STATEX-GEXERAAL. Buitenland. Frankrijk. Engeland. maatschappij, of op eenigerlei wijze haar gebied wil betreden. De vereeniging zal den naam dragen van: Vereeniging tot het verkrijgen van strafbepalingen tegen openbare dronkenschap. (Vad.) Jl. Donderdag is het tweede schip, „de Maas," van de stoomvaart-verbinding Rotterdam-New-York, met volle lading en 64 passagiers, van Hellevoetsluis in zee gestoken. De jl. Maandag te Gorinchem gehouden groote of St. Maartens paardenmarkt was druk bezocht. Men schat het aantal aangevoerde paarden op ruim 2600 stuks, die bij levendigen handel tot hooge prijzen vrij wel werden opgeruimd. De meeste handel was in 1| en 2|jarige ruin- paarden, die van 275 tot 450 verhandeld werden; 4 en öjarige deden 500 a 600; slechts enkele paarden zijn boven die prijzen verkocht. Jl. DiDgsdag arriveerden te Oosterhuizen de kanton- regter en burgemeester van Apeldoorn, benevens rijks- en gemeente-politie, om in loco een onderzoek in te stellen naar vermoedelijke mishandelingen, welke aan de verpleeg den in het zoogenaamde „Huis van Barmhartigheid" aldaar zouden zijn aangedaan. De ambachtsheerlijkheid 's Heerarendskerke, in de provincie Zeeland, heeft in veiling opgebragt 206,748.50. De taxatie bedroeg 144,000. Te Eist werden dezer dagen drie vosbles-merriepaarden oud 5, 4 en 3 jaren, de beide jongste staalpaarden, ver kocht voor 1875. Uit Groningen wordt aan de N. Rott. Crt. van 20 dezer gemeld: „Gisteren avond had in de nabijheid van deze stad een groot ongeluk plaats. Een marktwagen, die langs het Damsterdiep na afloop van de weekmarkt huis waarts keerde, en waarin 7 personen waren gezeten, werd door eene chais in volle vaart voorbijgereden, tengevolge waarvan de paarden voor den marktwagen schrikten, ter zijde sprongen en met wagen en al in het diep belandden. Na veel moeite gelukte het 5 personen te redden, doch 2 waren verdronken, terwijl een derde gisteren aan de ge volgen is overleden. Onder het opschrift; „Onderwijzersellende" schrijft de heer T. H. van Beyma thoe Kingma, schoolopziener te Heerenveen, in de Monitor het volgende: Zooeven kom ik te huis van een schoolbezoek, dat mij dan toch zoodanig heeft aangegrepen, dat ik tot Nederland het „wee ui" moest uitroepen. Verbeeld u, ik kwam klokslag 9 uur bij de school. De onderwijzer, gekleed of niet gekleed, dat is minder, zonder fraaije kleederen kan men leven ontving mij hartelijk en leidde mij in de school, een net gebouw, gevuld met 24 kinderen. Hij vroeg mij, wat ik verkoos. Het gewone antwoord: „ga eenvoudig uw gang; doe, alsof ik er niet ben," volgde de man op, en, hoe is het mogelijk? de man gaf een allerliefst, opwekkend onderwijs voor 300 's jaars, zonder meer. Na schooltijd zoude ik dadelijk verder gaan, ach, had ik het maar gedaan; doch ik nam, helaas! de uit- noodiging aan, om bij hem binnen te komen en vond daar een vrouw, schamel, schamel gekleed, - twee kinderen, handen en beenen niet kunnende gebruiken door klier gezwellen, ellende en armoede ten top, zoo erg als ik het zelden heb aangetroffen. geur u voor een oogenblik bedwelmt, en die gij daarop met uwe zelfzuchtige handen ontbladert en onbekommerd ter aarde werpt om te vertreden. Frans! de vrouw is iets meer dan dit; en ik bemin u." „Olga!" sprak Itemeny op een harden en ongevoeligen toon, „morgen zult gij Pesth voor altijd moeten verlaten." „Frans! gij kunt mij niet verstooten," riep zij met een hart verscheurende stem. Gij weet, Frans, dat ik buiten u niet leven kan. Ben leven zonder u is voor mij een aanhoudende dood." Ik hoorde dat