1872. N". 153. Zondag 22 December. 30 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Binnenland 20; kw. HELDERSCHE EX NfEUWEDIEPER COURANT. ,W ij huldigen het goede.' Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal i 1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, H°. 163. Prijs der Advertentién Van 14 regels 60 cent. elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsmimteberekend VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS: Naar Oost-lndië: via Triest 24 Dec. 's avonds 6 u. 25 m. „nu Marseille 2 Jan. 's avonds 611. 25 m. „au Brindisi 26 Dec. 's avonds 6u. 25 m. u West-lndië: viaSouthampton 31 Dec. 's morg. 6 u. 25 m. Suriname via St. Nazaire 4 Jan., 's avonds 6 u. 25 m. Kaap de Goede Hoop: 23 Dec., 's morg. 6 u. 25 m. h u a a via Triest 22 Dec.'s m. 6n.25m. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PAULOWNA, op Maandag den 83sten December 1878, des voormiddags ten 10 ure. Anna Paulowna, 20 December 1872. De Burgemeester, C. E. PERK. Onderwerpen ter behandeling: 1. Vaststelling van verschillende politie-verordeningen. 2. Vaststelling suppletoir kohier Hoofd. Omslag, dienst 1872. 3. Benoeming leden Burgerlijk Armbestuur. 4. Rekwest benoeming plaatselijke geneesheer. 5. Mededeeling vrijstelling schoolgeld. 6. Mededéeling ingekomen stukken. HELDER en NIEUWEDIEP, 21 December. De politiek krijgt in Frankrijk eenige rust, doordien de Nationale Vergaderiug besloten beeft om hare zittingen tot 5. Jan. 1873 te schorsen, zelfs zonder de benoeming eener commissie, die tusschentijds over de belangen des lands aadslaagt. De president der vergadering heeft evenwel de bevoegdheid om, zoo noodig, eene buitengewone zitting bijeen te roepen. Vóór haar uiteengaan heeft zij de wet tot teruggave der goederen van de familie Orleans bij derde ing aangenomen. De berigten uit Parijs en Versailles gewagen van den gunstigen indruk, dien het gesprokene door den heer Thiers in de vergadering eener Staats-Com- missie dezer dagen heeft teweeg gebragt. Het uitzigt bestaat, dat aan de door den president geuitte wenschen tot instelling eener Tweede Kamer en tot invoering der ministeriële verantwoordelijkheid, genoegzame ondersteuning zal worden geschonken. Uit Berlijn verneemt men, dat Keizer Wilhelm het verzoek om ontslag, door den minister van Oorlog, graaf van Roon, ingediend, niet heeft aangenomen. De minister van Land bouw heeft op zijn verzoek om ontslag nog geen antwoord ontvangen. Ongunstige geruchten omtrent de Pruissische Bank gaven eergisteren aanleiding tot eene interpellatie in 't Huis der Afgevaardigden te Berlijn. De minister gaf zeer gerust stellende ophelderingen. Zijne mededeelingen, die met Eeö Chaldeeuwsch verhaal van den zondvloed. Onlangs is onder de uit de oude koninklijke bibliotheek te Ninivé afkomstige groote menigte in spijkerschrift beschreven tafelen van klei, door den aan het Britsch museum verbonden geleerde, den heer George Smith, een afschrift gevonden van het Chaldeeuwsche verhaal van den zondvloed. De heer Smith heeft Dingsdag 3 December 11. te Londen, in de zaal der aldaar geves tigde Vereeniging voor Bijbelsche Oudheidkunde, eene lezing over dat belangrijke stuk gehouden, waarin hij o. a. het volgende heeft medegedeeld. De afschriften zijn te Ninivé gevonden in de boekerij van Koning Assurbanipal, die omstreeks het jaar 660 vóór Christus leefde, De oorspronkelijke tekst moet, volgens het opschrift der tafelen, aan de stad Erech toebehoord hebben en schijnt in een zeer ouden tijd in het Semitisch-Babylonisch geschreven of vertaald te zijn. De tijd, waarin het oorspronkelijke geschreven is, kan thans moeijelijk worden bepaald, maar het stuk behelsde verschil lende innerlijke bewijzen van grooten ouderdom. Bij vergelijking van den tekst van het zondvloed-verhaal met uit den tijd van Sargow I gedagteekende verhalen blijkt hij ouder te zijn dan deze, en de oorspronkelijke zamenstelling kan niet later dau de 17de eeuw