30 Jaargang.
1872. N". 141.
Zondag 24 November.
Uitgever
Bureau:
A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
f 205
Q prjji
am es
chapc
priji
QiagQ
3ranze
HELDERSCHE
U MEIWEDIEEER COURANT
,Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per lcwartaal 1.30.
franco per post - 1.65.
MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS:
Naar Oost-lndiëvia Triest 26 Nov. 's avonds 6 u. 25 m.
h u n Marseille 5 Dec. 's avonds 6 u. 25 m.
ui/ Brindisi 28 Nov. 's avonds 6 u. 25 m.
u n per Koningder Nederl. 7 Dec. 'sav. 11 u.
West-lndië: viaSouthampton 30 Nov. 's morg. 6 u. 25 m.
Suriname via St. Nazaire 4 Dec., 's avonds 6 u. 25 m.
f Kaap de Goede Hoop: 8 Dec., 's morg. 6 u. 25 m.
0 u 0 u a via Triest 7 Dec. 's m. 6u.25m.
HELDER en NIEUWEDIEP, 23 November.
Men deelt ons mede, dat de stoomschepen Het Metalen
Kruis en De Watergeus in het begin van het volgend jaar
in dienst zullen worden gesteld.
Uitslag der vergadering van kiesgeregtigden voor de
keuze van 3 leden der Kamer van Koophandel en Fabrieken,
in de gemeente Helder, op den 22 November 1872. Aantal
opgekomen kiezers 14; benoemd is: de heer A. J. van
Kelckhoven met 8 stemmen. Herstemming tusschen de
heeren: D. de Lange en P. C. van der Meulen, ieder
met 7 stemmen, M. J. Manheim met 6 en mr. Ch. jBosch
Reitz, met 2 stemmen. De overige stemmen waren uit-
gebragt op de heeren: C. Berghuijs, W. C. M. van
Bruggen, J. T. Tinkelenberg, K. Lastdrager en P. A. C.
Hugenholtz, die ieder één stem bekwamen.
Naar het Vaderland verneemt, houdt men zich bezig
met de bewapening van het fort te Rhijnauwen; deze sterkte
die een der grootste in de Utrechtsche linie is, zal met
het geschut van de nieuwste vinding, met ruim 100 vuur
monden bewapend worden.
Aan den aannemer van het stations-gebouw, enz. alhier
is opgedragen de uitvoering van het maken van stations
gebouwen en eenige andere werken voor de halten Weesp,
Naarden en Bussem (Ooster-spoorweg) voor de inschrij
vingssom van 133,555. Den 11 dezer had van dit werk
de aanbesteding plaats.
Een Hartstocht.
(Vervolg.)
Toen de zangeres teruggeroepen werd, zong zij allergenadigst
noch een Hongaarsch volkslied, en het handgeklap scheen geen
einde te zullen nemen. Eindelijk verdween zij. Ik vroeg Remeny,
wie de dame was, die de piano zou bespelen? Hij antwoordde
mij niet, maar zag met groote spanning naar de deur, door welke
zij zoo aanstonds verschijnen zou. Ik bemerkte, dat de achter ons
zittende dames de hoofden bij elkander staken en fluisterden.
Thans opende zich weder de deur en er kwam een kleine teedere
gestalte te voorschijn, van de teenen tot de kin, benevens de
banden stemmig en deftig in zwart fluweel gehuld. Toen zij zich
naar de piano begaf en met gejubel begroet werd, overzag zij met
hare groote oogen en doodsbleek aangezicht de menigte, maakte
een trotsehe buiging en zette zich aan de piano. Waar had ik
deze vrouw reeds vroeger gezien? Zoo snel als een bliksemstraal
schoot het mij te binnen: in de leemep hut in de Karpathen had
ik haar gezien. Ja, het was hare gestalte, haar gezicht, haar on
vergetelijk oog, haar haar, dat ze nu even als toen droeg, slechts noch
wat hooger opgestoken en noch wat meer op hetvoorhoofd hangende.
„Hoe beet die dame?" wilde ik aan Remeny vragen. Maar
die woorden bestierven mij op de lippen, zoo werd ik door de
uitdrukking van Remeny's gezicht getroffen. Zijn gelaat was
doodsbleek; zijne neusvleugelen waren opgetrokken; zijne oogen
brandden en waren met gloeienden hartstocht op de gestalte der
gravin geslagen. In dit oogenblik was hij schoon gelijk een God.