zij zich aan zijne voeten nederwierp. Zij kermde: „Fransik wil van nu af zachtzinnig zijn, ik wil alles verdragen, laat mij slechts in uwe nabijheid leven, uwe gelaatstrekken zien, uw schaduw kussen. Frans, wees barmhartig, zonder u moet ik sterven „Sterf dan!" riep Itemeny somber. Ik hoorde, dat zij zich van den grond ophief. Op een onbe- schrijfelijken toon sprak zij langzaam deze woorden: „Remeny, dit woord zult gij mij duur betalenGa." Hij vertrok. Ik bleef als vastgenageld aan de deur staan. Het bleef lang, zeer langstil in de aangrenzende kamer. Eindelijk begaf zij zich naar de deur en schelde. Den kelner, die binnentrad, beval zij, dat hy thee moest brengen, en van het oogenblik, dat deze zich verwijderde, maakte ik gebruik om uit mijn slaapkamer in mijn salon terug te keeren, en daarop met veel gedruisch de deur te openen, alsof ik op dit oogenblik eerst tehuis kwam. Den ganschen nacht bijna waakte ik om haar te bewaken. Ik hield mij verzekerd, dat zij in een toestand verkeerde om een wanhopige daad ten uitvoer te brengen, en ik begreep het maar al te goed, dat met het verlies van de liefde van Itemeny haar hart gebroken was. Eerst toen het begon te schemeren viel ik in slaap. Den volgenden morgen liet ik haar mijn kaartje bezorgen en schreef er op: „De gastvrouw van de Karpathen wordt verzocht haar vroegeren gast te ontvangen." Zij zond mij haar kaartje terug, waarop geschreven stond: „Gij kunt komen." Terstond begaf ik mij tot haar. Zij ontving mij met deze woorden: „Hebt gij uwe kamers naast de mijnen?" Toen ik zulks bevestigde, zag zij mij scherp in de oogen en zeide: „Hebt gij gehoord, waf gister nacht hier gesproken is?" Ik begon te kleuren; zij doorzag mij; en ik antwoordde haar: „Ja, ik heb alles gehoord." „Ga zitten. Een oogenblik geduld," zeide zij, „ik moet noch een dringend noodzakelijken brief sluiten." Met hare gewone nonchalance zette zij zich aan hare schrijftafel, dikwijls haar hand aan haar voorhoofd brengende. Ik vond, dat zij zeer veranderd was. Zij was ouder, magerder geworden en een trek van overspanning was over haar geestvol gelaat verspreid. Het scheen mij toe, dat hare oogen nog grooter waren dan voor twee jaren. Zij verwekte meer sympathie in mij dan toen en in alle oprechtheid wenschte ik, dat er iets door mij verricht kon worden opdat haar geluk weder hersteld werd. Eindelijk verzegelde zij haar brief, zette het adres er op en nam toen plaats naast mij. Zij was in een morgengewaad van violetkleurige atlas gekleed. Zij zat zóó vermoeid, zóó diep bedrukt, zóó gebroken in den fauteuil, dat ik mijn medelijden met haar nauwelijks verbergen kon. (Slot volgt J Daar stond ik schier als een gevangene. Wat hier te doen? Levertraan voor de kinderen, maar een flesch, wat baatte deze? Kleederen voor vrouw en kinderen, maar welkeonder- of bovenkleederen Een doctor voor de ziek- liggende kinderen? De doctors rekening vanhet vorige jaar was nog onbetaald; hoe hem dus te krijgen? Troost, ja welke? Versterkend voedsel, maar van waar? Ja, daar stond ik, de schoolopziener, de steun, de raadgever volgens de wet. Hoe is het mogelijk, dacht ik, dat die man, zooeven in de school zoo flink, zoo opgewekt voor en bij de kinderen, daar in huis nederzinkt in die kommervolle ellende? Hij verklaarde mij geen uitkomst te weten en met een brekend hart zich geweld aan te moeten doen om dat opwekkend onderwijs eiken dag vol te houden. Inderdaad, men kent de ellende van vele onderwijzers in Nederland niet; want dan kon het zoo niet zijn en blijven. Wilt gij zamelen voor dit