vóór Christus hebben plaats gehad. Naar luid van den inhoud, dagteekent het verhaal uit den tijd van een Vorst, wiens in monogrammen geschreven naam nog niet phonetisch gelezen ban worden, maar wien de heer Smith voorloopig, volgens de gewone waarde der teekens, den naam gaf van Izdubar, die, zoo als uit de beschrijving van zijne regering blijkt, tot den mytischen tijd behoorde, wiens daden aan die van Hercules herinnerden en die welligt de Nimrod der H. Schrift was. Deze Izdubar zou in den onmiddelijk op den zondvloed volgenden tijd geleefd hebben. Het gedeelte der tafelen, dat op den zondvloed betrekking heeft, vangt aan met dezen Izdubar sprekende in te voeren, die aan Sisit vraagt, hoe hij bekeerd is geworden, en deze deelt daarop het bouwen der ark mede en geeft het volgende verhaal van den zondvloed: „Ik deed naar het schip opgaan al mijne dienstknechten en dienstmaagden, de wilde dieren des velds, de gedierten des velds en de zonen van het leger die allen deed ik opgaan. Een vloed maakte Shamas, en hij sprak in den naeht, zeggende: „Ik zalhet doen regenen van den hemel heviglijk; ga in het midden algemeenen bijval werden ontvangen, besloot hij met de verzekering; „Wij zijn niet arm aan geld en zullen het ook niet worden!" De justitie te 's Grarenhage heeft 1000 belooning uitgeloofd aan hem, die eene aanwijzing of aanduiding doet, tengevolge waarvan de daders van den aldaar gepleegde dubbelen moord in haren handen geraken. Den Haag verkeert, zoo meldt men van daar, in eene onbegrijpelijke opgewondenheid bij het achterwege blijven van nadere bijzonderheden omtrent de boosdoeners. De mailboot Prins van Oranje is jl. Woensdag ten 9 uur van Batavia vertrokken met volle lading en een aantal passa giers, benevens 65 militairen. Ook de tweede harmonie-uitvoering door bet staf muziekkorps der Marine, onder directie van den kapelmeester Weckesser, gisteren avond in Tivoli gegeven, mag regt verdienstelijk heeten, vooral met het oog op de inrigting der zaal, die minder geschikt was voor een dergelijk concert. De verschillende nummers van het programma werden blijkbaar tot genoegen uitgevoerd van het echter te weinig talrijk opgekomen publiek. Jl. Donderdag avond werd door de afdeeling Helder van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap eene ver gadering gehouden, waarin de wensch der afdeeling Sneek naar afschaffing der vergelijkende examens in discussie werd gebragt. Het voor en tegen dier examens werd besproken, en ten slotte is men tot deze conclusie gekomende verge lijkende examens, zooals zij tot heden gehouden worden, zijn zeer onvolkomene middelen tot aanwijzing van den meest geschikten persoon voor de betrekking van hoofdonderwijzer ze zijn zeker voor verbetering vatbaar. Worden ze meer practiseh ingerigt, dan is het behoud van dien wegwijzer bij de benoeming verre te verkiezen boven de afschaffing dier examens, waarvoor door de afdeeling Sneek nog geen ander en beter middel is voorgesteld. Nevens andere aangelegenheden het onderwijs betreffende, zal de wensch naar opheffing der vergelijkende examens ook behandeld worden in de vergadering der gewestelijke vereeniging Noordholland, van het Nederl. Onderw. Genootschap, den 28sten dezer te Amsterdam te houden. Tot afgevaardigde naar deze vergadering is door de Heldersche afdeeling benoemd de heer P. Üurhanus. Het is ons aangenaam te kunnen mededeelen dat de heer Motley steeds in beterschap toeneemt. (Yad.) Door het Provinciaal Bestuur van Noordholland is jl. Donderdag aanbesteed: 1. Het amoveren van het oude schoolgebouw en de onderwijzerswoning en het bouwen van eene nieuwe school en onderwijzerswoning te de Koog, op Texelminste inschrijver de heer K. H. Platen, te Texel, voor 7237. 