andere verwonding, zelfs van geringe beteekenis,
nadeelige gevolgen hebben. Spreker wees er op dat velen,
die juist wegens gemoedsbezwaren tegenstanders zijn, nu
den maatregel heilzaam en eene openbaring Gods in Jenner
noemen, en meende, dat de treurige ervaring van 1871 tot
de aanneming van het amendement moest doen besluiten.
Het werd aangenomen met de aanzienlijke meerderheid
van 42 tegen 14 stemmen, en met vreugde mogen wij
zeggen, dat deze stemming niet door staatkundige partij
schap beheerscht werd, daar onder de tegenstemmers leden
van alle schakeeringen werden aangetroffen. Is deze aan
neming, .gelijk de Standaard beweert, een slag in het aan
gezicht der Christelijk-historische partij? Zoo is gewis
niet de bedoeling geweest en wij hopen, dat de aanhangers
dier partij en de lezers van dat blad er anders over denken
zullen, en zich in de eerste plaats bezwaard zullen gevoelen
over het in gevaar brengen van de gezondheid en het leven
van anderen door eigen nalatigheid. Indien zij daar een
gewetenszaak van maken, vertrouwen wij over eenige jaren
van de tegenwoordige gemoedsbezwaren niet meer te zullen
vernemen.
HELDER en NIEUWEDIEP, 31 October.
De Spaansche wetgevers hebben het op 't oogenblik nog
niet wenschelijk geacht om de doodstraf op de lijst dei-
antiquiteiten te plaatsen. Een voorstel tot afschaffing dier
straf is door liet Congres verworpen. Het voorstel daartoe
was uitgegaan niet van de regering, maar van den heer
Becerra, die in het vorig Congres den voorzitterstoel be
kleedde. De houding van den president-minister Zorilla
in deze aangelegenheid heeft vele leden der Kamer en
vooral de republikeinen onaangenaam verrast; immers
terwijl de afschaffing der doodstraf een deel had uitge
maakt van het regerings-programma, verklaarde de minister
dat hij bekeerd was en zich overtuigd hield, dat alleen
vrees voor den dood kon weêrhouden van het plegen van
zware misdaden. Becerra's voorstel werd met 99 tegen 58
stemmen verworpen, doch liet bureau der Kamer schijnt
niet te wanhopen aan het zegepralen van het beginsel, want de
commissie, door het bureau benoemd, is meerendeels gestemd
voor de afschaffing der doodstraf, althans voor staatkun
dige misdrijven.
De republikeinen in Spanje geven nog den moed niet
op van eens, en welligt spoedig, te zullen slagen. Ofschoon
de heer Zorilla dezer dagen in 't Congres te kennen gaf,
dat de republiek niet aanstaande is, meende de heer Figue-
ras, dat het tegenwoordige bewind het laatste ministerie
van Koning Amadeus wezen zal.
Het is bekend, dat vroeger door de Britsche staatslieden
werd verzekerd, dat er buiten voorkennis der Britsche
regering nergens ter wereld een schot werd gelost. Zij
doelden daarmede op den overwegenden invloed van Enge
land op de staatkunde van alle volken der wereld. Een
paar feiten der jongstverloopene dagen doen echter op nieuw
blijken, dat die invloed nu althans zoo groot niet meer is,
als hij volgens bovenbedoelde verzekering wel eens zou geweest
zijn. Zonder aan Engelands grootheid te denken, wil de
Spaansche regering onderhandelingen openen over den afstand
van Gibraltar, en Rusland durft er aan denken om een
Aziatisch gebied, niet ver van Britsch Indië gelegen, aan
zich cijnsbaar te maken of misschien geheel te onderwerpen.
De bladen, die het ministerie in Engeland niet zijn toegedaan,
putten uit die aangelegenheden stof om de tegenwoordige
regering van zwakheid te beschuldigen en op hare ver
vanging met ernst aan te dringen.
De proeftogt van het stoomschip Koning der Neder
landen heeft jl. Maandag op de Clyde bij Glasgow plaats
gevonden en is volkomen geslaagd; het schip liep 12J mijl.
Dit stoomschip, van ruim 3000 ton laadvermogen en met
machines van 1600 p. k. effectief, wordt gevoerd door kapt.
M. C. Braat en zal over eenige dagen van Greenock naar
hier vertrekken, om voor Java te laden. Het zal de vloot
der Stoomvaart-Maatschappij Nederland tot vier eerste
klasse stoomschepen uitbreiden en die maatschappij in
staat stellen om de langgewenschte regelmatigheid in hare
afvaarten te brengen.
Men schrijft uit Newcastle, dat het schip Thomas
Baker, kapt. Fendell, van daar met steenkolen naar het
Nieuwediep bestemd, door het volk verlaten te Yarmouth
is binnengebragt en de equipage zich heeft gered.
De rei van winter-vermakelijkheden werd hier gis
teren avond voortgezet door eene voorstelling van het zoo
gunstig bekende tooneelgezelschap der heeren Albregt en
van Ollefen. Hadden wij ons reeds eenige dagen te voren
op deze voorstelling gespitst en ons een aangenamen avond
voorgespiegeld, de uitvoering van gisteren heeft ons geen
zins teleurgesteld.
De keuze van het voorstuk: In de gevangenis, van
Benedix, beloofde reeds veel. Benedix is een oude bekende,
bij ieder geliefd. Mogten de twee eerste tafereelen bij den
toeschouwer en aandachtigen toehoorder aan zijn gespannen
verwachting niet beantwoorden ofschoon het optreden
van mevrouw S. de Vries veel vergoedde des te meer
werd men beloond voor den last, dien men zich getroost
had in zoo'n ondragelijke temperatuur en zulk herhaald
gedruisch in het beneden-einde der zaal nog eenigen tijd
te vertoeven, in de volgende tafereelen door het uitnemend
spel van den heer Albregt en de zijnen. De heer Moor
beviel ons minder goed dan wij in andere rollen van hem
gewoon zijn; van overdrijving in actie en gedwongenheid
in voordragt was hij niet vrij te pleiten. De kleinere
rollen werden met enkele uitzonderingen goed vervuld. Op
het spel van mevrouw Ten Hagen en den heer van Ollefen
waren als altijd weinig aanmerkingen, en al hadden wij
gaarne de rol van Hermine in andere handen gezien,
waar zooveel goeds is, kan men niet streng zijn met een
oordeel te vellen over de kleine gebreken, die iedere uit
voering onvermijdelijk moeten aankleven.
In tegenstelling van het voorstuk vermogt, niettegen
staande de ijverige pogingen van mej. Picéni, het nastukje
niet de toejuichingen van het publiek verwerven. De on
gehoorde lafheden, waarmede het als doorspekt was, deden
naar het einde verlangen. Wij hopen mej. Picéni zeer
spoedig eens in een dankbaarder rol te zien optreden.
Bedankt voor het beroep naar de Herst. Ev. Luth.
gemeente alhier door ds. J, A. Heiwig, te Enkhuizen.
Aangenomen het beroep naar Rotterdam door dr.
P. J. Hoedemaker, pred. te Yeenendaal.
Het schijnt zich niet te bevestigen, dat Z. M. de
Koning eerstdaags naar Parijs zal vertrekken.
Het comité voor de lijn AmsterdamMedemblik van