Woensdag 15 Januarij.
31 Jaargang.
1873. N°. 7.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
De Mqord in den Haag en de Doodstraf.
Binnenland.
HELDERSCHE
EV MEI WEDIEPER COURANT.
,W ij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentien Van 1i regels 00 cent.
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naarplaatsrnimteberekend
VERTREKDAGEN DER BRIEVENMAILS
Naar Oost-lndiê: via Triest 21 Jan. 's avonds 6 n. 25 m.
tut Marseille 16 Jan. 's avonds 6 u. 25 m.
Brindisi 2 3 Jan. 's avonds 6u. 25 m.
Curagao en Suriname, 16 Jan. 's morg. 6 u. 25 m.
B Kaap de Goede Hoop. via Southampton: 23 Jan.,
's morg. 6 u. 25 m.
Eene afschuwelijke misdaad, te 's Gravenhage gepleegd,
heeft schrik en ontsteltenis gebracht, niet alleen daar, maar
ook elders. Allerlei verhalen van inbraken en aanrandingen
doen de rondte, sommige dagbladen schijnen van meening,
dat niets de belangstelling hunner lezers meer opwekt dan
dergelijke mededeelingen, zij maken jacht op zulke nieuw
tjes en valt er geen misdrijf te berichten, welnu, hier of
daar is 's nachts een man voor een huis gezien, die had
kunnen inbreken, indien het huis minder goed gesloten
ware geweest. Wij zijn die berichten, getuigen van den
niet steeds belangeloozen ijver der dagblad-correspondenten,
reeds meer dan moê. Zij strekken slechts tot. bevrediging
eener ziekelijke zucht naar akeligheden, tot het veront
rusten van beangste gemoederen.
Dat een dubbele moord, als waarvan de residentie het
tooneel is geweest, allerwege vernomen en besproken wordt,
kan niemand verwonderen. Het medelijden met de onge
lukkige slachtoffers laat niet na zich te openbaren, evenmin
als de afschuw over de verdorvenheid der boosdoeners.
Hunne roofzucht, hunne wreedheid vooral, wordt diep ver
foeid en wekt, vreemd genoeg, in de harten van anders
zachtaardige lieden gevoelens van wreedheid en wraak.
Men noemt dat het beleedigd rechtsgevoel des volks. Hoor
slechts in de achterbuurten, hoe de vrouwen te hoop loo-
pgn, om elkaar de bijzonderheden van de misdaad mede te
deelen, en hoe zij er zich dan op spitsen om de felste
straffen voor de snoode bedrijvers uit te denken. Zoo gaat
het bij de laagste klasse, maar ook onder de hoogere zijn
lieden te vinden, die, tegenover zulke gruwelen, l\et be
treuren, dat de doodstraf niet meer bestaat, om kort recht
met de schelmen en hun het plegen van verdere wandaden
voor goed onmogelijk te kunnen maken. Zelfs dagbladen
maken zich tot tolken van zulke denkbeelden, en 't zijn
juist dagbladen, die zich het air geven van voorvechters
van het christendom te zijn, die thans de gelukkigerwijze
afgeschafte doodstraf nog een? oprakelen en in bescher
ming nemen.
Wij meenden integendeel, dat juist het christendom,
waardoor het oog om oog en tand om tand veroordeeld
wordt, door verzachting der zeden geleid had tot de af
schaffing eener, straf, welke de verbetering van den gestrafte
onmogelijk maakt.
Verbetering van misdadigers hooren wij ons spottende
toeroepen vruchtelooze verwachting! Spaart gij het leven
van snoodaards, die den dood verdiend hebben, gij stelt
hen, worden zij na jarenlange gevangenschap eenmaal be
vrijd, in staat om hunne aanslagen tegen de maatschappij
te hervatten, gezwegen nog van de mogelijkheid, dat een
oproer, als dat der Parijsche Commune, hun nog eerder
dén kerker opent. Maak ze voor goed onschadelijk door
ze te dooden, liever dan ze jaren lang den kost te geven.
Niemand verlaat de gevangenis verbeterd, zij is de school
waar de eene schurk den anderen in de boosheid oefent,
en waar nieuwe misdaden beraamd worden. De maat
schappij kan de doodstraf niet missen, gevangenisstraf houdt
de misdadigers niet terug, slechts den dood vreezen zij, en
de uitvoering van een doodvonnis is een voorbeeld dat
indruk maakt.