gezin? Ik weet geen ander middel. Waarom zijn naam verzwegen? De armoede is eerlijk hij is Camstra, hoofdonderwijzer te Langedijke, gemeente Oost-Stellingwerf, provincie Friesland. De KI. Crt. levert naar aanleiding van bovenstaande regelen een hoofdartikel onder den titel: „Een wanhoops kreet" en zegt o. a. „Of is 't in de orde dat de hand, die de kinderen moet leiden, zich uitstrekt om een aalmoes te vragen? Is 't in de orde, dat hij, die in de school het voorbeeld van opgewek- ten levenslust en blijmoedige pligtsbetrachting behoort te geven, dag aan dag een strijd op leven en dood moet voeren tegen de verzoeking om zijn lot te verwenschen en den boerenarbeider te benijden, die zich volmaakt gelukkig gevoelt als hij maar met een volle maag naar bed mag gaan? Is 't in de orde, dat de man, in wien op menig dorp de beschaving haar eenigen priester begroet, zijne kin deren voor zijn oogen ziet wegkwijnen omdat hij den dokter niet durft in te roepen en de medicijnen niet betalen kan? Neen, bij den Hemel! dat is niet in orde, dat behoort niet in Nederland, maar in Hongarije thuis, dat is een schande, tegen welke ieder Nederlander de stem moet verheffen en protesteren. Gelijk wij doen bij deze!" „Zullen wij ten slotte," zoo besluit de KL Crt. haar artikel, „nog een poging doen om zekere lieden, die gewoon zijn bij dergelijke gevallen hun handboek voor cynische philosophie voor den dag te halen, te ontwapenen? Wij achten dit onnoodig. Tegenover de eischen der beschaving en de waarde van behoorlijk betaald onderwijs, zinken hunne redeneringen in het niet. Wie heeft den moed om een man, die met opgewektheid en ijver zijn pligt doet, te vragen: Waarom hebt gij naar zoo'n karig bezoldigd onderwijzers plaatsje gesolliciteerd? Waarom zijt gij getrouwdWaarom.... Maar zulke vragen zijn alleen vernederend voor hem die ze doet, vooral in een geval als dit, waarin zelfs een onge trouwd hulponderwijzer gebrek zou lijden." De te Boston in stukken aangespoelde man is gebleken te zijn Abyah Ellis, een achtenswaardig en zeer rijk koopman men meent de moordenaars op het spoor te zijn. Bij onderzoèk is gebleken, dat de thans heersclrende paardenpest ook in 1775 en 1795 heeft gewoed.. Te Paineville, in den staat Ohio, is dezer dagen tentoongesteld een kaas van 3500 pond. Tot hare vorming hebben niet minder dan 2000 koeijen het hunne bijgedragen. Een Zaansch schippersknecht beklaagde zich tegen een kameraad over de ongeriefelijkheden van Amsterdam. De afstanden waren te groot, de brugwachters te lui, de bedienden op vele kantoren te bokkig, enz. Zijn kameraad stemt alles toe; ja," zegt hij„Amsterdam is eene beroerde stad; laatst nog wou ik er een rijksdaalder wisselen en ik had er niet eens een." Onderofficier. Op de exercitieplaats. „Kerel wat heb je verd.... naar den grond te zien?" Recruut. „Maar; onderofficier, hier ligt een beurs met geld." Onderofficier kommandeert: „Regts om keert" en raapt stil de beurs op. Tweede Kamer. Zitting van Donderdag 21 November. Heden is Hoofdstuk IV (Justitie) met algemeene stemmen aangenomen. Daarna is de be raadslaging over Hoofdstuk V (Binnen!. Zaken) aangevangen. Zitting van Vrijdag 22 November. De beraadslaging over de begrooting voor Binnenl. Zaken wordt voortgezet, maar nog niet ten einde gebragt. Heden voortzetting. De minister van Marine heeft eene circulaire uitge vaardigd tot het te keer gaan van de dronkenschap bij de marine. Hij heeft bevolen, dat eiken Zondag de namen der personen, onverschillig van welken rang, die gedurende de afgeloopene week straf