Hij kent haar, zeide ik in mij zelve, en ik trok mij diep in mijn
zetel terug om zijn gelaat gedurende haar spelen aandachtig te
kunnen gadeslaan. Zij speelde gelijk voorheen, wild, zonderling,
excentriek, maar tevens, eleotriseerendhaar spel greep de toe
hoorders aan, zij iwerden medegesleept. Remeny kneep zijne donkere
oogen toe en scheen nauwelijks te ademen. Er was een doodsehe
stilte in de zaal; wie door het spel niet werd geboeid, die werd
door de onbeschrijfelijk interessante verschijning van die vrouw
gekluisterd.
In het midden van de ballade hief zij hare oogen van de
toetsen op en ik zag dat haar blik op Remeny viel. Op dit oogen
blik bleef haar spel steken, zij scheen zich de eerstvolgende
noten niet meer te herinneren. Zij ging eenige noten terug en
begon de periode op nieuw. Met geweld kneep Remeny zijne
oogen dicht; ik zag dat er in zijn binnenste een strijd werd ge
streden. Toen zij weder aan die noodlottige plaats genaderd was,
bleef zij weder steken. Er ontstond eenige beweging in de zaal.
Remeny knarsetandde van woede en zeide in zich zeivenhoe kan
men zóó dom, zóó gek, zóó hersenloos zijn. Een seconde hield zij
hare beide handen voor de oogen en speelde toen, eenige noten
die haar blijkbaar niet in het geheugen wilden komen oversprin
gende, die ballade met eene zoo medeslepende hartstochtelijkheid
ten einde, dat de gansche zaal in een storm van bijvalsbetuigingen
uitbarstte. Remeny applaudiseerde niet. Hij zag haar somber na,
toen zij het tooneel verliet. Stormachtig werd zij teruggeroepen.
Bleek en ontroerd verscheen zij. Men verzocht haar nog een stuk
te spelen; zij trok zich terug en kwam niettegenstaande het her-
Blijkens achterstaande advertentie, zal het concert op
26 dezer niet doorgaan, maar zal in de plaats daarvan eene
Harmonie-uitvoering door de stafmuziek der marine plaats
hebben. Dit korps behoeft ter dezer plaatse zeker geen
aanbeveling en bij het gemis aan andere gelegenheden tot
het smaken van muziekaal genot zal, vertrouwen wij, van
deze uitvoering druk geprofiteerd worden.
Bij de gisteren gehouden aanbesteding van de levering
van steenkolen ten dienste der gemeente-inrigtingen alhier,
waren ingekomen drie inschrijvingsbilletten, als: van de
heeren v. d. Brugh en Co. 2,20, D. Bandsma 1,99 en
W. Breet 1,94 de 100 kilogrammen,
De Vorst von Wied is jl. Woensdag avond met zijne
gemalin en hunnen zoon te 's Hage aangekomen.
De arrondissements-regtbank te Amsterdam heeft
jl. Donderdag aan de Handel-Maatschappij toegewezen haren
eisch om schadevergoeding ten bedrage van 120,000, te
betalen door de reeders van het schip Djawa, de heeren
B. Co.
De hoeve „De Herstelling* te Haarlemmermeer is jl.
Donderdag door brand vernield. Twee paarden, eene geit
en eenige kippen kwamen in de vlammen om.
In het Leidsch Dagblad wordt het volgend curieus
berigt gevonden
„Gister avond had alhier een zeker niet alledaagsch
schonwspel plaats. Omstreeks ten 11 ure werden de cou
ranten der sociëteit Minerva in statigen optogt van leden
van het Leidsche studentencorps met fakkellicht per voer
tuig naar het Ruïne-plein vervoerd, om daar onder het
zingen van allerlei liederen de straf van den brandstapel
te ondergaan.
„Inderdaad leverde de kring van zeer beweeglijke donkere
gestalten en in hun midden de kolossale menigte vruchten
van den arbeid der pers, waarvan de vlam nu en dan door
petroleum nog werd aangewakkerd, een phantastisch schouw
spel op, hetgeen onwillekeurig herinnerde aan tafereelen
uit de prairiën van Amerika, of aan strafoefeningen van
eertijds. Ten half 1 ongeveer was de zonderlinge offerpleg-
tigheid afgeloopen."
haalde roepen niet weder te voorschijn.
Een dame, die achter Remeny gezeten was, zeide op een hatelijken
toon tot hem: „De gravin Brschijnt hoofdpijn te hebben,
mijnheer Remeny!"
Remeny antwoordde hierop bijtend„Zoo gij dat gelooft, mevrouw
de barones, dan zou ik haar wat reukzout brengenmen mag geen
gelegenheid laten voorbijgaan om barmhartigheid in praktijk te
brengen."
Bedeesd zweeg de dame.