Enkele hedénkingen willen wij, al doen wij niet dan
napleiten over eene afgedane zaak, inbrengen tegen die
bekeringen.
Is de gevangenjs de kweekplaats voor rjieuwe misdaden,
dan pleit zulks niet voor de doodstraf, maar tegen de
gevangenis en voor de noodzakelijkheid om haar te verbe
teren. Wij gelooven, dat het stelsel van afzondering veel
meer dan tot dusver moet wordpn toegepast, en dat de
vrees vqor nadeelige gevolgen van te lang voortgezette
afzondering wel wat overdreven wordt. Het Genootschap
tot zedelijke verbetering van gevangenen zal zeker het
beste slagen bij afzonderlijk opgeslotenenen waar dit
genootschap aan dezulken zijne krachten wijdt, heeft het
geen nood, dat iemand de gevangenis slechter zal verlaten
dan hij haar betrad. Voorbeelden van personen, voor welke
de gevangenis ten zegen is geweest, zijn niet zeldzaam,
nog dezer dagen werd een treffend blijk daarvan uit Lon
den gemeld.
De straffe des doods is eene waarop niet terug te komen
is. Men weet, hoe het te Venetië oudtijds den rechters,
als zij over een beschuldigde te oordeelen hadden, werd
toegeroepen„denkt aan den ongelukkigen bakker', en die
bakker staat waarlijk in de geschiedenis niet alleen. Voor
beelden van rechterlijke dwalingen, processen tot herstel
van eer van ter dood gebrachten zijn meermalen voorge
komen. Reeds dit is een zoo geducht argumeut tegen de
doodstraf, dat eigenlijk alle andere overbodig zijn.
Maar, vragen wij, heeft de maatschappij het recht iemand
die hare veiligheid belaagt te dooden? dan antwoorden
wijbij wijze van noodweer ja, dan namelijk, wanneer het
oproer woedt en het geweld niet anders dan door geweld
te beteugelen is, zooals in 1871 in de straten van Parijs,
waar het de bestrijding van benden gewapende moordenaars,
roovers en brandstichters geldt, of het neêrleggen van een
in dolle woede moordend mensch, zooals den amokmaker
in Indië, of dezer dagen een gedetineerde in de militaire
strafgevangenis te Leiden. In zulke gevallen is de maat
schappij het aan zich zelve verplicht, den doodslager te
dooden. Maar heeft zij hem weten te vermeesteren en
staat hij onmachtig en weerloos tegenover haar, o neen,
dat dan het wrekende zwaard aan hare hand ontzinke, dan
blijft haar slechts het recht, den boosdoener onschadelijk te
maken en hem te beletten, op nieuw voor haar gevaarlijk
te worden. De overheid draagt het zwaard om de maat
schappij te beschermen, niet om het kwaad te wreken. De
wraak komt alleen Gode toe.
Evenmin als dood- en lijfstraffen, toen zij nog beston
den, het bedrijven van misdaden weerhouden hebben, moe
digt hare afschaffing het bedrijven daarvan aan. De
boosdoener, door zijne lage hartstochten vervoerd en door
zijne maatregelen tegen ontdekking beveiligd wanende te
zijn, denkt niet aan den aard der straf welke hem wacht.
Gedurende den tijd dat de doodstraf hier wettelijk is afge
schaft en gedurende de jaren, dat zij reeds feitelijk als niet
meer bestaande mocht beschouwd worden, zijn dooreen
genomen niet meer misdaden gepleegd, dan toen zij nog
werkelijk toegepast werd. - En wat den indruk van het
voorbeeld betreft, het schouwspel van het van bloed drui
pende schavot, van de doodsangst en de laatste stuiptrek
kingen van den veroordeelde kweekt meer ruwheid, die
zich al aanstonds in spot en moedwil uit, dan goede voor
nemens. De dood, heeft men wel eens gezegd, is het eenige
waarvoor de misdadigers terugbeven, andere bedreigde
straffen maken geen indruk op hun verstokt gemoed. Hoe
met die bewering te rijmen dat thans, nu geen doodstraf
meer dreigt, de wegens den Haagschen moord gearresteer
den de Jong de handen aan zich zeiven heeft trachten te
slaan?