hebben ontvangen wegens dronken schap, afgelezen zullen worden op de dagorder der compagnie. Dezer dagen werd te Parijs een heerenwagen omge worpen door een zwaren wagen die voorbij reed. De koetsier brak zijn regterarm in den val. De omstanders merkten met verbazing dat de voetknecht achter op het rijtuig zitten bleef zonder zich te verroeren. Kom er af! riep men van alle kanten. Neen, neen, riep de heer van het rijtuig; hij weet wat hij te doen heeft. Een politieagent greep den voet knecht bij den arm. Allo, stap af! zeide liij. Groot was zijn verstomming en niet minder groot het gelach der menigte, toen men bemerkte dat de voetknecht van zink gemaakt was. De correctioneele regtbank van Dinant heeft den 13 dezer de gebroeders Lechien en Jules Maton veroordeeld tot de ontzaggelijke geldsom van bijna vier millioen francs, verbeurdverklaring van werktuigen en tweo jaren gevange nisstraf voor ontduiking der regten in een geheime jenever stokerij te Anseremme bij Dinant. Het Journal d'Amiens behelst het verhaal van een brand, die jl. Woensdag nacht in de gemeente Prouzel in de broodbakkerij van zekeren Devillers is uitgebarsten en waarbij de gehuwde zoon des huizes, 38 jaren oud, met zijne echtgenoote en twee zijner kinderen, die gezamenlijk op de bovenste verdieping of op den zolder van het huis sliepen, jammerlijk in de vlammen zijn omgekomen. Toen de ongelukkigen, door den brand in hunnen slaap verrast, ontwaakten, stond de zoldertrap reeds in lichtelaaijen brand, en was voor hen aan geen ontkomen meer te denken. Men heeft den vader met het lijkje van zijnen jongsten, zesjarigen zoon in de armen gevonden; de lijken der vrouw en haren twaalfjarigen oudsten zoon waren geheel verkoold. De bejaarde vader en moeder der omgekomenen, die beneden sliepen, zijn ongedeerd gebleven. -Dezer dagen wilde een dronkaard te Rijssel een einde aan zijn leven maken op een geheel nieuwe wijze. Hij nam een pak patronen, plaatste dat voor zich, hield zijn hoofd er boven en stak het aan. Een geweldige ontploffing volgdi Men zou denken, dat de man met een gemitrailleerd hoofd zou zijn neêrgestort, maar neen, de kogels waren allen een zijdelingsche rigting uitgegaan en de man had geen ander letsel bekomen dan dat door het kruid zijn baard was verbrandt, en zijn gelaat geschroeid, terwijl zijn gezigt was aangedaan. Alleen bij de landmagt hebben in Engeland in 't jaar 8360 gevallen van desertie plaats gehad, 't Deserteeren blijft doorgaan ten getale van 700 a 800 per maand. De Times van den 20 dezer is in staat te melden, dat al de manschappen der politie, behalve zij, die geschorst zijn, sedert het gebeurde op jl. Zaturdag avond, hunne pligten op hoogst bevredigende wijze hebben vervuld, en dat zich onder hen een uitstekende geest openbaart. De manschappen, die geschorst zijn, hebben zonder onderscheid verklaard, dat zij geene grieven of klagten hebben, en zij leggen veel spijt over hunne handelwijze aan den dag, en wenschen allen bij de politie in dienst te mogen blijven, Vier hunner, die hunne makkers tot pligtverzuim hebben aangezet, worden vervolgd; de overige blijven voorloopig geschorst. Jl. Woensdag is men er eindelijk in geslaagd het wrak van de Batavier te ligten en 100 yards digter bij oever te brengen. Er waren niet minder dan elf kettingen onder 't schip, en met 't opkomen van het tij zag men dadelijk dat thans de pogingen met een goeden uitslag zouden worden bekroond, 't Wrak ligt thans buiten 't gewone vaarwater, maar men zal trachten 't nog nader op den oever te sleepen, Het dok is door de