Er moesten nu nog drie nummers volgen. Remeny zat als op
heete kolen. Voor dat het laatste nummer een aanvang nam,
zeide hij: „laat ons heengaan," en hij stond op. Trotsch als een
koning ging hij door de gapende menigte. Op de trappen gekomen
zijnde haalde hij een paar malen diep adem.
„Ik kan u niet verzoeken met mij mede te gaan," zeide hij,
„ik moet noodzakelijk een bezoek afleggen. Goeden nacht."
Hij spoedde zich naar een fiacre. Ik kon niet verstaan waar hij
beval, dat de koetsier hem brengen moest. Ik ging naar een
nabijgelegen restauratie en liet mij wijn brengen. Ik was geheel
in verwarring gebracht en had dorst. Wat moest de gravin Br
in Pesth uitvoeren? In welke betrekking stond zij tot Remeny?
Mijne nieuwsgierigheid was ten toppunt gestegen en ik besloot den vol
genden morgen mijne nasporingen te zullen aanvangen, maar op een zeer
discrete wijze. Toen ik in mijn hotel terug kwam, vond ik de
beloofde kamers op de eerste verdieping voor mij in gereedheid
gebracht. Het was een salon verbonden met een slaapkamer. Ik
opende de deur van de laatste en hoorde, toen ik binnentrad,
in de naastaangelegen kamer het hevig snikken van een vrouw.
Hierdoor getroffen bleef ik staan en luisterde.
„Erans, Erans! op mijn knieën bid ik u," smeekte op dit
oogenblik de vrouwenstem, „wees niet hard jegens mij!"
„Het is zoo gelijk ik zeg, gij hebt u als een zottin gedragen
en op een schandelijke wijze op u zelve en tevens op mij een
blaam geworpen," antwoordde een andere stem en deze stem was
mij bekend; zij was de stem van Remeny.
„Kan ik het helpen, dat mijne oogen u zagen? Kan ik het
helpen, dat uw aanblik mij in verwarring bracht? Kan ik het
helpen, dat ik u tot gek wordens toe bemin zeide de vrouwen
stem thans iets onverschrokkener, en ik meende mij niet te bedriegen
dat het de gravin Brwas die sprak.
„Tot gek wordens toe, ja, uwe liefde jegens mij is uitzinnigheid;
ik, grijsaard, wordt na de dagen mijns roems door u tot een spot
gemaakt," zeide Remeny.
„Erans," dus hervatte de vrouw weder, „Erans, ik ben geen
kunstenares, wat komt het er op aan, dat ik ben blijven steken
Het oordeel der menigte is mij onverschillig."
„Maar men weet zeer goed de oorzaak, waarom gij zijt blijven
steken," riep Remeny woedend. „Men lacht over u, men lacht over
mij." „Achaldus spreekt men, „die trotsehe gravin verliest
de contenance als zij Remeny ziet, en Remeny begeeft zich naar
het concert om mede deelgenoot van den triumf te zijn en deelt
in hare nederlaag. Bij God! ik kan het niet verdragen, dat de
geliefde van Remeny zich zelve en mij een blaam op den hals
werpt," riep hij met verheffing van zijn stem en hij scheen haar j
Dit zal wel een studentengrap moeten Heeten, geest zien
wij er niet in. Maar wanneer men de gelezen couranten
voor scheurpapier had verkocht en de opbrengst daarvan
in warme soep of op andere wijze aan de vele noodlijdenden
der Academiestad ware uitgereikt, dan voorzeker zon een
heugelijker teeken van het gemoedsleven der heeren studenten
zijn gegeven.
Gisteren is te 's Hage aangekomen jhr. mr. F. P.
van der Hoeven, minister-resident van Z. M. den Koning
der Nederlanden bij den Mikado van Japan.
De Nederlandsche vereeniging tot afschaffing van
sterken drank heeft aan de Tweede Kamer een adres gezonden,
waarin zij die Kamer verzoekt, het aanhangige wetsontwerp
tot wijziging der kieswet in dier voege te amendeeren, d at
voortaan geen regt van kiesbevoegdheid worde toegekend
aan tappers en soortgelijken, die bedrijven uitoefenen, welke
hen ingevolge art. 188 der gemeentewet plaatsen onder de
politie van den burgemeester.
De regtbank te Rotterdam heeft jl. Donderdag iemand
veroordeeld tot eene cellulaire gevangenisstraf van eene
maand, omdat hij, zonder daartoe geregtigd te zijn, in het
openbaar heeft gedragen het ridderkruis van de Militaire
Willemsorde met het daaraan verbonden ordelint. Tevens is
de vernietiging van het in beslag genomen kruis bevolen.
Jl. Woensdag hebben de voorstanders van strafbepa
lingen tegen dronkenschap onder voorzitterschap van den
heer J. F. Schuld, geneesheer te Meerkerk, te Rotterdam
een vergadering gehouden. Die irvergadering was druk
bezocht ook buiten Rotterdam woonachtig.