2. Het bouwen van eene school en onder wijzerswoning te den Burg op Texel; minste inschrijvers de heeren Gebrs. Moorman, te Helder, voor 14,340. des schips en sluit uwe deur." Een vloed deed hij opkomen, en hij sprak in den nacht, zeggende: „Ik zal het doen regenen van den hemel heviglijk." Op den dag, dat ik zijn feest gevierd had, den dag, dien hij bepaald hadik vreesde, ik ging in het midden des schips en sloot mijne deur; om het schip fe besturen, aan Buzursadirabi, den stuurman, het roer gaf ik in zijne hand. Het worden van een onweder kwam op in den ochtend, van den horizon des hemels zich verbreidende, en de groote Vul donderde in het midden van hetzelve, en Nebo en Saru gingen vooruit; de troon- dragers gingen over bergen en dalen; de vernieler Nergal keerde om; Niuip ging vooruit en wierp neder: de geesten bragten ver woesting; in hunne ontzaggelijkheid vernielden zij den aardbodem; de vloed van Vul steeg tot den hemel; in eene woestenij veranderde hij de lagchende aarde; de oppervlakte der aarde overweldigde hij; hij verdelgde al wat leefde van de oppervlakte der aarde.... de hevige storm boven de menschen bereikte den hemel. De broeder zag zijnen broeder niet, hij [de storm] spaarde de menschen niet. De goden in den hemel vreesden den storm en zochten eene schuil plaats; zij klommen op tot den hemel van Anu. De goden, als honden met ingetrokken staart, lagen neder. Isthar sprak eene rede, de groote godin sprak eene toespraak: „De aarde heeft zich tot zonde gekeerd, en toen in tegenwoordigheid der goden heb ik kwaad geprofeteerd; toen ik in tegenwoordigheid der goden kwaad profeteerde, was al mijn volk aan het kwade overgegeven, en ik profeteerde aldus: „Ik heb den menseh voortgebragt en laat hem niet als de zonen der visschen de zee vullen."" De goden weenden met haarde goden, in zetels, zaten en weendengesloten waren hunne lippen wegens het naderende kwaad. Zes dagen en nachten duurden de storm en het onweder; gebroken op den zevenden dag m zijnen loop, werd het onweder gestild, en kwam de orkaan, die als eene aardbeving vernield had, tot rust. De zee deed hij op- droogen, en de wind en de storm waren geëindigd. Ik werd over de zee gedragen. De pleger van kwaad, en de geheele menschheid, die tot zonde vervallen was, als riethalmen dreven hunne lijken. Ik opende het venster en het licht kwam binnen en kwam over mijne schuilplaats; ik zat stil en over mijne schuilplaats kwam vrede. Ik werd over den oever gevoerd aan den rand van de zee; twaalf maten ver reikte de vloed over het land. Naar het land van Nizir ging het schip; de berg Nizir stuitte het schip en het was niet in staat er over te gaan. De eerste dag en de tweede 3. Het houwen van twee scholen en twee onderwijzers woningen te Avenhorn, in twee perceelenminste inschrijver voor het 1ste perceel de heer P. Brugmans, te Alkmaar, voor 10,586, voor het 2de perceel de heer G. Smit, te Avenhorn, voor 10,728. 4. Het onderhouden van het gebouw van het Provinciaal Bestuur van Noordholland te Haarlem, van 1 Jan. 1873 tot 31 Dec. 1875; minste in schrijver de heer J. C. Cramer, te Haarlem, voor 779 per jaar. 5. Het driejarig onderhoud der rijks-havenwerken te Medemhlikminste inschrijver de heer J. Kistemaker, te Sijbekarspel, voor 3908 per jaar. 6. Het driejarig onderhoud der rijks-havenwerken en zeeweringen op het eiland Vlieland; minste inschrijver de heer L. Kalis, te Sliedrecht, voor f 28,700 per jaar. 7. Het driejarig onder houd der rijks-havenwerken en zeeweringen op het eiland Terschelling; minste inschrijver de heer J. Oldenburg, te Bergen, voor 9600 per jaar. 8. Het driejarig onderhoud der rijks-havenwerken en zeeweringen op het eiland Marken; minste inschrijver de heer C. Hoen, te Nieuwendam, voor 6445 per jaar. Volgens de opgave van het Bureau-Veritas zijn in de maand November jl. verongelukt 247 zeil- en 23 stoom- vaartuigen. Hieronder zijn 29 Nederlandsohe zeilschepen. Op het strand te Texel werd dezer dagen gevangen een zeezalm, wegende 22 kilogram. Een eendenhouder te Üitdam, gemeente Broek inl Waterland, verkocht verleden zomer aan een Gelderschen hoer twee jonge eenden, welke over Durgerdam en Amster dam naar