kracht van 't water geheel uit 't verband gerukt, en een groot gedeelte der lading is naar de Victorie Doks overgebragt, waar 't zal worden verkocht. all< Kj ber der lnc naa fc'j het toe; 1 scb ?oe de looj nati ledi Kop lm alle 0 men voor gehE oeve in over Ie Sehe De overstroomingen in den Deensehen Archipel en op de Duitsclie kust aan de Oostzee. Icki M Uit Kopenhagen wordt aan het Dagblad van Zh. en 's Gr. het volgende geschreven over de overstemmingen, door de jongste stormen op verschillende punten van de Deensche eilanden aangerigt. In den nacht van 12 op 13 Nov. en den volgenden Woensdag woedde de storm met zulk een geweld, dat men zich in die streken niet herinnert lijn ooit zulk een noodweer beleefd te hebben. In 1828 woedde een dergelijke storm, maar de gevolgen waren lang zoo noodlottig niet. Te Kopenhagen werd betrekkelijk weinig schade be rokkend en men vermoedde in den aanvang niet, dat de ramp op andere plaatsen een veel grooteren omvang had genomen. Slechts enkele feiten zullen voldoende zijn om een denkbeeld te geven van de verwoestingen, die door den orkaan werden veroorzaakt. Te Kjoege, in de nabijheid van de golf van dien naam gelegen, 5 Deensche mijlen ten zuidwesten van Kopenhagen, zijn het geheele lager gelegen gedeelte van de stad, de haven en het station van den spoorweg ondergeloopen en is het verkeer geheel ge- gestremd. Woensdag avond ten zes ure stond er 18 duim water boven de rails; een week zal noodig zijn om den weg te herstellen. Te Svendborg, te Alsens, op het eiland Fiome, te Swaneke op het eiland Bornholm, te Dragoeï op het eiland Amack, enz. enz. hebben de golven de steigers weggeslagen, terwijl de riolen de straten overstroomden, waardoor aan verschillende openbare gebouwen veel schade is berokkend. Een schiereilandje, op het eiland Falster, is geheel in het water verdwenen, en men vreest, dat de weinige huis gezinnen, die het bewoonden, daarbij zijn omgekomen. Twee steden vooral zijn vreeselijk geteisterd, namelijk Praestoe op Seeland, negen en een halve mijl ten zuidwesten van Kopenhagen en Roedby op de zuidkust van het eiland. Men meldt uit laatstgenoemde plaats: De geheele i met haar omstreken is gedurende twaalf uren onder water gebleven. In het midden der stad klom het water tot 3 meters, terwijl het boven de daken steeg der huizen, die aan den oever stonden. Gelukkig heeft men de inwoners, die in gevaar verkeerden, allen gered, maar het materieel verlies is ontzaggelijk groot. Praestoe is bijna geheel vernield, Dingsdag avond steeg de zee wel hoog, maar de inwoners verontrustten er zich echter niet over; Woensdag morgen tegen drie uur drongen de golven met geweld de lager gelegen wijken der stad binnen, en vóór twaalven was de helft der stad onder de zee bedolven. De inwoners, van alle kanten door de golven ingesloten, en zonder kans op hulp van buiten, redden zich in de booten, die in de straten ronddreven. De haven bood een verschrikkelijk schouwspel aan: de groote steenen pilaren onder de brug dreven weg; de ijzeren balustrade brak; de beide verdiepingen van het groote havenmagazijn zijn geheel in de golven verdwenen. In die beide steden hebben zich onmiddelijk commissiën gevormd, om hen te helpen, die door den doorbraak geleden hadden, maar, daar die hulp aant le i 'ene lek T itrijc ien Ier ïn -s le n noij, 100 ffein mid< le w M rerli irnis 0 >ern lorp naai Irerd foei rer 6 Ai rerli ;ehe ;eeft iet i milli dat 1 Bood 'oedi lelfs Di lomr mnd leen iang ;ewa in n Je Ee: mtor. kr

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 2