Nederland heeft tot zijne eer eerst de lijfstraffen, daarna
de doodstraf uit zijn strafwetboek verwijderd. In Indië
heeft het ook de rottingslagen afgeschaft, aan boord
zijner oorlogschepen laat het die nog toe, daar zij, die er
voor orde en tucht hebben te waken, de overtuiging hebben,
dat ligcliamelijke straffen aan boord alsnog bepaald nood
zakelijk zijn. Van tijd tot tijd doen zich echter ook stemmen
hooren, die met aandrang de afschaffing vragen ook van
de lijfstraffen op onze oorlogsbodems. Als zoodanig herinneren
wij aan het dezer dagen aan den minister van Marine op
gezonden adres van plaatsgenooten, dat een aantal hand-
teekeningen bevatte, en zijn verzoek grondde op den
zelfmoord van een tot slagenstraf veroordeelden matroos
aan boord van 't wachtschip alhier.
Met belangstelling zien wij de beslissing des ministers in
dezen te gemoet.
HELDER en NIEUWEDIEP, 14 Januarij.
De bevolking der gemeente Helder bedroeg op 31 Dec.
1871 10,360 mannen, 9305 vrouwen, totaal 19,665 zielen.
In 1872 werden geboren 393 jongens, 373 meisjes, totaal
766, en hebben zich in de gemeente gevestigd 509 mannen,
608 vrouwen, totaal 1117 personen. Overleden zijn 246
mannen, 207 vrouwen, totaal 453 en uit de gemeente zijn
vertrokken 525 mannen, 526 vrouwen, totaal 1051 personen.
Op die wijze vermeerderde de bevolking met 131 mannen,
248 vrouwen, in 't geheel met 379 zielen en telde zij op
31 Dec. 1872 10,491 mannen, 9553 vrouwen, totaal 20,044
zielen. Hiervan behoorden tot de Iandmagt 235 en tot de
zeemagt met inbegrip van het korps mariniers 1773 personen.
Er hebben 12 tweelinggeboorten plaats gehad. Huwelijken
zijn gesloten: 141 tusschen jongmans en jonge dochters, 16
tusschen jongmans en weduwen, 17 tusschen weduwnaars
en jonge dochters en 13 tusschen weduwnaars en weduwen
totaal 187. Er heeft één echtscheiding plaats gehad.
De staat der betrekkelijke sterfte in 1872 wijst aan, dat
in het vorige jaar 1 op 44 is overleden.
De loting voor de nationale militie zal dit jaar plaats
hebben: te Heerhugowaard den 8 Februarij, te Alkmaar
den 10 en 11, te Hoorn den 15 en 17, te Enkhuizen den
18, te Medemblik den 19, te Winkel den 20, te Schagen
den 21 en te Helder den 22 en 24 Februarij a. s. Op
laatstgenoemden datum zullen de ingeschrevenen uit de
gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling en Wieringen aan
de loting deelnemen.
Men verneemt, dat bij den Raad van State is ingekomen
een wetsontwerp tot het maken van een gemetseld droog
dok te Vlissingen, dat ruim een millioen gulden zal kosten.
De overblijfselen van Nova Zembla zullen in eene
hut op kleine schaal, gelijkvormig aan die waarin volgens
de beschrijving van den archivaris de Jonge, Barends met
zijne togtgenooten overwinterd heeft, de modelkamer bij
het Departement van Marine verrijken.
Men schrijft van Texel, dd. 10 dezer: „Heden kwamen
twee voorname Engelschen met een kotter hier aan. Hun
doel is zich gedurende den winter in het noorden van ons
land met de jagt te vermaken. De kotter steekt 6 j voet
diep en heeft behalve deze twee heeren, een bemanning
van vijf koppen, waaronder twee loodsen, een voor de
Zeeuwsehe stroomen en een voor de Zuiderzee, en is ruim
voorzien van alle jagtgereedschappen, waaronder twee ligte
ponten vooral de aandacht trekken. Elke der ponten is
namelijk voorzien van een geweer, ter lengte van 6 en 8
voet, hetwelk bij wijze van draaibas naar alle rigtingen
kan worden gewend; zij zijn niet hooger dan een voet
boven den waterspiegel. Een schot met zulk een geweer,
waarop niet minder dan 7 hectogram hagel gaat, tusschen
een massa ganzen of eenden, doet niet zelden een vijftigtal
sneuvelen, ja zelfs werden er eens 84 tegelijk gedood.