Harderwijk werden vervoerd, aldaar gekortwiekt en een paar dagen vastgehouden. Daarna werden zij los gelaten, zonder dat verder op die dieren gelet werd. Tot ieders verwondering kwamen echter een 'paar dagen later de trouwe dieren bij den eersten bezitter over zee terug. Van den Rijnkant wordt aan de Leidsche Ct. géschreven, dat sedert 113 jaar daar te lande nooit zooveel regen is gevallen, als in dit najaar. Van de 92 dagen, sedert 19 Sept., heeft het 84 dagen en nachten geregend. Kerkvoogden der Nederl. Herv. Kerk te Oud-Beijer- land hebben gedurende de jongste vacature van een predikant allerlei personen, waaronder zelfs gewone arbeiders, uitge- noodigd en toegelaten om van den predikstoel zoogenaamde leerredenen te houden. Hierover door onderscheidene leden van de gemeente geklaagd zijnde bij het klassicaal bestuur van Dordrecht, zijn zij door genoemd klassicaal bestuur onderscheiden malen gewaarschuwd daarmede niet langer voort te gaan, en daar zij weigerden gehoor te geven, eindelijk op één na, (die terstond had gehoorzaamd) ont slagen uit hunne betrekking en vervallen verklaard van hunne kerkelijke regten. Doch zonder zich hieraan in het minst te storen, gaan zij voort hunne gewone collecten in de kerk te houden, besluiten te nemen, stemmingen uit te schrijven en verder hunne betrekkingen in het .openbaar waar te nemen. Thans zijn zij, hij deurwaarders-exploit, dag, de berg Nizir dezelfde. De derde dag en de vierde dag, de berg Nizir dezelfde. De vijfde dag en de zesde dag, de berg Nizir dezelfde. Op den zevenden dag, in den loop van den dag, zond ik eene duif uit, en zij ging heen. De duif ging en zocht, en eene rustplaats vond zij niet, en zij keerde weder. Ik zond eene zwaluw uit, en zij ging heen. De zwaluw ging en zocht, en eene rustplaats vond zij niet, en zij keerde weder. Ik zond eene raaf, en zij ging heen. De raaf ging, en zag de lijken op het water, en zij at, en zij dreef, en zij keerde niet weder. Ik zond de dieren uit naar de vier winden, ik goot een plengoffer uit, ik bouwde een altaar op den top des bergs, zeven kruiden sneed ik, onder dezelve legde ik riet, pijnboomenhout en.... De goden verzamelden zich tot zijn branden; de goden verzamelden zich tot zijn goed branden; de goden verzamelden zich tot het offer. Met hen de groote god van oudsher, in zijnen loop, dien de groote helderheid van Anu had geschapen; toen de glans dier goden, als van Ukni, op mijn gelaat scheen, kon ik het niet verduren; in die dagen bad ik, dat ik het niet mogt verduren. Laat de goden komen tot mijn altaar; laat Bel niet komen tot mijn altaar, want hij overwoog niet, en had den storm gemaakt, en mijn volk had hij doen om komen in de diepte van oudsher. Ook Bel in zijnen loop zag het sehip, en Bel ging vol toorn tot de goden en geesten; laat nie mand levend uitkomen; laat niet één man gered worden uit de diepte. Ninip opende zijnen mond en sprak, en zeide tot Bel den krijgsman„Wie zal dan gered worden." Hea verstond de woor den, en Hea wist alle dingen; Hea opende zijnen mond en sprak, en zeide tot den krijgsman Bel: „Gij vorst der goden, krijgsman, toen gij toornig waart, hebt gij een storm gemaakt; de bedrijver van alle zonde bedreef zijne zonde; de bedrijver van kwaad deed zijn kwaadlaat de verhevene niet verbroken wordenlaat de ge vangene niet bevrijd worden; dat, in plaats dat gij een storm maakt, de leeuwen vermenigvuldigen en de menschen verminderen; moge de luipaarden vermenigvuldigen en de mensehen verminderen; in ^plaats dat gij een storm maakt, moge een hongersnood plaats hebben en het land verwoest wordenin plaats dat gij een storm maakt, moge de pestilentie toenemen en de mensehen omkomen".i.. Hij hoorde de wijsheid der goden. Toen zijn oordeel voltrokken was, ging Bel op het midden des sehips, hij nam mijne hand en bragt mij uit, eu beval mij mijne huisvrouw aan mijne zijde uit te brengeil."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1872 | | pagina 1