De aanwezigen waren het vrij wel daarover eens, dat
strafbepalingen wenschelijk zijn. Minder eenstemmig dacht
de vergadering over het plan van den heer Schuld c. s.
om naast de afschaffings-maatschappij, die hoe goed ook,
onvoldoende scheen, een nieuwe vereeniging te constitueeren.
De overgroots meerderheid besloot echter ten slotte dat de
vereeniging zou (worden geconstitueerd, maar voorshands
met het uitsluitend doel om strafbepalingen te verwerven
tegen openbare dronkenschap. Zelfs zal de schijn worden
vermeden alsof zij vijandig staat tegenover de afschaffings-
aan te vatten, want plotseling hoorde ik een zwakken schreeuw.
„Weet gij wie Remeny is?" knarsetandde hij.
„Ja", riep zij in extase, „ja ik weet het! Remeny is een leeuw
in de wildernis; een komeet, een vuurzuil voor degenen, die hem
haten; een ijsberg voor degenen, die hem beminnen. Hjj is een
God zonder liefde."
„Vrouw! maak mij niet razend", riep Remeny, „vele vrouwen
heb ik de mijnen genoemd, maar geen enkele heeft bet gewaagd
te spreken zooals gij spreekt. Wie zijt gij toch, gij kleine Poolsche
gravin
„Een vrouw, wier liefde gij, Remeny, niet waardig zijt," sprak
de gravin met beduchte stem.
Er volgde een kleine pauze. Ik durfde nauwelijks ademhalen.
„Frans", aldus vervolgde de gravin na een kort oogenblik, „wie
verlangde het, dat ik zou spelen, gij of ik? Wie wilde schitteren,
gij of ik? Heb ik u niet gebeden, dat gij dit offer toch niet van
mij zoudt afeischen. Heb ik u niet gezegd, dat ik de wereld en
haar bijval veracht, dat ik te trotsch ben mij aan haar oordeel te
onderwerpen? Wie bad mij, wie gebood mij het te doen? De
tyran Remeny!"
„Olgal" riep Remeny dreigend.
„De tyran Remeny," zeide zij met een onwrikbaar vaste stem.
„De tyran Remeny, die mij mijne ziel heeft ontstolen. De tyran
Remeny, om wiens Wille ik ouders en kind heb verlaten, voor
wien ik alles opofferde en die nu zijn hand tegen mij opheft, als
ik uit liefde jegens hem de wereld en de menschen niet meer zie
en vergeet, dat ik in een concertzaal ben. Frans! gij zijt niet
meer dezelfde die gij vroeger waart; zijt gij mij moê, zoo zend
mij weg."
„Olga! gij zijt zoo ongestadig," zeide Remeny op een veel
bedaarder toon dan straks, „van de bedaardste zelfverloochening
gaat gij over tot de onverdragelijkste eigenzinnigheid; van den
onvergelykelijksten ootmoed tot den belachelijksten hoogmoed, van
het kinderlijkste vertrouwen tot de onwaardigste jaloerschheid."
„Jaloerschheid," riep zij uit, „ja jaloerschheid, want de groote
Remeny, die de zwakheden van anderen geeselt, is zelf zwak! In
gezelschap hebt gij mij geen enkele maal de oplettendheden be
wezen, die gij aan anderen bewijst. De geheimzinnige Remeny,
die nauwelijks een glimlach voor de arme Olga over heeft, ver
kwist ze honderd malen aan elke vrouw, die zijne ijdelheid weet
te vleijen. En ik zou nu niet jaloersch zijn
„Neen", zeide hij, „want daartoe hebt gij geen recht."
„Geen recht? Wie kan daartoe dan het recht hebben, als ik
het niet heb? Ik, die u lief heb met al de zenuwen in mijn
aanwezen; ik die nooit uitga, opdat gij u niet vervelen zoudt;
ik, die tot u kom, als gij mij roeptik, die uwe vrienden bemin
en uwe vijanden haat; ik, die naar uwe bevelen haak. Remeny!
gij zijt ondankbaar." Er ontstond weder een kleine pauze, j,Erans,"
zoo ving zij op nieuw weder aan te spreken, terwijl hare tranen
vloeiden, „waarom die eeuwige twist; waarom die bittere woorden?
O mijn God! ik bemin u Frans, hoe gij mij ook mishandelt! Uw
genie sleept mij mede, het trekt mij naar u, het sleept mij in het
verderf, ik gevoel het, want gij zijt wankelmoedig, gij kunt niet
beminnenDe vrouw is voor u niets anders als en roos, wier