Voorwaar, het wild op Texel gaat een donkere toekomst
te gemoet, want niet alleen onder het waterwild, maar ook
onder de hazen is gedurende den laatst verloopen herfst een
verschrikkelijke slagting aangerigt. Op deze wijze zal
weldra Texel, dat voorheen zoo rijk aan wild was, niets
meer voor den jagtliefhebber opleveren.
Men schrijft ons van Texel, dd. 13 dezer:
„Jl. Zondag werd door de werkende leden der sociëteit
„Neptunus" het geschiedkundig drama: „Olaw de Noorman,
of Friesland in 810," in het costuum van dien tijd
opgevoerd.
De opvoering liet niets te wenschen over, en werd door
het talrijk opgekomen publiek dan ook luide toegejuicht.
Het nastukje: „De Neef uit Oost-Indië," bragt bij de
aanwezigen herhaalde malen de lachspieren in beweging
en was een flinke opwekking voor liet bal, dat als altijd op
de voorstelling volgde en tot laat in den nacht voortduurde."
Met de indijking van het Noorden te Texel, zal het
eiland een uitgebreidheid bekomen van p. m. 19,000
hectaren en p. m. een veertigtal vaartuigen worden
beroofd van hun lig- en ankerplaats. Een noodzakelijkheid
wordt er uit geboren, namelijk: óf de vergrooting van de
havenkom te Oude Schild, óf de aanleg van nog een
haven om en bij Oost en Oosterend. Het verzoek betreffende
het eerste is van de hand gewezenbetreffende het tweede
ziet men den uitslag belangstellend tegemoet.
Naar aanleiding der paniek, die de moord te 's Ilage
heeft verwekt, en de bewering, dat het tegenwoordig zoo
zeer onveilig zou wezen, herinnert 't Handelsblad, dat in
1643 in 't Haagsche Bosch een afgehouwen hoofd werd
gevonden; dat in 1661 op helderen dag in 't Haagsche
Bosch twee dames werden overvallen, in een eenzame
herberg gesleept en opgesloten; dat in 1666 advocaat
Rooseboom met zijne nicht op een zomeravond in 't Voor
hout door twee gewapende mannen werd aangerand en
beiden deerlijk mishandeld en beroofd. Bloedige gevechten,
manslag en moord waren aan de orde van den dag. Uit
Hofdijk's Voorgeslacht blijkt verder, dat de volgende eeuw
even erg was, zoodat den 25 Febr. 1724 deze publicatie
werd afgekondigd: „Alsoo tot kennisse van den Hove van
Holland is gekoomen dat nu eenigen tijd herwaarts veele
quaadaardige Boosdoenders sig niet en ontsien de gemeene
straaten alhier in den Hage onveilig te maaken, met de
goede Menschen des avonds te agresseeren en met Messen
deerlijk te snyden of andersints te grieven, jaa dat eenige
van de voorschreeve Boosdoenders tot die stoutheid koomen;
dat sy sig vervorderen van des avonds aan de Huisen van
de Ingeseetenen aan te kloppen en in deselve in te dringen,
en dengeenen, die naar de Deure koomen te openen, onder
bedreiginge Aalmoesen af te vorderen, bij weigeringe van
deselve met Messen seer verregaande wonden en sneeden
in het aangesigt en verders aan het Lighaam toe te brengen"
enz. Ten einde nu deze „Boosdoenders met de uiterste
rigeur, na exigentie van saaken, ook met den dood souden
rnoogen werden gestraft," beloofde het Hof aan dengenen,
die hen zouden aangeven en bekend maken, een „praemie
van een honderd silvere ducatons," met geheimhouding,
„des versogt," van den naam des aangevers. Ook toen
was, als altijd, de bedreigde doodstraf tegen de daders,
versterkt met de uitgeloofde premie voor de aanbrengers,
niet bij magte om het kwaad te stuiteD, want reeds op